Bekendmaking beleidsregels watersysteem

 

Het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Rijn en IJssel heeft tijdens haar vergadering van 14 september 2021 besloten onderstaande beleidsregels voor het watersysteem definitief vast te stellen.

Beleidsregel 2.5 kabels en leidingen

Beleidsregel 2.6 bouwwerken

Beleidsregel 2.7 bomen en beplantingen

Beleidsregels bevatten de toetsingscriteria aan de hand waarvan vergunningaanvragen worden beoordeeld.

Kabels en leidingen

Middels deze beleidsregel, worden standaard uitgangspunten vastgelegd over onder andere de wijze van aanleg, de diepteligging van de kabel/leiding en de afstand tot de insteek van de watergang. Dit om te voorkomen dat bij het uitvoeren van onze onderhoudswerkzaamheden schade kan ontstaan aan de kabel/leiding.

Bomen en beplanting

Beplanting te dicht op de insteek van de watergang zorgt voor een belemmering van het uit te voeren beheer en onderhoud en wortelvorming kan schade veroorzaken aan taluds. Deze beleidsregel geeft duidelijke kaders wanneer beplanting mogelijk is en onder welke voorwaarden.

(Bouw)werken

(Bouw)werken mogen geen belemmering vormen voor het uit te voeren beheer en onderhoud. Daarnaast mag de doorstroomcapaciteit en bergingscapaciteit van een watergang niet aangetast worden. Middels deze beleidsregel wordt duidelijk welke uitgangspunten wij hanteren bij het plaatsen van (bouw)werken nabij een watergang.

Inzage en vragen

De betreffende beleidsregels voor het watersysteem zijn aan de linkerkant van deze pagina te raadplegen.

Bij vragen kunt u contact opnemen met mevrouw K. Zuidema van de unit Vergunningverlening en Handhaving op telefoonnummer 0314-369 369.

Vaststelling

De beleidsregels voor het watersysteem hebben 6 weken ter inzage gelegen vanaf 25 maart 2021. Er zijn drie zienswijzen ingediend op de beleidsregels voor het watersysteem. De zienswijzen zien allen niet op de inhoud van de beleidsregels. De beleidsregels voor het watersysteem worden dan ook ongewijzigd definitief vastgesteld en treden in werking op het moment van deze publicatie.

Er is een reactienota vastgesteld door het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Rijn en IJssel voor de zienswijzen, waarmee alle ingediende zienswijzen van een reactie zijn voorzien. De indieners van de zienswijzen hebben een kopie van de reactienota ontvangen.

Conform artikel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is tegen het vaststellen van de algemene regel geen beroep mogelijk.

 

B eleidsregel 2.5 Kabels en leidingen nabij watergangen

2.5.1 Kader

O nderwerp en toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op het aanleggen en vervangen van kabels en leidingen in de kernzone en beschermingszone van watergangen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel. Een lozingswerk wordt niet beschouwd als een leiding. Het aanleggen van een lozingswerk kan onder de algemene regel Uitstroomvoorzieningen

vallen.

R elatie met de keur

Op grond van de keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur:

• gebruik te maken van de kernzone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken aan te brengen, te hebben of te verwijderen of werkzaamheden te verrichten (artikel 3.1 eerste lid);

• gebruik te maken van de beschermingszone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin of daarop werken aan te brengen, te hebben of

te verwijderen of werkzaamheden te verrichten (artikel 3.1 vierde lid).

B egripsbepaling

•  geprojecteerd kunstwerk: nog niet gerealiseerd kunstwerk dat op grond van een onderliggend besluit geagendeerd staat om te worden gerealiseerd;

gestuurde boring: een sleufloze boortechniek, persing of boogzinker waarbij obstakels zoals watergangen of wegen onder de waterbodem of maaiveld worden gepasseerd;

•  kabels en leidingen: alle kabels, leidingen en mantelbuizen die geen lozingswerk zijn.

