30 821 Nationale Veiligheid

Nr. 23 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2015

Aandacht voor veiligheid vormt de basis van een samenleving waarin iedereen vrij en veilig kan leven. Het Kabinet heeft verschillende strategieën tot zijn beschikking om, in samenwerking met publieke en private crisispartners, de veiligheid te kunnen waarborgen, zoals de Strategie Nationale Veiligheid, de Contraterrorisme-Strategie en de Cyber Security Strategie. De aandacht voor de bescherming van de vitale infrastructuur verbindt deze drie strategieën.

In deze brief informeer ik u over de ontwikkelingen die samenhangen met de Strategie Nationale Veiligheid. Ik ga daarbij in op de volgende, onderling verbonden onderwerpen:

  • 1. herziening Strategie Nationale Veiligheid;

  • 2. herijking vitale infrastructuur;

  • 3. verbetering crisisbeheersing.

Er is al veel bereikt op het terrein van de nationale veiligheid; verdere aanpassingen op vorenstaande thema’s zijn voorzien om onze nationale veiligheid nog adequater te kunnen beschermen. Ook informeer ik u over de in gang gezette verbeteringen.

In mijn brief van 16 december 20141 heb ik u geïnformeerd over de doelstellingen die het Veiligheidsberaad en ik, in lijn met het advies van de Evaluatiecommissie Hoekstra, gezamenlijk hebben geformuleerd. De gezamenlijke doelstellingen liggen op het gebied van Waterveiligheid en evacuatie, Versterken risico- en crisisbeheersing bij stralingsincidenten en Continuïteit van de samenleving. Deze doelstellingen maken onderdeel uit van de Strategische Agenda van het Veiligheidsberaad. Over de doelstellingen en de opvolging van de overige verbetermaatregelen naar aanleiding van het advies van de Evaluatiecommissie ontvangt u deze zomer een voortgangsrapportage.

1. Herziening Strategie Nationale Veiligheid

De Strategie Nationale Veiligheid (Strategie NV) faciliteert een kabinetsbrede aanpak die tot doel heeft de nationale veiligheidsbelangen2 te beschermen tegen (potentiële) maatschappelijke ontwrichting. De Strategie stoelt op drie pijlers: het analyseren van dreigingen en risico’s, het sturen op te versterken capaciteiten3 en het waarborgen van de continuïteit van de vitale infrastructuur.

De Strategie NV was in 2007 internationaal gezien één van de eerste in zijn soort. Sinds dat jaar is er veel werk verzet in het kader van de Strategie NV. Zo is er een veelheid aan dreigingsscenario’s ontwikkeld en beoordeeld en zijn door experts capaciteitenanalyses uitgevoerd die hebben geleid tot maatregelen ter versterking van capaciteiten.

In het afgelopen jaar is op basis van alle opgedane ervaringen de balans opgemaakt. Geconstateerd is dat sturing en regie op nationale veiligheid onverminderd noodzakelijk is. Om de effectiviteit van de Strategie Nationale Veiligheid te blijven waarborgen, heeft het kabinet dan ook besloten de Strategie door te ontwikkelen. Hierna informeer ik u over de voorgestane verbeteringen. Centraal staat een grotere flexibiliteit.

Nationale Veiligheidsprofiel

De huidige jaarlijkse Nationale Risicobeoordelingen worden vervangen door een Nationale Veiligheidsprofiel, dat iedere vier jaar zal worden uitgebracht. Dit Nationale Veiligheidsprofiel zal een overkoepelende analyse bieden van de belangrijkste (all hazard) risico’s en dreigingen voor de nationale veiligheid, alsmede een overzicht van relevante technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Op basis van het Nationale Veiligheidsprofiel moet, middels een separate capaciteitenanalyse, kunnen worden bepaald of en in hoeverre Nederland voldoende is voorbereid op verschillende dreigingen voor de nationale veiligheid. Het proces om risico’s te identificeren en te beoordelen is een doorlopende activiteit waarover middels tussenproducten kan worden gecommuniceerd en waarover het vierjaarlijkse Nationale Veiligheidsprofiel een overkoepelende analyse biedt.

