32 279 Zorg rond zwangerschap en geboorte

Nr. 80 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2016

Op 2 februari 2016 heb ik u het rapport «Besluitvorming rondom ongewenste zwangerschap» toegezonden (bijlage bij Kamerstuk 32 279, nr. 79). U heeft verzocht om een beleidsreactie op dit onderzoeksrapport. Tevens heeft u een nadere toelichting gevraagd op de procedurele gang van zaken rond dit uit 2012 daterende rapport. Met deze brief reageer ik op deze beide verzoeken.

Beleidsreactie

Het onderzoeksrapport «Besluitvorming rondom ongewenste zwangerschap», dat door onderzoekers van de Faculteit Sociale en Gedragswetenschappen van de Universiteit Utrecht is uitgevoerd, is een kwalitatief onderzoek naar de beweegredenen van vrouwen bij het nemen van een besluit aangaande een ongewenste zwangerschap, over hun afwegingsproces en over het besluitvormingproces over de zwangerschap. Het betreft een onderzoek onder zowel vrouwen die hebben besloten tot abortus, als vrouwen die hebben besloten tot het uitdragen van hun zwangerschap.

Het onderzoek gaat in op de motieven die vrouwen aanvoeren voor het laten uitvoeren van een abortus. Daarbij wordt ruim aandacht besteed aan het besluitvormingsproces van vrouwen die voor de moeilijke keuze staan of ze de zwangerschap uitdragen, of kiezen voor abortus. Zo geeft het onderzoek weer op welke wijze twijfel in het besluitvormingsproces tot uiting komt. Ook beschrijft het onderzoek de attitudes die vrouwen hebben ten aanzien van abortus. Voorts gaat het onderzoek in op de rol van de verwekker, de rol van ouders en andere naasten en de rol van hulpverleners in het besluitvormingsproces. Tot slot bevat het onderzoek een analyse van hoe vrouwen achteraf het besluitvormingsproces evalueren.

De onderzoekers geven in hun onderzoek aan dat alle vrouwen het besluit aangaande hun ongewenste zwangerschap als een zware beslissing hebben ervaren. Een deel van de vrouwen zag de beslissing als (een van) de moeilijkste beslissingen die ze in hun leven hebben moeten maken. Uit het onderzoek blijkt dat vrouwen hun motivering voor hun besluit de zwangerschap niet uit te dragen altijd plaatsen tegen de achtergrond van hun levenssituatie. Veelal is er geen sprake van één specifieke reden, maar van een combinatie van redenen die een vrouw tot abortus doet besluiten. De beweegredenen kunnen variëren en van zwaarte veranderen gedurende het besluitvormingsproces. De onderzoekers concluderen dan ook dat de prevalentie van redenen als zodanig weinig informatief is als deze niet in verband worden gebracht met contextuele factoren.

Wat betreft het besluitvormingsproces blijkt uit het onderzoek dat vrouwen hun eventuele twijfels hebben besproken in de abortuskliniek. Uit het onderzoek komt naar voren dat vrouwen die besloten tot een abortus merendeels geen behoefte hebben aan meer hulpverlening bij het besluitvormingsproces en dat vrouwen die besloten de zwangerschap uit te dragen de hulp konden vinden die ze nodig hadden. De onderzoekers concluderen dan ook dat extra hulpverlening door (zorg)professionals niet nodig is. Zij concluderen voorts dat de meeste vrouwen tevreden zijn over hun besluit omtrent de ongewenste zwangerschap en over de manier waarop zij hun besluitvormingsproces hebben doorlopen.

Ik meen dat dit rapport de huidige regelgeving inzake abortus en het gevoerde beleid over abortus ondersteunt.

Procedurele gang van zaken

Naar aanleiding van uw verzoek om toelichting op de procedurele gang van zaken, is in samenwerking met ZonMw en voor zover mogelijk ook met oud-medewerkers de procedurele gang van zaken onderzocht. Hieruit is gebleken dat het definitieve rapport van ZonMw nooit aan VWS is aangeboden. Hoe dit precies heeft kunnen gebeuren, is niet meer te achterhalen.

