Gemeenschappelijke Regeling Afeer 2025

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Oldambt, Pekela en Westerwolde, hebben met toestemming van hun gemeenteraden besloten de Gemeenschappelijke Regeling voor Afeer te wijzigen zodat deze per 1 oktober 2025 als volgt komt te luiden:

1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippenkader

In de regeling wordt verstaan onder:

Deelnemers

De aan de regeling deelnemende colleges.

Fte

Full time equivalent, ofwel een dienstverband van 36 uur.

Gedeputeerde Staten

Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen.

Gemeentebesturen

De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, ieder voor zover zij bevoegd of gehouden zijn.

In het kader van de Wet sociale werkvoorziening dient voor gemeentebesturen het bestuur van het Openbaar Lichaam gelezen te worden, als bedoeld in artikel 1, lid 2 van de Wet sociale werkvoorziening.

Openbaar Lichaam

Het rechtspersoonlijkheid bezittend Openbaar Lichaam “Afeer”, zoals nader omschreven in artikel 2 van de regeling.

De regeling

Deze Gemeenschappelijke Regeling.

De Wet

De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).

Wsw-werknemer

Wsw-geïndiceerde medewerkers in dienst van het Openbaar Lichaam.

Wsw

Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 2. Openbaar Lichaam

  • 1.

    De gemeentebesturen stellen een rechtspersoonlijkheid bezittend Openbaar Lichaam in, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet.

  • 2.

    Dit Openbaar Lichaam draagt de naam “Afeer” en is gevestigd te Winschoten.

  • 3.

    Het bestuur van dit Openbaar Lichaam bestaat uit:

    • a.

      het Algemeen Bestuur;

    • b.

      het Dagelijkse Bestuur;

    • c.

      de Voorzitter.

  • 4.

    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enig andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het Openbaar Lichaam, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college en / of de burgemeester.

2. Doelstelling en bevoegdheden

Artikel 3. Taken / doel

  • 1.

    Het belang waarvoor de regeling wordt getroffen, is het bewerkstelligen van een kwalitatief goede en doelmatige uitvoering door het Openbaar Lichaam van de door de deelnemers aan het Openbaar Lichaam opgedragen taken, zoals vastgelegd in de regeling en overige besluiten.

  • 2.

    Het Openbaar Lichaam draagt met het oog op het in het eerste lid genoemde doel zorg voor de uitvoering van de bevoegdheden:

    • a.

      welke in de regeling zijn aangeduid;

    • b.

      welke in een afzonderlijk besluit van alle deelnemers aan het Openbaar Lichaam zijn opgedragen;

    • c.

      welke, voor zover betrekking hebbend op het grondgebied van één of enkele van de deelnemende gemeenten, bij afzonderlijk eensluidend besluit van de deelnemer(s) van deze gemeente(n) zijn opgedragen en door het bevoegde orgaan binnen het Openbaar Lichaam zijn aanvaard.

  • 3.

    De in het tweede lid genoemde besluiten bevatten tevens de aanduiding van de specifieke bevoegdheden die door de deelnemers worden overgedragen dan wel gemandateerd aan het Openbaar Lichaam en tevens de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze bevoegdheden worden uitgeoefend.

  • 4.

    Het Openbaar Lichaam voert namens de deelnemers de volgende wetten uit:

    • a.

      Wet sociale werkvoorziening;

    • b.

      Nieuw beschut werken onder de Participatiewet;

    • c.

      de Participatiewet voor zover het betreft arbeidsinschakeling en beheersing van de Nederlandse taal, waaronder begrepen het opleggen van maatregelen, ten aanzien van personen die door deelnemers zijn aangemeld en die vallen onder de werking van artikel 7, eerste lid, sub a van de Participatiewet.

Artikel 4. Bevoegdheden

  • 1.

    Aan het bestuur van het Openbaar Lichaam worden integraal alle bevoegdheden van de deelnemers overgedragen met betrekking tot de uitvoering van:

    • a.

      de Wet sociale werkvoorziening, voor wat betreft de tot de doelgroep van de Wsw behorende ingezetenen die werkzaam zijn bij het Openbaar Lichaam;

  • 2.

    Aan het bestuur van het Openbaar Lichaam worden integraal alle bevoegdheden van de deelnemers gemandateerd met betrekking tot de uitvoering van:

    • a.

      de Participatiewet, voor wat betreft de tot de doelgroep van Nieuw beschut onder de Participatiewet behorende ingezetenen die werkzaam zijn bij of via het Openbaar Lichaam;

    • b.

      de Participatiewet, voor zover het betreft arbeidsinschakeling en beheersing van de Nederlandse taal, waaronder begrepen het opleggen van maatregelen, ten aanzien van personen die door deelnemers zijn aangemeld en die vallen onder de werking van artikel 7, eerste lid, sub a van de Participatiewet.

  • 3.

    De bevoegdheden als bedoeld in lid 1 berusten bij het Algemeen Bestuur.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur is het bevoegd orgaan om, bij meerderheid van stemmen, te besluiten tot deelname aan de Werkgeversvereniging Samenwerkende Gemeenschappelijke Organisaties (WSGO) nu de regeling in deze mogelijkheid voorziet en dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur kan toevertrouwde bevoegdheden mandateren, danwel delegeren aan het Dagelijks Bestuur, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.

  • 6.

    Het Dagelijks Bestuur kan een of meer leden van het Dagelijks Bestuur machtigen tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

  • 7.

    Het Dagelijks Bestuur kan toevertrouwde bevoegdheden mandateren aan de algemeen directeur. De mandatering vindt plaats in het directiestatuut.

  • 8.

    De gemandateerde bevoegdheden zijn opgenomen in de bij deze Gemeenschappelijke Regeling behorende Bijlage Bevoegdheden en Directiestatuut.

3. Het Algemeen Bestuur

Artikel 5. Samenstelling

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur staat aan het hoofd van het Openbaar Lichaam.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit leden die per deelnemende gemeente door het college uit zijn midden worden aangewezen, de voorzitter inbegrepen.

  • 3.

    Het college van elk der deelnemende gemeenten wijst uit zijn midden personen en een plaatsvervanger aan als lid van het Algemeen Bestuur op basis van de navolgende verdeling:

    • a.

      college gemeente Oldambt: totaal 5 leden

    • b.

      college gemeente Pekela: totaal 3 leden

    • c.

      college gemeente Westerwolde: totaal 2 leden

  • 4.

    Deelnemers kunnen te allen tijde de aanwijzing voor een lid wijzigen. Van elke wijziging van een aanwijzing wordt door de deelnemers onverwijld mededeling gedaan aan het Algemeen Bestuur.

  • 5.

    Geen Algemeen Bestuurslid of plaatsvervangend Algemeen Bestuurslid kunnen zijn:

    • a.

      ambtenaren in dienst van het Openbaar Lichaam;

    • b.

      werknemers die een dienstverband in het kader van de Wet sociale werkvoorziening hebben en in dienst zijn van het Openbaar Lichaam;

    • c.

      werknemers in dienst van het Openbaar Lichaam, die vallen onder een andere arbeidsvoorwaardenregeling dan onder a en b genoemd.

Artikel 6. Vergaderquorum / stemmen

  • 1.

    De eerste twee aangewezen Algemeen Bestuursleden van elk der deelnemende gemeenten hebben, op aangewezen onderwerpen (aangeduid met AB* in de bij de regeling behorende Bijlage Bevoegdheden en Directiestatuut) een enkelvoudig stemrecht. De overige Algemeen Bestuursleden onthouden zich op deze onderwerpen van hun stem. Op deze onderwerpen wordt een besluit genomen op basis van meerderheid van stemmen.

  • 2.

    Ieder Algemeen Bestuurslid, of de plaatsvervanger, heeft op aangewezen onderwerpen (aangeduid met AB** in de bij de regeling behorende Bijlage Bevoegdheden en Directiestatuut) een enkelvoudig stemrecht. Op deze onderwerpen wordt een besluit genomen op basis van meerderheid van stemmen.

  • 3.

    De eerste twee aangewezen Algemeen Bestuursleden van elk der deelnemende gemeenten hebben, op aangewezen onderwerpen (aangeduid met AB*** in de bij de regeling behorende Bijlage Bevoegdheden en Directiestatuut) een enkelvoudig stemrecht. De overige Algemeen Bestuursleden onthouden zich op deze onderwerpen van hun stem. Op deze onderwerpen wordt een besluit genomen op basis van unanimiteit van stemmen.

  • 4.

    Indien een Algemeen Bestuurslid een bestuursvergadering niet kan bijwonen, kan een ander Algemeen Bestuurslid worden gemachtigd tot het uitvoeren van het stemrecht van het verhinderde Algemeen Bestuurslid, onder inachtneming van het eerste, tweede en derde lid van artikel 6 van de regeling.

  • 5.

    Om tot besluitvorming te komen, is het voorwaardelijk dat te allen tijde zes leden (inclusief eventueel afgegeven volmachten) aanwezig zijn en dat daarbij een vertegenwoordiging vanuit elk der deelnemende gemeenten aanwezig is.