Het Nationale Veiligheidsprofiel en de regionale risicoprofielen zullen, daar waar relevant, op elkaar gaan aansluiten. Veiligheidsregio’s en crisispartners worden betrokken bij het totstandkomingsproces van het Nationale Veiligheidsprofiel. Bevindingen uit dit profiel kunnen veiligheidsregio’s aanleiding geven om hun regionale risicoprofiel te actualiseren of aan te scherpen.

Het eerste Nationale Veiligheidsprofiel zal in 2016 worden opgeleverd.

Sturen op te versterken capaciteiten

Het doel van de Strategie Nationale Veiligheid blijft het identificeren van capaciteiten die dienen te worden versterkt of ontwikkeld om Nederland nog beter toegerust te maken op het omgaan met rampen, crises en incidenten, zodat maatschappelijke ontwrichting zoveel mogelijk wordt voorkomen. De prioritering en besluitvorming over deze capaciteiten zal plaatsvinden via een capaciteitenprogramma. Het capaciteitenprogramma en het Nationaal Risicoprofiel sluiten op elkaar aan. De input voor de te versterken capaciteiten in het capaciteitenprogramma is breed: capaciteitenanalyses, evaluaties uit crisisoefeningen en lessen uit incidenten in binnen- en buitenland. Ook technologieverkenningen vormen input voor het capaciteitenprogramma, wanneer zij leiden tot kansen om taken beter of goedkoper uit te voeren. Bij de totstandkoming van het capaciteitenprogramma worden ook de capaciteiten van veiligheidsregio’s en crisispartners betrokken. De Stuurgroep Nationale Veiligheid monitort de voortgang en adviseert zo nodig.

Uw Kamer zal over de belangrijkste bevindingen op de hoogte worden gehouden via de periodieke voortgangsbrief nationale veiligheid.

2. Herijking en bescherming vitale infrastructuur

In de voortgangsbrief nationale veiligheid van 8 november 20134 heb ik u toegezegd om het beleid rondom de bescherming van vitale infrastructuur te herijken. De herijking heeft als doel om deze bescherming op hoog niveau te blijven houden en om rekening te houden met veranderende dreigingen en de toegenomen afhankelijkheid van de samenleving van deze vitale infrastructuur. Kortom, een geactualiseerde en aangescherpte aanpak voor de bescherming van de vitale infrastructuur. Inmiddels is de beoordeling van wat vitaal is voor Nederland zo goed als afgerond. In deze brief informeer ik u over de resultaten hiervan.

Een eenduidige definitie en identificatie van de vitale infrastructuur voor Nederland anno 2015 en een daarop toegerust weerbaarheid bestendigend of -verhogend beleid zijn van groot belang voor de nationale veiligheid. Daartoe is de mate van vitaliteit bezien op basis van uniforme criteria en grenswaarden voor maatschappelijke ontwrichting die gelden voor alle publieke en (semi) private partners. Tijdens de herijking is een integrale beoordeling van de mate van vitaliteit uitgevoerd waarbij de gevolgen van uitval van vitale processen zijn gescoord op economische, fysieke en sociale impact. Hierbij zijn per sector de vitale processen benoemd. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën vitaal om recht te doen aan de diversiteit binnen de vitale infrastructuur, om te kunnen prioriteren bij o.a. incidenten en om maatwerk in eventuele weerbaarheidsverhogende maatregelen mogelijk te maken.

De herijking heeft, dankzij de gezamenlijke inspanningen van de relevante publieke en private partners, geleid tot een actueel en eenduidig zicht op wat vitaal is voor onze samenleving, waarbij de impact op de samenleving centraal staat: één integrale lijst vitale infrastructuur. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de categorie A en de Categorie B.

