Gemeenteblad van Doetinchem
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2017, 22632 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Doetinchem | Gemeenteblad 2017, 22632 | Verordeningen |
Beheersverordening Noordoost Doetinchem - 2014
Op 6 december 2012 heeft de gemeenteraad van Doetinchem de beheersverordening 'Noordoorst Doetinchem 2012' vastgesteld. Omdat het instrument 'beheersverordening' nieuw is (was) binnen Doetinchem, zal nog een evaluatie plaatsvinden. Vooruitlopend op de evaluatie zijn er 'werkenderwijs' een aantal inhoudelijke punten geconstateerd die niet juist of onduidelijk zijn. Voorliggende beheersverordening 'Noordoost Doetinchem - 2014' is opgesteld om deze onjuistheden / onduidelijkheden te corrigeren. Daarbij gaat het onder andere om het toevoegen van een regeling voor bijbehorende bouwwerken, verduidelijking van enkele begrippen en bouwregels voor volkstuinen. Daarnaast zijn recente aanpassingen van de gemeentelijke standaardregels overgenomen. Een overzicht van alle aanpassingen is weergeven in bijlage 2 van de toelichting. Voor het overige is de inhoud van de voorliggende beheersverordening gelijk met de beheersverordening uit 2012.
Het verordeningsgebied van deze verordening wordt begrensd door:
het verordeningsgebied globaal (paarse lijn)
Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik in een gebied met een lage dynamiek. Er worden geen ruimtelijke ontwikkelingen verwacht binnen 10 jaar na vaststelling van de verordening.
In het verordeninggebied zijn een aantal percelen buiten de verordening gehouden. Hier worden op korte termijn wél ontwikkelingen verwacht. Daarom worden deze plekken niet in de verordening opgenomen. Dit zijn:
Deze ontwikkelingen hebben of zullen een eigen procedure doorlopen, via de Wabo of de Wro.
Hoofdstuk 2 De beheersverordening
2.2.1 Wat is een beheersverordening?
Een beheersverordening is een beheerregeling voor het bestaand gebruik in een gebied met een lage dynamiek. In het verordeninggebied worden geen ruimtelijke ontwikkelingen verwacht binnen 10 jaar na vaststelling van de verordening .
Het begrip 'bestaand gebruik' kan zowel 'eng' als 'ruim' worden uitgelegd.
Bij bestaand gebruik in enge zin worden alleen de bestaande feitelijk aanwezige functies en bebouwing vastgelegd. Het gaat daarbij om gebruik en bouwen inclusief dat wat op basis van verleende vergunningen is toegestaan maar nog niet is gebouwd.
Bestaand gebruik, ruime uitleg
Bij bestaand gebruik in ruime zin wordt het geldende bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. Hierbij is weer onderscheid mogelijk in een beperkte en een brede variant.
In de beperkte variant wordt het - met het bestemmingsplan in overeenstemming zijnde - bestaande gebruik met de bijbehorende bouwwerken vastgelegd. Hierbij worden ook de opgenomen, al dan niet gerealiseerde, bij recht toegestane uitbreidingsmogelijkheden meegenomen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de erfbebouwing en uitbreidingen van het hoofdgebouw.
In de brede variant kunnen ook alle nog niet gerealiseerde gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestemmingsplan worden opgenomen. Waarvoor een afwijking of een bestemmingsplanwijziging nodig is.
In de beheersverordening Noordoost Doetinchem - 2014 is ervoor gekozen de ruimte die het bestemmingsplan bij recht biedt mee te nemen. Zo is invulling gegeven aan het begrip bestaand gebruik in ruime zin met de beperkte variant. In paragraaf 3.2.1 is dat beschreven en onderbouwd.
2.2.2 Bestanddelen beheersverordening
De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening moet bestaan. Duidelijk is dat de beheersverordening betrekking heeft op een gebied en regels geeft voor het beheer van dat gebied en voor het vastleggen van de bestaande situatie. Maar de beheersverordening heeft een digitale component en sluit aan bij de digitale opzet van de andere instrumenten uit de Wro.
De beheersverordening bestaat uit:
Er is geen sloopverbod opgenomen. Hier is geen reden voor. Ook zijn geen afwijkingsregels opgenomen. Dit past niet bij de keuze voor de beperkte variant, zoals aangegeven in 2.2.1.
Uitgangspunt bij de beheersverordening is het vastleggen van de feitelijk bestaande (legale) situatie. Daar waar sprake is van strijdig gebruik geldt het overgangsrecht een en ander zoals opgenomen in hoofdstuk 4.1 van de regels.
