Beleidsregels schulddienstverlening Boxtel 2018

Het college van burgemeester en wethouders;

 

gelet op de artikelen 2 en 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de volgende:

 

Beleidsregels schulddienstverlening Boxtel 2018

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      inwoner: de ingezetene, van 18 jaar of ouder, die op grond van de Basis Registratie Persoonsgegevens bij de gemeente is ingeschreven;

    • c.

      verzoeker: inwoner die zich tot het college heeft gewend voor schulddienstverlening;

    • d.

      zelfstandige: de persoon als bedoeld in artikel 1 lid b van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      schulddienstverlening het ondersteunen bij het vinden van een adequate integrale oplossing voor financiële problemen of het voorkomen daarvan, indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn/haar schulden of indien hij/zij in de toestand verkeert dat hij/zij heeft opgehouden te betalen, evenals de nazorg;

    • f.

      schuldregeling: het bemiddelen met schuldeisers en het komen tot een afbetalingsvoorstel eventueel met verstrekking van een saneringskrediet; gericht op het oplossen van schulden;

    • g.

      Wgs: de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • h.

      WSNP: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • i.

      NVVK: de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, de Verenging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren;

    • j.

      fraudevordering: een vordering als bedoeld in artikel 3 derde lid van de Wgs.

  • 2.

    Daar waar in deze beleidsregels wordt gesproken over schulddienstverlening heeft dit een gelijke betekenis als het begrip schuldhulpverlening zoals geformuleerd in de Wgs.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening

  • 1.

    Alle inwoners van de gemeente van 18 jaar en ouder die onder de personenkring van artikel 11 van de Participatiewet vallen en duurzaam in Nederland verblijven, kunnen zich tot het college wenden voor schulddienstverlening.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kunnen ex-zelfstandig ondernemers een beroep doen op schulddienstverlening en/of schuldregeling als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het bedrijf is beëindigd en uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      er is een liquidatiebalans en de fiscale positie inclusief eventuele nog openstaande verplichtingen bij de belastingdienst zijn duidelijk;

    • c.

      de boekhouding is op orde en de administratie is volledig afgerond.

    • d.

      Zelfstandigen met een nog bestaande onderneming kunnen een beroep doen op een voorliggende voorziening in de vorm van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

Artikel 3. Aanbod schulddienstverlening

  • 1.

    Het college biedt een verzoeker schulddienstverlening aan, indien het college dit noodzakelijk vindt en toetst de aanvraag aan de uitgangspunten van het Wmo Beleidsplan 2015-2016. Indien die noodzaak niet aanwezig wordt geacht kan een aanvraag worden geweigerd.

  • 2.

    De schulddienstverlening kan bestaan uit één of meer producten als bedoeld in bijlage 1 van deze beleidsregels.

  • 3.

    De vorm waarin en de periode waarbinnen de gemeente schulddienstverlening aanbiedt is gebaseerd op een analyse van de hulpvraag, de schulden en de onderliggende problematiek, is van meerdere factoren afhankelijk en kan per situatie verschillen.

  • 4.

    De factoren die een rol kunnen spelen zijn (niet limitatief):

    • a.

      Zwaarte, omvang, soort en/of regelbaarheid van de schulden;

    • b.

      Er is sprake van een crisissituatie;

    • c.

      Psychosociale omstandigheden;

    • d.

      Houding, gedrag (motivatie) en vaardigheden van verzoeker;

    • e.

      Een eventueel eerder gebruik van schulddienstverlening;

    • f.

      Het inkomen van de verzoeker.

  • 5.

    Het schulddienstverleningsaanbod zal geen schuldregeling kunnen bevatten wanneer:

    • a.

      vooraf duidelijk is dat één of meerdere schulden van de aanvrager niet door bemiddeling van het college op te lossen zijn, en/of;

    • b.

      de financiële situatie van verzoeker te instabiel is, en/of;

    • c.

      er geen sprake is van een problematische schuldsituatie (zoals omschreven in de gedragscode van de NVVK).

  • 6.

    Voor wat betreft de producten betalingsregeling en schuldregeling conformeert het college zich aan de Gedragscode van de NVVK.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1.

    Verzoeker doet aan het college op verzoek of direct uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schulddienstverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het traject.

  • 2.