Hieronder valt ook een mantelbuis en het inblazen van kabels en leidingen in een mantelbuis;

•  leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een watergang, inclusief de maatvoeringen;

•  mantelbuis: een buis bestemd voor de doorvoer van een kabel of leiding; een mantelbuis is te beschouwen als een drukloze leiding;

•  open ontgraving: het opengraven van de grond om een kabel ofleiding te kunnen aanleggen;

•  HEN, SED, natte EVZ: hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling, natte ecologische verbindingszone;

•  watergang: oppervlaktewaterlichaam van het regionale watersysteem met bijbehorende zones, uiterwaarden, kaden en kunstwerken zoals aangegeven in de legger of keurkaart.

R aakvlakken met andere wet- en regelgeving

• Het aanleggen en behouden van een kabel of leiding die valt onder de werkingssfeer van de algemene regel kabels en leidingen, is een meldingsplichtige activiteit;

• Het verwijderen van een kabel of leiding die valt onder de werkingssfeer van de algemene regel Het verwijderen van werken en beplanting nabij een watergang, is een

meldingsplichtige activiteit;

• Op het aanleggen van een kabel of leiding in de zoneringen van een waterkering istevens beleidsregel 1.4 Kabels en leidingen in en nabij waterkeringen van toepassing;

• Op het aanleggen van een kabel of leiding in een watergang met een HEN-, SED- of EVZ- functie kan tevens de beleidsregel 2.4 Behoud van een goede ecologische inrichting van het watersysteem van toepassing zijn.

2.5.2 Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel biedt het waterschap inzicht in de wijze waarop het aanbrengen en vervangen van kabels en leidingen onder, over en parallel aanwatergangen wordt beoordeeld. Kabels en leidingen mogen de doorstroming en de berging van de watergang niet negatief beïnvloeden. Dit geldt zowel voor de kabels en leidingen zelf als de aanlegfase. Daarnaast mogen de beheer- en onderhoudsmogelijkheden van het waterschap niet negatief worden beïnvloed.

2.5.3 Motivering van de beleidsregel

Al gemeen

Ten opzichte van een watergang kunnen kabels en leidingen kruisend of in parallelrichting worden aangelegd. Toegepaste aanlegmethodes voor kabels en leidingen onder de watergang (en maaiveld) zijn:

- gestuurde boring

- open ontgraving

Kabels en leidingen die over een watergang worden aangelegd, kunnen over een bestaande duiker heen worden gelegd of aan een constructie zoals een brug worden bevestigd. In zo’n geval zullen mogelijk privaatrechtelijke afspraken gemaakt moeten worden en is altijd toestemming nodig van de eigenaar.

Parallelle kabels en leidingen worden onder maaiveld aangebracht. In sommige gevallen is dit onder de onderhoudsstroken van het waterschap.

Voor de aanleg van leidingen onder de Oude IJssel kan het waterschapberekeningen

conform de NEN 3650-serie vragen.

D oorstroming en bergingscapaciteit

Kabels en leidingen mogen geen negatieve effecten hebben op de doorstroming en bergingscapaciteit van een watergang. Kabels en leidingen mogen daarom niet in het natte

profiel van een watergang worden aangelegd. Vanuit het perspectief van waarborging van de doorstroming en bergingscapaciteit van een watergang ismet name de uitvoeringsmethode

van de aanleg relevant. Voor de aanleg van een kruisende kabel ofleiding met een open ontgraving, kan het voorkomen dat (gedeeltelijke) afdamming van een watergang tijdelijk nodig is.

S t abiliteit

Wanneer de werkzaamheden voor de aanleg of vervanging van een kabel of leiding dicht op de insteek van de watergang wordt uitgevoerd, kan de stabiliteit van de taluds van de watergang worden aangetast. Het aanleggen van een kabel of leiding mag niet leiden tot wijzigingen van het leggerprofiel of verzakkingen van de taluds. Daarom stelt het waterschap eisen aan het gebruik van eventueel noodzakelijke hulpconstructies ten behoeve van de aanleg. Het waterschap kan specifieke eisen stellen bijvoorbeeld de afstand van de kabel tot de insteek van dewatergang.

B eheer en onderhoud

Een kabel of leiding wordt doorgaans onder maaiveld aangebracht. Uitzonderingen zijn kabels en leidingen die aan bestaande werken zoals bruggen worden aangebracht. Een

kabel of leiding onder maaiveld mag geen invloed hebben op het door het waterschap uit te

voeren beheer en onderhoud of de kosten daarvan. Het is daarbij van belang dat kabels en leidingen niet beschadigd kunnen raken door onderhoudsmachines. Daarom stelt het waterschap eisen aan de gronddekking op een kabel of leiding onder maaiveld.