De beheersverordening is een gemeentelijke verordening. In tegenstelling tot een bestemmingsplan of omgevingsvergunning staat tegen de vaststelling van een beheersverordening geen beroep open.
De raad kan volgens de wet zonder inspraak en ter visie legging de nieuwe beheersverordeningen vaststellen. Bij de totstandkoming van de oorspronkelijke beheersverordening voor voorliggend gebied is de beheersverordening desondanks als ontwerp twee weken ter inzage gelegd. In die periode is aan eenieder de gelegenheid geboden op de verordening te reageren. Deze mogelijkheid is toen vooral geboden om feitelijke onjuistheden uit de verordening te halen.
Ook voorliggende reparatie is als ontwerp twee weken terinzage gelegd. Ook nu was het doel om feitelijke onjuistheden uit de verordening te halen.
De beheersverordening wordt digitaal vastgesteld tegelijk met de versie op papier. Bij verschil in uitleg is de digitale versie de beslissende.
2.3 Aanvullende ruimtelijke regelingen
De beheersverordening is slechts één van de beschikbare regelingen voor het ruimtelijke beheer van het gebied in het noordoosten van Doetinchem. Het kan niet los worden gezien van de andere regelingen en andere middelen die ook voor het beheer kunnen worden benut. De belangrijkste worden hieronder genoemd. Dit staat los van het vergunningvrij bouwen. Bouwwerken die hieraan voldoen, zijn altijd toegelaten.
2.3.1 Planologisch beleid 2011
Op 6 januari 2011 heeft de gemeenteraad het Planologisch beleid 2011 vastgesteld. Dit is het ruimtelijk beleidskader voor woningen en bijgebouwen. Het Planologisch beleid 2011 is verwerkt in de beheersverordening. Het is ook het toetsingskader voor uitbreidingsplannen die niet passen in de beheersverordening.
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zijn in artikel 4 de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat onder andere om:
Als het om een planologische kruimelgeval gaat, kan afgeweken worden van de beheersverordening (of bestemmingsplan). Voor deze buitenplanse afwijking geldt de reguliere voorbereidingsprocedure, paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van acht weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend, is tegen de vergunning bezwaar en beroep mogelijk.
2.3.3 Omgevingsvergunning met afwijking (uitgebreide procedure)
Het kan zijn dat er in de toekomst toch ontwikkelingen zijn die niet binnen de kruimelgevallenregeling vallen. De Wabo geeft in paragraaf 3.3 de mogelijkheid om in dat geval van de beheersverordening af te wijken. Er moet dan wel worden aangetoond dat de gewenste ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Hiervoor geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure heeft een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en iedereen zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een wettelijke looptijd van 26 weken. Nadat de vergunning is verleend is hiertegen direct beroep mogelijk bij de rechtbank.
Onvoorziene, toekomstige, ontwikkelingen kunnen ook via een bestemmingsplan toegestaan worden. Hiervoor geldt dan ook een eigen procedure met een eigen ruimtelijke onderbouwing. Deze procedure heeft ook een termijn van 26 weken, waarin het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd en iedereen zijn of haar zienswijze kan indienen. Daarna zal de raad het bestemmingsplan vaststellen. Hierna is het mogelijk om beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoofdstuk 3 Verantwoording en uitgangspunten
3.1 Waarom een beheersverordening voor noordoost Doetinchem?
Het noordoosten van Doetinchem bestaat in hoofdzaak uit woongebieden. Er staan zo'n 5.500 woningen. De woonwijken zijn allen na-oorlogs. Er is wel oudere bebouwing aanwezig, vooral langs de historische linten, zoals de Varsseveldseweg.
Vooral langs de Varsseveldseweg is sprake van enige menging van functies, zoals wonen, bedrijven, detailhandel, horeca en dienstverlening. Er is één buurtwinkelcentrum in het verordeninggebied gelegen, winkelcentrum Overstegen. Daarnaast zijn er ook een aantal buurtsteunpunten aanwezig:
Op andere plaatsen zijn ook (detailhandels)voorzieningen aanwezig, maar dit is dan niet van zodanige omvang dat gesproken kan worden van een buurtsteunpunt.
Ook komen op diverse locaties maatschappelijke voorzieningen voor, met name voor onderwijs. Sportvoorzieningen en functies verbonden aan cultuur en ontspanning komen ook voor. Het gebied is aan te merken als laag dynamisch. Ontwikkelingen vinden er de komende tien jaar nauwelijks plaats.
Slechts op zes locaties zijn ontwikkelingen aan de orde, die buiten deze verordening zijn gehouden. Dit omdat ontwikkelingen niet thuis horen in een beheersverordening. Deze locaties zijn in paragraaf 1.2 toegelicht.
Om de bestaande kwaliteit van de woonwijken te behouden is de beheersverordening ingezet. De beheersverordening is voor dit doel het geschikte instrument, omdat het juist bedoeld is om de bestaande situatie vast te leggen, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven. De gemeente zet daar waar nodig aanvullende regelingen in (zoals uitgelegd in paragraaf 2.3) om het gebied niet op slot te zetten en af en toe binnen het beheer van het gebied aanvaardbare ontwikkelingen mogelijk te maken.
De beheersverordening Noordoost Doetinchem - 2014 is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
3.2.1 Beheer van de bestaande situatie
Het beheer van de bestaande situatie vormt de basis van deze beheersverordening. Dit leidt ertoe dat de gemeente over een toetsingskader beschikt op basis waarvan omgevingsvergunningen kunnen worden verleend en handhaving kan plaatsvinden. De bestaande kwaliteit van het woon(-en gedeeltelijk) werkgebied wordt zo behouden.
In 2.1.1 in de regels van deze verordening regelt dit uitgangspunt door te bepalen dat zowel voor gebruik als bouwen de bestaande legale situatie ook de toegestane situatie is. De bestaande situatie bestaat uit gebruik en bouwen:
Bij de beheersverordening is de bestaande situatie op de volgende manier bepaald:
Deze informatie heeft geleid tot het vastleggen van de bestaande situatie in de volgende bijlagen van deze toelichting en regels:
Bij een aanvraag om omgevingsvergunningen en in handhavingszaken zijn deze bronnen ook te raadplegen.
Aan de hand van de functiekaart, bijlage 4 Functiekaart van de regels, is het bestaand gebruik te zien via de functie die aangegeven is. Deze omschrijving van de hoofdfuncties sluit aan op de namen van bestemmingen bij bestemmingsplannen. Als op deze kaart bebouwing geen functie heeft gekregen, dan betekent dit dat sprake is van openbaar toegankelijk gebied en dat de basisregel van de beheersverordening geldt, artikel 3.1. Dit regelt het bestaande gebruik. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij trafo's en bij garageboxen.
Lijst met andere functies, niet de hoofdfunctie wonen
In bijlage 1 Overzicht andere functies van deze toelichting is een lijst opgenomen waarin per adres is aangegeven welke functie(s) hier voorkomen. Alle adressen die op de functiekaart de hoofdfunctie 'wonen' hebben gekregen komen niet in deze lijst voor. De functie 'wonen' komt wel in deze lijst voor, als onderdeel van een hoofdfunctie. Ook is aangegeven welk bebouwingspercentage en goot- of bouwhoogte geldt. Deze normen zijn afgeleid van het laatst geldende bestemmingsplan voor die locatie. Deze maatvoering is het uitgangspunt maatgevend voor vergunningaanvragen voor bouwplannen.
3.2.2 Afstemming op het geldende planologische regime
Één van de uitgangspunten van de beheersverordening is om de planologische ruimte bij recht die de geldende bestemmingsplannen kent - zo mogelijk - te behouden. Hiervoor is een vergelijking gemaakt tussen de bestaande situatie (aanwezige bebouwing en functies) en wat het geldende bestemmingsplan mogelijk maakt. Daarna zijn twee afwegingen gemaakt:
Bij de beoordeling van de verschillen tussen de bestaande situatie en de geldende plannen, is het volgende onderscheid gemaakt:
Deze hoofdfunctie is de meest voorkomende functie. Hiervoor geldt in het hele verordeninggebied dat de bij recht toegelaten bouw- en gebruiksregels uit de bestemmingsplannen zoveel mogelijk één op één zijn doorvertaald. Dit staat in 2.1.1 Bestaand gebruik en 2.1.2 Wonen van de regels.
Als er sprake is van vervanging van een woning ter plaatse van een bestaande woning, dan kan bij het bouwplan voor de nieuwe woning meteen de ruimte voor vergroting van de woning meegenomen worden. Men hoeft dan dus niet eerst een woning te bouwen die gelijk is aan de bestaande woning en later een uitbreidingsplan aan te vragen.
