29 383
Meerjarenprogramma herijking van de VROM-regelgeving

nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 april 2008

Op 23 december 2003 (Kamerstuk 2003/04, 29 383, nr. 1) heeft mijn ambtsvoorganger u het Meerjarenprogramma Modernisering VROM-regelgeving aangeboden. Over de uitvoering van dit programma bent u sindsdien regelmatig geïnformeerd, laatstelijk op 11 oktober 2006 (Kamerstukken II, 2006/07, 29 383, nr. 63). Met deze brief breng ik u mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie op de hoogte van de actuele stand van zaken. Met deze brief wordt ook het Meerjarenprogramma afgesloten. Nog lopende projecten worden ondergebracht in het nieuwe programma Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten (SBM) dat ik noem in mijn brief van 26 maart 2007 (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XI, nr. 88).

De scope van het programma SBM is breder dan het programma Modernisering VROM-regelgeving. Laatstgenoemde programma was vooral gericht op het terugdringen van het aantal regelingen en het reduceren van administratieve lasten. Het programma SBM stelt de merkbare vermindering van regeldruk centraal. Hierbij is het begrip regeldruk een stuk breder dan administratieve lasten en de hoeveelheid regels. Verbetering van de uitvoering, het terugdringen van de toezichtlasten, de inzet van ICT, het verminderen van de nalevingkosten en het oplossen van concrete door de praktijk ervaren uitvoeringsproblemen zijn daarbij belangrijke regeldrukverminderende aspecten.

Het programma SBM geeft voor VROM invulling aan de rijksbrede aanpak voor de vermindering van regeldruk. Deze aanpak is voor wat betreft de regeldruk bij ondernemers neergelegd in een brief van de staatssecretarissen van EZ en Financiën van 24 september 2007 (Kamerstukken II, 29 515, nr. 202). De aanpak van de regeldruk voor burgers en mede-overheden is beschreven in een brief van BZK van 21 september 2007 (Kamerstukken II, 29 362, nr. 125).

Overeenkomstig het rijksbrede plan van aanpak om de regeldruk voor bedrijven te verminderen, vindt er thans een rijksbrede nulmeting van de administratieve lasten plaats en een quick scan van de inhoudelijke nalevingkosten. De resultaten komen naar verwachting in mei van dit jaar beschikbaar. Ze zullen door mij worden gebruikt om verder te bepalen waar de inzet zich de komende tijd concreet op moet richten, naast de thans lopende en voorgenomen acties. Ik ben voornemens Uw Kamer in de zomer van dit jaar te berichten over de totale aanpak van de regeldruk binnen het VROM domein.

Met deze brief informeer ik u achtereenvolgens over:

1. De voortgang van het meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving in algemene zin en de tot nu toe gerealiseerde reductie van de administratieve lasten.

2. De actuele stand van de qua impact belangrijkste projecten van het Meerjarenprogramma Modernisering VROM-regelgeving.

3. De toepassing van ICT bij de uitvoering van de VROM-regelgeving.

In een tweetal bijlagen bij de brief wordt verder nog een overzicht gegeven van:

– De actuele stand van alle nog lopende en alle sinds de vorige rapportage afgeronde moderniseringsprojecten (bijlage A)1.

– Een tijdschema voor de uitvoering van alle moderniseringsprojecten (bijlage B)1.

Voortgang in algemene zin en administratieve lastenreductie

Het Meerjarenprogramma Modernisering VROM-regelgeving (ook herijking genoemd) heeft mijn ambtsvoorganger in reactie op het Strategisch Akkoord 2002 in 2003 ontwikkeld. Het Meerjarenprogramma bestond toen uit 71 beleidsvoornemens (Kamerstukken II, 2003–2004, 29 383, nr. 1). Deze waren voornamelijk gericht op het vereenvoudigen, schrappen of samenvoegen van regelingen, het vervangen van de vergunningplicht door algemene regels en het samenvoegen van vergunningstelsels.

In 2005 zijn 14 moderniseringsmaatregelen afkomstig van het overheidsbrede project Vereenvoudiging Vergunningen toegevoegd aan het Meerjarenprogramma. Bij elkaar een lijst van voornemens die resulteerde in 121 (deel)projecten. Bij de fasering van de uitvoering van deze projecten is prioriteit gegeven aan projecten met de grootste impact op de regeldruk en de «quick wins». De planning ging uit van een doorlooptijd van 2005 tot 2009.