    Verzoeker is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is gedurende de aanvraagperiode en tijdens het schulddienstverleningstraject. De medewerking bestaat onder andere uit:

    • a.

      het tijdig verschijnen op een afspraak en het tijdig nakomen van afspraken;

    • b.

      geen nieuwe financiële verplichtingen dan wel schulden aangaan;

    • c.

      het zich houden aan de bepalingen van deze beleidsregels en indien van toepassing de bepalingen van het plan van aanpak schulddienstverlening;

    • d.

      het overleggen van een identiteitsbewijs, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht;

    • e.

      het verlenen van toestemming om de voor de schulddienstverlening van belang zijnde informatie in te winnen, en te verstrekken aan derden.

  • 3.

    De verzoeker kan door het college verplicht worden gesteld om zich naar vermogen in te spannen om zijn/haar inkomen te verhogen, dan wel de lasten te verminderen. Te denken valt hierbij aan:

    • a.

      meewerken aan re-integratie en/of inburgering;

    • b.

      betaald werk vinden of meer uren gaan werken. Dit geldt ook, voor zover van toepassing, voor de partner;

    • c.

      meerderjarige kinderen leveren een financiële bijdrage aan de huishouding;

    • d.

      indien autobezit niet noodzakelijk is, met uitzondering van een medische noodzaak of behoud van inkomen dan wel inkomensverwerving, deze auto te verkopen of in te ruilen tegen een goedkoper(e) auto of vervoermiddel, mits de noodzaak is vastgesteld;

    • e.

      overige mogelijkheden om de financiële ruimte te vergroten, zoals een beroep doen op voorliggende voorzieningen, te benutten.

Artikel 5. Weigerings- en beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels en de Wgs, kan het college besluiten tot weigering dan wel beëindiging van de schulddienstverlening indien:

  • a.

    het schulddienstverleningstraject succesvol is afgerond;

  • b.

    verzoeker niet (langer) voldoet aan het bepaalde onder artikel 2;

  • c.

    verzoeker zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • d.

    verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 6 en 7 van de Wgs, artikel 4 van deze beleidsregels en de beschikking of de schuldregelingsovereenkomst niet of in onvoldoende mate nakomt. Alvorens te besluiten tot weigering dan wel beëindiging van de schulddienstverlening, wordt verzoeker de mogelijkheid geboden om alsnog, binnen een redelijke hersteltermijn, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. Als schuldeisers weigeren mee te werken, dan geldt deze hersteltermijn niet;

  • e.

    op basis van verkeerde en onjuiste informatie – zo later is gebleken – schulddienstverlening aan verzoeker is toegekend, terwijl indien dit ten tijde van de besluitvorming bekend was geweest bij het college, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • f.

    verzoeker zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schulddienstverleningstraject, misdraagt;

  • g.

    verzoeker in staat is om zijn/haar financiën of schulden zelf te regelen dan wel in staat is de financiën of schulden zelfstandig te beheren;

  • h.

    de geboden schulddienstverlening, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker, niet (langer) passend is;

  • i.

    er sprake is van een openstaande fraudevordering bij een bestuursorgaan die is geconstateerd binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening. Bij het bepalen van deze termijn, tellen openstaande fraudevorderingen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels mee.

Artikel 6. Hernieuwde aanvraag - Weigering - Hersteltermijn

  • 1.

    Schulddienstverlening kan door het college worden geweigerd indien:

    • a.

      verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn/haar verplichtingen zoals neergelegd in artikel 6 en 7 van de Wgs en/of van de verplichtingen zoals genoemd in artikel 4 nakomt;

    • b.

      er sprake is van een openstaande fraudevordering bij een bestuursorgaan die is geconstateerd binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening. Bij het bepalen van deze termijn, tellen openstaande fraudevorderingen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels mee;

    • c.

      een aanvraag door toedoen of nalatigheid van de verzoeker is beëindigd of ingetrokken. De termijn hiervoor is zes maanden na datum van beëindiging;

    • d.

      een traject schuldregeling tussentijds is beëindigd (minnelijk en wettelijk). De termijn hiervoor is - afhankelijk van de fase waarin traject zich bevindt – één tot drie jaar na datum van beëindiging;

    • e.

      schulddienstverlening is beëindigd op grond van artikel 5 sub a, c, d, e of f. De termijn hiervoor is drie jaar na datum van beëindiging;

    • f.

      het wettelijke traject schuldsanering van de WSNP van toepassing is verklaard op verzoeker.

  • 2.

    Alvorens, ingevolge lid 1 te besluiten tot weigering, wordt verzoeker de mogelijkheid geboden om alsnog, binnen de gestelde termijn, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. Als schuldeisers weigeren mee te werken, dan geldt deze hersteltermijn niet.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 onderdeel b, c, d, e of f kan het college andere producten dan schuldregeling aanbieden.

Artikel 7. Berekening Vrij Te Laten Bedrag

Voor de berekening van het Vrij Te Laten Bedrag (VLTB) wordt volgens de Gedragscode Schuldregeling van de NVVK gehandeld.

Artikel 8. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels schulddienstverlening Boxtel 2018.

 

 

Aldus vastgesteld in zijn vergadering van 16 januari 2018.

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1

 

Productaanbod schulddienstverlening (niet limitatief)

 

Crisisinterventie:

Voorkomen van dreigende afsluitingen gas, elektriciteit en water en huisuitzettingen.

 

Ordenen van de administratie en inzet van vrijwilligers:

Vrijwilligers/schuldhulpmaatjes helpen bij de thuisadministratie. Zij steunen met de contacten naar instanties en schrijven met de belanghebbende ‘moeilijke’ brieven. Ook andere organisaties kunnen worden ingeschakeld om de belanghebbende te ondersteunen bij het ordenen van de administratie.

 

Doorverwijzing hulp ketenpartners:

Verwijzing naar ketenpartners voor hulpverlening, zoals maatschappelijk werk, wijkteams, en andere hulpverlenende instanties.

 

Stabilisatie:

Als niet elke maand alle rekeningen kunnen worden betaald is het soms het beste om rust te brengen in de situatie. We stabiliseren de financiën door orde aan te (laten) brengen in de inkomsten en uitgaven. Daarbij kijken we naar de persoonlijke omstandigheden; psychosociale beperkingen, belemmering in werk of gezinsleven etc. Als er financiële rust is kan belanghebbende eventueel met hulp van een gespecialiseerde instantie aan de persoonlijke omstandigheden werken. Vervolgens daarna kan worden gewerkt aan een verbetering van de financiële situatie, het oplossen van schulden of omgaan met geld.

Hierbij kunnen externe organisaties ingeschakeld worden: bijv. vrijwilligers, budgetcoach, bewindvoerder.

Voorbeelden stabilisatie afhankelijk van de omstandigheden:

 

a) Budgetbegeleiding/budgetcoaching:

We ondersteunen bij het betalen van vaste lasten zoals huur, hypotheek, energie, water en zorgverzekering en (uitgebreid) ook naar andere lasten. Bij een tekort kijken we waarop kan worden bezuinigd om achterstanden en/of schulden te voorkomen. Het doel is grip krijgen op financiën. We leren belanghebbende om de administratie en financiën te ordenen. Bij voorkeur in een groep of anders individueel. Na afloop van de budgetbegeleiding is er grip op de financiën en kunnen rekeningen weer door belanghebbende op tijd worden betaald en dat er geen nieuwe schulden ontstaan.

 

b) Budgetbeheer:

Het lukt niet om vaste lasten op tijd betalen, daarom wordt deze zorg voor een of meerdere jaren uit handen genomen. Wij betalen tijdelijk de huur, energie, water en zorgverzekering of andere betalingen van de beschikbare eigen inkomsten. Eventueel via inhouding op de uitkering Participatiewet.

 

c) Beschermingsbewind:

Als de lasten structureel niet zelf tijdig betaald kunnen worden verwijzen we inwoners door naar de rechtbank om beschermingsbewind aan te vragen. Een bewindvoerder neemt de zorg voor het betalen van de vaste lasten structureel over. De bewindvoerder zorgt ervoor dat er rust en stabiliteit komt in de persoonlijke financiën.

Als er na stabilisatie/bewindvoering nog schulden zijn, kan er een aanvraag schuldregeling worden gedaan om de schulden aan te pakken.

 

Herfinanciering:

De belanghebbende sluit een nieuwe lening af bij een reguliere bank om alle schulden in één keer te betalen. Dan is er nog maar één schuld, waarop de klant maandelijks moet aflossen.

 

Sociale lening:

Een sociale lening is een lening zoals een lening bij een bank. De sociale lening wordt verstrekt door de Kredietbank ‘s-Hertogenbosch. Hoeveel kan worden geleend is afhankelijk van het inkomen. In sommige gevallen kan een sociale lening ook gebruikt worden om alle schulden af te lossen.

 

Betalingsregeling:

Als er enkelvoudige schulden zijn, zorgen we voor inzicht en treffen we betalingsregelingen of ondersteunen we daarbij. We ondersteunen bij het opstellen van brieven naar schuldeisers.

 

Schuldregeling (zie ook bijlage 2):

Er zijn problematische schulden. We kijken of we kunnen helpen bij het aanpakken van de schulden. Dit hangt af van de persoonlijke omstandigheden en de schuldeisers. Als de regeling slaagt, is de inwoner in principe na 3 jaar schuldenvrij.

Bij een eigen woning gaan we tevens bekijken of het mogelijk is in de eigen woning te blijven wonen.

 

Verzoekschrift Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP):

Het is niet gelukt om schulden (minnelijk) te regelen. Via een aanvraag kan de inwoner een beroep doen op de WSNP via de rechtbank in ’s-Hertogenbosch. Samen met de inwoner zorgen wij voor die aanvraag.

De rechter beslist over de toelating tot de WSNP. Na toelating tot de Wsnp krijgt de inwoner een bewindvoerder die de schulden beheert. De klant moet dan de financiën zelf regelen. Als dit niet lukt kan de gemeente ondersteunen.

 

Bijlage 2

 

Specifieke criteria voor het product schuldregeling/toelating tot een traject schuldregeling

 

Het doorlopen van een schuldregeling is een hele opgave. Het schulddienstverleningsaanbod zal geen schuldregeling bevatten als vooraf duidelijk is dat één of meerdere schulden van de aanvrager niet door bemiddeling van het college op te lossen zijn. Voor het product schuldregeling conformeert het college zich aan de richtlijnen en voorwaarden van de NVVK.

Om een zo groot mogelijke kans te creëren dat een schuldenaar die aan een schuldregeling begint ook daadwerkelijk de eindstreep haalt, stelt het college voorwaarden in de sfeer van gedrag en financiële regelbaarheid, om toegelaten te kunnen worden voor een traject schuldregeling.

 

Voorwaarden product schuldregeling

 

1. De verzoeker komt zijn afspraken na

Verschijnt tijdig op afspraken of meldt zich tijdig af als de afspraak niet kan worden nagekomen.

Levert tijdig gevraagde formulieren en bewijsstukken in.

Geeft volledige openheid van zaken aangaande de schulden en opent zijn post.

Heeft, indien van toepassing, alle belastingaangiftes gedaan over het lopende en de 5 daaraan voorafgaande jaren en overlegt hiervan de (voorlopige) aanslag. Indien deze niet zijn afgerond, onderneemt de schuldenaar actie om deze in orde te maken.

 

2. De verzoeker geeft invulling aan een actieve informatieplicht

Alle omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het traject worden door de schuldenaar tijdig gemeld. Hierbij valt te denken aan:

  • -

    Wijzigingen in het inkomen/uitkering;

  • -

    Wijzigingen in de gezinssituatie. Kinderen die het huis uit gaan of thuis komen wonen, vertrek partner of inwonende (nieuwe) partner;

  • -

    Wijzigingen met betrekking tot onderhuurders of kostgangers;

  • -

    Wijzigingen in de huisvestingssituatie, huurverhoging, wijzigingen in energieleverancier;

  • -

    Wijzigingen met betrekking tot veranderingen in kosten/vaste lasten van (bijvoorbeeld) zorgverzekering.

3. De verzoeker is gemotiveerd en weet wat hem te wachten staat

Omdat het traject lang en zwaar is moet de klant daarover goed zijn voorgelicht en zo goed mogelijk zijn voorbereid (een ketenpartner heeft hierin een rol als de klant in een zorgtraject zit). Bij de motivatie hoort ook, indien van toepassing, meewerken aan een re-integratie, om door werk het inkomen te verhogen. De niet-werkende partner tracht (indien mogelijk) werk te vinden of een parttime baan uit te breiden naar fulltime. Alleen op aantoonbare medische gronden kan hier van afgeweken worden.

Inwonende meerderjarige kinderen betalen kostgeld.

Indien niet nodig voor woon-werk verkeer heeft de klant geen auto.

Indien mogelijk boort de klant andere financiële hulpbronnen aan (meer uren werken et cetera).