Categorie A

In deze categorie staat de infrastructuur die bij verstoring, aantasting of uitval de ondergrenzen van minstens één van de vier impactcriteria voor categorie A raakt:

  • Economische gevolgen: > ca. 50 miljard euro schade of ca. 5.0% daling reëel inkomen

  • Fysieke gevolgen: meer dan 10.000 personen dood, ernstig gewond of chronisch ziek

  • Sociaal maatschappelijke gevolgen: meer dan 1 miljoen personen ondervinden emotionele problemen of ernstig maatschappelijke overlevingsproblemen

  • Cascade gevolgen: Uitval heeft als gevolg dat minimaal twee andere sectoren uitvallen.

Categorie B

In deze categorie staat de infrastructuur die bij verstoring, aantasting of uitval de ondergrenzen van minstens één van de drie impactcriteria voor categorie B raakt:

  • Economische gevolgen: > ca. 5 miljard euro schade of ca. 1.0% daling reëel inkomen

  • Fysieke gevolgen: meer dan 1.000 personen dood, ernstig gewond of chronisch ziek

  • Sociaal maatschappelijke gevolgen: meer dan 100.000 personen ondervinden emotionele problemen of ernstig maatschappelijke overlevingsproblemen

De tabel op de volgende pagina bevat de nieuwe lijst met vitale infrastructuur.

Herijkte lijst vitale infrastructuur

Een weerbare vitale infrastructuur

Als (een deel van) de infrastructuur als «Vitaal» is geïdentificeerd dan betekent dit dat uitval hiervan grote gevolgen heeft voor de Nationale Veiligheid en dat een hoge weerbaarheid van cruciaal belang is. Door opnieuw te bepalen wat vitaal is voor Nederland en deze in twee categorieën in te delen kunnen weerbaarheidsverhogende instrumenten gericht(er) worden ingezet, waarbij maatwerk voorop staat. Zo zal vitale infrastructuur worden opgenomen binnen de crisisstructuren, krijgt deze bijzondere aandacht binnen de Nationale Academie voor Crisisbeheersing, wordt deze opgenomen in de Producten- en Diensten Catalogus van het Nationaal Cybersecurity Centrum en krijgt deze een plek binnen de gezamenlijke doelstelling Continuïteit van de Strategische Agenda (zie hieronder). Het (kunnen) aanwijzen van vertrouwensfuncties5 wordt ook bezien in relatie tot de categorieën van vitaal. Dit geldt eveneens voor het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb), dat overigens van onverkorte toepassing blijft op de huidige daarbij aangesloten sectoren. Tenslotte kan het zijn van vitaal als afbakening worden gebruikt in bepaalde trajecten. Dit gebeurt bijvoorbeeld al bij de op handen zijnde Netwerk en Informatiebeveiligingsrichtlijn (NIB-richtlijn) en de Wet Meldplicht en Gegevensverwerking Cybersecurity.

Ook is uit de herijking gebleken dat er een behoefte is aan intersectorale informatie-uitwisseling en kennisborging o.a. over intersectorale afhankelijkheden tussen de vitale infrastructuur. Vanuit mijn coördinerende verantwoordelijkheid voor nationale veiligheid zal ik het intersectorale overleg faciliteren, waarbij ik nauw zal samenwerken met vitale organisaties. Het Kabinet zal alert blijven op mogelijke nieuwe vitale infrastructuur of wijzigingen in bestaande vitale infrastructuur, zodat er blijvend gezamenlijk gewerkt wordt aan een actueel beeld van wat vitaal is voor Nederland.

Het Kabinet hecht groot belang aan de hiervoor genoemde gezamenlijke structurele aanpak en ik neem daarin als Minister van Veiligheid en Justitie nadrukkelijk mijn coördinerende rol. Vanuit deze rol zal ik uw Kamer regelmatig met de voortgangsbrief nationale veiligheid informeren over de stand van zaken van de bescherming van onze vitale infrastructuur.