Van de 121 deelprojecten is tot nu toe 56% afgerond (per 1 april 2008). Hieronder vallen ook projecten die niet tot uitvoering zijn gebracht als gevolg van ontwikkelingen waardoor realisatie niet meer nodig is of geen prioriteit heeft. Van 14% is de ontwerpregelgeving gereed en ligt deze bij de Raad van State of het parlement. Van 30% is de voorbereiding gaande (zoals ambtelijk vooronderzoek of opstellen van concept wetteksten die met belanghebbende worden afgestemd).

Alle na 1 januari 2008 nog lopende projecten (in totaal 53 deelprojecten of te wel 44%) hevel ik over naar het Programma Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten. Over de verdere voortgang van deze projecten zal ik u in dat kader informeren.

Tot en met 1 januari 2007 is met het Meerjarenprogramma Modernisering VROM-regelgeving een reductie van de administratieve lasten van 9,7% geboekt (dit ten opzichte van de stand in 2002). Per 1 maart 2008 staat de teller op 23%. Dit is lager dan bij de start van het programma voorzien. Dit enerzijds vanwege in 2002 niet voorziene extra administratieve lasten als gevolg van EU regelgeving (bijvoorbeeld Reach en de Energielabel) en anderzijds vanwege het later in werking treden van de omgevingsvergunning.

VROM verwacht uiteindelijk de nieuwe kabinetsdoelstelling van 25% administratieve lastenreductie vanaf de nieuwe peildatum 1 maart 2007 te realiseren. Hierbij is een belangrijk punt van aandacht dat er een kans is dat nieuwe EG-richtlijnen en nieuwe (EU-) beleidsvoornemens lastenverhogend zijn en dus een negatieve invloed op dit cijfer kunnen hebben.

Daar waar relevant, is in het volgende onderdeel van deze brief en in de bijlage van deze brief (bijlage A) per project aangegeven wat de omvang is van de voorziene administratieve lastenreductie.

Belangrijke pijlers van het Meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving

De voortgang van de projecten van het Meerjarenprogramma die de grootste impact hebben op de administratieve lasten en de dienstverlening wordt hieronder besproken.

Modernisering algemene regels (Activiteitenbesluit, project 3.2)

Het Activiteitenbesluit, officieel het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, is op 1 januari 2008 inwerking getreden.

Het Activiteitenbesluit zorgt voor de samenvoeging van twaalf 8.40 AMvB’s. In deze nieuwe AMvB zijn tevens algemene regels opgenomen voor de metaal-elektrobranche en een aantal andere branches zoals de zeefdrukkerijen en tandheelkundige laboratoria. De vergunningen voor lozingen die vallen onder de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) zijn eveneens meegenomen.

De samenvoeging zorgt ervoor dat 37 000 bedrijven geen milieuvergunning meer hoeven aan te vragen en dat er 1 300 minder Wvo-vergunningen nodig zijn. Met het besluit wordt een aanzienlijke besparing van de administratieve lasten gerealiseerd (jaarlijks € 225 miljoen).

Rond de inwerkingtreding van dit besluit is een uitgebreid voorlichtingstraject opgezet. Tevens is een ICT-module ontwikkeld ter ondersteuning van de praktijktoepassing. Deze Activiteitenbesluit InternetModule (AIM) wordt de komende tijd, op basis van praktijkervaringen, verder geoptimaliseerd.

Het is de bedoeling om meer vergunningplichtige activiteiten onder algemene regels te brengen. Het hiervoor bedoelde project (2e fase Activiteitenbesluit) is onlangs gestart. Het is de bedoeling om voor bedrijfstakken die op relatief korte termijn onder algemene regels kunnen worden gebracht (quick wins) als eerste algemene regels op te stellen en vervolgens die waarvoor wat meer tijd nodig is.

Besluit bodemkwaliteit (project 5.2 en 5.3)

Het Besluit bodemkwaliteit (Stb. 2007, nr. 469) is op 1 januari 2008 in werking getreden voor het toepassen van grond en baggerspecie in oppervlaktewater. Met ingang van 1 juli 2008 wordt het besluit van kracht voor het toepassen van grond en baggerspecie op landbodems en voor het toepassen van bouwstoffen op of in de bodem en in het oppervlaktewater. De regels voor de kwaliteit van uitvoering zijn reeds met ingang van 1 oktober 2006 gefaseerd in werking getreden. Deze zijn nu opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.

Om de inwerkingtreding soepel te laten verlopen zijn er voor verschillende onderdelen (zoals bewijsmiddelen en bodemkwaliteitskaarten) overgangsregels opgesteld.

Het Rijk speelt met het besluit in op de wens van decentrale overheden om de eisen die aan de bodemkwaliteit worden gesteld, beter te laten aansluiten op het lokale bodemgebruik. Het besluit bevat regels voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie op of in de bodem of in het oppervlaktewater. Het geeft aan hoe milieuhygiënisch moet worden getoetst en wie verantwoordelijk is voor het toezicht op de naleving van het besluit. Het besluit vereenvoudigt de regelgeving voor het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie en zorgt voor minder regels en administratieve lasten voor overheden en bedrijfsleven. Ook bevat het besluit duidelijkere en transparantere normen voor het toepassen van grond en baggerspecie. De nieuwe normen maken het mogelijk de risico’s van het bodemgebruik te beoordelen. Hierbij krijgen gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders meer eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Zij kunnen ervoor kiezen om onder voorwaarden zelf normen vast te stellen die aansluiten bij de functie die de bodem heeft en de (gewenste) kwaliteit voor een bepaald gebied.

Het besluit maakt ook ketenhandhaving mogelijk. Tegen een ieder in de keten (producenten, transporteurs, tussenhandelaren, aannemers, opdrachtgevers en leveranciers) kan handhavend worden opgetreden. Het besluit stelt ook eisen aan de uitvoering van bodemwerkzaamheden door intermediairs, zoals veldwerk en partijkeuringen. Deze mogen alleen worden uitgevoerd door personen en instellingen die hiervoor gecertificeerd en erkend zijn.

De implementatie van het besluit wordt gemonitoord om eventuele klachten of knelpunten te kunnen ondervangen. De inwerkingtreding van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit leidt tot een daling van de structureel jaarlijkse administratieve lasten voor bedrijven van 15 miljoen euro (van 32 mln. naar 17 mln.).

De omgevingsvergunning (project 11.1)

Op 11 december 2007 heeft de Tweede Kamer in grote meerderheid ingestemd met het voorstel voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het wetsvoorstel ligt nu voor behandeling in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft op 4 maart 2008 het voorlopig verslag uitgebracht. Het antwoord van de minister is in voorbereiding. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zal een groot aantal (circa 25) vergunning-, ontheffing- en andere toestemmingstelsels van VROM en andere departementen en overheden worden samengevoegd tot één omgevingsvergunning. Daarbij bevordert de omgevingsvergunning een betere afweging van alle randvoorwaarden bij de realisatie van projecten met gevolgen voor de fysieke leefomgeving. De omgevingsvergunning zal leiden tot een vermindering van het aantal vergunningen met 200 000 en een administratieve lastenreductie van ca. € 33 miljoen euro voor bedrijven. Voor burgers is een vermindering van administratieve lasten berekend van 9000 uur en € 3 miljoen aan out-of-pocket-kosten per jaar. Indien 40% van de vergunningaanvragen digitaal wordt ingediend (verwachting is dat dat op termijn meer wordt), wordt een extra administratieve lastenreductie verwacht van € 37 miljoen per jaar. Gelet op het belang van deze doelstellingen is de inzet gericht op spoedige inwerkingtreding. De precieze datum van inwerkingtreding is afhankelijk van de afronding van het parlementaire traject en de implementatie van het benodigde ICT-instrumentarium.

2008 staat in het teken van de afronding van de parlementaire behandeling van de Wabo, de indiening en behandeling van de invoeringswetgeving en de uit- en invoeringsbesluiten, en de realisatie van de benodigde ICT-omgeving (de Landelijke voorziening Omgevingsloket). Verder zal in 2008 de invoeringsbegeleiding samen met de andere overheden en het bedrijfsleven worden voortgezet. Veel overheden zijn al heel druk bezig met het op orde brengen van hun organisatie voor het invoeren van de omgevingsvergunning. Voor zover nog niet gereed, zal in 2009 het regelgevingstraject worden afgerond en zal de implementatie van de omgevingsvergunning bij de bevoegde gezagsinstanties (de gemeenten, provincies en de rijksvergunningverleners) verder worden begeleid.