De afwijkingsregels uit de bestemmingsplannen zijn niet in de verordening in regels vertaald. Dit is niet mogelijk zie, paragraaf 2.2 en 2.3. Als iemand gebruik wil maken van een van deze mogelijkheden, dan kan dit meestal via één van de andere ruimtelijke regelingen, zoals de kruimelgevallenregeling in het Bor. Het toetsingskader is dan het geldende planologische beleid. Op dit moment is dat het Planologisch beleid 2011.
In het gebied zijn negen woonwagenstandplaatsen aanwezig. Drie zijn gelegen aan de Horstingstraat 32, 34 en 36 en zes aan de Anna Blamanstraat, huisnummers 1, 3, 5, 7, 9 en 11. Deze vallen onder de algemene regel, zoals opgenomen in 2.1.1 van de regels.
De aanwezige garageboxen/bergingen zijn op de functiekaart niet specifiek benoemd. Ook deze vallen onder de algemene regel, zoals opgenomen in 2.1.1 van de regels.
Voor de andere hoofdfuncties in het verordeninggebied geldt min of meer hetzelfde. Als het college dat wenst kan ook hier de kruimelgevallenregeling worden toegepast.
In de geldende bestemmingsplannen is voor de meeste hoofdfuncties - niet wonen - een goot- en bouwhoogte en ook bebouwingspercentage geregeld. Deze staan in "bijlage 3 Overzicht bebouwingspercentage en toegestane goothoogte en bouwhoogte bij andere functies" van de regels. Dit is de basis voor het toepassen van herbouw en/of uitbreiding van een functie. Verandering van het gebruik is toegestaan, voor zover het past binnen de hoofdfunctie. Voor veranderingen in de hoofdfunctie Bedrijf is een koppeling aangebracht met een bedrijvenlijst (bijlage 5 Staat van bedrijfsactiviteiten bij de hoofdfunctie Bedrijf). Voor de wijze van lezen van deze bedrijvenlijst is een uitgebreide uitleg te vinden in het brondocument van de bedrijvenlijst.
Speciale aandacht gaat uit naar het openbaar toegankelijk gebied. Dit heeft betrekking op alle wegen, pleinen, fiets- en voetpaden. Maar ook op kleine groenvoorzieningen en structureel groen tot een natuurpark. Al deze gronden vallen onder het openbaar toegankelijk gebied.
De beheersverordening legt de bestaande situatie vast. Maar het is niet de bedoeling de aanwezige dynamiek in de openbare ruimte weg te nemen. Zo moet het mogelijk blijven om bepaalde functies uit te wisselen of wijzigingen aan te brengen. Denk aan verbreding of versmalling van wegen, stoepen, fietspaden en dergelijke. Gebaseerd op de Doetinchemse standaard voor bestemmingsplannen biedt de verordening enige flexibiliteit voor de inrichting van het openbaar gebied. Maar dit gaat niet zover dat wegen kunnen worden veranderd of verlegd waardoor de Wet geluidhinder van toepassing is ('reconstructie' in het kader van die wet) of het structurele groen kan worden aangetast.
Voor structureel groen kent de beheersverordening een beschermende regeling. Dit groen, inclusief aanwezige waterpartijen en waterstromen, is met een kaart aan de regels gekoppeld. Bescherming van deze groenelementen zorgt voor het behoud van een aantrekkelijke groene verblijfsruimte die de gemeente nastreeft, onder meer voor extensieve dagrecreatie en natuurontwikkeling. Afbreuk van dit structurele groen zou de kwaliteit van het gebied aantasten.
Verbod dak en thuislozenvoorzieningen
In 2013 is door de gemeenteraad de parapluherziening voor 'Verbod dak- en thuislozenvoorzieningen' vastgesteld. Deze parapluhierziening ziet tot op het verbieden van 24-uurs voorzieningen voor dak- en thuislozen met een verslavingsproblematiek of justitieel verleden. In de beheersverordening is dit specifieke verbruik ook verboden. De afwijkingsregels uit de parapluherziening die het mogelijk maken om onder voorwaarden toch en dergelijke voorziening te realiseren, zijn niet in de niet in de verordening in regels vertaald. Dit is niet mogelijk zie, paragraaf 2.2 en 2.3 Indien het gemeentebestuur een dergelijke voorziening toch mogelijk wil maken, dan kan dit meestal via één van de andere ruimtelijke regelingen, zoals de kruimelgevallenregeling in het Bor. Het toetsingskader zijn dan de eisen die aan het toestaan zin gekoppeld zoals vermeld in de bewuste parapluherziening.
3.2.3 Inpassing van de gemeentelijke standaard
De afgelopen jaren heeft de gemeente een standaard voor bestemmingsplannen ontwikkeld. Deze is ook te gebruiken bij andere ruimtelijke besluiten, zoals de beheersverordening. Het doel van de standaard is een gelijkluidende regeling voor veelvoorkomende ruimtelijke aspecten binnen de gemeente. Deze gaat onder meer over:
In de afgelopen jaren zijn de gebieden in het kader van actualisatie van bestemmingsplannen al wel voorzien van een modernere regeling. Dit zijn echter niet allemaal plannen gebaseerd op de Wro, maar ook op de (oude) WRO. Daarnaast heeft de gemeentelijke standaard recent zijn laatste vorm gekregen. Met het oog op de rechtsgelijkheid is de gemeentelijke standaard - voor zover mogelijk - in de beheersverordening toegepast.
Voor het bepalen van de voorgevel is het begrip 'voorgevel' in de regels opgenomen. Als een woning, of ander gebouw, op een hoek van twee wegen staat, dan kan er sprake zijn van twee voorgevels. Dit is alleen het geval als de zijgevel gericht is op een hoofdontsluitingsweg. De hoofdonsluitingswegen in of grenzend aan het verordeninggebied zijn:
3.2.4 Aanpassingen ten opzichte van voorgaande beheersverordening
In gemeente Doetinchem zijn recent een drietal beheersverordeningen vastgesteld, te weten:
Zoals aangegeven is (was) het instrument 'beheersverordening' nieuw binnen Doetinchem. Daarom zal een evaluatie van dit instrument plaatsvinden. Vooruitlopend op de evaluatie zijn er 'werkenderwijs' een aantal inhoudelijke punten geconstateerd die niet juist of onduidelijk zijn. Daarom is voor alle drie de beheersverordeningen een 'reparatie' uitgevoerd.
De doorgevoerde aanpassingen zijn opgenomen in bijlage 2 van de toelichting. Voor het overige is de inhoud van de voorliggende beheersverordening gelijk met de beheersverordeningen uit 2012 en 2013.
In dit hoofdstuk vindt toetsing plaats aan beleids- en omgevingsaspecten. De conclusie is dat deze aspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening, is uitsluitend stil gestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of moet hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk.
Deze werkwijze leidt tot de conclusie dat het rijks- en provinciale beleid de beheersverordening niet in de weg staat. Er moet wel stil worden gestaan bij gemeentelijk beleid.
Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het verordeninggebied. Dit onderzoek was beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie.
De cultuurhistorie is in Doetinchem vastgelegd in de structuurvisie "Doetinchem, cultuurhistorierijk!" (vastgesteld 3 november 2008) en de Erfgoedverordening gemeente Doetinchem 2011 (vastgesteld 8 december 2011). In het verordeninggebied zijn diverse panden aanwezig die geïnventariseerd zijn als cultuurhistorisch waardevol (rapport "Cultuurhistorische verkenning woonwijken Doetinchem (1940 - 1965)", maart 2010). Het bestaande gebruik kan gewoon voortgezet worden. Een specifieke regeling voor deze bebouwing is niet nodig.
De archeologische verwachtingswaarden zijn in de gemeente vastgelegd in de archeologische beleidskaart. Deze verwachtingen zijn in de verordening vertaald naar een beschermende regeling via afzonderlijke besluitsubvlakken. De regels zijn gebaseerd op de nieuwe verdeling van de beschermingsniveaus, zoals aangegeven in de nota "Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek" (vastgesteld door de raad op 25 april 2013)
4.2.2 Andere omgevingsaspecten
Er is geen onderzoek verricht naar de bodemkwaliteit en de aanwezige flora en fauna. Deze aspecten zijn alleen relevant als er nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn. De beheersverordening biedt hier geen ruimte voor. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit en de beschermde soorten uit de Flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning alsnog het benodigde onderzoek worden verricht. Ook bij afgraven of afvoeren van grond, moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan.
Er worden in het gebied geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen toegestaan. Ook is uitgesloten dat bij veranderingen in het openbaar toegankelijk gebied herinrichting van wegen plaats kan vinden die in de zin van de Wet geluidhinder aan te merken zijn als reconstructie.
Er zijn geen inrichtingen aanwezig die vallen onder het Besluit externe veiligheid. Nader onderzoek is voor dit aspect dus ook niet nodig.
De bescherming van geluidgevoelige objecten in verband met het industrielawaai van Hamburgerbroek is geregeld in een afzonderlijk besluitsubvlak.
Ecologische verbindingen, straalpaden en luchtkwaliteit spelen geen rol in het verordeninggebied.
De conclusie is dat geen van de genoemde omgevingsaspecten in het gebied aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en er wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving.
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, 'besluitvlak 1', vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0222.R05KE006A-0002 met bijbehorende bestanden;
1.1.3 aan huis gebonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.1.4 aan huis gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, waaronder een vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
erf achter de met het aangrezende openbaar toegankelijk gebied evenwijdig gelegen lijn, die het hoofdgebouw raakt:
1.1.6 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.1.7 archeologische verwachting
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
een percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen en andere bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.1.14 bedrijfswoning (dienstwoning)
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, alleen bedoeld voor (het huishouden van) een persoon en zijn gezin, van wie de huisvesting daar in verband met de functie noodzakelijk is;
een geometrisch bepaald vlak of een figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening nadere regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik van deze gronden;
het bestaande legaal tot stand gekomen of op grond van een vergunning toegstaan maar nog niet gerealiseerd gebruik van gronden en die bouwwerken, zoals aanwezig op het moment van de vaststelling van de verordening;
daaronder valt niet het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; met het volgende onderscheid:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een erker of een uitgebouwd venster is een in plattegrond rechthoekige, veelhoekige of halfronde uitbreiding van een ruimte in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met de bedoelde ruimte. De buitenzijde bestaat uit (een borstwering en) raamconstructies (wanden die grotendeels bestaan uit glas);
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een weg die een functie heeft voor afwikkelen en uitwisselen van verkeer en zorgt voor de ontsluiting tussen dorpen en wijken onderling en tussen dorp en snelweg als bedoeld in het gemeentelijke wegencategoriseringsplan;
woningen, geluidsgevoelige terreinen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat al dan niet met de daarbij behorende bergingen;
een woning die direct met de grond is verbonden, en die niet als een woonwagen is aan te merken, of de onderste laag van gestapelde woningen die op maaiveldhoogte ligt;
een gebouw, dat door zijn constructie, afmetingen en functie als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 1 begrepen:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken waarbij het doen beluisteren van muziek een wezenlijk onderdeel vormt; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 2 begrepen:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie; de volgende specifieke vormen worden onder horeca categorie 3 begrepen:
1.1.39 instellingen voor cultuur en ontspanning
culturele voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van ontspanning, waaronder dagrecreatie, of een combinatie daarvan;
vorm van huistvesting in een bestaande woning en/of de bijbehorende bouwwerken, dat op grond van de verordening bij recht is toegestaan.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of alleen in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie;
1.1.42 kantoor- of praktijkruimte aan huis
een beroepswerkruimte die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf of een vrij beroep;
1.1.45 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen evenals voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.1.46 mogelijkheden voor ontmoeting
terrassen, standplaatsen voor de ambulante handel, weekmarkten, rommelmarkten, braderieën, kermissen, volksfeesten, stadsfeesten, spektakeltoeren, openluchtfestivals, fancy fairs, circussen, stadspromotionele activiteiten (bijvoorbeeld tijdelijke ijsbaan), e.d. ;
1.1.47 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, maar ook pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen alleen bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel, met uitzondering van thuisprostitutie;
bij of op de weg behorende bouwwerken zoals verkeersgeleiders, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken, ondergrondse vuilcontainers en cocons van vuilcontainers;
een vorm van prostitutie, waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituee en waarbij ook alleen door deze prostituee op dit adres wordt gewerkt als prostituee;
een toegangspartij of een uitgebouwde toegang is een uitbreiding van de toegangsruimte (hal) van een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en al dan niet in open verbinding staat met die ruimte;
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of, als het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt. Bij gebouwen met een verspringende voorgevel is het deel van de gevel dat het dichtst bij de openbare weg ligt bepalend. Bij gebouwen waarvan een zijgevel aan een gebiedsontsluitingsweg ligt, is sprake van twee voorgevels. In alle gevallen worden ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend;
een professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden verkregen door een academische of een hogere beroepsopleiding (zie bijlage 1 Lijst van vrije beroepsbeoefenaars) ;
1.1.59 vrije beroepsbeoefenaar
iemand die wordt ingehuurd om zijn/haar individuele persoonlijke, artistieke en/of academische kwaliteiten;
een complex van ruimten, alleen bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, woonwagens niet inbegrepen;
1.2.1 de afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens
de kortste afstand tussen enig punt van een bouwwerk en een perceelsgrens;
1.2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
1.2.3 de breedte van een bouwwerk
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, als de zijgevels niet evenwijdig lopen of verspringen, moet het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte;
1.2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
1.2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
1.2.6 de oppervlakte van een overkapping
tussen de rand van het dakvlak, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
1.2.7 de vloeroppervlakte van een woning
de som van de horizontale vloeroppervlakten van de voor bewoning bestemde vertrekken van een woning, binnenwerks gemeten; hieronder vallen ook keukens, slaapvertrekken, gangen, toiletten, bad- en doucheruimten, zolders en vlieringen welke gebruikt worden als berging, en inpandige of aangebouwde bergingen die op grond van de beheersverordening verbouwd mogen worden tot woonruimte.
2.1.2.1.1 Grondgebonden woningen
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om grondgebonden woningen te veranderen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
de afstand van een zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m; als het bouwperceel grenst aan openbaar toegankelijk gebied moet de afstand minimaal 2 m bedragen; als de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minder is dan de hiervoor gestelde maten, dan geldt deze bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens als minimale maat.
ter plaatse van besluitsubvlak '4' mag op de woning van een opbouw (3e bouwlaag) worden gebouwd met een maximale hoogte van 3,2 m, die plat moet worden afgedekt. Deze opbouw moet ten opzichte van de voorgevel exact 1 meter terugliggen en ten opzichte van de achtergevel ten minste 2,5 m. De breedte van de opbouw moet de volledige breedte van de woning beslaan.
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om gestapelde woningen te veranderen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
2.1.2.1.3 Bijbehorende bouwwerken
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om bij grondgebonden woningen onder de hierna genoemde voorwaarden bijbehorende bouwwerken te bouwen en/of te veranderen:
2.1.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
2.1.2.2.1 Overige bouwwerken in het voorerfgebied
2.1.2.2.2 Overige bouwwerken in het achtererfgebied
2.1.2.3.1 Aan huis gebonden bedrijf of beroep en escortbedrijf.
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om een woning inclusief eventueel aanwezige aangebouwde bijbehorende bouwwerken ook te gebruiken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf of beroep of een escortbedrijf onder de voorwaarde dat:
2.1.2.3.2 Wonen in aangebouwde bijbehorende bouwwerken
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij grondgebonden woningen te gebruiken voor de uitbreiding van de woonfunctie, onder voorwaarde dat de afstand tussen dat bouwwerk en de achterste perceelsgrens minimaal 8 m bedraagt.
De laatstgenoemde afstandsnorm geldt niet als de bijbehorende woning op minder dan 8 m ligt; in dat geval is de bestaande afstand tussen woning en achterste perceelsgrens maatgevend.
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om de bouwwerken voor hoofdfuncties bedrijf, detailhandel, horeca, kantoor, recreatie, sport, cultuur en ontspanning, dienstverlening en maatschappelijk, onder de hierna genoemde voorwaarden te veranderen.
2.1.3.1.1 Gebouwen en bijbehorende bouwwerken
2.1.3.1.2 Woningen, bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken
Hiervoor gelden de regels opgenomen in paragraaf 2.1.2 Wonen.
2.1.3.1.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde in het voorerfgebied (overige bouwwerken)
2.1.3.1.4 Bouwwerken geen gebouwzijnde in het achtererfgebied (overige bouwwerken)
in afwijking van het bepaalde in sub a, mag de bouwhoogte van:
reclamemasten en reclamezuilen achter en tot maximaal 0,5 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal de toegestane bouwhoogte als bedoeld in 2.1.3.1.1 sub 2 bedragen; als een bouwwerk vóór 0,5 m van (het verlengde van) de voorgevel wordt geplaatst, mag de bouwhoogte maximaal 2 m bedragen.
In afwijking van 2.1.3.1.3 en 2.1.4.1.4 gelden voor volkstuinen de volgende voorwaarden:
2.1.3.2.1 Kinderopvang bij sport
a.in aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 sub a mogen, voor zover het de hoofdfunctie sport betreft, de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken ook worden gebruikt voor kinderopvang;
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 kan het bestaande gebruik worden gewijzigd, op voorwaarde dat:
2.1.4 Openbaar toegankelijk gebied
2.1.4.1 Openbaar toegankelijk gebied
In aanvulling op het bepaalde in paragraaf 2.1.1 is het toegestaan om het openbaar toegankelijk gebied te gebruiken voor (rij)wegen, fiets- en wandelpaden, mogelijkheden voor ontmoeting, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, waterlopen, waterberging, waterinfiltratievoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, reclame-uitingen en kunstobjecten, met dien verstande dat:
2.2.1 Archeologische verwachting
Ter plaatse van besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 1', 'Archeologische verwachting - 2', 'Archeologische verwachting - 3' en 'Archeologische verwachting - 4' moet rekening gehouden worden met het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden.
2.2.1.1.1 Archeologisch rapport
Voorhet oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 (besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 1' en 'Archeologische verwachting - 2'), 1000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 3') of 5000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 4') moet de aanvrager een rapport overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
als uit sub 1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
het overleggen van een rapport is niet nodig als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld. Het bevoegde gezag kan de onder sub 2 genoemde voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden.
2.2.1.1.2 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over een vergunningaanvraag als bedoeld in paragraaf 2.2.1.1.1 sub 1, winnen zij advies in bij een archeologische deskundige.
2.2.1.1.3 Geen archeologisch rapport
Het bepaalde onder paragraaf 2.2.1.1.1 sub 1 geldt niet als:
het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 250 m2 (besluitsubvlakken 'Archeologische verwachting - 1' en 'Archeologische verwachting - 2'), 1000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 3') of 5000 m2 (besluitsubvlak 'Archeologische verwachting - 4') wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 2.2.1.1, nadere eisen stellen met betrekking tot:
als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
2.2.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, maar ook het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of oppervlakte verhardingen en het graven van een bouwput, waarbij per besluitsubvlak de volgende ondergrenzen gelden;
2.2.1.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het onder paragraaf 2.2.1.3.1 opgenomen verbod geldt niet:
2.2.1.3.3 Beoordelingscriteria
Ten aanzien van de onder paragraaf 2.2.1.3.1 genoemde vergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:
de vergunning kan alleen worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast. Dit moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning moet overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Als het rapport daar aanleiding voor geeft, moet op advies van de archeologisch deskundige zo nodig een opgraving plaatsvinden;
Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorschriften opnemen, waaronder:
2.2.1.3.5 Advies archeologisch deskundige
Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in paragraaf 2.2.1.3.1 wint zij advies in bij een archeologische deskundige.
2.2.2 Geluidzone industrielawaai
Ter plaatse van besluitsubvlak 'Geluidzone industrielawaai' mogen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten worden gerealiseerd.
Het onder 2.2.2.1 opgenomen verbod geldt niet als blijkt dat de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder, dan wel een verkregen hogere waarde.
Nieuwe bouwwerken moeten worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse bestaande gebruik van de gronden of van bestaande gebouwen, waarbij deze worden gebouwd.
Parkeren moet in principe op eigen terrein plaatsvinden. Daarbij gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen en Parkeercompensatiefonds, vastgesteld door de raad op 23 februari 2012 (bijlage 7).
4.1.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
4.1.2 Ontheffing overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
4.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.1.5 Persoonsgebonden overgangsrecht
Indien toepassing van het in het vorige lid opgenomen overgansrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de intwerkingtreiding van de beheersverordening grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende planologische regime, kunnen burgemeester en wethouder met het oog op beeindiging op termijn van die met de beheersverordening strijdige situatie, voor die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doetinchem in de openbare raadsvergadering d.d. 18 december 2014.
de griffier,
de voorzitter,
2.1.2.1.3, aanvulling onder a3 '…….de realisatie van bijbehorende bouwwerken, uitsluitend op de plek waar een hoofdgebouw mag worden gerealiseerd en zonder dat dit….' |
|||||
Bijlage I Lijst van vrije beroepsbeoefenaars
Lijst van vrije beroepen op grond van de Handelsregisterwet
Een beroep dat hier niet op voorkomt geldt in beginsel niet als 'vrij beroep', tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen.
In de jurisprudentie is uitgemaakt, dat de uitoefening van vrije beroepen in overeenstemming is met de functie wonen. Dit is rechtstreeks toegestaan. Voor de vestiging van vrije beroepen is geen procedure nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet ruimtelijke ordening, zolang de beroepsuitoefening plaatsvindt in de woning en de woonfunctie in overwegende mate blijft behouden.
Bijlage 2 Lijst van aan huis gebonden bedrijven en beroepen
bron: Bedrijven en milieuzonering VNG (editie 2009)
Parkeernormen gemeente Doetinchem
Bron: Nota Parkeernormen en Parkeercompensatiefonds
23-02-2012 vastgesteld gemeenteraad Doetinchem
Woningen 1
Totaal 2 |
||
Correctiefactoren parkeren op eigen terrein bijwoningen
Bezoekersextensief (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf) |
||
2,0 5 |
||
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2017-22632.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.