Wijziging Leidraad invorderingen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;

 

gelezen het voorstel van de gemeenteambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van 8 februari 2019;

BESLUIT:

 

de Leidraad invordering gemeentelijke belastingen, besluit van 8 september 2015, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 8 mei 2018, wordt gewijzigd als volgt.

ARTIKEL I

A

Artikel 1.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De eerste alinea vervalt.

  • 2.

    In de laatste alinea wordt voor het eerste gedachtestreepje een nieuw gedachtestreepje ingevoegd:

    • -

      de Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd, de vijfde mei en de Goede Vrijdag, alle met inbegrip van de daaraan voorafgaande en de daarop volgende dag;

  • 3.

    In de laatste alinea, eerste gedachtestreepje vervallen de woorden ‘landelijk of’.

  • 4.

    In de laatste alinea, eerste gedachtestreepje wordt aan het slot een puntkomma toegevoegd.

  • 5.

    In de laatste alinea, tweede gedachtestreepje wordt het woord ‘Kerstmis’ vervangen door: de beide Kerstdagen.

  • 6.

    In de laatste alinea, tweede gedachtestreepje wordt het woord ‘Nieuwjaar’ vervangen door: Nieuwjaarsdag.

B

In artikel 9 wordt na het vijfde gedachtestreepje ingevoegd:

  • -

    verzuim ontvanger bij uitbetaling;

C

Artikel 14.1.10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste alinea wordt ‘dan kan de ontvanger kiezen voor een onderhandse verkoop.’ vervangen door: vraagt de ontvanger de belastingschuldige om instemming met de onderhandse verkoop. Indien de belastingschuldige zijn instemming niet verleent en daarbij geen redelijk belang heeft, kan de ontvanger besluiten over te gaan tot onderhandse verkoop.

  • 2.

    Aan de tweede alinea wordt een volzin toegevoegd, luidend:

    De ontvanger heft het beslag niet op wanneer het aangeboden bedrag direct of indirect uit het vermogen van de belastingschuldige afkomstig is.

D

Artikel 14.4.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de tweede alinea vervallen de volgende volzinnen: ‘Denk hierbij bijvoorbeeld aan de echtgenoot met wie de belastingschuldige in gemeenschap van goederen is gehuwd. In dat geval wordt het derdenbeslag gelegd ten laste van de echtgenoot van de belastingschuldige, als de echtgenoot alleen gerechtigd is de vermogensbestanddelen te vorderen die onder het beslag vallen.’

  • 2.

    In de derde alinea worden de woorden ‘aan de echtgenoot binnen’ vervangen door: aan degene aan wie de vordering formeel toebehoort binnen.

  • 3.

    In de derde alinea worden de woorden ‘van de echtgenoot is’ vervangen door: van die ander is.

E

Na artikel 14.4.5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

14.4.5a Derdenbeslag en kosten van levensonderhoud

Wanneer de ontvanger derdenbeslag legt als gevolg waarvan de belastingschuldige niet meer kan voorzien in zijn levensonderhoud, verleent de ontvanger zijn medewerking aan (gedeeltelijke) opheffing van het beslag dan wel stelt hij een passend deel van het door de derde betaalde bedrag beschikbaar aan de belastingschuldige. De ontvanger verleent slechts medewerking onder voorwaarde dat de belastingschuldige voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het beslag gedurende een bepaalde periode niet meer kan voorzien in de kosten van levensonderhoud. Voor de vaststelling van het passend deel gaat de ontvanger uit van de kosten van bestaan als bedoeld in artikel 16 van de regeling.

F

Artikel 14.4.13 wordt vervangen door:

14.4.13. Derdenbeslag onder de Staat, de ontvanger of een openbaar lichaam en het doen van verklaring

Als derdenbeslag wordt gelegd onder de Staat, de ontvanger of een openbaar lichaam, dan is specificatie verplicht; er wordt in dit verband verwezen naar artikel 479 Rv.

