29 372
Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/54/EG, (PbEG L 176), verordening nr. 1228/2003 (PbEG L 176) en richtlijn nr. 2003/55/EG (PbEG L 176), alsmede in verband met de aanscherping van het toezicht op het netbeheer (Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer)

nr. 51
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 juni 2004

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel Ga, artikel 9b, vervalt.

B

In artikel I, onderdeel LLLa, artikel 95l, worden onder vernummering van het vierde lid tot het negende lid, vier leden ingevoegd, luidende:

5. Een leverancier biedt een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, ten minste een overeenkomst voor de levering van elektriciteit voor een onbepaalde duur aan.

6. Indien de afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur, wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde duur.

7. Een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, kan elke overeenkomst tot levering van elektriciteit beëindigen met inachtneming van een termijn van dertig dagen.

8. Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de afnemer een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen.

C

Artikel II, onderdeel Aa, artikel 1a, vervalt.

D

In artikel II, onderdeel NNa, artikel 52b, worden onder vernummering van het vierde lid tot het negende lid, vier leden ingevoegd, luidende:

5. Een leverancier biedt een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, ten minste een overeenkomst voor de levering van gas voor een onbepaalde duur aan.

6. Indien de afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst voor bepaalde duur, wordt hij geacht gekozen te hebben voor een overeenkomst voor onbepaalde duur.

7. Een afnemer als bedoeld in artikel 43, eerste lid, kan elke overeenkomst tot levering van elektriciteit beëindigen met inachtneming van een termijn van dertig dagen.

8. Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de afnemer een redelijke vergoeding is verschuldigd. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur, kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen.

E

Artikel Vb vervalt.

TOELICHTING

Met deze nota van wijziging kom ik mijn toezeggingen, zoals gedaan tijdens de plenaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel op 27 mei jongstleden, na. Deze nota van wijziging betreft twee onderwerpen.

In de eerste plaats heb ik met u naar aanleiding van amendement op stuk nr. 27 gesproken over een aantal zaken rond contracten die een leverancier van gas of elektriciteit met kleinverbruikers sluit. Met de Tweede Kamer meen ik dat het wenselijk is om enkele zaken over deze contracten vast te leggen om te voorkomen dat afnemers worden belemmerd in de keuze voor hun leverancier en daardoor de liberalisering de facto niet voldoende tot stand komt. Dit is opgenomen in de onderdelen B en D van deze nota van wijziging. Het betreft hier twee elementen, te weten het aangaan van de overeenkomsten en het opzeggen van de overeenkomsten.

Met betrekking tot het aangaan van overeenkomsten, leg ik in deze nota van wijziging twee zaken vast. Ten eerste dat een leverancier een kleinverbruiker altijd ten minste een overeenkomst voor onbepaalde duur aan moet bieden. Ten tweede dat als een kleinverbruiker geen uitdrukkelijke keuze maakt voor een overeenkomst van bepaalde duur, hij gebonden zal zijn aan een overeenkomst voor onbepaalde duur. Met een uitdrukkelijke keuze wordt bedoeld dat er sprake moet zijn van een bewijsbare schriftelijke of mondelinge bevestiging van de kleinverbruiker dat hij een overeenkomt voor bepaalde duur is aangegaan.

Deze bepalingen zijn van belang in relatie tot de regels voor het beëindigen van overeenkomsten. Een overeenkomst voor onbepaalde duur kan altijd kosteloos worden beëindigd met inachtneming van een termijn van 30 dagen. Dit is dus voor kleinverbruikers de meest gunstige contractsvorm met het oog op de mogelijkheden voor het overstappen naar een andere leverancier. Een overeenkomst voor bepaalde duur kan ook tussentijds worden beëindigd. Echter, het is redelijk dat de kleinverbruiker hiervoor een vergoeding aan de leverancier betaalt, die in de overeenkomst is bepaald. Deze vergoeding zal de kosten moeten weerspiegelen die de leverancier heeft in verband met het tussentijds opzeggen van de overeenkomst voor bepaalde duur. De DTe kan ik het kader van het toezicht op dit artikel een nadere invulling geven wat moet verstaan onder een redelijke vergoeding. De reden voor de vergoeding is dat de leverancier er bij het afsluiten van de overeenkomst vanuit is gegaan dat hij een bepaalde tijd, bijvoorbeeld één jaar, elektriciteit of gas aan de kleinverbruiker zal leveren. In ruil hiervoor kan hij bij voorbeeld een gunstiger prijs hebben aangeboden.

Het toezicht op de bepalingen omtrent consumentenbescherming in de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, waar de voorgestelde bepalingen een aanvulling op vormen, vindt op verschillende manieren plaats. In de eerste plaats houdt de DTe toezicht op de naleving van deze bepalingen, en kan bij overtreding een boete of een last onder dwangsom opleggen. Daarnaast kan de DTe bij de verlening van de vergunning aan een leverancier toetsen of er sprake is van redelijke voorwaarden. Tot slot kan de DTe de vergunning intrekken indien deze bepalingen worden overtreden.

Mijns inziens vervangt dit amendement de onderdelen III, onder 2, en VI, onder 2, van het amendement op stuk nr. 27. Voor een nadere toelichting op deze wijziging verwijs ik u tevens naar mijn reactie op amendement op stuk nummer 27 in mijn brief van 26 mei jongstleden.

De onderdelen A, C en E van deze nota van wijziging betreffen het onderwerp eigendom van kabels en leidingen. Naar aanleiding van het amendement op stuk nr. 29 heb ik aangegeven dat ik bereid ben om de sectorspecifieke bepalingen over de eigendom van kabels en leidingen in de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Telecommunicatiewet te schrappen indien het amendement op stuk nr. 29 wordt ingetrokken. Met deze onderdelen doe ik mijn toezegging gestand. Zoals ik reeds heb aangegeven, zal ik in overleg met onder andere mijn ambtgenoot van Justitie werken aan een generieke regeling voor deze problematiek.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven