34 104 Langdurige zorg

29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 237 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 juli 2018

In een artikel in Trouw op 17 november 2016 pleitten het Verbond van Verzekeraars, Slachtofferhulp Nederland en de Vereniging van Letselschade Advocaten voor een uitzonderingspositie van slachtoffers van een ongeval1 die een schadevergoeding ontvangen voor het blijvende verlies van arbeidsvermogen. De verzochte uitzonderingspositie heeft betrekking op de vermogensinkomensbijtelling (VIB) die wordt betrokken bij de berekening van de eigen bijdrage bij het ontvangen van zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) of maatwerkvoorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Hierover hebben de leden Aukje de Vries, Visser en Van Wijngaarden van de VVD-fractie Kamervragen gesteld. De toenmalige Staatssecretaris van VWS heeft deze op 24 april 2017 feitelijk beantwoord2 en aangegeven in overleg te treden met eerder genoemde partijen en andere (ervarings)deskundigen om te bezien welke knelpunten in de praktijk worden ervaren bij de doorwerking van letselschadevergoedingen op het vermogen.

Met deze brief doe ik gestand aan de toezegging om voor de zomer uw Kamer te informeren over de uitkomst van deze overleggen.

De hoofdboodschap van deze brief is als volgt:

  • In de huidige situatie ondervinden letselschadeslachtoffers onevenredige hinder door het feit dat de uitgekeerde schadevergoeding meetelt als vermogen in de vermogensinkomensbijtelling voor de eigen bijdrage bij langdurige zorg of maatschappelijke ondersteuning. Daarom zonder ik letselschadevergoedingen uit van de vermogensinkomensbijtelling.

Uitkomst overleggen

Meerdere overleggen met het Verbond van Verzekeraars, Slachtofferhulp Nederland en de Vereniging van Letselschade Advocaten hebben duidelijk gemaakt dat er knelpunten bestaan vanwege het feit dat de letselschadevergoedingen op dit moment meetellen als vermogen voor de VIB.

Alle partijen geven aan dat dit als onrechtvaardig wordt ervaren. Immers, zo stellen zij, is het geen «gewoon» vermogen, maar een vervanging van verloren en toekomstig inkomen.

Huidige situatie

In de huidige eigen bijdrage systematiek van de Wlz en de Wmo 2015 wordt de hoogte van de eigen bijdrage berekend aan de hand van het verzamelinkomen en 8% van de grondslag sparen en beleggen (de VIB). Aangezien de letselschadevergoeding meetelt als vermogen in box 3, werkt de letselschadevergoeding door in de VIB en heeft het invloed op de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wlz of maatschappelijke ondersteuning op grond van de Wmo 2015. De eigen bijdrage kan door dit effect van de VIB hoog uitvallen; letselschadeslachtoffers betalen vaak de maximale eigen bijdrage.

Letselschadeslachtoffers zijn in de praktijk, als gevolg van het ongeval, vaak aangewezen op langdurige zorg of maatschappelijke ondersteuning. Bij het berekenen van de letselschadevergoeding moet de schadeverzekeraar ook rekening houden met dergelijke «gevolgschade», zoals het directe effect van de letselschadevergoeding op de hoogte van de eigen bijdrage wanneer men Wlz-zorg of maatschappelijke ondersteuning behoeft. Vooral bij relatief hoge schades (meer dan tweehonderdduizend euro), is de extra benodigde vergoeding door het effect van de VIB onevenredig groot. De noodzakelijke vergoeding kan door de eigen bijdragen tot wel drie keer zo hoog uitpakken als de initiële schade. Het slachtoffer heeft hiervan geen voordeel, omdat hij of zij dit in de loop van de jaren moet afdragen in de vorm van hoge eigen bijdragen voor zorg. Dit leidt tot het onnodig rondpompen van geld. Hierdoor komt het ook voor dat de berekende schade (rekening houdend met de VIB) boven de maximumvergoeding van sommige aansprakelijkheidsverzekeringen uitkomt, waardoor mensen onderverzekerd zijn.

Eén en ander heeft ook tot gevolg dat in de praktijk sinds de invoering van de VIB de hoge letselschadevergoedingen vaak niet definitief afgewikkeld worden. Het is lastig om tot een definitieve afwikkeling van de inkomensvervangende schade te komen, omdat soms voor zestig levensjaren moet worden begroot. Daarbij speelt ook een rol dat er beleidswijzigingen plaatsvinden in de eigen bijdragen en de weging van het vermogen daarbij. Slachtoffers kiezen er daarom vaak voor de schade periodiek vast te stellen. Hierdoor blijven zij in onzekerheid over de definitieve afwikkeling van de schadevergoeding. Deze periodieke last van schadevaststelling (en bewijslast bij het slachtoffer) kan op zichzelf nieuw leed toebrengen en brengt dus het risico van secundaire victimisatie met zich mee.

Voor zover letselschadevergoedingen wel definitief worden afgewikkeld, leidt dat tot hogere premies dan zonder de doorwerking van de eigen bijdragen het geval zou zijn geweest. Verzekeraars geven aan dat er mogelijk bij circa 600 gevallen per jaar sprake is van een vergoeding voor eigen bijdragen uit de Wmo of Wlz. Precieze cijfers zijn echter niet beschikbaar.

