31 477 Bestrijden witwassen en terrorismefinanciering

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2022

Op 22 november 2022 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een uitspraak gepubliceerd in de gevoegde zaken C-37/20 en C-601/20 ten aanzien van het UBO-register1. In het UBO-register voor vennootschappen en andere juridische entiteiten staat wie de eigenaar is van een organisatie, of wie zeggenschap of een belang heeft. Het register helpt om criminele activiteiten te voorkomen en bij het opsporen van onder andere fraude, witwassen en terrorismefinanciering.

Omdat deze Europese zaak op het eerste gezicht verstrekkende gevolgen kan hebben op Europees niveau, en daarmee ook voor de Nederlandse situatie, informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Economische Zaken en Klimaat, over een eerste analyse van deze uitspraak en de acties die ik nu neem.

Uitspraak Hof van Justitie van de Europese Unie

De Luxemburgse rechter heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof, waarover eerder dit jaar een conclusie van de Advocaat-Generaal van het Hof van Justitie (A-G) is gepubliceerd. Daarbij is het in algemene zin van belang te benadrukken dat de conclusie van de A-G, anders dan het uiteindelijke arrest van het Hof, niet bindend is en niet zonder meer door het Hof gevolgd hoeft te worden.2

Het Hof stelt vast dat de Europese wetgever met de anti-witwasrichtlijn3 een doelstelling van algemeen belang nastreeft die zelfs een ernstige inmenging in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna «Handvest») erkende grondrechten, namelijk eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens, kan rechtvaardigen, en dat de toegang van het grote publiek tot informatie over uiteindelijk begunstigden kan bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstelling.

Echter, het Hof concludeert kort gezegd dat de bepaling in de Europese anti-witwasrichtlijn, die regelt dat lidstaten moeten zorgen dat een ieder van het algemeen publiek toegang moet krijgen tot UBO-informatie, onvoldoende onderbouwd is en daarmee ongeldig is.

De uitspraak richt zich primair tot de Europese wetgever en de Europese Commissie. De Commissie heeft aangegeven de uitspraak nog te bestuderen.

Gevolgen voor Nederlandse situatie

In Nederland is overeenkomstig de richtlijn geregeld dat een ieder toegang kan krijgen tot informatie over UBO’s van juridische entiteiten. Nederland heeft daarbij alle lidstaatopties benut ter vergroting van de privacy van UBO’s, waaronder afscherming van UBO’s, registratie en betaling door raadplegers en informatie over raadplegingen aan UBO’s. Het UBO-register wordt beheerd door de Kamer van Koophandel, die ook de verstrekking van informatie uit het register verzorgt.

Hoewel de Nederlandse situatie niet een op een hetzelfde is als de Luxemburgse situatie, waarover prejudiciële vragen zijn gesteld, geeft deze uitspraak aanleiding naar de verstrekking van informatie over UBO’s te kijken. In dat licht heb ik de Kamer van Koophandel gevraagd vanaf heden tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het register meer te verzorgen. De Kamer van Koophandel geeft hier uitvoering aan tot nadere besluitvorming. In de komende dagen zal ik het arrest met alle betrokkenen nader analyseren en in overleg treden met de Europese Commissie om te bezien welke informatieverstrekkingen wel mogelijk zijn, mede in het licht van toezicht. Het voorlopig niet meer verzorgen van informatieverstrekkingen betekent bijvoorbeeld voor de opsporing dat informatie weliswaar minder gemakkelijk geraadpleegd kan worden, maar dat de benodigde informatie op basis van een vordering van de OvJ nog wel beschikbaar is. De uitspraak kan ook financiële gevolgen hebben, aangezien het beheer van het register wordt bekostigd aan de hand van de vergoedingen voor raadplegingen. Ik zal uw Kamer over de nadere analyse en besluitvorming informeren. De uitspraak is overigens niet van invloed op de plicht voor juridische entiteiten om UBO’s te registreren en dit blijft dan ook van kracht.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag


X Noot
1

Gevoegde zaken C-37/20 Luxembourg Business Registers en C-601/20 Sovim, zie ook CURIA – Documents (europa.eu).

X Noot
2

Antwoorden op Kamervragen SGP over het UBO-register, (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 2160).

X Noot
3

Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB 2015, L 141, blz. 73), zoals gewijzigd door richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 (PB 2018, L 156, blz. 43).

Naar boven