Daarnaast moet een kabel of leiding bij een kruising met een watergang, de watergang loodrecht kruisen. Dit, zodat de kruising zo kort mogelijk wordt gehouden en de kans op schade kleiner is. Is een loodrechte kruising niet mogelijk, dan moet dit door de initiatiefnemer onderbouwd worden.

2.5.4 Toetsingscriteria

1. Afweging plaatsgebondenheid en toepassing

De aanvrager moet (laten) aantonen dat de aangevraagde kabel of leiding gebonden is aan de aangevraagde locatie.

2. Vervangen kabel of leiding

Het vervangen van een kabel of leiding wordt beoordeeld als het verwijderen van een kabel of leiding en het plaatsen van een nieuwe kabel of leiding.

3. Kruisende kabel of leiding onder een watergang

Een kruisende kabel of leiding moet:

- loodrecht op de watergang worden aangelegd;

- worden aangelegd middels een gestuurde boring, tenzij aanleg middels een open ontgraving niet kan leiden tot nadelige effecten;

- als een dam met duiker aanwezig is, over of onder deze dam met duiker worden

aangelegd;

- op een zo ruim mogelijke afstand van een kunstwerk worden aangelegd en zodanig dat de stabiliteit van het kunstwerk niet nadelig kan worden beïnvloed. Dit is niet van

toepassing op dammen met duikers;

- de watergang op minimaal 1 meter onder het leggerprofiel en minimaal 1 meter onder de vaste bodem van de watergang of onder de binnenonderkant van de duiker kruisen.

4. Kruisende kabel of leiding over een watergang

Een kruisende kabel of leiding moet:

- bij een kruising boven een duiker moet minimaal 0,2 meter gronddekking tussen kabel /

leiding en duiker worden afgewerkt;

- bij een kruising boven een duiker, moet een minimale gronddekking van 70 cm boven de kabel/leiding worden aangebracht.

Is een gronddekking van 70 cm niet mogelijk, dan volstaat een gronddek van 40 cm mits

de kabel/ leiding voldoende beschermd wordt middels een mantelbuis of soortgelijk middel.

- bij een kruising aan een bestaande constructie, zoals een brug, zodanig aan de

constructie worden bevestigd dat kabel- of leidingbreuk niet mogelijk is, deze niet lager hangt dan de onderkant van het brugdek en niet doorhangt.

5. Parallelle kabel of leiding

Een parallel aan een watergang liggende kabel of leiding moet op minimaal 1 meter afstand van de insteek van de watergang wordenaangelegd.

6. NEN 3650

Bij een vergunningaanvraag voor een leiding in de kern- en/of beschermingszone van de

Oude IJssel kan het waterschap de initiatiefnemer vragen relevante berekeningen conform de NEN 3650-serie te (laten) overleggen.

7. Gronddekking

Een kabel of leiding moet met minimaal 0,7 meter gronddekking worden afgewerkt.

8. Onderhoud van de kabel of leiding

Kabels en leidingen moeten in goede staat van onderhoud verkeren.

9. Afdammen watergang

Tijdens de aanleg van de kabel of leiding moet de doorstroomcapaciteit van de watergang gewaarborgd blijven.

10. Markeringsborden en overige bijkomende werken

Markeringsborden en/of overige bijkomende werken zijn niet toegestaan binnen de kernzone van de watergang.

11. Buiten gebruik stellen van kabels en leidingen

Kabels en leidingen die buiten bedrijf worden gesteld, worden verwijderd.

 

B eleidsregel 2.6 (Bouw)werken in, op en nabij watergangen

2.6.1 Kader

O nderwerp en toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op het aanbrengen, vervangen en onderhouden van (bouw)werken in de kernzone en de beschermingszone van watergangen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel.

R elatie met de Keur

Op grond van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur:

• gebruik te maken van de kernzone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken aan te brengen, te hebben of te verwijderen of werkzaamheden te verrichten (artikel 3.1 eerste lid);

• gebruik te maken van de beschermingszone van een waterstaatswerk door anders dan in overeenstemming met de functie daarin of daarop werken aan te brengen, te hebben of te verwijderen of werkzaamheden te verrichten (artikel 3.1 vierde lid).