Met VNG en IPO worden gesprekken gevoerd om tot oplossingen te komen voor de vragen rondom kosten en baten, waarbij de door de Tweede Kamer zo gewenste inzichtelijkheid van legesbedragen een rol zal spelen. Het implementatietraject vanuit het ministerie gaat zich nu ook meer richten op het bedrijfsleven. Inmiddels zijn praktijkproeven gestart: een bedrijf vraagt na overleg met een provincie of gemeente geïntegreerd een omgevingsvergunning aan. De resultaten hiervan worden benut voor brede kennis- en informatieoverdracht naar het bedrijfsleven.

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) (project 10.1)

Op 23 mei 2003 heeft de minister van VROM het wetsvoorstel voor een nieuwe Wet ruimtelijke ordening bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken, 28 916). Op 17 oktober 2006 stemde de Eerste Kamer in met het wetsvoorstel. Op 20 oktober 2006 is de nieuwe Wro in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2006, 566).

De nieuwe Wro bevat een samenhangend pakket van regels voor de ruimtelijke ordening. De wet biedt een nieuw stelsel om beleid voor een duurzame leefomgeving mogelijk te maken en te normeren. De nieuwe Wro draagt bij aan vereenvoudiging en versnelling van procedures en beroepsprocedures. Zo wordt de duur van de bestemmingsplanprocedure gehalveerd (van 58 naar 22–24 weken).

De nieuwe Wro bevat een coördinatieregeling voor Rijk, provincie en gemeente voor bestemmingswijzigingen, vergunningen, en dergelijke. Hierdoor kan efficiënte projectbesluitvorming plaatsvinden: door de gelijktijdige voorbereiding en bekendmaking van besluiten, door bundeling van rechtsbescherming (besluiten worden bij beroep als één besluit aangemerkt) en door de mogelijkheid van beroep in één instantie. Ook zal er scherpere handhaving zijn door betere toezicht- en handhavingmogelijkheden, uitbreiding van het instrumentarium, koppeling aan het strafrecht en door de mogelijkheid tot ingrijpen als gemeenten hun taak onvoldoende uitoefenen.

In de Invoeringswet Wro worden onder andere het overgangsrecht en de aanpassing aan de nieuwe Wro van een veertigtal andere wetten geregeld. Het is de bedoeling de Invoeringswet Wro, het nieuwe Bro en de nieuwe Wro op 1 juli 2008 inwerking te laten treden.

Tenslotte zal door een wijziging van de Tracéwet, de Spoedwet wegverbreding en de Wet ruimtelijke ordening de beroepsprocedure van bestemmingsplannen worden verbeterd door invoering van de zgn. bestuurlijke lus.

De nieuwe Wro leidt tot een reductie van de administratieve lasten voor bedrijven van €  6,3 miljoen.

Agrarische 8.40 AMvB’s (6.1)

De huidige 8.40-amvb’s op het gebied van de landbouw zullen gefaseerd worden samengevoegd tot een nieuw Besluit landbouw milieubeheer. De eerste fase is afgerond. Op 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer in werking getreden en zijn het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer en het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer ingetrokken. Ten opzichte van de «oude» 8.40-amvb’s is de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer onder meer uitgebreid met gemechaniseerde loonbedrijven, inrichtingen voor de opslag van vaste mest en met de grotere melkrundveehouderijen (thans 200 melkkoeien, voorheen 100). De eerste fase heeft geleid tot een lastenreductie van bijna 40 miljoen euro.

Vervolgens is eind 2006 een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit landbouw milieubeheer voorgepubliceerd. Hiermee wordt een groot deel van de intensieve veehouderijbedrijven binnen de werkingssfeer van dat besluit wordt gebracht. Na een zorgvuldige afstemming met de inmiddels gewijzigde regelgeving ten aanzien van luchtkwaliteit verwacht ik deze wijziging van het besluit binnenkort voor advies aan de Raad van State te kunnen aanbieden. Deze wijziging van het Besluit landbouw milieubeheer leidt tot een lastenvermindering van ruim € 13 miljoen.

Begin dit jaar is een ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit glastuinbouw voorgepubliceerd, waarin een aantal gebruiksnormen voor meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen worden geschrapt en de voorschriften voor het afschermen van assimilatielicht worden aangepast. Deze wijziging zal tot een lastenvermindering van circa € 8 miljoen leiden.

Inmiddels is, in samenwerking met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, gestart met een nadere integratie en modernisering van de agrarische milieu-AMvB’s. Het Besluit landbouw milieubeheer, het Besluit glastuinbouw, het Besluit mestbassins milieubeheer, het Lozingenbesluit bodembescherming, voor zover het agrarische activiteiten betreft, en het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij zullen worden samengevoegd tot één besluit. Daarbij wordt de systematiek en de inhoud van het besluit afgestemd op het Activiteitenbesluit (deelproject 3.2). Het is de bedoeling dat deze nieuwe, geïntegreerde AMvB in werking treedt in 2010.