 

4. De verzoeker moet financieel ‘regelbaar’ zijn (enkele voorbeelden).

Indien er niet saneerbare schulden (meer) zijn zoals boetes van het CJIB, niet afgeloste fraudevorderingen of betwiste vorderingen.

Er is geen sprake van een lopende echtscheidingsprocedure.

De inkomsten en uitgaven zijn nog niet in balans.

Er mag geen sprake zijn van verslaving en overige psychosociale problematiek of van belemmerende psychische problematiek.

Indien er sprake is geweest van een verslaving en/of overige psychosociale problematiek gelden er mogelijk aanvullende voorwaarden voor een schulddienstverleningstraject.

De verzoeker maakt vanaf het moment van aanmelding geen nieuwe schulden (enkele voorbeelden).

Als het product schuldregeling niet mogelijk is, zal zo mogelijk wel een ander schulddienstverleningsproduct worden aangeboden.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begrippen

In dit artikel zijn een aantal begrippen nader omschreven. Begrippen die al zijn omschreven in de Wet gemeentelijke schulddienstverlening, de Participatiewet, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze beleidsregels. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze beleidsregels.

 

Artikel 2. Doelgroep schulddienstverlening

Lid 1.

Schulddienstverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente Boxtel van 18 jaar en ouder die duurzaam in Nederland verblijven. Net zoals in de Participatiewet worden hiermee gelijkgesteld de hier te lande verblijvende vreemdelingen. Artikel 5 van de Wgs stelt dat vreemdelingen die ingezetenen zijn in aanmerking kunnen komen voor schulddienstverlening als ze rechtmatig in Nederland verblijf houden. Dit in de zin van artikel 8 onder a tot en met e en l van de vreemdelingenwet 2000. Het is echter niet de bedoeling om mensen te helpen die hier kortstondig zijn, bijvoorbeeld om te werken, te helpen. Het gaat er om dat er hier een persoonlijke band van duurzame aard bestaat. Factoren die bij de beoordeling hiervan een rol spelen zijn een permanente woning hier, een woning buiten Nederland waar gezinsleden wonen of het doel van verblijf hier, naar zijn aard al dan niet tijdelijk is. Voor EU-onderdanen (Unieburgers) geldt dat er in principe een permanent verblijfsrecht is als deze langer dan vijf jaar rechtmatig in Nederland heeft verbleven. Zij kunnen dan gebruik maken van de Sociale zekerheid zoals bijstand. Het is logisch om dat ook voor de schulddienstverlening te laten gelden.

 

Schulddienstverlening voor gehuwden en geregistreerde partners kan alleen voor beide partners worden aangegaan. Er moet sprake zijn van een door beiden ondertekende aanvraag. Financiële en eventueel onderliggende problemen binnen een gezamenlijke huishouding kunnen namelijk alleen worden aangepakt als beide partners meewerken en zich willen inzetten.

 

Bij samenwoning zonder wettelijk contract ligt het anders. Wanneer er sprake is van samenwoning zonder samenlevingscontract, geregistreerd partnerschap of huwelijk blijft belanghebbende zelf aansprakelijk voor de schulden die zijn gemaakt vóór dat er sprake was van samenwoning. Ook schulden die tijdens de samenwoning door één van de partners wordt aangegaan maar duidelijk als privé te bestempelen zijn kunnen niet toegeschreven worden aan de andere partner. Het is daarom mogelijk om als samenwonende toch alleen een traject schulddienstverlening te doorlopen.

 

Lid 2.

Een uitzondering op de brede toegankelijkheid wordt gevormd door zelfstandig ondernemers. Zij kunnen geen beroep doen op gemeentelijke schulddienstverlening. Als het voortbestaan van een onderneming in gevaar is vanwege te hoog oplopende schulden, zal de zelfstandig ondernemer veelal bij een bank aankloppen om extra krediet. Als het niet mogelijk is het benodigde extra krediet bij een bank te verkrijgen, kan een zelfstandig ondernemer een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

 

Als de onderneming levensvatbaar is, kan besloten worden tot het verstrekken van (extra) Bbz bedrijfskapitaal, waarmee de schulden worden geherfinancierd. Schulddienstverlening vanwege problematische schulden is dan niet meer aan de orde. Als de ondernemer niet in aanmerking komt voor een Bbz – krediet omdat het bedrijf niet levensvatbaar is, is het niet zinvol om schulddienstverlening aan te bieden. De zelfstandige doet er beter aan te stoppen om grotere financiële problemen te voorkomen. Als de onderneming niet levensvatbaar is, moet deze worden gestaakt. Daarna staat schulddienstverlening wel open.