B egripsbepaling

•  (bouw)werk: een door menselijk toedoen gemaakte constructie met toebehoren. Dit betreft bijvoorbeeld gebouwen, kunstwerken en objecten;

•  insteek: het knikpunt tussen het talud van een watergang en het aangrenzende maaiveld;

•  HEN, SED, natte EVZ: hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling, natte ecologische verbindingszone;

•  leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een watergang, inclusief de maatvoeringen;

•  watergang: oppervlaktewaterlichaam van het regionale watersysteem met bijbehorende zones, uiterwaarden, kaden en kunstwerken zoals aangegeven in de legger of keurkaart.

R aakvlakken met andere wet- en regelgeving

• Het verwijderen van een(bouw)werk dat valt onder de genoemde werkingssfeer van de algemene regel Het verwijderen van werken en beplanting nabij een watergang is een meldingsplichtige activiteit;

• Op het aanleggen, wijzigen of verwijderen van een (bouw)werk in de kernzone en/of beschermingszone van een waterkering is tevens beleidsregel 1.3 (Bouw)werken in, op en nabij waterkeringen van toepassing;

• Op het aanleggen van een (bouw)werk in een watergang met een HEN-, SED- of EVZ- functie kan tevens de beleidsregel 2.4 Behoud van een goede ecologische inrichting van het watersysteem van toepassing zijn.

2.6.2 Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel biedt het waterschapinzicht in de wijze waarop het aanbrengen, wijzigen, onderhouden en vervangen van (bouw)werken in, op en nabij watergangen wordt beoordeeld.

Voorbeelden van veel voorkomende (bouw)werken zijn gebouwen, hekwerken, gasdrukverdeelstations, schuren, tuinhuisjes, poorten, slagbomen, schakelkasten,

verharding en stuwen. (Bouw)werken zoals bedoeld in de beleidsregels 2.2, 2.3 en 2.8 vallen

niet onder de werking van deze beleidsregel. Hierbij moet gedacht worden aan bruggen, duikers, steigers, vlonders. Deze (bouw)werkenen uitstroomvoorzieningen zijn apart

geregeld in andere beleidsregels en/of algemene regels.

Bij de toetsing van aanvragen voor (bouw)werken staat de borging van de doorstroming en de berging van de watergang voorop. Daarnaast mogen het beheer en onderhoud van de watergang niet worden belemmerd, evenals het (recreatief) medegebruik van de watergang

en de ecologische kwaliteit.

2.6.3 Motivering van de beleidsregel

D oorstroming en bergingscapaciteit

(De aanleg van) een (bouw)werk kan de doorstroming van een watergang negatief beïnvloeden. Bovendien kan een(bouw)werk leiden tot bergingsverlies en in bepaalde

gevallen tot stroomgeleiding waardoor wervelingen en uitspoeling van het talud kunnen optreden. Een (bouw)werk mag daarom het leggerprofiel van de watergang niet wijzigen.

S t abiliteit

Voorkomen moet worden dat het leggerprofiel, waaronder de taluds, van een watergang worden aangetast door een (bouw)werk en/of de ondersteunende constructies zoals

funderingen. Een (bouw)werk mag de stabiliteit van de taluds niet aantasten.

B eheer en onderhoud

De aanwezigheid van een (bouw)werk kan invloed hebben op de bereikbaarheid van de watergang en daarmee belemmerend werken op het door het waterschap uit te voeren

beheer, onderhoud en inspectie. Onderhoudsmachines kunnen hinder ondervinden door de

aanwezigheid van (bouw)werken waardoor de onderhoudskosten voor het waterschap toenemen. Daarom moeten onderhoudsstroken vrij blijven. Bovendien mag een (bouw)werk niet te dicht bij andere (kunst)werken worden aangelegd.

Hekken, slagbomen en poorten mogen het door of namens het waterschap uit te voeren onderhoud niet belemmeren. Daarom moeten poorten, slagbomen en doorgangen

voldoende breed zijn om het onderhoudsmaterieel toegang te verschaffen en moeten afspraken worden gemaakt over de toegang voor het waterschap, zodat de doorgangen te

allen tijde voor het waterschap passeerbaar zijn.

( R ecreatief) medegebruik van de watergang

Een (bouw)werk mag geen belemmering vormen voor het bestaand (recreatief) medegebruik van de watergang.

E cologie

De aanwezigheid van (bouw)werk en het gebruik ervan, mag geen negatieve invloed hebben op de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewaterlichaam.

2.6.4 Toetsingscriteria

1. Vervanging en uitbreiding (bouw)werk

• Het vervangen (of: herbouw) van een bestaand (bouw)werk wordt beoordeeld als het verwijderen van een (bouw)werk en het aanbrengen van een nieuw (bouw)werk;

• Uitbreiding van een (bouw)werk wordt beoordeeld als het plaatsen van een nieuw

(bouw)werk buiten het bouwoppervlak van het reeds bestaande (bouw)werk.

2. (Bouw)werken in, op en over watergangen

(Bouw)werken in, op of over de watergang, van insteek tot insteek + 50 cm. daarbuiten, zijn niet toegestaan.

3. Leggerprofiel

Het leggerprofiel mag niet worden gewijzigd.

4. Stabiliteit taluds

De stabiliteit van de taluds mag niet worden aangetast.

5. Doorstroomcapaciteit

De doorstroomcapaciteit van de watergang moet gewaarborgd blijven, ook tijdens de aanleg van het (bouw)werk.

6. Afweging plaatsgebondenheid

De aanvrager moet (laten) aantonen dat het aangevraagde (bouw)werk gebonden is aan de aangevraagde locatie.

7. Fundering

Een nieuw aan te leggen (bouw)werk wordt zodanig gefundeerd dat er geen negatieve effecten kunnen ontstaan op de onderhoudsstrook, de taluds en hetleggerprofiel van de watergang.

8. Door het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud

• Het (bouw)werk en de ondersteunende constructie mogen het door of namens het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud niet belemmeren.

• Uitstekende delen van (bouw)werken boven de watergang of de onderhoudsstroken zijn niet toegestaan.

9. Nutsvoorzieningen

Eventuele kabels en leidingen ten behoeve van een (bouw)werk moeten voldoen aan de toetsingscriteria zoals vermeld in Beleidsregel 2.5 Kabels en leidingen nabij watergangen.

10. Staat van onderhoud van het (bouw)werk

Het (bouw)werk moet in goede staat van onderhoud verkeren.

11. Vaarwegen en recreatief medegebruik

(De aanleg van) een (bouw)werk mag geen belemmering vormen voor:

- het gebruik van een watergang datis aangewezen als vaarweg;

- het (recreatief) medegebruik van een watergang.

 

B eleidsregel 2.7 Bomen en beplanting in en nabij watergangen

2.7.1 Kader

O nderwerp en toepassingsgebied

Deze beleidsregel is van toepassing op het aanbrengen, vervangen en onderhouden van bomen en beplanting in de kernzone en beschermingszone van watergangen binnen het beheergebied van waterschap Rijn en IJssel.

R elatie met de Keur

Op grond van de Keur is het verboden zonder vergunning van het bestuur:

• gebruik te maken van de kernzone van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten of opgaande (hout)beplantingen aante brengen of te behouden, dan wel aanwezige (hout)beplantingen te beschadigen of te verwijderen (artikel 3.1 eerste lid);

• gebruik te maken van de beschermingszone van een waterstaatswerk door anders dan in overeenstemming met de functie daarin of daarop werkzaamheden te verrichten of opgaande (hout)beplantingen aan te brengen of te behouden, dan wel aanwezige (hout)beplantingen te verwijderen; (artikel 3.1 vierde lid).

B egripsbepaling

•  beplanting: heesters, struiken en hagen;

•  geprojecteerd kunstwerk: nog niet gerealiseerd kunstwerk dat op grond van een onderliggend besluit geagendeerd staat om teworden gerealiseerd;

•  HEN, SED, natte EVZ: watergang met de functie hoogste ecologische niveau, specifiek ecologische doelstelling of natte ecologische verbindingszone;

•  insteek: het knikpunt tussen het talud van een watergang en het aangrenzende maaiveld;

•  leggerprofiel: het in de legger vastgelegde theoretische dwarsprofiel van een watergang, inclusief de maatvoeringen;

•  watergang: oppervlaktewaterlichaam met bijbehorende taluds, onderhoudsstroken en bijbehorende kunstwerken zoals kaden, zoals vastgelegd in delegger en keurkaarten.