Artikel 7. Vergaderingen

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur het nodig acht.

  • 2.

    De artikelen 17 en 19 van de Gemeentewet juncto artikel 22 van de Wet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    De deuren worden gesloten, indien een vijfde deel van de aanwezige Algemeen Bestuursleden daarom verzoekt, of indien de voorzitter het nodig acht.

  • 5.

    Ten aanzien van de vergaderingen met gesloten deuren is artikel 24 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 6.

    In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd of besloten over het toetreden tot, het uittreden uit, of het wijzigen of opheffen van de regeling.

  • 7.

    Het Algemeen Bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid (Woo), omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het Algemeen Bestuur worden voorgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of van de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het Algemeen Bestuur de geheimhouding opheft.

  • 8.

    De artikelen 16, 20, 22, 26 en 28 tot-en-met 30 van de Gemeentewet zijn, voor zover daarvan bij de Wet niet is afgeweken, op het houden van de orde van vergaderingen van het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam van overeenkomstige toepassing.

4. Het Dagelijks Bestuur

Artikel 8. Samenstelling, stemmen, vergaderingen

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur benoemt uit zijn midden het Dagelijks Bestuur.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter, waarin elke deelnemende gemeente daarin met een lid is vertegenwoordigd.

  • 3.

    De plaatsvervanger van een lid van het Dagelijks Bestuur is ook de vertegenwoordiger van zijn gemeente in het Algemeen Bestuur.

  • 4.

    Ieder lid van het Dagelijks Bestuur dient, indien hij verhinderd is een vergadering bij te wonen, zijn plaatsvervanger, de vertegenwoordiging in het Algemeen Bestuur, daarvan vroegtijdig in kennis te stellen.

  • 5.

    De leden van het Dagelijks Bestuur verliezen hun functie, wanneer zij geen zitting meer hebben in het Algemeen Bestuur.

  • 6.

    Ieder lid van het Dagelijks Bestuur heeft een stem met enkelvoudig stemrecht.

  • 7.

    De leden van het Dagelijks Bestuur treden af als lid van het Dagelijks Bestuur met ingang van het moment waarop het Algemeen Bestuur een nieuw Dagelijks Bestuur aanwijst.

  • 8.

    Een burgemeester van een der deelnemende gemeenten kan geen lid van het Dagelijks Bestuur zijn.

Artikel 9. De voorzitter

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter is tevens voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het Openbaar Lichaam in en buiten rechte. De voorzitter kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

5. Commissies

Artikel 10. Commissies

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan overeenkomstig artikel 25 van de Wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    Een lid van het Dagelijks Bestuur fungeert als voorzitter van de commissie.

6. Informatieplicht, verantwoordingsplicht

Artikel 11. Informatieplicht, verantwoordingsplicht

  • 1.

    De leden van het Dagelijks Bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het Algemeen Bestuur verantwoording verschuldigd van het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur en geven te dien aanzien alle door het Algemeen Bestuur verlangde inlichtingen, een-en-ander voor zover dit niet strijdig is met de te behartigen belangen. Gelijke verplichting bestaat voor de voorzitter van het door de voorzitter gevoerde bestuur.

  • 2.

    De leden van het Algemeen Bestuur zijn ieder afzonderlijk aan het college, dat hen heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het gevoerde bestuur.

  • 3.

    De leden van het Algemeen Bestuur zijn ieder afzonderlijk aan de raad van de gemeente waaruit dat lid afkomstig is, verantwoording verschuldigd voor het gevoerde bestuur.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten binnen een maand alle inlichtingen, die door de raden van de deelnemende gemeenten, dan wel door een of meer van zijn leden, worden verlangd, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het algemeen belang.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten, eens per halfjaar ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het Dagelijks Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 6.

    De colleges van de deelnemende gemeenten zijn gehouden het Algemeen Bestuur in kennis te stellen van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van het Openbaar Lichaam.

  • 7.

    Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft aan het college, dat het lid heeft aangewezen, schriftelijk en indien daarom wordt verzocht mondeling, uiterlijk binnen een maand, alle inlichtingen die door een of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 8.

    Een lid van het Algemeen Bestuur verschaft aan de raad van de gemeente waaruit dat lid afkomstig is, schriftelijk en indien daarom wordt verzocht mondeling, uiterlijk binnen een maand, alle inlichtingen die door een of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 9.

    Een lid van het Algemeen Bestuur is aan het college, dat het lid heeft aangewezen (conform het tweede lid), verantwoording verschuldigd voor het in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid en bestuur. Het college, waardoor het lid is aangewezen, bepaalt de wijze waarop dit zal geschieden en doet hiervan mededeling aan het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam.

  • 10.

    Een lid van het Algemeen Bestuur is aan de raad van de gemeente waaruit dat lid afkomstig is (conform het derde lid), verantwoording verschuldigd voor het in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid en bestuur. De raad van de gemeente waaruit dat lid afkomstig is, bepaalt de wijze waarop dit zal geschieden en doet hiervan mededeling aan het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam.

  • 11.

    Het college, dat een vertegenwoordiger in het Algemeen Bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit door het college aangewezen lid te ontslaan, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

7. Algemeen directeur

Artikel 12. Dagelijkse leiding

  • 1.

    De dagelijkse leiding van het Openbaar Lichaam berust bij de algemeen directeur.

  • 2.

    De algemeen directeur is secretaris van het Algemeen Bestuur en secretaris van het Dagelijks Bestuur.

  • 3.

    het Dagelijks Bestuur stelt, in navolging van artikel 4, vijfde lid, een directiestatuut voor de algemeen directeur vast.

  • 4.

    De algemeen directeur is voor zijn beleid verantwoording verschuldigd aan het Dagelijks Bestuur.

Artikel 13. Benoeming van de algemeen directeur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur beslist omtrent indiensttreding, arbeidsvoorwaarden, schorsing en ontslag van de algemeen directeur.

  • 2.

    De benoeming van de algemeen directeur geschiedt door het Dagelijks Bestuur, op voordracht van een Algemene benoemings- en bevorderingscommissie, die bestaat uit tenminste twee bestuursleden van het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Aan de ondernemingsraad wordt advies gevraagd inzake de voordracht.

8. Financiële bepalingen

Artikel 14. Rechtspositie, salaris

  • 1.

    Op het personeel met een arbeidsovereenkomst is de arbeidsvoorwaardenregeling van Afeer van toepassing.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de arbeidsvoorwaardenregeling van Afeer vast na vernomen bevindingen van de commissie voor Lokaal Overleg.

Artikel 15. Bijdragen

  • 1.

    Jaarlijks wordt een begroting en een jaarrekening opgesteld.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten verbinden zich jaarlijks bij te dragen in het exploitatietekort, zoals dat blijkt uit de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting en jaarrekening en volgens een vastgestelde verdeelsleutel.

  • 3.

    Vanaf het jaar 2026 wordt de verdeelsleutel gehanteerd, zoals deze is opgenomen in het beleidsplan 2023 - 2026 Afeer – gemeenten Westerwolde, Pekela en Oldambt, en vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 4.

    De verdeelsleutel wordt berekend op basis van:

    • a.

      Wsw: de realisatie van het aantal Wsw-ers in dienst in het jaar t-2;

    • b.

      Beschut werk: aantal beschut werk dienstverbanden in jaar t-2;

    • c.

      Dienstbetrekking anders dan beschut werk: realisatie van het aantal dienstbetrekkingen in jaar t-2 van het aantal fte uit de doelgroep Participatiewet;

    • d.

      Begeleiding/jobcoaching: het aantal geplaatste mensen met een loonkostensubsidie op basis van de Participatiewet bij reguliere werkgevers in jaar t-2 en

    • e.

      Re-integratie: aantal gerealiseerde trajecten in jaar t-2.

Artikel 16. Bevoorschotting en afrekening

  • 1.

    Aan de hand van de begroting verstrekt elke deelnemende gemeente maandelijks een voorschot gelijk aan een twaalfde gedeelte van het vermoedelijke aandeel in het exploitatietekort voor het geldende begrotingsjaar.

  • 2.

    Alvorens de jaarrekening definitief wordt vastgesteld, worden de raden van de deelnemende gemeenten in staat gesteld een zienswijze te geven op de concept-jaarrekening.

  • 3.

    Na de vaststelling van de jaarrekening door het Algemeen Bestuur zendt het Dagelijks Bestuur een afrekening van de bijdragen over het betreffende begrotingsjaar van de deelnemende gemeenten aan de gemeentebesturen, onder verrekening van de verstrekte voorschotten, zoals genoemd in het eerste lid.

Artikel 17. Batig of negatief saldo

  • 1.

    Indien enig jaar een batig saldo oplevert, dan zal dit worden aangewend, gereserveerd of ter beschikking worden gesteld aan de gemeenten conform de financiële verdeelsleutel van het betreffende jaar, dit ter beoordeling door het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Indien enig jaar een negatief saldo oplevert, dan zal deze binnen 30 dagen na ontvangst van de afrekening, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2., worden voldaan via de voor dat begrotingsjaar geldende percentuele verdeling per deelnemende gemeente.

9. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19. Duur en periodieke evaluatie

  • 1.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    Iedere vier jaar, gerekend vanaf 2025, geeft het Algemeen Bestuur opdracht aan het Dagelijks Bestuur om te bezien of aanpassing van de regeling noodzakelijk is.

Artikel 20. Wijzigingen

  • 1.

    Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen uitgaan van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Indien uit een door het dagelijks bestuur gehouden evaluatie aanleiding wordt gevonden om de regeling aan te passen, verzoekt zij de deelnemende gemeenten om de regeling aan te passen, dit onder gelijktijdige toezending van de voorgestelde wijzigingen.

  • 3.

    De formele bestuurlijke procesgang zoals genoemd in artikel 1 van de wet wordt hierbij gevolgd.

Artikel 21. Toetreding

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente die wenst toe te treden richt, na verkregen toestemming van de raad van die gemeente, het verzoek daartoe aangetekend aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Voorwaarde is dat het bij toetreding moet gaan om taken zoals genoemd in artikel 3 van deze regeling.

  • 3.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in het eerste lid binnen 13 weken door aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, onder overlegging van zijn advies omtrent toetreding en eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 4.

    Toetreding vindt plaats per 1 januari, indien de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten daarmee hebben ingestemd en ter zake toestemming is verkregen van hun raden.

Artikel 22. Uittreding

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van een gemeente die wenst uit te treden richt, na verkregen toestemming van de raad van die gemeente, het verzoek daartoe aangetekend aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Ter voorbereiding op de besluitvorming van het algemeen bestuur, stelt het dagelijks bestuur een projectgroep samen die onder leiding van een onafhankelijke externe deskundige het concept uittredingsplan voorbereid.

  • 3.

    In het concept uittredingsplan wordt minimaal vastgelegd:

    • a.

      De gevolgen van de uittreding (de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties).

    • b.

      De wijze waarop met deze consequenties kan of moet worden omgegaan.

    • c.

      De voorwaarden voor uittreding.

    • d.

      Een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding, te betalen door de uittredende gemeente.

  • 4.

    Op grond van jurisprudentie wordt ten aanzien van sub d. een redelijke afbouwperiode gehanteerd van 5 jaar.

  • 5.

    Na vaststelling van het definitieve uittredingsplan door het algemeen bestuur (dit op basis van meerderheid van stemmen), wordt het plan voorgelegd aan de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten zodat de formele bestuurlijke procedure van artikel 1 van de wet gevolgd kan worden.

  • 6.

    Uitreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgende op het jaar waarin het besluit tot uittreding is genomen en de uittreding is gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel 23. Opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid bepaalt tevens de datum van opheffing en kan niet eerder worden genomen dan nadat het algemeen bestuur daarover zijn mening kenbaar heeft gemaakt.

  • 3.

    De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor dat de regeling wordt verwijderd uit het register zoals bedoeld in artikel 27 van de wet.

Artikel 24. Liquidatie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op en stelt deze vast nadat de college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten zijn gehoord.

  • 2.

    In het liquidatieplan zijn bepalingen opgenomen omtrent de vereffening van het vermogen van het openbaar lichaam.

  • 3.

    Het plan voorziet voorts in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel en de archieven.

Artikel 25. Archivering

  • 1.

    Het bestuur van het Openbaar Lichaam draagt zorg voor de informatie- en archiefbescheiden van het Openbaar Lichaam overeenkomstig een door het Algemeen Bestuur vast te stellen archiefregeling, onverminderd het bepaalde in de Archiefwet, de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en de Algemene Verordening Gegevensbescherming.

Artikel 26. Zienswijzen

  • 1.

    De raden van de deelnemende gemeente worden gevraagd om een zienswijze op:

    • a.

      De conceptbegroting;

    • b.

      Meerjarige strategische beleidsplannen en

    • c.

      De conceptjaarrekening, voor zover het gaat om de gevolgen van het exploitatieresultaat.

Artikel 27. Inwerkingtreding

  • 1.

    Het gemeentebestuur dat overeenkomstig artikel 26, lid 1 van de Wet daartoe is aangewezen, zendt de regeling aan Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Dit statuut treedt in werking met ingang van 1 oktober 2025.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding vervalt de Gemeenschappelijke Regeling Afeer van 1 januari 2020;

  • 4.

    De regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling Afeer 2025.

Aldus vastgesteld door,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt d.d. 13 mei 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Pekela d.d. 20 mei 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Westerwolde d.d. 2 juli 2025

Naar boven