Wijziging verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015

De raad van de gemeente Waterland,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2017;

 

overwegende dat het wenselijk is om te komen tot een wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015 in verband met de uitspraken van de CRvB d.d. 18 mei 2016 (CRvB 18-05-2016, nr. 16-948 WMO15) en d.d. 17 mei 2017 (CRvB 17-05-2017, nr. 16-3344 WMO15) en een wijziging van het Uitvoeringsbesluit 2015 betreffende een reële prijs voor Wmo-diensten;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015.

Artikel I  

 

A.

 

Artikel 3 komt te luiden:

 

Artikel 3 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een cliënt alleen voor een maatwerkwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de cliënt redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      de voorziening te voorzien was maar van de cliënt redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijk ondersteuning.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

 

 

B.

 

Artikel 6 komt te luiden:

 

Artikel 6 Regels voor pgb

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 3.

    De hoogte van een pgb wordt voor:

    • a.

      een materiële verstrekking bepaald op ten hoogste de kostprijs van de materiële verstrekking die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de materiële verstrekking in natura zou zijn, en

    • b.

      voor een tweedehands voorziening bepaald op ten hoogste de kostprijs van een vergelijkbare nieuwe voorziening, rekening houdend met een eventuele door het college ontvangen korting, verminderd met een percentage vanwege afschrijving en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor dienstverlening wordt vastgesteld zoals opgenomen in bijlage 1.

  • 5.

    Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      de ondersteuning vanuit het sociaal netwerk buiten datgene valt dat redelijkerwijs van dit netwerk verwacht mag worden, en

    • b.

      de tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

 

C.

 

Artikel 7 komt te luiden:

 

Artikel 7 Regels voor bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, maatwerkvoor-zieningen en pgb

  • 1.

    Een cliënt is voor het gebruik van alle in de gemeente aanwezige algemene voorzieningen de voor deze voorziening gehanteerde bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 2.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor maatwerkvoorzieningen en pgb, deze eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

  • 3.

    De eigen bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gebaseerd op de landelijk vastgestelde parameters zoals opgenomen in het landelijk Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 5.

    In afwijking van het gestelde in het tweede lid geldt dat voor een maatwerkvoorziening of een pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt, geen eigen bijdrage verschuldigd zijn.

  • 6.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in arrangementen of een pgb voor Wmo-diensten zoals huishoudelijke hulp, dagbesteding, individuele begeleiding, kortdurend verblijf en respijtzorg zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening of het pgb gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 7.

    Voor vervoermiddelen en woonvoorzieningen gelden de volgende perioden:

    • a.

      voor vervoermiddelen en roerende woonvoorzieningen met een kostprijs inclusief btw hoger dan € 500,- zeven jaar;

    • b.

      voor niet roerende woonvoorzieningen met een kostprijs inclusief btw hoger dan € 500,- tien jaar;

    • c.

      voor vervoermiddelen en woonvoorzieningen met een kostprijs inclusief btw van:

      • 1º.

        € 0,- t/m € 100,- zes termijnen van vier weken;

      • 2º.

        bij een kostprijs van €101,- t/m € 250,- 13 termijnen van vier weken;

      • 3º.

        bij een kostprijs van 251 t/m 350,- 19 termijnen van vier weken;

      • 4º.

        bij een kostprijs € 351,- t/m € 500,- 26 termijnen van vier weken.

  • 8.

    De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 9.

    De kostprijs voor het berekenen van de eigen bijdrage van de maatwerkvoorzieningen en pgb wordt als volgt bepaald:

    • a.

      voor vervoermiddelen en woonvoorzieningen geldt de kostprijs van de voorziening, deze wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie door de markt of na overleg met de aanbieder;

    • b.

      voor maatwerkvoorzieningen die in arrangementen worden geleverd, geldt de kostprijs per arrangement zoals opgenomen in bijlage 2;

    • c.

      voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb geldt de hoogte van het pgb als kostprijs;

    • d.

      voor voorzieningen geleverd via de leverancier uit de Europese aanbesteding hulpmiddelen geldt: de prijs van de maatwerkvoorziening + de prijs van de depotverstrekking (€ 0,-) ÷ 2.

  • 10.

    In afwijking van het gestelde in sub c is de kostprijs voor het berekenen van de eigen bijdrage voor een pgb zoals opgenomen in bijlage 2.

  • 11.

    De eigen bijdrage voor het gebruik van het collectief vervoer:

    • a.

      is gelijk aan de te betalen ritbijdrage;

    • b.

      is niet inkomensafhankelijk, en

    • c.

      wordt geïnd door de vervoerder.

 

D.

 

Artikel 8 komt te luiden:

 

Artikel 8 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

 

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard, en

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig na overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

 

 

E.

 

Artikel 10 komt te luiden:

 

Artikel 10 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat de cliënt langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

 

F

 

Er wordt na artikel 10 een artikel ingevoegd luidende:

 

Artikel 10a Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 10, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

 

G

 

Artikel 13 komt te luiden:

 

Artikel 13 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met de derde, of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • 1º.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • 2º.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst, en

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

 

Artikel II  

Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijk ondersteuning gemeente Waterland 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze wijzigings-verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Waterland,

gehouden op 21 december 2017.

De raad voornoemd,

drs. E.G.H. Dijk MPM

griffier

L.M.B.C. Wagenaar-Kroon

voorzitter

Bijlage 1 behorende bij artikel 6 vierde lid uit de verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015

 

Nummer: 106-251 behorend bij besluit 106-250 van 21 december 2017.

 

Hoogte persoonsgebondenbudget (pgb) voor dienstverlening

 

De hoogte van een pgb wordt voor:

  • 1.

    hulp bij het huishouden profiel 1 en 2 bepaald op € 16,25 per uur;

  • 2.

    hulp bij het huishouden profiel 3, 4 en 5 voor een niet daartoe opgeleid persoon of een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt bepaald op € 20,31 per uur;

  • 3.

    hulp bij het huishouden profiel 3, 4 en 5 voor een organisatie met AGB-code met erkenning Wmo bepaald op € 24,40 per uur;

  • 4.

    hulp bij het huishouden profiel 3, 4 en 5 voor een organisatie zonder AGB-code met erkenning Wmo bepaald op € 21,83 per uur;

  • 5.

    hulp bij het huishouden profiel 3, 4 en 5 voor een zelfstandige zonder personeel (zzp-er) met AGB-code bepaald op € 21,83 per uur;

  • 6.

    hulp bij het huishouden profiel 6 € 24,40 per uur;

  • 7.

    hulp bij het huishouden profiel 7 € 25,38 per week.

  • 8.

    begeleiding individueel € 32,36 per uur;

  • 9.

    begeleiding groep (dagbesteding) € 31,88 per dagdeel;

  • 10.

    kortdurend verblijf € 99,50 per etmaal;

  • 11.

    een niet daartoe opgeleid persoon of een persoon uit het sociale netwerk van de client maximaal € 20,31 per uur of dagdeel;

Bijlage 2 behorende bij artikel 7 negende lid sub c en artikel 7 tiende lid uit de verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015

 

Nummer: 106-251 behorend bij besluit 106-250 van 21 december 2017.

 

Kostprijzen voor het berekenen van de eigen bijdrage

 

Tabel 1a: Kostprijs per vier weken voor eigen bijdrage VVT dienstverlening

 

VVT

Resultaat gebied

Productcode

Inzet

Kostprijs per vier weken voor de eigen bijdrage

 

RG 1= Sociale en persoonlijk functioneren

 

 

 

 

V0100

Laag

€ 80,00

 

V0101

Laag/midden

€ 85,00

 

V0102

Midden

€ 95,00

 

V0103

Midden-hoog

€ 110,00

 

V0104

Hoog

€ 185,00

 

 

 

 

 

 

RG 2= Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

 

 

 

 

 

 

V0203

profiel 1

€ 80,00

 

V0204

profiel 2

€ 95,00

 

V0205

profiel 3

€ 85,00

 

V0206

profiel 4

€ 95,00

 

V0207

profiel 5

€ 95,00

 

V0208

profiel 6

€ 95,00

 

V0209

profiel 7

€ 80,00

 

 

 

 

 

 

RG 3= Financiën

 

 

V0300

Laag

€ 80,00

 

V0301

Midden

€ 85,00

 

V0302

Hoog

€ 110,00

 

 

 

 

 

 

RG 4= Dagbesteding

 

 

 

 

 

V0400

Laag licht

€ 110,00

 

V0401

Laag zwaar

€ 110,00

 

V0402

Midden licht

€ 185,00

 

V0403

Midden zwaar

€ 185,00

 

V0404

Hoog licht

€ 260,00

 

V0405

Hoog zwaar

€ 260,00

 

 

 

 

 

 

RG 4A= Vervoer

V0901

Rolstoel Laag

n.v.t.

 

V0902

Rolstoel Midden

 

V0903

Rolstoel Hoog

 

V0904

Zonder Rolstoel Laag

 

V0905

Zonder Rolstoel Midden

 

V0906

Zonder Rolstoel Hoog

 

 

 

 

 

 

RG 5= Ondersteuning zelfzorg

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

RG 6 = Huisvesting

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

RG 7= Kortdurend Verblijf

V0700

Laag

€ 80,00

 

V0701

Midden

€ 85,00

 

V0702

Hoog

€ 110,00

 

 

 

 

 

 

RG 8= Opplusmogelijkheid

 

 

V0800

Laag

€ 80,00

 

V0801

Midden

€ 95,00

 

V0802

Hoog

€ 130,00

Tabel 1b: Kostprijs per vier weken voor eigen bijdrage GGZ dienstverlening

 

GGZ

Resultaatgebied

Productcode

Inzet

Kostprijs per vier weken voor de eigen bijdrage

 

RG 1= Sociale en persoonlijk functioneren

 

 

 

 

G0100

Laag

€ 80,00

 

G0101

Laag/midden

€ 85,00

 

G0102

Midden

€ 110,00

 

G0103

Midden-hoog

€ 110,00

 

G0104

Hoog

€ 130,00

 

 

 

 

 

 

RG 2= Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

 

 

 

 

 

 

G0203

profiel 1

€ 80,00

 

G0204

profiel 2

€ 95,00

 

G0205

profiel 3

€ 85,00

 

G0206

profiel 4

€ 95,00

 

G0207

profiel 5

€ 95,00

 

G0208

profiel 6

€ 95,00

 

G0209

profiel 7

€ 80,00

 

 

 

 

 

 

RG 3= Financiën

 

 

G0300

Laag

€ 85,00

 

G0301

Midden

€ 95,00

 

G0302

Hoog

€ 130,00

 

 

 

 

 

 

RG 4= Dagbesteding

 

 

G0400

Laag

€ 110,00

 

G0402

Midden

€ 155,00

 

G0404

Hoog

€ 220,00

 

 

 

 

 

 

RGA = Vervoer

 

 

 

 

 

G0901

Rolstoel Laag

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

G0902

Rolstoel Midden

 

G0903

Rolstoel Hoog

 

G0904

Zonder Rolstoel Laag

 

G0905

Zonder rolstoel Midden

 

G0906

Zonder Rolstoel Hoog

 

 

 

 

 

 

RG 5= Ondersteuning zelfzorg

 

 

G0500

Laag

€ 80,00

 

G0501

Laag/midden

€ 85,00

 

G0502

Midden

€ 110,00

 

 

 

 

 

 

RG 6= Huisvesting

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

RG 7= Kortdurend Verblijf

 

 

G0700

Laag

€ 80,00

 

G0701

Midden

€ 80,00

 

G0702

Hoog

€ 85,00

 

 

 

 

 

 

RG 8= opplusmogelijkheid

 

 

G0800

Laag

€ 80,00

 

G0801

Midden

€ 95,00

 

G0802

Hoog

€ 130,00

Tabel 1c: Kostprijs per vier weken voor eigen bijdrage GZ dienstverlening

 

GZ

 

Productcode

Inzet

Kostprijs per vier weken voor de eigen bijdrage

 

RG 1= Sociale en persoonlijk functioneren

 

 

 

 

Z0100

Laag

€ 80,00

 

Z0101

Laag/midden

€ 95,00

 

Z0102

Midden

€ 110,00

 

Z0103

Midden-hoog

€ 110,00

 

Z0104

Hoog

€ 155,00

 

 

 

 

 

 

RG 2= Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

 

 

 

 

 

 

Z0203

profiel 1

€ 80,00

 

Z0204

profiel 2

€ 95,00

 

Z0205

profiel 3

€ 85,00

 

Z0206

profiel 4

€ 95,00

 

Z0207

profiel 5

€ 95,00

 

Z0208

profiel 6

€ 95,00

 

Z0209

profiel 7

€ 80,00

 

 

 

 

 

 

RG 3= Financiën

 

 

Z0300

Laag

€ 85,00

 

Z0301

Midden

€ 95,00

 

Z0302

Hoog

€ 155,00

 

 

 

 

 

 

RG 4= Dagbesteding

 

 

 

 

 

Z0400

Laag licht

€ 110,00

 

Z0401

Laag zwaar

€ 110,00

 

Z0402

Midden licht

€ 155,00

 

Z0403

Midden zwaar

€ 155,00

 

Z0404

Hoog licht

€ 220,00

 

Z0405

Hoog zwaar

€ 220,00

 

 

 

 

 

 

RG 4A= Vervoer

 

 

 

 

 

Z0901

Rolstoel laag

n.v.t.

 

Z0902

Rolstoel Midden

 

 

Z0903

Rolstoel Hoog

 

 

Z0904

Zonder Rolstoel Laag

 

 

Z0905

Zonder Rolstoel Midden

 

 

Z0906

Zonder Rolstoel Hoog

 

 

 

 

 

 

 

RG 5= Ondersteuning zelfzorg

 

 

Z0500

Laag

€ 80,00

 

Z0501

Laag/midden

€ 85,00

 

Z0502

Midden

€ 110,00

 

 

 

 

 

 

RG 6 = Huisvesting

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

 

 

 

 

 

RG 7= Kortdurend Verblijf

 

 

Z0700

Laag

€ 80,00

 

Z0701

Midden

€ 85,00

 

Z0702

Hoog

€ 95,00

 

 

 

 

 

 

RG 8= Opplusmogelijkheid

 

 

Z0800

Laag

€ 80,00

 

Z0801

Midden

€ 95,00

 

Z0802

Hoog

€ 130,00

De kostprijs voor het bereken van een pgb voor:

  • a.

    begeleiding en hulp bij het huishouden is € 16,- keer het aantal uur waarvoor het pgb is verstrekt;

  • b.

    dagbesteding is € 16,- keer het aantal dagdelen waarvoor het pgb is verstrekt;

  • c.

    kortdurende verblijf en respijtzorg is € 64,- keer het aantal etmalen waarvoor het pgb is verstrekt.

Naar boven