Verordening tot eerste wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2015

De raad van de gemeente Oldenzaal;

 

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 augustus 2017, nr. 32/6, reg.nr. INTB-17-03270;

 

gelet op artikel 2.1.3, 2.1.4 en 2.6.6 van de Maatschappelijke Ondersteuning 2015

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de Verordening tot eerste wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2015

 

Artikel I Wijziging verordening

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldenzaal 2015 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

 

Het vijfde lid komt te luiden:

 

  • 1.

    Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk als:

    • a.

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het eerste tot en met vierde lid gehanteerde tarief en

    • b.

      tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald

 

Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

 

  • 2.

    Het college stelt nadere regels ten aanzien van de berekeningswijze van persoonsgebonden budgetten:

    • a.

      er wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van zorg en ondersteuning en, voor zover van toepassing, in ieder geval in verband met:

      • -

        de te bieden deskundigheid en/of

      • -

        het vereiste opleidingsniveau en/of

      • -

        of er gewerkt wordt volgens toepasselijke professionele of kwaliteitsstandaarden;

    • b.

      voor een zelfstandig professional geldt dat het persoonsgebonden budget-tarief wordt bepaald op 90% van de voorziening in natura, waarbij rekening is gehouden met het feit dat deze aanbieder geen of lagere overheadkosten heeft dan een professionele organisatie met personeel;

    • c.

      het tarief voor het persoonsgebonden budget huishoudelijke ondersteuning voor de niet-professionele aanbieder, ook genoemd de PGB particulier, wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde maximale Cao-uurtarief voor schoonmaakpersoneel;

    • d.

      het tarief voor het persoonsgebonden budget ondersteuning zelfstandig leven en ondersteuning maatschappelijke deelname voor de niet-professionele aanbieder , wordt vastgesteld op € 20,00 per uur of dagdeel, en op € 30,00 per etmaal indien het kortdurend verblijf betreft, op basis van het bepaalde in artikel 2.6.16 lid 6 van de voormalige Regeling subsidies AWBZ.

    • e.

      het college legt in de nadere regels de hoogte van de daadwerkelijke tarieven vast.

 

B.

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het zesde, zevende en achtste lid tot het zevende, achtste en negende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

 

  • 6.

    De hoogte van de eigen bijdrage voor Ondersteuning Zelfstandig leven (OZL) en ondersteuning Maatschappelijke Deelname (OMD) en Kortdurend Verblijf (KDV) wordt, in afwijking van het vijfde lid, gedurende een door het college vast te stellen overgangsperiode, vastgesteld conform de destijds onder de AWBZ geldende berekeningsgrondslag voor deze voorzieningen, zijnde € 14,20 per uur/dagdeel of etmaal.

 

C.

Artikel 17 komt te luiden:

 

Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      Een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      Een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • -

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met een derde, en

      • -

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      Overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      Rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Artikel II Inwerkingtreding

Artikel I treedt in werking op 1 oktober 2017 en werkt terug tot 1 juni 2017.

 

 

Vastgesteld in de openbare vergadering van 26 september 2017,

de griffier,

J.H. Brokers

de voorzitter,

T.J. Schouten

Naar boven