Gezamenlijke doelstelling met veiligheidsregio’s

In de afgelopen jaren is gebleken dat in het gezamenlijk optreden van overheid en vitale organisaties verbeteringen mogelijk zijn. De recente grootschalige stroomstoring heeft het belang van goede samenwerking onderstreept. Mede uit het inmiddels afgeronde project Vitale Partnerschappen van het Veiligheidsberaad is gebleken dat voor veiligheidsregio’s eenduidigheid in rolopvatting over de samenwerking met vitale infrastructuur en het vergroten van kennis hiervan van belang is. Het Veiligheidsberaad en ik hebben daarom het thema «Continuïteit van de samenleving» tot één van de gezamenlijke doelstellingen benoemd. Het is de gezamenlijke ambitie dat grootschalige uitval, verstoring of aantasting van de continuïteit van de samenleving kan worden voorkomen of geminimaliseerd door effectief samen te werken in risico- en crisisbeheersing. Over de opvolging van de verbetermaatregelen naar aanleiding van het advies van de Evaluatiecommissie ontvangt u deze zomer een voortgangsrapportage.

3. Verbeteren crisisbeheersing

De snel veranderende ontwikkelingen op het domein van nationale veiligheid vragen om een maximaal flexibele crisisorganisatie die in alle situaties bestuurlijk en operationeel snel en slagvaardig kan handelen. Snelheid is gebaat bij duidelijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden en zo weinig mogelijk lagen. Voor de effectiviteit is het zaak dat álle partijen die een rol moeten spelen of specifieke expertise kunnen inbrengen, adequaat betrokken zijn bij de voorbereiding op en de afhandeling van crises en incidenten. Dit betekent dat het huidige systeem van crisisbeheersing verbetering behoeft. Ik heb daartoe onderstaande initiatieven genomen.

Vereenvoudiging en flexibilisering van de crisisorganisatie

In overleg met de betrokken partners zal ik de crisisorganisatie verder vereenvoudigen en flexibiliseren om gelijke tred te houden met de ontwikkelingen. Uitgangspunt daarbij is het verkleinen van de afstand tussen (strategische) besluitvorming en de operationele praktijk. De afspraken over verdere vereenvoudiging en flexibilisering worden in de loop van dit jaar opgenomen in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming en zo nodig in het Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing 2013. De inrichting en werkwijze van de nationale crisisorganisatie in specifieke GRIP Rijk situaties wordt samen met de betrokken partners opgenomen in eenvoudige en uniform opgezette nationale crisisplannen.

Verbeteren landelijke operationele coördinatie

Om de landelijke operationele coördinatie te verbeteren, heb ik een traject gestart om de effectiviteit en doelmatigheid van de inzet van operationele capaciteiten (mensen en middelen) bij de crisisbeheersing te verbeteren. Dit traject is eind van dit jaar afgerond.

Harmonisatie kennis- en adviesstructuur

Naar aanleiding van de evaluatie van de brand bij Chemie Pack Moerdijk is aan uw Kamer toegezegd de structuur van de kennis-adviesnetwerken ten behoeve van de crisisbesluitvorming meer eenduidig vorm te geven. De uitgangspunten hiervoor zijn vastgelegd in het rapport Eenheid in verscheidenheid (februari 2013). Dit rapport introduceerde de rollen van vraagregisseur en van voorzitter Crisis Expert Team (CET).

In januari jl.is de handleiding kennis- en adviesstructuur vastgesteld. Het doel van de handleiding is om tijdens een crisissituatie te komen tot een adequaat, onafhankelijk en kennisintegraal advies ten behoeve van de crisisbesluitvorming. De handleiding biedt onder meer een procedure voor het aanwijzen van een vraagregisseur in geval van een nationale crisis en voor de samenwerking tussen deze regisseur, de vraagregisseurs op regionaal niveau en de voorzitter van een CET.

Thans wordt gestart met de tweede fase van het project harmonisatie kennis- en adviesstructuur. Deze fase beoogt de implementatie van de in de handleiding beschreven modellen. Deze tweede fase is volgens planning in het najaar afgerond, waarna in de nieuwe setting kan worden geoefend.

Versterking Civiel Militaire Samenwerking (VCMS)

Een goede civiel militaire samenwerking is voor een effectieve crisisbeheersing onmisbaar. In nauwe samenwerking met mijn ambtgenoot van Defensie geef ik hier invulling aan. Meer nog dan voorheen zullen de veiligheidsregio’s en crisispartners in de komende periode worden betrokken bij de verdere invulling van VCMS.

Begin dit jaar is de nieuwe catalogus met beschikbare militaire capaciteiten voor inzet onder civiel bevoegd gezag gepresenteerd. Deze catalogus is ook digitaal en interactief benaderbaar om zo de bekendheid van de mogelijkheden op het terrein van civiel militaire samenwerking – zowel bestuurlijk en operationeel als in de media- te versterken

Defensie heeft medio 2014 de Natuurbrand Ondersteuning Module (DNOM) officieel ter beschikking gesteld. Gestructureerde inzet van (zwaar) materieel en logistieke ondersteuning in de DNOM betekenen een aanzienlijke uitbreiding van de mogelijkheden en het voortzettingsvermogen van de brandweer bij de bestrijding van natuurbranden. In aansluiting op de DNOM is ook de inzet van blushelikopters bij natuurbrandbestrijding versterkt en geformaliseerd6.

Ook in 2014 is het Nationaal Trainingscentrum Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair (NTC CBRN) geopend. Dit centrum is een «shared service center» op het terrein van CBRN dat multidisciplinair is ingericht, zodat alle relevante partners hier permanent kunnen samenwerken. Met de opening van het NTC CBRN is een traject dat enige jaren geleden werd ingezet in het kader van de Intensivering van de Civiel Militaire Samenwerking (ICMS), succesvol afgerond.

Investeren in professionaliteit

Het Kabinet heeft opleiden, trainen, oefenen, testen, evalueren en het leren van lessen (OTOTEL) bestempeld als essentiële instrumenten om de kwaliteit van de nationale crisisorganisatie op peil te houden en waar nodig te vergroten. Het houden van oefeningen is daarmee niet meer doel op zich geworden maar sluit aan op voorafgaand opleiden en trainen en wordt opgevolgd door testen, evalueren en leren, waarmee de cirkel kan worden gesloten. Binnen mijn ministerie is de Nationale Academie voor Crisisbeheersing (NAC) gericht op deze schakels in de cyclus van OTOTEL.

De NAC richtte zich in eerste instantie op de interdepartementale crisisbeheersingsorganisatie. Nu breidt de NAC haar doelgroepen uit; de veiligheidsregio’s, partners in de vitale infrastructuur en internationale partners zijn van belang om een crisis te kunnen beheersen. In een veilige leeromgeving kunnen deze partners worden betrokken bij de activiteiten van de NAC om te komen tot een kwalitatief betere crisisbeheersingsorganisatie.

De NAC organiseert individuele opleidingstrajecten om crisisprofessionals te versterken in hun rol. Hiertoe is een crisisrollenhuis beschreven. Het gaat om opleidingen voor ongeveer 500 crisisprofessionals uit alle relevante publieke en private sectoren en gericht op advisering, besluitvorming, communicatie en operatien binnen de nationale crisisbeheersingsorganisatie. Deze opleidingen variëren van inhoudelijke basisopleidingen crisisbeheersing tot masterclasses over politieke actualiteit. Ook worden trainingen voor vaardigheden rondom crisisadvisering en scenario-denken gegeven. Om bij internationale dreigingen en incidenten adequaat op te kunnen treden zijn er, aanvullend op het basisaanbod, crisistrainingen gegeven voor diplomaten op de posten wereldwijd.

Naast de individuele focus krijgen teams en organisaties die een rol hebben in de nationale crisisbeheersingsorganisatie leerprogramma’s aangeboden om zich te versterken in processen en werkwijze. Die leerprogramma’s zijn thematisch ingericht, waarbij de afgelopen periode vitaal met als verbijzondering grootschalige gasuitval centraal stonden. In 2015 staat het thema cybersecurity op de leeragenda. Daarna komen thema’s als Water en Nucleair aan de orde.

Crisisbeheersing in internationaal perspectief

Het spreekt vanzelf dat de veiligheid in Nederland niet begint en eindigt bij de landsgrenzen. Werken aan veiligheid doen we niet alleen in Nederland, maar ook samen met andere landen, internationale en maatschappelijke organisaties en met het bedrijfsleven. Het Kabinet geeft de bescherming van nationale veiligheid vorm door vooral samenwerking binnen de EU en de NAVO. Maar ook in andere kaders zoals de VN is er van Nederlandse zijde continu aandacht voor de belangen van de nationale veiligheid.

In de EU is per 1 januari 2014 de wetgeving inzake het Unie Civiele Bescherming Mechanisme van kracht. Dit mechanisme bevordert de samenwerking tussen de EU-lidstaten op het terrein van rampenreductie en crisisbeheersing. Het streven is versterking van de efficiëntie, effectiviteit en de coherentie van de EU rampenrespons, waarbij de kosteneffectiviteit tevens aandacht krijgt.

De inspanningen van Nederland op het gebied van nationale veiligheid, pasten al in het wereldwijde VN actiekader voor disaster risk reduction, het zogeheten «Hyogo Framework for Action 2005–2015: Building the resilience of nations and communities to disasters». Dit actiekader heeft tot doel landen via risico beoordelingen weerbaar tegen rampen te maken.

Er is gewerkt aan een vervolg. Het Kabinet heeft de VN geadviseerd een zestal thema’s daarin op te nemen7. Het nieuwe raamwerk, het «Sendai Framework for Disaster Risk Reduction 2015–2030» is op 18 maart 2015 in Japan met 186 andere landen vastgesteld. De in de teksten van dit raamwerk voorgestelde aanpak bevatten die zes thema’s, is «all hazard» en volgens de elementen van de «crisis management cycle». Ook is samenhang aangebracht met domeinen die in Nederland zijn aangeduid met de 5 vitale belangen in de Strategie NV.Voor Nederland in algemene zin is het nieuwe VN actiekader daarmee in lijn met het huidige beleid zowel in Nederland als de EU.

Afrondend

Met de voorgestelde en deels al in uitvoering zijnde verbeteringen en aanpassingen op het brede terrein van nationale veiligheid wordt een krachtige impuls gegeven aan het veiliger maken en houden van Nederland. De verdere versterking en verbetering van de crisisbeheersing zal ervoor zorgen dat rampen en crises, ook in de snel veranderende toekomst, beter het hoofd kan worden geboden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Kamerstuk 29 517, nr.90.

X Noot
2

De te beschermen belangen zijn territoriale veiligheid, fysieke veiligheid, economische veiligheid, ecologische veiligheid en sociale en politieke stabiliteit.

X Noot
3

Een capaciteit is het vermogen om iets te doen, door overheid, bedrijven of burgers. Capaciteiten kunnen zich richten op het verminderen van de dreiging, maar ook op het verminderen van de impact en het verbeteren van de respons.

X Noot
4

Kamerstuk 30 821, nr. 19.

X Noot
5

De Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) biedt de mogelijkheid om functies waarin de functionaris de nationale veiligheid kan schaden, aan te wijzen als vertrouwensfuncties. De Leidraad aanwijzing vertrouwensfuncties geeft de beleidskaders aan om te bepalen voor welke functies een veiligheidsonderzoek noodzakelijk is en van welk niveau dit veiligheidsonderzoek moet zijn. Het beleid voor de aanwijzing van vertrouwensfuncties sluit aan op de rijksbrede Strategie Nationale Veiligheid.

X Noot
6

Het Convenant over de uitvoering van Fire Bucket Operations (Staatscourant 2014, 23255). Op 4 maart jl is een Memorandum van Overeenstemming (MoU) met België ondertekend om ook in dat land Nederlands militair en civiel materieel en personeel in te kunnen zetten voor natuurbrandbestrijding.

X Noot
7

Kamerstuk 22 112, nr. 1851.

Naar boven