De verplichting tot specificatie heeft niet tot doel het verhaal te belemmeren, maar de taak van de Staat, de ontvanger of het openbaar lichaam te verlichten. Dit betekent dat de verklaring in het kader van het derdenbeslag zich niet moet beperken tot de ex artikel 479 Rv genoemde vermogensbestanddelen, maar zich ook moet uitstrekken tot alles wat de geëxecuteerde te vorderen heeft van de Staat, de ontvanger of het openbaar lichaam en wat bij de Staat, de ontvanger of het openbaar lichaam bekend was op het moment van beslaglegging.

G

Artikel 17.1 wordt vervangen door:

17.1 Aanhouden tenuitvoerlegging bij verzet

Als de belastingschuldige zich in rechte verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel, houdt de ontvanger de (verdere) tenuitvoerlegging van het dwangbevel aan, tenzij:

  • -

    de gronden van het verzet voor de ontvanger geen aanleiding vormen om de tenuitvoerlegging aan te houden en;

  • -

    de belangen van de gemeente worden geschaad door uitstel van de tenuitvoerlegging.

H

Artikel 19.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

In de eerste alinea worden de woorden ‘een brief’ vervangen door: de beschikking.

I

E. Artikel 19.1.8 wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 19.1.8 worden na de eerste volzin twee volzinnen ingevoegd, luidend:

Als de vordering ziet op een belastingschuld die materieel is ontstaan in de periode vóór het aangaan van het huwelijk, beperkt de ontvanger zijn vordering tot de helft van het voor beslag vatbare deel van de periodieke betalingen. Deze beperking geldt niet als de echtgenoot instemt met verhaal op het geheel.

In de tweede volzin, beginnend met ‘Als de vordering’ wordt de zinsnede ‘materieel is ontstaan in de periode vóór het aangaan van het huwelijk’ vervangen door: niet tot de gemeenschap behoort.

J

In artikel 25.5.7 wordt ‘80% van de betalingscapaciteit (de uitvoeringstolerantie)’ vervangen door: de zogenoemde uitvoeringstolerantie van 20%.

K

In artikel 26 wordt de derde alinea beginnend met ‘Bij de berekening van de kwijtschelding’ en eindigend met ‘waarin dit percentage is vastgesteld’ vervangen door:

Bij de berekening van de kwijtschelding worden de kosten van bestaan gesteld op 100% van de bijstandsnorm. Voor AOW-gerechtigde personen worden de kosten van bestaan gesteld op 100] percent van de toepasselijke, in artikel 1a van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen bedoelde netto AOW’bedragen. [Zie het raadsbesluit van 18 december 2017, waarin dit percentage is vastgesteld.]

L

Artikel 26.2.15A vervalt.

M

In artikel 26.2.19 wordt ‘€ 85’ door ‘€ 81’ en wordt ‘€ 39’ vervangen door ‘€ 34’.

N

Na artikel 26.3.8 wordt een artikel ingevoegd, luidend:

26.3.9 Betaling bedrag saneringsakkoord

Betaling van het bedrag van het saneringsakkoord vindt in beginsel zonder uitstel plaats. De ontvanger kan echter toestaan dat het bedrag in termijnen wordt betaald. Dit kan enkel indien de belastingschuldige een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent en aannemelijk maakt dat de termijnen, bedoeld in de tweede volzin, evenals de nieuw opkomende fiscale verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen. In het geval de ontvanger betaling in termijnen heeft toegestaan, treedt hij voorwaardelijk toe tot het akkoord. Op de betalingsregeling voor het bedrag van het saneringsakkoord zijn de artikelen 25.6.1 en 25.6.2 van toepassing met dien verstande dat in afwijking van:

  • -

    artikel 25.4.3 van deze leidraad geen verrekening plaatsvindt van belastingteruggaven en andere teruggaven voor zover die materieel zijn ontstaan na de dag waarop het verzoek tot het sluiten van het saneringsakkoord is ingediend;

  • -

    artikel 25.6.1 van deze leidraad de looptijd van twaalf maanden aanvangt op de dag na de dagtekening van de voorwaardelijke beschikking tot kwijtschelding;

  • -

    artikel 25.6.2 van deze leidraad de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, niet alleen gedurende de uitstelregeling, maar gedurende de gehele looptijd van de saneringsprocedure nakomt;

  • -

    artikel 25.6.2 van deze leidraad de belastingschuldige geen zekerheid hoeft te stellen.

Kwijtschelding wordt pas verleend indien het saneringsakkoord in al zijn onderdelen is nagekomen.

O

In artikel 31 en artikel 31a wordt ‘Verder’ vervangen door: Er.

P

Artikel 33.5 vervalt.

Q

Artikel 63 en 63a wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het opschrift van het artikel komt als volgt te luiden: Artikel 63 tot en met 63ab;

  • 2.

    De zinsnede ‘63 en 63a’ wordt vervangen door: 63, 63a, 63aa en 63ab.

R

Artikel 73.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

Na de woorden ‘leiden tot ontbinding van die rechtspersoon’ wordt ingevoegd: conform artikel 2:19a BW.

S

Artikel 73.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder d wordt ‘de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen’ vervangen door: de toepassing van een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a FW.

T

Artikel 73.6.2 wordt vervangen door:

73.6.2 Voorwaarden voor toetreding tot een buitengerechtelijk akkoord

De ontvanger moet zich er eerst van verzekeren of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing zal worden verklaard. Van belang voor de beantwoording van die vraag is artikel 288 FW dat de weigeringsgronden voor de rechter bevat op een verzoek om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.

U

Na artikel 73.6.2 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidend:

73.6.2a Betaling bedrag saneringsakkoord

Betaling van het bedrag van het saneringsakkoord vindt in beginsel zonder uitstel plaats. De ontvanger kan toestaan dat het bedrag in termijnen wordt betaald. Dit kan enkel indien belastingschuldige een bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent en aannemelijk maakt dat de termijnen, bedoeld in de tweede volzin, evenals de nieuw opkomende fiscale verplichtingen tijdig zullen worden nagekomen. In dat geval treedt de ontvanger voorwaardelijk toe tot het akkoord. Op de uitstelregeling voor het bedrag van het saneringsakkoord zijn de artikelen 25.6.1 en 25.6.2 van toepassing met dien verstande dat in afwijking van:

  • -

    artikel 25.4.3 van deze leidraad geen verrekening plaatsvindt van belastingteruggaven en andere teruggaven die materieel zijn ontstaan na de dag waarop het verzoek tot het sluiten van het saneringsakkoord is ingediend;

  • -

    artikel 25.6.1 van deze leidraad de looptijd van twaalf maanden aanvangt op de dag na de dagtekening van de voorwaardelijke beschikking tot kwijtschelding;

  • -

    artikel 25.6.2 van deze leidraad de belastingschuldige nieuw opkomende fiscale en andere financiële verplichtingen, waarvan de invordering aan de ontvanger is opgedragen, niet alleen gedurende de uitstelregeling, maar gedurende de gehele looptijd van de saneringsprocedure nakomt;

  • -

    artikel 25.6.2 van deze leidraad belastingschuldige geen zekerheid hoeft te stellen.

De ontvanger verleent pas kwijtschelding indien het saneringsakkoord in al zijn onderdelen is nagekomen.

Als in het buitengerechtelijk akkoord belastingschulden zijn begrepen waarvoor derden aansprakelijk kunnen worden gesteld, neemt de ontvanger als voorwaarde op dat de kwijtschelding pas wordt geëffectueerd op het moment dat op grond van die aansprakelijkheid geen baten meer kunnen worden verkregen. De ontvanger ziet van deze voorwaarde af als in het aangeboden bedrag de baten in de aansprakelijkheid tot uitdrukking komen.

De ontvanger stemt alleen in met een buitengerechtelijk akkoord als het bodemvoorrecht of de waarde van de bodemzaken tot uitdrukking komt in het aangeboden bedrag.

ARTIKEL II

A

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

B

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijziging leidraad invordering gemeentelijke belastingen 1e halfjaar 2019.

burgemeester en wethouders van Heerenveen,

De gemeentesecretaris,

de heer J. van Leeuwestijn

De burgemeester,

de heer T.J. van der Zwan

TOELICHTING

 

Artikel I, onderdeel A, sub 1 laat een overbodige alinea vervallen. De in deze alinea opgenomen beleidsregel volgt rechtstreeks uit de Invorderingswet 1990 en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Sub 2 tot en met 5 zien op een verduidelijking van de voor invordering minder geschikte dagen. Met artikel I, onderdeel A is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

In artikel I, onderdeel B, bevat herstel van een omissie (toevoeging aan opsomming van het opschrift van artikel 9.6).

 

Artikel I, onderdeel C, sub 1 en 2, zien op onderhandse verkoop door de ontvanger. Anders dan een pandhouder die op grond van artikel 251 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek kan overgaan tot een ‘onderhandse verkoop’ is voor een beslaglegger niet een mogelijkheid geregeld om tot onderhandse verkoop over te gaan. De huidige redactie van artikel 14.1.10 suggereert dat de ontvanger zelfstandig kan overgaan tot onderhandse verkoop. Nu onderhandse verkoop niet wettelijk is geregeld moet de ontvanger, voordat hij overgaat tot onderhandse verkoop, in beginsel toestemming hebben van de belastingschuldige1. Met deze wijziging is beoogd dat alvorens de ontvanger overgaat tot onderhandse verkoop, toestemming wordt gevraagd aan de belastingschuldige.

 

Artikel I, onderdeel D, sub 1 ziet op een voorbeeld dat onvolledig is geworden als gevolg van de Wet van 24 april 2017 tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de Faillissementswet teneinde de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen te beperken die per 1 januari 2018 in werking is getreden. Omdat de Leidraad Invordering 2008 zich niet leent voor het geven van uitgebreide voorbeelden, is besloten om het voorbeeld geheel te schrappen. De wijzigingen in sub 2 en 3 zijn van redactionele aard.

 

Artikel I, onderdeel E, ziet op de situatie waarin de belastingschuldige als rechtstreeks gevolg van een gelegd derdenbeslag, bijvoorbeeld onder de bank, niet meer kan beschikken over de middelen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De voorzieningen die in dat geval op verzoek van de belastingschuldige kunnen worden getroffen, hebben het karakter van maatwerk.

 

Artikel I, onderdeel F betreft een te leggen beslag onder de Staat, de ontvanger of een openbaar lichaam. De verplichting van de specificatie heeft tot doel om aan te geven waarop beslag wordt gelegd. Ter verduidelijking is toegevoegd dat de verplichting van specificatie ook geldt als beslag wordt gelegd onder een openbaar lichaam.

 

Artikel I, onderdeel G, ziet op aanhouding van de invordering bij verzet tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. De tenuitvoerlegging van het dwangbevel waartegen het verzet zich keert, wordt in beginsel aangehouden, tenzij het verzet naar het oordeel van de ontvanger ongegrond is en de belangen van de gemeente als gevolg van de aanhouding onevenredig worden geschaad.

 

In artikel I, onderdeel H is ter verduidelijking aangegeven dat het hier om een beschikking gaat zoals in artikel 19, vijfde lid van de wet is bepaald.

 

Artikel I, onderdeel I dient ter verduidelijking van een zinsnede die in de huidige redactie vragen oproept. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel J, betreft een wijziging die al eerder in de rijksleidraad is aangebracht. In artikel 25.5.6 is bepaald dat de ontvanger voor een betalingsregeling bij particulieren [80]% van de betalingscapaciteit opeist; de uitvoeringstolerantie is dan [20]%. Deze is in artikel 25.5.7 opgenomen.

 

In artikel I, onderdeel K is opgenomen op welke percentages de kosten van bestaan voor niet-AOW’gerechtigden en voor AOW’gerechtigden zijn gesteld.

 

Artikel I, onderdeel L, houdt verband met invoering van artikel 22a van de Participatiewet. In het geval belastingschuldige met een of meer meerjarige personen een gezamenlijke huishouding voert wordt op basis van artikel 22a van de Participatiewet de ‘Kostendelersnorm’ geregeld. De huidige bepaling in deze leidraad kan vervallen, nu hierin in de regeling wordt voorzien.

 

In artikel I, onderdeel M, worden de bedragen van de normpremie in artikel 26.2.19 aangepast aan de voor 2018 geldende bedragen.

 

Artikel I, onderdeel N, geeft nadere voorwaarden waaronder de ontvanger kan instemmen met gespreide betaling van het bedrag bij een saneringsakkoord nadat sanering van belastingschuld heeft plaatsgevonden en de ondernemer zijn onderneming voortzet. Voor de periode gedurende waarover de gespreide betaling kan plaatsvinden, wordt aangesloten bij het uitstelbeleid voor ondernemers met dien verstande dat belastingschuldige geen zekerheid hoeft te stellen. Daarnaast mag de ontvanger belastingteruggaven die zijn ontstaan na het verzoek tot het sluiten van een buitengerechtelijk akkoord, niet verrekenen en moet de belastingschuldige de lopende verplichtingen gedurende de looptijd van de buitengerechtelijke saneringsprocedure stipt nakomen.

 

Artikel I, onderdeel O, betreft een redactionele aanpassing.

 

Artikel I, onderdeel P vervalt naar aanleiding van het arrest van het Hof Den Bosch (Hof Den Bosch, 19 mei 2017, 15/0117, ECLI:GHSHE:2017:2268). Het Hof oordeelde dat op grond van artikel 33 van de wet niet afgeleid kan worden dat de ontvanger een feitelijke bestuurder aansprakelijk kan stellen.

 

Artikel I, onderdeel Q ziet op de nieuwe artikelen 63aa en 63ab in de wet, die per 1 juli 2018 in werking treden als gevolg van de Wet terugvordering staatssteun. Voor deze artikelen zijn geen beleidsregels gemaakt.

 

In artikel I, onderdeel R wordt een verwijzing naar artikel 2:19a van het BW opgenomen met als doel de bestaande tekst te verduidelijken. Hiermee is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

 

Artikel I, onderdeel S ziet op een wijziging per 1 januari 2018 van artikel 19a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Met deze wijziging toetst de ontvanger niet meer of een belastingschuldige redelijkerwijs in aanmerking komt voor de wettelijke schuldsaneringsregeling. In plaats daarvan toetst de ontvanger aan de criteria van artikel 287a, vijfde lid FW.

 

In artikel I, onderdelen T en U, wordt de tekst van artikel 73.6.2 ondergebracht in twee artikelen, waarbij de eerste alinea in artikel 73.6.2 blijft gehandhaafd en de tweede alinea wordt vervangen door een nieuw artikel 73.6.2a (opschrift en twee nieuwe alinea’s), waaraan de derde en vierde alinea van artikel 73.6.2 worden toegevoegd. Dit is vormgegeven door de artikelen opnieuw vast te stellen. De wijziging beoogt de ontvanger de mogelijkheid te bieden om onder voorwaarden in te stemmen met gespreide betaling van het akkoordbedrag in de situatie dat ondernemers na de sanering van hun schulden hun onderneming voortzetten. Voor de periode gedurende waarover de gespreide betaling kan plaatsvinden, wordt aangesloten bij het uitstelbeleid voor ondernemers. Dat betekent dat, met uitzondering van bijzondere situaties als bedoeld in artikel 25.6.2a van de leidraad, gespreide betaling zich maximaal over 12 maanden mag uitstrekken, te rekenen vanaf de dagtekening van de voorwaardelijke kwijtscheldingsbeschikking. De belastingschuldige hoeft geen zekerheid te stellen. De ontvanger beperkt de verrekening tot teruggaven die materieel zijn ontstaan tot en met de dagtekening van de kwijtscheldingsovereenkomst.

De mogelijkheid van gespreide betaling geldt zowel voor buitengerechtelijke akkoorden op grond van artikel 22a juncto 19a van de regeling, als voor saneringsakkoorden als bedoeld in artikel 21 van de regeling. De ontvanger verleent kwijtschelding onder opschortende voorwaarde. Eerst wanneer de belastingschuldige heeft voldaan aan het saneringsakkoord in al zijn onderdelen, wordt kwijtschelding definitief geëffectueerd.

 

Artikel II van dit besluit regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige Leidraadwijzigingen.

Naar boven