Uitzonderen van letselschadevergoedingen voor de VIB in de Wlz en de Wmo 2015

Naar mijn mening zijn de hierboven beschreven effecten van deze specifieke problematiek bij de eigen bijdragen niet beoogd toen de VIB werd ingevoerd in 2013 en ook zeker niet gewenst. Om tegemoet te komen aan knelpunten die de partijen hebben ingebracht, ben ik van plan letselschadevergoedingen, ook voor materiële schadevergoedingen vastgesteld na 10 oktober 20103, bij een ongeval dat verlies aan arbeidsvermogen tot gevolg heeft, uit te zonderen van de VIB. Hiervoor bestaat op dit moment nog geen grondslag in het Besluit langdurige zorg en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Door middel van een delegatiebepaling in deze besluiten zal ik een grondslag creëren om bij ministeriële regeling regels te stellen over het uitzonderen van letselschadevergoedingen op het vermogen dat relevant is voor de VIB. De wijziging die hiervoor nodig is zal worden toegevoegd aan de algemene maatregel van bestuur waarmee per 2019 enkele maatregelen uit het regeerakkoord op het terrein van de eigen bijdragen Wlz en Wmo 2015 worden doorgevoerd. Dat ontwerpbesluit is op 1 juni 20184 voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal.

Met het ontwerpbesluit worden voor de Wmo 2015 en Wlz reeds wijzigingen in gang gezet die van invloed zijn op de hoogte van de eigen bijdrage. Per 1 januari 2019 wordt namelijk een vast maximum tarief van € 17,50 per vier weken geïntroduceerd in de Wmo, waardoor het inkomen en vermogen geen rol meer spelen bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage.5 Bij het beschermd wonen in een accommodatie op grond van de Wmo 2015 geldt echter de bijdragesystematiek zoals in de Wlz. Daarom zal de uitzondering die ik ga treffen ook gelden voor de eigen bijdrage bij het wonen in een accommodatie voor beschermd wonen op grond van de Wmo. Daarnaast wordt met het ontwerpbesluit de VIB gehalveerd van 8% naar 4% voor de eigen bijdrage in de Wlz en beschermd wonen. Deze halvering vermindert de geschetste problematiek echter onvoldoende, zodat uitzondering van letselschadevergoedingen op de VIB nog steeds gewenst is voor zowel de Wlz als Wmo beschermd wonen.

Geschat wordt op basis van beperkt beschikbare, voorlopige gegevens dat de schadelast van verzekeraars aan eigen bijdragen Wlz structureel circa 10 miljoen euro per jaar lager kan worden vastgesteld. Dit kan een drukkend effect hebben op de WA-premie. Slachtoffers waarvan de schadevergoeding al was afgewikkeld, gaan door deze maatregel een lagere eigen bijdrage betalen (wat leidt tot lagere ontvangsten). De laatste jaren zijn hoge schadevergoedingen vrijwel niet definitief afgewikkeld. Deze schadevergoedingen zijn ook niet in de actuele raming van de ontvangsten eigen bijdrage Wlz verwerkt. Verzekeraars geven aan dat als gevolg van deze wijziging er een inhaalslag zal plaatsvinden in het definitief afwikkelen van schadevergoedingen. Dit leidt juist tot extra ontvangsten eigen betalingen doordat deze slachtoffers dan een hoger verzamelinkomen hebben. Per saldo hoeft de (structurele) raming ontvangsten Wlz niet te worden aangepast.

Soortgelijke vermogensgerelateerde vraagstukken spelen ook in de sfeer van de toeslagen en de bijstand. Het kabinet wil dit meer integraal bezien, op basis van een meer verdiepende analyse. Het is mogelijk dat de hier gekozen oplossing te zijner tijd moet worden betrokken bij een integrale tot stand gekomen beleidslijn.

Uitvoering

Het CAK is belast met het vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage in de Wlz en Wmo 2015. Het uitzonderen van de letselschadevergoedingen voor de VIB betekent een wijziging van de werkzaamheden voor het CAK. Op dit moment vindt er nog overleg plaats met het CAK en andere betrokken partijen over de precieze vormgeving van de uitvoering en de implicaties voor de werkzaamheden in de praktijk. Uitkomsten van deze overleggen zijn ook van invloed op de datum van inwerkingtreding van de wijziging. Wanneer er overeenstemming is over de wijze van uitvoering, zal ik de Tweede Kamer daarover informeren en de benodigde ministeriële regeling opstellen. Uitsluitsel hierover verwacht ik in het najaar van dit jaar.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Meestal betreft het verkeersongevallen. De schadevergoeding wordt persoonlijk berekend (afhankelijk van leeftijd, gederfd inkomenspotentieel en zorgbehoefte) en uitgekeerd door de WA-verzekeraar van degene die het ongeluk/letsel heeft veroorzaakt.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II, 2016/17, nr. 1685.

4 De vermogensinkomensbijtelling wordt per 1 januari 2019 gehalveerd van 8% naar 4% voor de Wlz en Wmo 2015.

X Noot
3

Immateriële schadevergoedingen zijn opgenomen in de hardheidsclausule van de Uitvoeringsregeling Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en zijn reeds uitgezonderd van de VIB en de vermogenstoets op toeslagen.

X Noot
4

Kamerstuk 34 104, nr. 225.

X Noot
5

Kamerstuk 34 104, nr. 224.

Naar boven