In 2008 heeft ZonMw op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een voorstel voorgelegd voor een viertal onderzoeken. Aan dit voorstel is in 2009 goedkeuring verleend. Het ging om twee onderzoeken naar adoptie en twee onderzoeken naar abortus. Ten aanzien van het onderzoek naar de motieven voor abortus is gebleken dat ZonMw op 13 juni 2012 het voorlopig eindverslag per email heeft gestuurd aan een ambtenaar van het Ministerie van VWS. In deze email meldt ZonMw dat het voorlopig verslag nog vertrouwelijk is; er dient nog beoordeling door ZonMw plaats te vinden ter afronding van het project. Dit verslag is intern bij ZonMw op 17 juli 2012 financieel en inhoudelijk goedgekeurd. In het jaarverslag van ZonMw over 2012 staat dat dit onderzoek is afgerond. Vervolgens is door ZonMw nog gecorrespondeerd met de onderzoekers over het rapport, met het oog op het vrijgeven van publicatie van het definitieve eindrapport. Het definitieve eindrapport is, zo is de afgelopen dagen gebleken, op 16 april 2013 door de onderzoekers opgeleverd aan ZonMw. ZonMw heeft gezocht naar een schriftelijk dan wel digitaal afschrift van aanlevering van dit definitieve eindrapport aan het Ministerie van VWS, maar heeft mij aangegeven dit niet kunnen vinden. De informatie van ZonMw strookt met de informatie op het departement; ook hier is wel de mail opgespoord waarin het voorlopig eindverslag wordt aangeboden, maar een aanbieding van het definitieve eindverslag is niet gevonden. Uit de beider zoektochten van ZonMw en de ambtenaren van het Ministerie van VWS, meen ik daarom te moeten concluderen dat er door ZonMw geen definitief eindverslag is aangeboden aan het departement en dat daar klaarblijkelijk ook niet ambtelijk naar gevraagd is.

Verder is gebleken dat op 26 september 2013 in het bijvoegsel bij de schriftelijke antwoorden van de Minister-President op vragen gesteld in de eerste termijn van de algemene politieke beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota voor het jaar 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 297713, item 4) ten onrechte is aangegeven dat het onderzoek naar de motieven voor abortus in 2016 zou worden opgeleverd. In de beantwoording van Kamervragen van de leden Van der Staaij (SGP) en Dik-Faber (ChristenUnie) over het grote aantal abortussen waarbij sprake is van financiële redenen (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 111) en over het bericht «Aantal abortussen in Duitsland weer gedaald» (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2001) wordt eveneens melding gemaakt van de afronding van het onderzoek naar motieven voor abortus in 2016, de einddatum van het programma van ZonMw waarbinnen het onderzoek is uitgevoerd.

Resumerend moet geconstateerd worden dat het definitieve rapport niet is aangeboden. Door ook het ontbreken van alertheid bij het departement is een verkeerd beeld ontstaan waardoor niet naar het rapport is gevraagd en een andere datum voor oplevering is aangehouden. Al eerder is geconstateerd binnen het departement, zij het later dan bij het onderhavige onderzoek, dat de procedure rond het volgen en uitbrengen van rapporten verbeterd kon worden. Een aantal maatregelen om dit te realiseren is dan ook geëffectueerd.

Voor de volledigheid: onder het ZonMw programma «Verkenning abortushulpverlening « vallen 4 onderzoeken. Het onderzoek «In één klap moeder, en ook weer niet», is op 16 september 2011 door mij, mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 166). Dit onderzoek gaat over demografische en sociaaleconomische kenmerken en motieven van vrouwen die tussen 1998 en 2007 in Nederland hun kind ter adoptie hebben afgestaan. Het tweede onderzoek, getiteld «Psychosociale uitkomsten van jongvolwassen binnenlands adopteerden en hun adoptieouders» is u op 3 november 2011 toegezonden (Kamerstuk 31 265, nr. 40). Het derde rapport, getiteld «Besluitvorming rondom ongewenste zwangerschap» zond ik u op 2 februari 2016 toe (bijlage bij Kamerstuk 32 279, nr. 79). Het vierde onderzoek betreft een onderzoek over psychosociale gevolgen van abortus. ZonMw heeft aangegeven dat met de onderzoekers de afspraak is gemaakt dat zij het voorlopige eindverslag van het onderzoek naar psychosociale gevolgen van abortus in mei 2016 aan ZonMw aanbieden. Zodra in de maanden daarna het definitieve eindrapport van dit onderzoek gereed is, zal ik het aan uw Kamer zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven