Gemeenteblad van Amsterdam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2020, 162407 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Amsterdam | Gemeenteblad 2020, 162407 | Overige besluiten van algemene strekking |
Gemeente Amsterdam - Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels over het verbeteren van de financiële positie van Kunstenplaninstellingen die als gevolg van de coronamaatregelen in hun voortbestaan worden bedreigd (Tijdelijke regeling eenmalige aanvulling op Kunstenplansubsidie 2017-2020 voor instellingen die in zwaar weer verkeren als gevolg van de coronamaatregelen - fase 1)
Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
gelet op artikel 160, eerste lid Gemeentewet en het besluit van het college d.d. 8 mei 2020 inzake de uitwerking van een steunmaatregel voor Kunstenplaninstellingen in aanvulling op de generieke economische Rijksmaatregelen en de specifieke Rijksmaatregelen voor de cultuursector.
besluit de volgende regeling vast te stellen:
Subsidieregeling eenmalige aanvulling op Kunstenplansubsidie 2017-2020 voor instellingen die in zwaar weer verkeren als gevolg van de coronamaatregelen - fase 1
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Hoofdlijnen: de door de gemeenteraad vastgestelde nota’s voor de kunstenplanperiode 2017-2020 (25 november 2015) en 2021-2024 (18 december 2019), waarin het beleid ten aanzien van de kunst en cultuur, de cultuurpolitieke doelen en het financiële kader voor een periode van vier jaar is uitgezet, instellingen in de Amsterdam-Bis worden aangewezen en de functies in de Amsterdam Bis worden gedefinieerd;
matching: aanvullende steun vanuit het Mondriaan Fonds, het Fonds Podiumkunsten of het Filmfonds (rijkscultuurfondsen) voor cruciale regionale musea, (pop)podia en filmtheaters, zoals beschreven in de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 van het ministerie van OCW (gepubliceerd op 11 juni 2020 in de Staatscourant);
overige compensatiemaatregelen: generieke maatregelen en (coulance)regelingen van andere overheden dan het Rijk waarvan kunst- en cultuurinstellingen gebruik kunnen maken en die als doel hebben de ondersteuning in verband met gederfde inkomsten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding ervan;
Rijksmaatregelen: maatregelen van het Rijk om de financiële gevolgen van de coronacrisis deels te compenseren. Dat zijn generieke economische maatregelen waar ook de cultuursector gebruik van kan maken, en maatregelen specifiek voor de cultuursector (additioneel noodpakket voor de cultuursector van het ministerie van OCW), die deels door rijkscultuurfondsen worden uitgevoerd);
weerstandsvermogen: de noodzakelijke financiële buffer van een instelling voor het opvangen van calamiteiten. Het weerstandsvermogen wordt berekend door de som van de algemene reserve en continuïteitsreserves, zoals opgenomen in jaarrekening 2019, te delen door het totaal van de gerealiseerde baten in 2019.
Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
De ASA 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling of in de Verordening Amsterdamse culturele infrastructuur, Hoofdlijnen en Kunstenplan uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Hoofdstuk 2 Steunmaatregel Kunstenplaninstellingen
Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten en hoogte van de subsidie
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door de instellingen als bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid.
Artikel 2.1.4 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 wordt bij de subsidieaanvraag het formulier financiële onderbouwing ingediend, waarin de volgende gegevens zijn ingevuld op basis van de opgave van de instelling:
In afwijking van artikel 8 van de ASA 2012 beslist het college op een aanvraag voor een eenmalige subsidie uiterlijk 9 juli 2020, dat wil zeggen binnen 5 werkdagen na de sluitingsdatum zoals genoemd in artikel 2.1.5 onder 1.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 juni 2020.
De burgemeester
Femke Halsema
De gemeentesecretaris
Peter Teesink
De gevolgen van de coronamaatregelen voor de cultuursector in Amsterdam zijn ongekend groot en hebben zeer ingrijpende maatschappelijke en economische gevolgen voor de stad. Omdat er acuut hulp nodig is - in aanvulling op de generieke Rijksmaatregelen en de aanvullende Rijksmaatregelen specifiek voor de cultuursector - worden kunst- en cultuurinstellingen in het Kunstenplan extra ondersteund via deze subsidieregeling.
Op 8 mei 2020 heeft het college ingestemd met het uitwerken van een steunmaatregel voor Amsterdamse kunst- en cultuurinstellingen in aanvulling op de generieke economische Rijksmaatregelen en de specifieke Rijksmaatregelen voor de cultuursector. Doelstelling is het overeind houden van een cruciaal en fundamenteel onderdeel van de Amsterdamse culturele infrastructuur dat als gevolg van de coronamaatregelen ernstig wordt bedreigd in zijn voortbestaan met zeer ingrijpende maatschappelijke en economische gevolgen voor de stad. De gemeentelijke steunmaatregel is bedoeld voor instellingen in het Amsterdamse Kunstenplan en wordt uitgevoerd in twee fases. Voor beide fasen wordt een subsidieregeling ingericht. Het uitgangspunt daarbij is dat de extra financiële steun terecht komt bij die Kunstenplaninstellingen die de steun van de gemeente het hardst nodig hebben.
Voor de uitvoering van de eerste fase van de steunmaatregel is de ‘Subsidieregeling eenmalige aanvulling op Kunstenplansubsidie 2017-2020 voor instellingen die in zwaar weer verkeren als gevolg van de coronamaatregelen – fase 1’ ingericht. Fase 2 van de steunmaatregel wordt uitgevoerd nadat het AFK heeft besloten over de aanvragen voor het Kunstenplan 2021-2024 en het college over de functies van de Amsterdam Bis. De mogelijkheid om voor fase 2 subsidie aan te vragen, zal op een later moment in deze subsidieregeling worden opgenomen. Voor fase twee komen in aanmerking:
Het college heeft voor de uitvoering van de steunmaatregel (fase 1 + fase 2) € 17 miljoen uit de gemeentelijke noodkas gereserveerd. Daarvan is € 10,5 miljoen bestemd voor de uitvoering van fase 1 van de steunmaatregel.
Additioneel noodpakket van het Rijk voor de cultuursector
Op 15 april jl. heeft het kabinet een additioneel noodpakket voor de cultuursector aangekondigd. Met een bedrag van € 300 mln. (plafond Rijk) worden culturele instellingen die van vitaal belang zijn voor de landelijke cultuursector de komende maanden ondersteund. Op 27 mei jl. heeft de minister van OCW in een brief aan de Tweede Kamer de uitwerking beschreven van het additionele noodpakket voor de cultuursector. Het noodpakket bestaat uit 5 ‘stromen’ waarvan stroom 1 en 3 relevant zijn voor de Subsidieregeling voor Kunstenplaninstellingen die in zwaar weer verkeren als gevolg van de coronamaatregelen.
Stroom 1: aanvullende subsidie aan meerjarig door het Rijk gesubsidieerde producerende instellingen
Deze aanvullende subsidie is bestemd voor de 70 producerende instellingen in de BIS 2017-2020, én circa 198 door de zes rijkscultuurfondsen meerjarig gefinancierde instellingen en festivals, die in 2018 minimaal 15% aan eigen inkomsten hadden.
Stroom 3: investeren in de vitale regionale infrastructuur voor regionale musea, (pop)podia en filmtheaters
Voor die musea, (pop)podia en filmtheaters met een regionale functie waarbij er ook sprake is van landelijk belang, en waarbij gemeenten en/of provincies extra ondersteunen, zijn er binnen deze stroom middelen beschikbaar bij het Mondriaan Fonds, het Fonds Podiumkunsten en het Filmfonds. Instellingen komen alleen in aanmerking voor subsidie als uit de aanvraag volgt dat gemeente(n) en/of provincie(s) extra ondersteunen. Het uitgangspunt is dus matching tussen gemeente en een van de drie genoemde rijkscultuurfondsen
Op 11 juni 2020 is de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 van het ministerie van OCW gepubliceerd in de Staatscourant. Hierin zijn aanwijzingen opgenomen voor de regelingen van het Mondriaan Fonds, het Fonds Podiumkunsten en het Filmfonds. De regelingen van deze fondsen worden binnenkort gepubliceerd.
Artikel 1.3 Doel subsidieregeling
Met de uitvoering van de subsidieregeling wil de gemeente een cruciaal en fundamenteel onderdeel van de Amsterdamse culturele infrastructuur dat als gevolg van de coronamaatregelen ernstig wordt bedreigd in zijn voortbestaan overeind houden. Het uitgangspunt daarbij is dat de extra financiële steun terecht komt bij die Kunstenplaninstellingen die de steun van de gemeente het hardst nodig hebben.
Artikel 2.1.1 Subsidiabele activiteiten en hoogte van de subsidie
Op 15 juni jl. heeft de Amsterdamse Kunstraad het advies gepubliceerd over de Amsterdam Bis 2021-2024. Op basis van dit advies zal het college voor de zomer een besluit nemen over de instellingen die worden opgenomen in de Amsterdam Bis 2021-2024 en de hoogte van de subsidiebedragen.
Onder 3, 4 en 5 zijn de formules opgenomen voor de berekening van het maximale subsidiebedrag. Hieronder worden deze nader toegelicht.
Voor alle groepen is het startpunt de hoogte van het verlies in de periode van half maart 2020 tot 1 januari 2021. Het verlies is het saldo van lasten en baten. Hierbij is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de generieke Rijksmaatregelen en specifieke Rijksmaatregelen voor de cultuursector (exclusief matching, zie de specifieke toelichting bij groep 2), van de overige compensatiemaatregelen, en dat een beroep wordt gedaan op bijdragen van gelieerde instellingen (bijvoorbeeld steunfondsen).
Ook geldt voor alle groepen dat er rekening wordt gehouden met de mate waarin de instelling in staat is vanuit de vermogenspositie (en specifiek vanuit de algemene en continuïteitsreserves) het verlies zelf op te vangen. Hierbij hanteren we een ondergrens van 5% weerstandsvermogen. In deze regeling wordt het weerstandsvermogen berekend door de som van de algemene reserve en continuïteitsreserves te delen door het totaal van de baten.
Rekenvoorbeeld inzet weerstandsvermogen
Instelling A heeft een verlies van € 800.000;
De totale baten in de jaarrekening 2019 bedragen € 3.000.000;
De algemene reserve is per 31 december 2019 € 500.000.
Voor een weerstandsvermogen van 5% is de ondergrens van de algemene reserve € 150.000. Dit betekent dat instelling A voor € 350.000 het verlies zelf kan opvang en voor € 450.000 (het resterende tekort) subsidie op basis van deze regeling kan aanvragen.
Specifiek gelden nog de volgende rekenregels:
Voor groep 2 geldt dat de instelling in aanmerking komt voor matching door het Fonds Podiumkunsten, het Filmfonds of het Mondriaan Fonds. Voor deze drie rijkscultuurfondsen geldt dat zij 50% matchen van het bedrag dat de gemeente (of provincie[1]) subsidieert. Daarnaast kennen deze rijkscultuurfondsen hun eigen voorwaarden en berekeningssystematiek voor het bepalen van het maximum bedrag. In deze regeling gaan wij ervan uit dat het benodigde bedrag voor 50% door de gemeente wordt gesubsidieerd en voor 50% door het betreffende rijkscultuurfonds. Indien 50% van het berekende bedrag hoger is dat het maximum, dan geldt dat de gemeente niet 50% subsidieert maar het resterende tekort minus het maximum bedrag.
Rekenvoorbeeld maximumbedrag rijkscultuurfonds
Instelling B heeft een verlies van € 1.000.000;
De totale baten in de jaarrekening 2019 bedragen € 5.000.000;
De algemene reserve is per 31 december 2019 € 200.000;
Instelling B komt in aanmerking voor matching, op basis van de fondsspecifieke eisen is het maximale bedrag vanuit het fonds € 300.000.
Voor een weerstandsvermogen van 5% is de ondergrens van de algemene reserve € 250.000. De huidige reserve zit hieronder en hoeft niet gedeeltelijk te worden ingezet.
Dit betekent dat het resterend tekort van instelling B € 1.000.000 bedraagt. De helft hiervan is (€ 500.000) meer dan het maximum van het fonds. Dit betekent dat het resterende tekort (€ 1.000.000) minus het maximum van het fonds (€ 300.000) door instelling B als subsidie op basis van deze regeling kan worden aangevraagd (in dit rekenvoorbeeld € 700.000).
Artikel 2.1.4 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
De instellingen die in aanmerking komen voor een subsidie in fase 1 ontvangen van de directie Kunst en Cultuur het formulier financiële onderbouwing waarin de eerder verstrekte financiële gegevens zijn voor ingevuld. In dit formulier is ook het subsidiebedrag aangegeven dat de uitkomst is van de formule die hoort bij de groep waar de instelling deel van uitmaakt (artikel 2.1.1 onder 3, 4 en 5). Instellingen gebruiken dit formulier ter onderbouwing van hun aanvraag. Daarbij actualiseren zij zo nodig de gegevens op basis van veranderde omstandigheden en lichten zij deze actualisatie toe.
Artikel 2.1.7 Weigeringsgronden
Het college kan een aanvraag weigeren als in de aanvraag geen of onvoldoende reële onderbouwing is gegeven van het verlies. Een onderbouwing is vereist bij een afwijking van 10% of meer van de laatste uitvraag van de financiële gegevens.
Artikel 4 Verantwoording subsidies
Instellingen die een bijdrage ontvangen vanuit deze subsidieregeling dienen dit bedrag zichtbaar te verantwoorden in de jaarrekening 2020 als onderdeel van de Kunstenplanverantwoording 2020. Indien de instelling de subsidie niet volledig heeft hoeven aan te wenden voor de geleden verliezen conform de formules, wordt de subsidie lager vastgesteld.
[1] In de formule/berekening is geen rekening gehouden met een bijdrage van de provincie, omdat er geen concrete regeling is vanuit de provincie Noord-Holland.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2020-162407.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.