Blad gemeenschappelijke regeling van Werk & Inkomen Lekstroom
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Werk & Inkomen Lekstroom | Blad gemeenschappelijke regeling 2016, 410 | Beleidsregels |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Werk & Inkomen Lekstroom | Blad gemeenschappelijke regeling 2016, 410 | Beleidsregels |
Beleidsregels integrale schuldhulpverlening WIL 2016
Het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom;
gelet op artikel 2 en artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;
Belanghebbende doet aan het dagelijkse bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet kunnen zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldhulpverlening. Dit geldt zowel gedurende de aanvraagperiode als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.
Artikel 6. Beëindigingsgronden
Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het dagelijks bestuur besluiten tot beëindiging van de schuldhulpverlening indien:
Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom op 23 juni 2016.
In het geval dat in andere wetgeving (zoals de Algemene wet bestuursrecht, het
Burgerlijk Wetboek, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de Wet op het financieel toezicht) een andere betekenis aan een begrip wordt gegeven, geldt in het voorkomende geval vanzelfsprekend de betekenis die volgt uit de relatie tussen lagere en hogere wetgeving.
Onder d wordt gesproken over ‘feitelijk verblijven’. Dit betekent dat met een postadres niet voldaan wordt aan het criterium ‘inwoner’. En daardoor behoort iemand vervolgens ook niet tot de doelgroep.
Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening
In beginsel staat schuldhulpverlening open voor alle inwoners van 18 jaar en ouder van de vijf Lekstroom gemeenten. Het tweede lid gaat over ex-zelfstandig ondernemers. Aan hen worden een aantal aanvullende voorwaarden gesteld. Als een ex-zelfstandig ondernemer daaraan voldoet, kan hij toegelaten worden tot schuldhulpverlening.
Artikel 3. Aanbod schuldhulpverlening
Bij de beoordeling of schuldhulpverlening ook echt noodzakelijk is, spelen aspecten zoals (het gebrek aan) zelfredzaamheid of de omvang van de schulden een rol. Als het bijvoorbeeld gaat om een kleine schuld waar belanghebbende op een eenvoudige wijze zelf een afbetalingsregeling voor kan treffen, is het de vraag of schuldhulpverlening noodzakelijk is. De noodzakelijkheid moet dus altijd individueel afgewogen worden. Het ontbreken van de noodzaak kan aanleiding zijn om een verzoek af te wijzen. Ook het aanbod kan per individu verschillen. Schuldhulpverlening is bij uitstek maatwerk.
Bijzondere aandacht gaat uit naar lid 2 onderdeel h: fraude-schulden. Het hebben van één of meerdere fraudeschulden is geen uitsluitingsgrond en staat een schuldenregeling niet in de weg. Voorheen werden mensen met een fraude-schuld uitgesloten van schuldhulpverlening. Fraude mag immers niet lonen. Daarnaast was de inzet van schuldhulpverlening er vooral ook op gericht om de schuldenaar aan een schuldenvrije toekomst te helpen, met behulp van een schuldregeling waarbij schuldeisers na een bepaalde periode van aflossing akkoord gaan met kwijtschelding. In het geval van een fraude-schuld wil doorgaans geen enkele schuldeiser kwijtschelding verlenen, tenzij dit afgedwongen wordt door een rechter. Kortom, het oude paradigma binnen schuldhulpverlening luidde: bij fraude-schulden doen we niks.
De forse toename van schuldenproblematiek in de afgelopen jaren (in alle lagen van de bevolking) heeft schuldhulpverlening op de kaart gezet. Wetenschappers, gedragsdeskundigen, financieel experts, het lijkt alsof opeens iedereen zich met de materie bezighoudt. Hierdoor weten we inmiddels dat “niks doen” vaak onnodig leidt tot een nóg complexere schuldenproblematiek en niet zelden tot hoge maatschappelijke kosten. Schulden vormen niet alleen een probleem voor de schuldenaar, maar ook voor zijn omgeving/gezin, de schuldeiser en de maatschappij.
Mensen met schulden participeren minder, kinderen van ouders met schulden zijn altijd de dupe en groeien op in relatieve armoede. Het is wetenschappelijk aangetoond dat het IQ van een persoon in een uitzichtloze schuldensituatie afneemt. Als een gezin uit huis wordt gezet dan heeft de gemeente de kosten van de ontruiming en vervolgens kosten van de maatschappelijke opvang, maar ook instanties als maatschappelijk werk en jeugdzorg moeten in actie komen.
Schuldhulpverlening verandert van een procesgerichte aanpak in een resultaatgerichte aanpak, waarbij het draait om kennis hebben van zelfsturing en inzicht in de psychologie van een schuldenaar. En…..niet iedereen hoeft meer aan een schuldenvrije toekomst geholpen te worden. De nieuwe inzet is gericht op het hoogst haalbare.
Bij de beoordeling welk aanbod gedaan kan worden als er fraude-schulden zijn, is het sleutelwoord: opzet. In het kader van schuldhulpverlening wordt onder fraude verstaan:
… een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan. De persoon die fraude heeft gepleegd moet in verband met die fraude onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld zijn of een onherroepelijke bestuurlijke sanctie, die beoogt hem leed toe te voegen, opgelegd zijn.
• de schuldenaar moet fraude hebben gepleegd (opzet moet aangetoond zijn);
• die fraude moet hebben geleid tot een financiële benadeling (een vordering c.q. schuld);
• de schuldenaar moet hiervoor onherroepelijk gestraft zijn. Dat betekent dat hij strafrechtelijk is veroordeeld of een boete opgelegd heeft gekregen waartegen geen bezwaarmogelijkheden meer zijn.
Er is pas sprake van fraude als bewezen is dat er opzet in het spel was. Bestuursorganen hebben regelmatig moeite om onomstotelijk vast te stellen dat er sprake is van opzet. De meeste bestuursorganen hebben dit probleem dan ook vertaald in hun boeteregime. Alleen in die gevallen waarin een bestuursorgaan vindt dat er onomstotelijk vaststaat dat er sprake is van opzet, leggen zij een boete op van 100%. In alle andere gevallen wordt er een lagere boete opgelegd.
Ook voor de medewerker schuldhulpverlening is het nauwelijks mogelijk om vast te stellen of er sprake is van opzet. Om die reden sluiten wij aan bij het boeteregime van het bestuursorgaan in kwestie en de hoogte van de opgelegde boeten bepaald het aanbod. Bij een opgelegde boete van 100% bieden we wel een schuldenregeling aan, maar doen geen verzoek tot het verlenen van finale kwijting. In die zin mag fraude niet lonen. Na afloop van een succesvolle schuldregeling kan belanghebbende niettemin zelf een beroep doen op het kwijtscheldingsbeleid van het betreffende bestuursorgaan. In alle andere gevallen is het aanbod een schuldregeling waarbij wij wel een verzoek doen tot het verlenen van finale kwijting.
Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van mensen om tijdig de benodigde informatie te geven en medewerking te verlenen. Dit geldt zowel voor de fase van de aanvraag als gedurende de looptijd van een traject. Wat betreft de verplichting tot medewerking is in lid 2 een aantal specifieke verplichtingen benoemd. Dit is geen limitatieve opsomming.
In lid 4 is geregeld dat belanghebbende altijd een hersteltermijn geboden krijgt, alvorens over te gaan tot het afwijzen of beëindigen van de schuldhulpverlening. Binnen de gestelde termijn wordt belanghebbende alsnog gelegenheid geboden om de gevraagde informatie te verstrekken en/of alsnog de gevraagde medewerking te verlenen. De duur van de hersteltermijn wordt niet benoemd. Ook hier dient er sprake te zijn van maatwerk. Gesteld kan worden dat een redelijke hersteltermijn in ieder geval 5 werkdagen bedraagt. Komt belanghebbende na de geboden hersteltermijn zijn verplichtingen niet na, dan kan het dagelijks bestuur besluiten tot afwijzen of beëindigen van de schuldhulpverlening.
In dit artikel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het dagelijkse bestuur een verzoek voor schuldhulpverlening kan afwijzen. In dit artikel komt nog eens duidelijk naar voren dat hulpverlening afgewezen kan worden als de aanvrager niet binnen de Lekstroom woonachtig is. Of schuldhulpverlening noodzakelijk geacht wordt hangt van allerlei individuele omstandigheden af. Wat een rol speelt bij het beoordelen of het noodzakelijk is, is bijvoorbeeld de mate van zelfredzaamheid van de aanvrager, of de complexiteit van de schuldenproblematiek. Onder c wordt gesproken over een ‘niet regelbare’ schuld of een ‘niet regelbare’ schuldenaar. Een voorbeeld van een niet regelbare schuld is een schadevergoeding die door het CJIB is opgelegd. Een voorbeeld van een niet regelbare schuldenaar is een persoon waarbij faillissement is uitgesproken en dit faillissement is nog niet opgeheven.
Als er geen sprake is van een stabiele inkomenssituatie, heeft een langdurig traject zoals een minnelijke schuldregeling vaak geen zin. Het risico op nieuwe schulden, uitval uit het traject en inkomensachteruitgang is dan groot. Uiteraard zal dit individueel beoordeeld worden.
Naast het verlenen van medewerking en het verstrekken van informatie, is ook een goede motivatie cruciaal voor het slagen van de schuldhulpverlening. Schulden kunnen het gevolg zijn van een verslaving of van een onverantwoord bestedingspatroon. Als de schuldenaar niet bereid is om deze onderliggende problematiek aan te pakken en op te lossen, is het investeren in schuldhulpverlening niet gerechtvaardigd. Het gebrek aan motivatie kan bijvoorbeeld blijken uit het feit dat er aanvullende hulpverlening wordt geweigerd of dat men bijvoorbeeld niet bereid is om aan een training deel te nemen.
Artikel 6. Beëindigingsgronden
Artikel 6 is geformuleerd als een zogenaamde ‘kan’-bepaling. Het dagelijkse bestuur heeft de bevoegdheid tot beëindiging, maar niet de verplichting. Dit geeft het dagelijks bestuur de ruimte om van een beëindiging af te zien, als bijvoorbeeld elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Of als daar dringende redenen voor zijn. Dit geeft ruimte voor maatwerk. Wel worden in dit artikel een aantal situaties beschreven die reden kunnen zijn voor het beëindigen van de schuldhulpverlening.
Bij verhuizing buiten de regio van WIL behoort men feitelijk niet meer tot de doelgroep. Voor zover er nog geen sprake is van een lopende schuldregeling kan WIL besluiten de schuldhulpverlening te beëindigen.
In het geval van agressie wordt aangesloten bij het agressieprotocol van WIL.
In dit artikel worden regels gesteld op basis waarvan vastgesteld wordt dat er sprake is van recidive. Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening en/of de contacten daaromtrent vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/bgr-2016-410.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.