 

Ex-zelfstandigen moeten hun boekhouding op orde hebben en alle aangiften inkomstenbelasting bij de belastingdienst gedaan hebben om te kunnen worden toegelaten tot een schuldregeling of WSNP traject. De belastingdienst werkt anders niet mee aan een schuldsaneringstraject. Ex-zelfstandigen worden bij een verzoek om schulddienstverlening hierop gewezen en verwezen naar een boekhouder of hulpverlenende instantie.

 

Indien er sprake is van een schuldregeling, kunnen ex-zelfstandigen een offerte indienen om de boekhouding af te wikkelen en aangifte inkomstenbelasting te doen. Indien noodzakelijk worden de kosten, mits redelijk betaald door de gemeente.

 

Artikel 3. Aanbod schulddienstverlening

In lid 1 is aangegeven dat het college schulddienstverlening verleent indien het college dit noodzakelijk acht. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (problematische) schulden zelf aan te pakken en te regelen, kan schulddienstverlening achterwege blijven.

 

Anderzijds wordt middels dit lid, evenals lid 2 en 3, recht gedaan aan het uitgangspunt dat schulddienstverlening gericht ingezet dient te worden. Het gaat om maatwerk.

 

De hulpvraag wordt getoetst aan de uitgangspunten van het Wmo Beleidsplan 2015-2016 en het productaanbod. De inzet van producten kan per situatie verschillen. In lid 3 van dit artikel worden factoren genoemd die bepalen in welke mate één of meerdere producten schulddienstverlening worden aangeboden.

 

Als blijkt dat er in het schuldenpakket van de aanvrager schulden voorkomen, die niet door schuldregeling op te lossen zijn, is dit reden om geen aanbod tot schuldregeling te doen (lid 5). Er zijn meer criteria. In bijlage 2 bij deze beleidsregels staan deze criteria om voor schuldregeling in aanmerking te komen. Als schuldregeling niet mogelijk is zal zo mogelijk een ander schulddienstverleningsproduct worden aangeboden.

 

Overzicht Productaanbod:

  • -

    Crisisinterventie

  • -

    Ordenen van de administratie en inzet van vrijwilligers

  • -

    Doorverwijzing hulp ketenpartners

  • -

    Stabilisatie:

    • a.

      Budgetbegeleiding/budgetcoaching

    • b.

      Budgetbeheer

    • c.

      Beschermingsbewind

  • -

    Herfinanciering

  • -

    Sociale lening

  • -

    Betalingsregeling

  • -

    Schuldregeling (zie ook bijlage 2)

  • -

    Verzoekschrift Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP)

Artikel 4. Verplichtingen en gevolgen schending daarvan

Met dit artikel wordt de eigen verantwoordelijkheid van de hulpvrager voorop gesteld. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van inwoners zelf om tijdig de benodigde informatie te geven (lid 1) en medewerking te verlenen (lid 2). Dit zowel in de fase van aanvraag als gedurende de looptijd van een traject. Lid 2 noemt een aantal verplichtingen, dit is geen limitatieve opsomming. In lid 3 staan bepalingen die er op gericht zijn dat de schuldenaar, en indien van toepassing zijn/haar gezin, een zo groot mogelijke financiële ruimte dient te verkrijgen. Dit past in de uitgangspunten van een gemotiveerde verzoeker die zoveel mogelijk probeert zelfredzaam te zijn.

Bij een schuldregeling worden de verplichtingen van de schuldenaar en de schuldregelende instelling vastgelegd in een schuldregelingsovereenkomst. Voor de schuldregelende instelling heeft deze overeenkomst het karakter van een inspanningsverplichting en niet van een resultaatsverplichting. De schuldregelende instelling is immers afhankelijk van de medewerking van de schuldeisers en kan daarom geen resultaat (medewerking van de schuldeisers aan een schuldregeling) garanderen.

 

Artikel 5. Weigering en beëindiginggronden

In dit artikel wordt beschreven wanneer schulddienstverlening kan worden geweigerd of beëindigd. Het college heeft de bevoegdheid tot weigering of beëindiging, maar niet de verplichting.

Dit geeft het college met name ruimte om van een weigering of beëindiging af te zien. Altijd zal een beoordeling moeten plaatsvinden naar de feiten en of omstandigheden.

 

Omdat de gemeente een selectieve en gerichte toepassing van schulddienstverlening voorstaat, kan dat bijvoorbeeld betekenen dat schulddienstverlening wordt beëindigd indien de vorm van hulpverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar. Er is een duidelijk verband met de bepalingen in artikel 3 en 4 waarbij het gaat om eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid en motivatie. De beoordeling van de persoonlijke omstandigheden vergt maatwerk. Het spreekt voor zich dat bij beëindiging van de schulddienstverlening de motivatie hiervan en de gronden waarop dit plaatsvindt duidelijk vermeld staan in de beschikking.

 

Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, kan het college besluiten om schulddienstverlening te weigeren dan wel te beëindigen. Alvorens dat te doen wordt, de verzoeker een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan verzoeker wordt gesteld is bewust niet benoemd. De termijn dient een redelijke te zijn conform de Algemene wet bestuursrecht. Wat redelijk is, hangt samen met het type verplichting. Komt verzoeker ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het college besluiten tot weigering of beëindiging van de schulddienstverlening. In het kader van eigen verantwoordelijkheid wordt deze hersteltermijn voldoende geacht. Als schuldeisers weigeren mee te werken, dan geldt de hersteltermijn niet.

 

Fraude

Een persoon die fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft gehad en daarvoor onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd, kan worden uitgesloten van schulddienstverlening. De bevoegdheid om hulp te weigeren aan diegenen met fraudeschulden, wordt als mogelijkheid geboden door artikel 3 Wgs. Een uitsluiting geldt in deze beleidsregels als er sprake is van een openstaande fraudevordering bij een bestuursorgaan die is geconstateerd binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening. Bij het bepalen van deze termijn, tellen openstaande fraudevorderingen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels mee. Ligt de ontdekkingsdatum van de fraude vóór vijf jaar terug, dan wordt het verzoek tot schulddienstverlening in principe opgepakt, mits er geen andere gronden tot weigering aanwezig zijn. Er is nadrukkelijk voor de vijf-jaar termijn gekozen om aan te sluiten bij de termijn zoals die geldt bij de toegang tot de WSNP (het wettelijk traject). Indien de ontdekkingsdatum niet vast te stellen is, wordt de datum van de veroordeling of het opleggen van de sanctie gehanteerd.

 

Op grond van artikel 8 kan het college in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in artikel 5 onder i, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid. Bijvoorbeeld als er duidelijk sprake is van een schrijnende (gezins)situatie en aantoonbare negatieve effecten als schulddienstverlening niet wordt geboden. Bijvoorbeeld als het gaat om kleine bedragen of een klein deel van de totale schuldenlast aan fraudeschuld. Zie ook het schema in het volgende artikel.

 

Schuldregeling is veelal niet mogelijk bij fraudeschulden. Wel kunnen, afhankelijk van de persoonlijke situatie, andere producten dan schuldregeling worden aangeboden.

 

Artikel 6. Hernieuwde aanvraag - Weigering - Hersteltermijn

Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 4, kan het college besluiten om schulddienstverlening te weigeren.

 

Artikel 6 is geformuleerd als een zogenaamde “kan”-bepaling. Het college heeft ook bij de hernieuwde aanvraag de bevoegdheid tot weigering, maar niet de verplichting. Dit geeft het college met name ruimte om van een weigering af te zien. Altijd zal een beoordeling moeten plaatsvinden naar de feiten en of omstandigheden. Alleen als een schuldenaar (of betrokken ketenpartner) gemotiveerd kunnen aantonen dat de situatie is veranderd, wordt een hernieuwde aanmelding in behandeling genomen.

 

Alvorens dat te doen wordt, conform lid 2, de verzoeker een termijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan verzoeker wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn dient een redelijke te zijn conform de Algemene wet bestuursrecht. Wat redelijk is, hangt samen met het type verplichting. Komt verzoeker ook gedurende de herstelperiode zijn verplichting niet na, dan kan het college besluiten tot weigering of beëindiging van de schulddienstverlening. In het kader van eigen verantwoordelijkheid wordt deze hersteltermijn voldoende geacht. Als schuldeisers weigeren mee te werken, dan geldt de hersteltermijn niet.