Vereenvoudiging Wet geluidhinder; integratie met Wm (7.1)

In november 2002 is besloten tot een gefaseerde modernisering van de Wet geluidhinder (Wgh) in een viertal stappen.

De eerste stap was de implementatie van de EG-richtlijn omgevingslawaai. Dat is gebeurd in juli 2004. De tweede stap, het wetsvoorstel MIG-II-fase 1, is per 1 januari 2007 in werking getreden (Stb. 2006, 350). Hiermee geldt een eenvoudigere procedure voor het verlenen van een hogere waarde en is de regelgeving op het gebied van industrielawaai gemoderniseerd. Aansluitend hierop vindt een meer fundamentele moderniseringslag plaats onder de noemer «Samen Werken in de Uitvoering van Nieuwe Geluidbeleid (SWUNG)».

Inmiddels zijn intensieve voorbereidingen gaande voor de derde stap, te weten een wetsvoorstel (SWUNG II) dat de normstelling aanzienlijk vereenvoudigt, een betere handhaving tot stand brengt door introductie van het instrument geluidsproductieplafonds en het aantal en complexiteit van artikelen terugbrengt en opneemt in de Wet Milieubeheer en de Wet luchtvaart. Het geluidsproductieplafond is een maximaal niveau, ca. 2 dB boven de thans heersende waarde, dat in de regelgeving wordt vastgelegd. Dit niveau mag in de toekomst niet overschreden worden, tenzij het bevoegd gezag daar een formeel besluit over neemt dat open staat voor bezwaar en beroep. Dan dient overigens ook tegelijkertijd bezien te worden welke geluidssaneringsmaatregelen getroffen zullen worden. Dit systeem wijkt op een aantal punten fundamenteel af van de Wgh. Bijvoorbeeld in de huidige wet is de vraag naar sanering van verkeerslawaai pas aan de orde bij reconstructie van de weg. In de tussentijd kan de geluidbelasting ongelimiteerd groeien, los van de geluidnormering. Handhaving van de geluidnormen is dus thans slecht geregeld. Dit wetsvoorstel wordt in april 2008 voor advies aan de RvS voorgelegd. Het betreft alleen het onderdeel rijksinfrastructuur (snelwegen en spoorwegen). Het wetsvoorstel zal vermoedelijk in het najaar van 2008 de Tweede Kamer bereiken en zal naar verwachting per 1 januari 2010 van kracht worden.

De vierde stap is de fundamentele aanpassing van de Wgh voor de onderdelen industrielawaai en overige infrastructuur alsmede volledig integratie van de Wgh in de Wm. Onlangs zijn over dit traject gesprekken met IPO en VNG gestart. Streven is begin 2009 een wetsvoorstel gereed te hebben, zodat het halverwege 2009 aan de Tweede Kamer kan worden toegezonden en wellicht halverwege 2010 of begin 2011 van kracht kan worden. Ook hier staan vereenvoudiging van normen en het stelsel van handhaving alsmede de uitwerking van de Wet geluidhinder centraal. Naar verwachting ontstaat met dit wetsvoorstel een nieuw helder systeem, waarbij het onderwerp geluid bij bestemmingsplannen procedureel gelijkgeschakeld wordt met andere milieuaspecten zoals luchtkwaliteit en externe veiligheid. De thans bestaande aparte procedure voor geluid (de zogenaamde «hogere waarde-procedure») zal dan komen te vervallen.

Brandveilig gebruik en slopen van gebouwen (Gebruiksbesluit, 8.4)

De voorschriften met betrekking tot brandveilig gebruik van gebouwen worden in het Gebruiksbesluit geüniformeerd. De huidige bepalingen over brandveilig gebruik van gebouwen die nu zijn opgenomen in de gemeentelijke bouwverordeningen komen met de inwerkingtreding van dit besluit te vervallen. Het aantal bedrijven dat verplicht is een gebruiksvergunning aan te vragen wordt door het Gebruiksbesluit aanzienlijk verminderd. Het ontwerp-Gebruiksbesluit is op 2 oktober 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 28 325, nr. 52) ten behoeve van de zogenoemde voorhangprocedure aan u toegezonden en is op 10 oktober 2007 en 22 januari 2008 besproken in een algemeen overleg van de algemene commissie voor WWI. Begin februari 2008 is het ontwerp-Besluit voor advies aan de Raad van State aangeboden. De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie zal u binnenkort informeren over haar standpunt ten aanzien van de uitvoering van de drie moties over het ontwerp-Gebruiksbesluit, die op 12 februari 2008 zijn aanvaard (Kamerstukken II, 2007/08, 28 325, nrs. 70 tot en met 72). De komst van het Gebruiksbesluit zal leiden tot een lastenvermindering van €  9,8 miljoen.

De procedure voor een sloopvergunning zal worden geïntegreerd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, en daarmee onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning(procedure). De materiële voorschriften over scheiden van sloopafval in meerdere fracties worden bij AMvB landelijk geüniformeerd (inwerkingtreding naar verwachting in 2009). De betreffende procedurele en materiële voorschriften die thans in de gemeentelijke bouwverordeningen zijn opgenomen, komen daarmee te vervallen.

Wet voorkeursrecht gemeenten (10.3)

De Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) wordt in twee slagen vereenvoudigd. De eerste vereenvoudigingsslag is opgenomen in het wetsvoorstel Invoeringswet Wro. Belangrijkste vereenvoudiging is dat het aantal besluitvormingsmomenten voor de vestiging van een voorkeursrecht wordt teruggebracht tot twee. In de oude wet volgen veelal zes besluitvormingsmomenten (met bezwaar- en zienswijzen procedures). Het wetsvoorstel voor de invoeringswet Wro is op 7 oktober 2007 aangenomen in de Tweede Kamer en is nu in behandeling bij de Eerste Kamer. Een apart wetsvoorstel met het tweede deel van de vereenvoudiging is sinds 26 november 2007 aanhangig bij de Tweede Kamer. Hierin wordt onder meer de aanbiedingsprocedure voor gronden vereenvoudigd.

De toepassing van ICT bij de uitvoering van de VROM-regelgeving

VROM neemt bij de projecten van het meerjarenprogramma modernisering VROM-regelgeving nadrukkelijk de mogelijkheden van ICT mee om de regelgeving transparanter te maken voor burgers en ondernemers en de dienstverlening te verbeteren. Met de ICT-projecten wordt ook gestreefd naar efficiencyverbetering bij betrokken overheden. De drie belangrijkste projecten in dit verband zijn: het Digitaal Omgevingsloket, de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen (DURP). Deze projecten realiseren landelijke ICT-voorzieningen welke alle overheden, met name gemeenten en provincies, in staat stellen de dienstverlening aan burgers en ondernemers te verbeteren:

– gemakkelijk kennisnemen van de op hun situatie van toepassing zijnde regelgeving,

– het eenmalig inwinnen van gegevens en het hergebruik van deze gegevens door de overheid,

– gemakkelijk toestemming van de overheid verkrijgen voor activiteiten,

– het werken via één loket staat daarin centraal.

Over de voortgang van de hiervoor genoemde ICT-projecten (onderdeel van het Nationale Urgentie Programma voor de elektronische overheid) wordt U al separaat geïnformeerd via de behandeling van de WABO (Digitaal Omgevingsloket), Wetsvoorstel BAG en de Nieuwe Wro (Durp).

In de projecten wordt nauw samengewerkt met de andere bouwstenen van de elektronische overheid als Antwoord voor Bedrijven, Persoonlijke Internet Pagina, andere basisregistraties en DigiD.

Tot slot

Zoals in het begin van de brief al genoemd, zult u in het vervolg over de voortgang van nog lopende moderniseringsprojecten in het kader van het VROM-brede programma Slimmere regels, betere uitvoering en minder lasten worden geïnformeerd. Het Meerjarenprogramma Modernisering VROM-regelgeving is daarmee beëindigd. Terugkijkend op dit project constateer ik dat er met de uitvoering van het Meerjarenprogramma een belangrijke stap is gezet in de goede richting. De behoefte van de «klant» en niet de organisatie van de overheid komt centraal te staan bij het verlenen van vergunningen, het aantal vergunningen wordt sterk verminderd, bestaande regels zijn en worden vereenvoudigd en geharmoniseerd. We zijn er zeker nog niet maar het Meerjarenprogramma Modernisering VROM-regelgeving heeft onmiskenbaar een belangrijke bijdrage geleverd aan een merkbare reductie van de regeldruk.

Ik verwacht u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de huidige stand van zaken en mijn plannen voor de toekomst.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven