Vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2014

Bekendmaking

Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat de gemeenteraad in zijn openbare vergadering van 17 november 2016 de vierde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening heeft vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De verordening wordt van kracht met ingang van de achtste dag na die van deze bekendmaking.

 

Rechtsmiddelen

Tegen het besluit tot vaststelling van de verordening is geen bezwaar of beroep mogelijk.

 

Tekst verordening

 

Een nieuw artikel 2:79 van de APV 2014:

 

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op openbare plaatsen, in de gehele gemeente Breda. Voor gebieden waar de bebouwing primair en uitsluitend wordt gebruikt voor bewoning, gelden de volgende voorwaarden:

 

  • 1.

    Omwonenden worden door de burgemeester vooraf actief geïnformeerd over de plaatsing van camera’s en de reden voor cameratoezicht op de betreffende plaats. Uitsluitend als de spoedeisendheid of de kans op beïnvloeding van het toezicht daartoe noodzaakt, volstaat het om achteraf te informeren.

  • 2.

    Cameratoezicht dient proportioneel en subsidiair te zijn en wordt derhalve door de burgemeester uitsluitend ingezet bij een aantoonbaar risico op verstoring van de openbare orde en veiligheid en wanneer andere maatregelen niet afdoende zijn.

  • 3.

    De burgemeester legt periodiek verantwoording af aan de Gemeenteraad over de toepassing van cameratoezicht in woongebieden en gaat daarbij in op bovenstaande voorwaarden. Telkens wordt toegelicht waarom cameratoezicht het ultimum remedium was.

 

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 17 november 2016

, voorzitter

, griffier

Naar boven