 

Fraude Lid 1 onder b

De persoon die fraude heeft gepleegd die financiële benadeling van een bestuursorgaan tot gevolg heeft gehad en daarvoor onherroepelijk strafrechtelijk is veroordeeld of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt leed toe te voegen, is opgelegd, kan worden uitgesloten van schulddienstverlening. De bevoegdheid om hulp te weigeren aan diegenen met fraudeschulden, wordt als mogelijkheid geboden door artikel 3 Wgs.

 

Een uitsluiting geldt in deze beleidsregels als er sprake is van een openstaande fraudevordering bij een bestuursorgaan die is geconstateerd binnen vijf jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening. Bij het bepalen van deze termijn, tellen openstaande fraudevorderingen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels mee. Ligt de ontdekkingsdatum van de fraude vóór vijf jaar terug, dan wordt het verzoek tot schulddienstverlening in principe toegekend, mits er geen andere gronden tot afwijzing aanwezig zijn. Er is nadrukkelijk voor de vijf-jaar termijn gekozen om aan te sluiten bij de termijn zoals die geldt bij de toegang tot de WSNP (het wettelijk traject). Indien de ontdekkingsdatum niet vast te stellen is, wordt de datum van de veroordeling of het opleggen van de sanctie gehanteerd.

 

Net als in artikel 5 onder i. geldt ook hier dat op grond van artikel 8 het college in zeer bijzondere gevallen gemotiveerd kan afwijken van de bepalingen in artikel 6 onder 1b, indien onverkorte toepassing daarvan aanleiding geeft of zou leiden tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid. Bijvoorbeeld als er duidelijk sprake is van een schrijnende (gezins)situatie en aantoonbare negatieve effecten als schulddienstverlening niet wordt geboden. Bijvoorbeeld als het gaat om kleine bedragen of een klein deel van de totale schuldenlast aan fraudeschuld. Schuldregeling is veelal niet mogelijk bij fraudeschulden. Wel kunnen, afhankelijk van de persoonlijke situatie, andere producten dan schuldregeling worden aangeboden.

 

Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schulddienstverlening in relatie tot eerdere trajecten en contacten schulddienstverlening, zijn in dit artikel ook regels gesteld.

 

Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid, wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van hernieuwde aanvragen. Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schulddienstverlening telt de verleende schulddienstverlening c.q. de contacten op dat gebied vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.

 

In uitzonderlijke gevallen en afhankelijk van de persoonlijke situatie hierop kunnen wel andere producten dan schuldregeling worden aangeboden, zoals vermeld in artikel 6 lid 3.

 

Schema Toegang (artikel 5 en artikel 6)

Weigeren toegang tot schulddienstverlening

uitsluiting¹

Onvoldoende mate verplichtingen worden nagekomen (art. 6 lid 1 a)

volledig

De aanvraag door verzoeker werd ingetrokken of beëindigd

6 maanden

Sprake van openstaande fraudevordering(en) (art. 5i en 6 lid 1 b)

deel aanbod²

Schulddienstverlening werd beëindigd o.g.v. art. 5 sub a, c, d, e of f

deel aanbod 3 jaar²

Indien het wettelijke traject schuldsanering van toepassing is verklaard op verzoeker

deel aanbod²

Weigeren toegang tot schuldregeling indien:

Uitsluiting¹

-Traject vóór het aanschrijven schuldeisers tussentijds is beëindigd;

1 jaar

-Traject ná het aanschrijven schuldeisers tussentijds is beëindigd.

2 jaar

Wettelijk traject (WSNP) tussentijds is beëindigd

3 jaar

Wettelijk traject is volledig doorlopen (schuldenvrij/door de rechter bevestigd)

3 jaar

Toegang tot het wettelijk traject schuldregeling (WSNP)

 

Herhaalde aanvraag WSNP

10 jaar³

¹ na datum van beëindiging

² aanbod zoals vermeld in artikel 6 lid 3

³ uitzonderingen in artikel 288 lid 2 sub d Faillissementswet

 

Artikel 7. Berekening vrij te laten bedrag

Onderdeel van het traject schulddienstverlening kan een schuldregeling zijn. Daarbij dient vastgesteld te worden wat de aflossingsmogelijkheden zijn en wat voor de schuldenaar overblijft als z.g. vrij te laten bedrag. Hiervoor zijn er landelijke richtlijnen, die ook binnen de WSNP gehanteerd worden en waar ook de NVVK zich aan heeft geconformeerd.

 

Artikel 8. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Hierin is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien.

 

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Naar boven