24 095
Frequentiebeleid

nr. 188
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2005

Hierbij bied ik u namens het Kabinet de Nota Frequentiebeleid 20051 aan. Deze Nota is tot stand gekomen naar aanleiding van de evaluatie van het tot nog toe gevoerde frequentiebeleid en de aanbevelingen van de Commissie Frequentiebeleid, onder voorzitterschap van de heer Wolffensperger2. In de Nota Frequentiebeleid 2005 zijn de aanbevelingen van deze commissie op hoofdlijnen gevolgd. Op enkele punten waar is afgeweken van deze aanbevelingen ga ik in deze brief nader in.

Hoofdlijnen van de Nota Frequentiebeleid

Belangrijke uitgangspunten van de Nota Frequentiebeleid 2005 zijn:

– meer ruimte bieden voor innovatie en kennisontwikkeling;

– het door flexibilisering sneller aansluiten bij ontwikkelingen in de markt en techniek

– vergunningvrijheid waar mogelijk.

De rode draad van het nieuwe frequentiebeleid is flexibilisering, door vereenvoudiging van regelgeving en procedures en het verlagen of wegnemen van drempels, maar ook door meer ruimte te bieden voor gedeeld gebruik en medegebruik van frequentieruimte en door het invoeren van vergunningvrijheid waar dit mogelijk is. Zo zullen ongeveer 50 000 van de in totaal ruim 90 000 bestaande vergunningen worden omgezet in de lichtere vorm van registratie.

De overheid zal zich minder regulerend gaan opstellen in het frequentiebeleid ten aanzien van economische activiteiten. Toepassingen met een publiek karakter zoals publieke omroep, hulpdiensten en defensie, blijven gewaarborgd. Voor het verdelen van schaarse frequenties wordt de voorkeur gegeven aan een veiling, conform het kabinetsstandpunt over het MDW-rapport «Veilen en andere allocatiemechanismen»3, met behoud van de mogelijkheid om de vergelijkende toets te hanteren. Het toezicht zal intensiever worden, waarbij de nadruk komt te liggen op monitoring van het frequentiegebruik. Het nieuwe frequentiebeleid sluit aan bij ontwikkelingen in EU-verband, waar sprake is van een breed gedragen trend tot flexibilisering, en bij het ICT-beleid van het Kabinet, waarvoor het gebruik van frequenties essentieel is.

Het Kabinet besteedt verder in de Nota aandacht aan het publieke belang dat gelegen is in het voorkomen van misbruik van frequentieruimte. Strafbaar misbruik moet effectief kunnen worden aangepakt. In dit verband wijst het Kabinet op haar voornemen om te onderzoeken of het huidige instrumentarium toereikend is om hierin bij omroepaanbieders te voorzien1.

Afwijking van de aanbevelingen van de Commissie Frequentiebeleid

Het Kabinet wijkt op twee punten af van de aanbevelingen van de Commissie Frequentiebeleid. Ten eerste acht het Kabinet het weinig zinvol om de economische waarde van frequenties voor publieke taken expliciet zichtbaar te maken, dan wel deze te beprijzen. In de toewijzing van de frequentieruimte zijn andere elementen hier namelijk doorslaggevend. Ten tweede kiest het Kabinet op praktische gronden ervoor om de huidige wetsbepalingen rond het zogenoemd financieel instrument vooralsnog te handhaven, in plaats van dit te vervangen door beprijzing op basis van «opportunity costs», die vrijwel onmogelijk adequaat zijn vast te stellen.

Vermindering van lasten

Het nieuwe beleid, met name de beoogde vergunningvrijheid en een meer flexibel frequentiegebruik, zal leiden tot vermindering van de administratieve lasten voor burgers en bedrijven en tot vermindering van de beheerslasten voor de overheid.

Een ander gevolg van de toename van vergunningvrij gebruik is dat de inkomsten uit vergunningen terug zullen lopen. De effecten van het nieuwe beleid op de toezichtkosten zijn nog onduidelijk. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen wat de precieze financiële gevolgen zijn van bovenstaande ontwikkelingen.

De mogelijke gevolgen voor de Rijksbegroting en de administratieve lasten op de langere termijn zullen worden uitgewerkt en in kaart gebracht in het kader van de wijziging van de regelgeving die noodzakelijk is voor de implementatie van de Nota.

Consultatie

Een concept van deze Nota is publiekelijk en breed geconsulteerd. Naar aanleiding van dit commentaar is de Nota op meerdere punten verduidelijkt en aangescherpt. Uit de reacties bleek dat er waardering was voor de wijze waarop de voorstellen van de Commissie Frequentiebeleid zijn opgepakt. Men onderschrijft dat de overheid zich terughoudend moet opstellen en meer aan de markt moet overlaten, waardoor het nieuwe frequentiebeleid flexibeler zal kunnen aansluiten bij marktontwikkelingen. Daarnaast was er waardering voor de helderheid en de leesbaarheid van de Nota. Naar aanleiding van de consultatie en voorstellen van de Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties zal het Kabinet onderzoeken of het mogelijk is het frequentiebeleid nog beter te benutten voor economische groei en innovatie, bijvoorbeeld door het bewustzijn bij zowel gebruikers als ondernemers in Nederland voor de mogelijkheden die ICT biedt, te verhogen.

Implementatie en overgangsfase

De implementatie van de Nota zal voortvarend ter hand worden genomen. Voorzover beleidsvoornemens zonder wijziging van de bestaande regelgeving mogelijk is, zal direct worden gestart met de uitvoering van het nieuwe beleid. Voorzover dat nog niet mogelijk is, zal de bestaande regelgeving worden aangepast. In de komende overgangsfase naar het nieuwe frequentiebeleid zullen in beginsel geen wijzigingen worden aangebracht in bestaande vergunningen en reeds lopende verdelingstrajecten, zoals Public Access Mobile Radio (PAMR). Bij de implementatie van het nieuwe beleid zal rekening worden gehouden met de gevolgen voor alle spelers op de markt, zowel met de bestaande als met nieuwe spelers.

De Nota heeft geen gevolgen voor de beleidsvoornemens ten aanzien van de voorgenomen verdeling van frequenties voor digitale radio (TDAB), waarover ik uw Kamer recentelijk heb geïnformeerd1. Uitvoering van deze beleidsvoornemens duldt geen verder uitstel en zal plaatsvinden conform de thans geldende regelgeving.

Bij de besluitvorming over het wel of niet verlengen van de GSM 900-vergunningen zal rekening worden gehouden met de uitgangspunten van de Nota frequentiebeleid 2005.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2003–2004, 24 095, nr. 172.

XNoot
3

Kamerstukken II, 2001–2002, 24 036, nr. 254.

XNoot
1

Kamerstukken II, 2004–2005, 24 095, nr. 179.

XNoot
1

Brief van de Minister van Economische Zaken aan de voorzitter van de Tweede Kamer van 27 oktober 2005, nr. TP/OT/5062109.

Naar boven