R aakvlakken met andere wet- en regelgeving

• Het verwijderen van bomen en beplanting dat valt onder de genoemde werkingssfeer van de Algemene regel Het verwijderen van kunstwerken, (bouw)werken en/of beplanting nabij een watergang is een meldingsplichtige activiteit;

• Op het aanbrengen van bomen en beplanting in de zoneringen van een waterkering is tevens Beleidsregel 1.2 Beplanting in, op en nabij waterkeringen van toepassing;

• Op het aanbrengen van bomen en beplanting in een watergang met een HEN-, SED- of EVZ-functie kan tevens de Beleidsregel 2.4 Behoud van een goede ecologische inrichting van het watersysteem van toepassing zijn.

2.7.2 Doel van de beleidsregel

Met deze beleidsregel biedt het waterschap inzicht in de wijze waarop het aanbrengen, onderhouden en vervangen van bomen en beplanting in de kern- en beschermingszone van watergangen wordt beoordeeld. Hierbij staat de borging van de doorstroming en de berging van de watergang voorop. Daarnaast mogen het beheer en onderhoud van de watergang niet worden belemmerd, evenals het (recreatief) medegebruik van de watergang.

2.7.3 Motivering van de beleidsregel

D oorstroming en bergingscapaciteit

Bomen en beplanting in het leggerprofiel van een watergang kunnen de doorstroming negatief beïnvloeden en in bepaalde gevallen stroomgeleiding veroorzaken. Bovendien

kunnen bomen en beplanting in het leggerprofiel van een watergang leiden tot enige mate

van bergingsverlies.

S t abiliteit

Bij het aanbrengen van bomen en beplanting moet rekening worden gehouden met de stabiliteit van de taluds van de watergang. Bomen kunnen omwaaien en het talud beschadigen. Daarnaast kunnen de wortels van bomen en struiken oeververdedigingen en kunstwerken beschadigen.

B eheer en onderhoud

De aanwezigheid van bomen en beplanting kan invloed hebben op de bereikbaarheid van de watergang voor onderhoudsmaterieel en daarmee belemmerend werken op beheer,

onderhoud en inspectie, dat het waterschap uitvoert. Opgaande beplanting in de taluds bemoeilijkt het maaionderhoud van het natte profiel en detaluds. Opgaande beplanting op of

afhangende takken over de onderhoudsstrook belemmeren de doorgang van onderhoudsmachines.

2.7.4 Toetsingscriteria

1. Afmetingen bomen en struiken

Bij de beoordeling van vergunningaanvragen wordt uitgegaan van volledig volgroeide bomen en beplanting.

2. Vervangen bomen en beplanting

Het vervangen van bestaande bomen en beplanting wordt beoordeeld als het verwijderen van bomen en beplanting en het aanbrengen van nieuwe bomen en beplanting.

3. Staat van onderhoud van bomen en beplanting

Bomen en beplanting moeten in goede staat verkeren. Dode, zieke, (deels) omgewaaide, beschadigde en gerooide bomen en beplantingen moeten volledig worden verwijderd.

4. Beheer en onderhoud

Het door of namens het waterschap uit te voeren beheer en onderhoud mag niet worden belemmerd door de aanwezigheid van bomen en beplanting:

• Onderhoudsstroken en taluds moeten worden vrijgehouden van bomen, beplanting en overhangende takken.

• Bomen en beplantingen moeten zodanig worden gesnoeid dat 4meter hoogte obstakelvrij blijft, gemeten vanaf het maaiveld.

5. Kade

Binnen het theoretische dwarsprofiel van de kade mogen geen bomen worden aangeplant.

6. Stabiliteit taluds

De stabiliteit van de taluds mag niet worden aangetast.

7. Kunstwerken

Bomen moeten op minimaal 10 meter van een kunstwerk (beneden- en bovenstrooms)

worden aangeplant.

 

Naar boven