31 239 Stimulering duurzame energieproductie

33 037 Mestbeleid

Nr. 222 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 oktober 2016

Monomestvergisting is één van de hernieuwbare energie-opties die nodig zijn op weg naar het realiseren van de hernieuwbare energiedoelstelling in 2020. In mijn brief over de Nationale Energieverkenning 2015 (Kamerstuk 30 196, nr. 363) heb ik aangegeven samen met de Staatssecretaris van Economische Zaken en partijen uit de agroketen te werken aan een programma voor monomestvergisting. Dit programma is erop gericht om de uitrol te versnellen en kostprijsverlaging te realiseren. Binnen de taskforce monomestvergisting is door partijen uit de zuivelsector en biogasbranche in samenwerking met mijn ministerie gewerkt aan een passende projectaanpak. Het resultaat is dat ik voornemens ben om een aparte stimuleringsregeling open te stellen voor het vergisten van mest op boerderijschaal. Met deze brief informeer ik uw Kamer over mijn voornemen.

Monomestvergisting

Nederland heeft een ambitieuze doelstelling om in 2020 14% hernieuwbare energie te realiseren en moet alle zeilen bijzetten om deze doelstelling te behalen. Naar verwachting zullen ook relatief dure opties binnen de SDE+ nodig zijn. Het gaat daarbij om opties zoals waterkracht, vergassing en monomestvergisting, die op dit moment duurder zijn dan het maximum basisbedrag in de SDE+ maar op termijn zullen dalen in kostprijs.

Monomestvergisting is een techniek waarbij mest zo snel mogelijk in een verwarmde silo wordt gebracht. Het vergistingsproces, dat gestart is in het vee, wordt door bacteriën in de silo voortgezet. Het methaan dat hierbij vrijkomt, wordt afgevangen en omgezet in energie. De vergiste mest wordt digestaat genoemd en bevat nog dezelfde mineralen als de ingaande mest en moet als mest worden afgezet. Monomestvergisting is als aparte categorie opgenomen binnen de reguliere SDE+. Daarnaast is er binnen de SDE+ nog een aparte categorie voor co-vergisters. Het belangrijkste verschil met monomestvergisting is dat bij co-vergisting tot 50% aan andere, veelal reststromen uit de landbouw en levensmiddelenindustrie aan de mest wordt toegevoegd. Het voordeel van co-vergisting is dat de biogasproductie sterk stijgt en daarmee de kostprijs daalt. Een belangrijk nadeel is dat door co-vergisting de hoeveelheid mest toeneemt. Ook heeft de stijging van het aantal co-vergisters geleid tot sterke prijsstijgingen van de toevoegingen, wat de rentabiliteit van deze projecten weer onder druk heeft gezet. Dit risico speelt niet voor vergisting van enkel mest, aangezien dit ruim voldoende op de bedrijven zelf aanwezig is.

Door de ruime beschikbaarheid van mest in Nederland is monomestvergisting één van de mogelijkheden om substantieel meer biogas op te wekken, dat ingezet kan worden om hernieuwbare energie te produceren. De sector verwacht dat kleinschalige monomestvergisting 2 à 3 PJ in 2020 kan bijdragen aan de hernieuwbare energiedoelstelling. Dat komt overeen met het energieverbruik (elektriciteit en gas) van ruim 40.000 huishoudens. Dit potentieel kan vanzelfsprekend doorgroeien na 2020. Daar komt bij dat monomestvergisting zorgt voor de reductie van de uitstoot van methaan (een 25 maal zo sterk broeikasgas als CO2) waarmee wordt bijgedragen aan het tegengaan van klimaatverandering.

De belangrijkste reden waardoor monomestvergisting op dit moment nog nauwelijks wordt toegepast, is de hoge kostprijs. De kosten van monomestvergisters zijn nog ruim boven de 15 cent per kWh en daarmee duurder dan veel andere hernieuwbare energieopties. Marktpartijen hebben beperkt inzicht in het aantal en de kostprijs van de overige hernieuwbare energieprojecten in voorbereiding. Hierdoor zijn marktpartijen terughoudend om een groepsgewijze aanpak voor kleinschalige, duurdere opties te initiëren voordat ze voldoende zekerheid hebben over het verkrijgen van subsidie. De sector verwacht dat de kostprijs van de installaties door hogere productieaantallen, financiering en een efficiëntere onderhoudsorganisatie daalt naar 12,5 cent per kWh, waarmee monomestvergisting kan concurreren met een technologie als zon-PV. Door de onzekerheid bij marktpartijen over de beschikbaarheid van SDE+ is er echter geen partij die de aanloopkosten voor deze eerste groep monomestvergisters durft te maken. Hierdoor komt de kostprijsreductie niet van de grond. Ik ben daarom voornemens om een eenmalige, aparte openstelling van de SDE+ voor monomestvergisters op boerderijschaal mogelijk te maken.

Contouren regeling monomestvergisters

Het verplichtingenbudget van de openstelling voor monomestvergisters bedraagt € 150 miljoen en is naar verwachting voldoende voor de realisatie van circa 200 monomestvergisters. Zo wordt bijgedragen aan snelle kostendaling van deze technologie, die zowel hernieuwbare energie levert als de broeikasgasemissies van de Nederlandse veestapel sterk reduceert. Het betreft specifiek monomestvergisting op boerderijschaal, vandaar dat ik als voorwaarde een maximale installatiegrootte van 300 kW opneem in de regeling. Dat betekent nog steeds dat nagenoeg alle melkveehouders hiervoor in aanmerking kunnen komen. Zowel installaties voor warmtekrachtkoppeling als hernieuwbaar gas komen in aanmerking voor subsidie.

Voor de vormgeving van de regeling wordt aangesloten bij de SDE+. De regeling heeft op een aantal punten bijzondere kenmerken:

  • Om de kosteneffectiviteit van de regeling te borgen zal de regeling de vorm hebben van een tender. Deze tendervorm is bij wind op zee succesvol gebleken. Ook deze tender rangschikt aanvragen voor subsidie uitsluitend op prijs en kent een maximum basisbedrag van 12,5 cent per kWh1;

  • Voorwaarde voor de subsidieverlening is een ingebruikname van de productie-installatie binnen twee jaar. Deze periode is korter dan gebruikelijk in de SDE+, maar zorgt ervoor dat de monomestvergisters bijdragen aan de doelstelling van14% hernieuwbare energie in 2020;

  • Binnen de regeling wordt het mogelijk gemaakt om een aanvraag in te dienen zonder opgave van locatie en/of vergunningen, in tegenstelling tot de reguliere SDE+. De sector heeft aangegeven dat dit kan zorgen voor lagere ontwikkelingskosten en versnelde realisatie. Om het verhoogde risico op niet-realisatie te verminderen, wordt van de ondernemer een bankgarantie gevraagd die bij niet-tijdige realisatie als boete wordt geïnd;

  • Binnen de regeling moet de inputstroom van de vergisters bestaan uit uitsluitend dierlijke mest. Door geen stoffen aan de mest toe te voegen kan er geen onbedoelde verontreiniging van de mest plaatsvinden. Daarnaast zal een sterke stijging van het aantal vergisters niet leiden tot hogere inkoopkosten voor de co-producten.

Uw Kamer heeft eerder gesproken over het effect van de introductie van monomestvergisters op de weidegang. Daarvoor verwijs ik naar de beantwoording van de nadere schriftelijke vragen naar aanleiding van de kabinetsreactie op de initiatiefnota Wei voor de Koe (Kamerstuk 34 313).

Tot slot

Het techniekneutrale karakter van de SDE+ is erg belangrijk om te zorgen voor een zo kosteneffectief mogelijke groei van hernieuwbare energie. Bij monomestvergisting is er echter de mogelijkheid om op korte termijn zowel een sterke kostenreductie te realiseren als een versnelde bijdrage te leveren aan de hernieuwbare energiedoelstelling voor 2020. Daarnaast kent monomestvergisting positieve neveneffecten, zoals de reductie van methaanemissies en beperking van transportbewegingen voor mest. Om deze redenen heb ik voor deze technologie eenmalig voor een extra stimuleringsmogelijkheid gekozen.

Aangezien de regeling voor monomestvergisting niet valt binnen de scope van de bestaande goedkeuringsbeschikking van de Europese Commissie inzake de SDE+, moet de regeling voor monomestvergisting op grond van de regels die gelden voor staatssteunmaatregelen opnieuw ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Europese Commissie. De informatie die ik uw Kamer thans over de regeling geef, staat dan ook onder het voorbehoud van goedkeuring door de Europese Commissie. Mijn voornemen is om de regeling begin 2017 open te stellen. Nadere details over de voorgenomen regeling zal ik zo spoedig mogelijk bekendmaken via de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Voor groen gas geldt een maximum tenderbedrag van € 0,088 per kWh. Dit maximum tenderbedrag is lager dan de 12,5 cent per kWh voor warmtekrachtkoppeling aangezien hernieuwbaar gas voor 70,6% meetelt aan de hernieuwbare energie doelstelling voor 2020. WKK en hernieuwbaar gas zullen met elkaar concurreren op prijs onder één budgetplafond. Daarbij wordt in de bepaling van de rangschikking rekening gehouden met de voor warmtekrachtkoppeling en hernieuwbaar gas verschillende bijdrage aan de hernieuwbare energiedoelstelling.

Naar boven