Waterschapsblad van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2020, 13622 | Verordeningen |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard | Waterschapsblad 2020, 13622 | Verordeningen |
Verordening van de verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard houdende regels omtrent de beleids- en verantwoordingsfunctie (Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 2021)
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens alsmede het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het hoogheemraadschap en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Hoofdstuk 2. Beleidsvoorbereiding en verantwoording
Artikel 4. Kaders meerjarenbeleid
Het college biedt de verenigde vergadering een nota aan met daarin de kaders voor het beleid in de komende begrotingsjaren. Het college geeft daarbij een beeld van de financiële positie en van de financiële gevolgen van deze voorstellen. Een concept meerjarenraming maakt deel uit van deze nota.
Artikel 6. Ontwerpbegroting en geplande investeringen
Het college zorgt er voor dat er bij de begrotingsbehandeling een overzicht is geagendeerd van de investeringen waarvan de start van de uitvoering c.q. het moment van aanschaffing in het begrotingsjaar is gepland. In dit overzicht zijn opgenomen de raming van de investeringsuitgaven en van de aan de investeringen gerelateerde inkomsten.
Artikel 7. Vaststelling begroting en investeringskredieten, programmakredieten en verzamel-kredieten.
Op basis van het in artikel 6, tweede lid bedoelde overzicht van investeringen stelt de verenigde vergadering vast van welke investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De uitgaven en inkomsten van de overige investeringen (de zogenaamde verzamelkredieten) worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.
Voor investeringen die in de loop van het begrotingsjaar in uitvoering worden genomen en waarvoor geen autorisatie is verleend bij de begrotingsbehandeling legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de verenigde vergadering voor.
Het college kan een voorstel voorleggen voor het beschikbaar stellen van een programma-krediet. Het gaat daarbij om een krediet voor een aantal samenhangende projecten en werkzaamheden, die gedurende een langere periode worden uitgevoerd en die zijn gericht op het realiseren van één doel. Programmakredieten kunnen als incidenteel kredietvoorstel aan het algemeen bestuur worden voorgelegd gedurende het begrotingsjaar of als onderdeel van de programmabegroting in het hoofdstuk ‘Verzamelkredieten en programmakredieten’. Autorisatie van de kredieten vindt dan plaats door het goedkeuren van de begroting door het algemeen bestuur.
Artikel 8. Incidentele lasten en baten
In de programmabegroting en de jaarrekening is conform het Waterschapsbesluit een tabel Incidentele baten en lasten opgenomen. Dit draagt bij aan het inzicht in structurele begrotingspositie van ons hoogheemraadschap. Van een structureel begrotingsevenwicht is sprake als structurele lasten in de begroting worden afgedekt door structurele baten. De structurele lasten en baten worden berekend door de totale baten en lasten te verminderen met de incidentele baten en lasten. Voor het bepalen van de incidentele baten en lasten worden onderstaande uitgangspunten gehanteerd.
Wanneer de realisatie op activiteiten die structureel van aard zijn afwijken van het begrote bedrag, dan blijven deze baten/lasten structureel van aard. Dit betekent dat afwijkingen tussen realisatie en begroting van structurele activiteiten in de jaarrekening niet als incidentele baten en lasten worden gepresenteerd.
Uitvoering, sturing en beheersing
Artikel 9. Uitvoering begroting
Het college zorgt voor het verzamelen en het vastleggen van gegevens over de maatregelen die getroffen zijn en prestaties die geleverd worden, de doelstellingen en effecten die bereikt worden en de netto-kosten die gemaakt worden, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, door de verenigde vergadering, kunnen worden getoetst.
Het college zorgt er voor dat de netto-kosten van de programma’s en de investeringsuitgaven, zoals geautoriseerd door de verenigde vergadering, niet worden overschreden; met in achtneming van hetgeen in art. 10 lid 2 en 3 is opgenomen. Het college mag beschikken over de toegekende ruimte voor zover de opgedragen taken worden gerealiseerd.
Artikel 10. Ruimte bij de begrotingsuitvoering
Het college is bevoegd, zonder voorafgaande toestemming van de verenigde vergadering, de voor een investering geraamde uitgaven binnen bepaalde kaders te overschrijden indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. De beleidsruimte van het college is daarbij afhankelijk van de omvang van het krediet. Voor investeringskredieten en verzamel-kredieten (de totale som van opgetelde deelkredieten waaruit het verzamelkrediet is opgebouwd) geldt de volgende staffel:
Voor programmakredieten is de beleidsruimte van het college beperkt tot maximaal 10% van het totale programmakrediet zoals dat door de verenigde vergadering is vastgesteld. Voor programmakredieten van € 3.000.000 en hoger geldt een vast bedrag van 300.000 als limiet.
Eens per jaar, in de jaarrekening, informeert het college de verenigde vergadering over de uitkomsten van alle afgesloten kredieten; zowel ten aanzien van de uitgaven als ten aanzien van de inkomsten. Afwijkingen worden daarbij toegelicht. Indien de afwijking uitgaat boven de in lid 7 beschreven overschrijdingsruimte, dan vraagt het college daarvoor verschoning bij de verenigde vergadering.
Het college heeft de ruimte in geval van noodzaak de ambtelijke organisatie te machtigen om vooruitlopend op de vaststelling van een krediet door de verenigde vergadering al bin-nen bepaalde grenzen tot besteding over te gaan. Onder voorwaarde dat de besteding past binnen het kredietvoorstel dat op later moment wordt voorgelegd en hier ook dekking voor is vanuit de begroting. Wanneer het noodzakelijke investeringskosten zijn die voortkomen uit een calamiteit dan is dekking vanuit de begroting geen voorwaarde. Het college brengt de verenigde vergadering in de eerstvolgende vergadering op de hoogte.
Rapportage en interne verantwoording
Artikel 11. Actieve informatieplicht, tussentijdse rapportage en begrotingswijzigingen
Indien noodzakelijk doet het college in de rapportages voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten alsmede bijstellingen van het beleid. Zo nodig legt het college in de eerstvolgende bijeenkomst een voorstel tot begrotingswijziging aan de verenigde vergadering voor.
Hoofdstuk 3. Uitgangspunten financieel beleid
Artikel 14. Waardering en afschrijving van activa
Het beleid ten aanzien van waardering en afschrijving van activa omvat in ieder geval:
Artikel 15. Weerstandsvermogen en risicomanagement
Het beleid omtrent het risicomanagement en het weerstandsvermogen omvat in ieder geval:
Artikel 17. Kostentoerekening en onderbouwing tarieven
Het beleid omtrent kostentoerekening en onderbouwing van tarieven omvat in ieder geval:
de onderbouwing van de prijs van producten en diensten die het hoogheemraadschap aan derden kan leveren, waaronder ook begrepen verhuur, verkoop en erfpacht van onroerende zaken, alsmede de kosten van bestuursdwang, en waarbij onderscheid wordt gemaakt in directe kosten, indirecte kosten en toegerekende kosten; de mate van kostendekkendheid van de onder e bedoelde tarieven.
Hoofdstuk 4. De paragrafen in begroting en jaarverslag
De paragrafen van het jaarverslag bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen van de begroting is opgenomen. Indien tijdens de realisatie is afgeweken van de kaders die zijn vastgelegd in het desbetreffende onderdeel van het in artikel 13 bedoelde beleid wordt daarop specifiek ingegaan, waarbij de reden van afwijking wordt vermeld.
Artikel 20. Paragraaf weerstandsvermogen
De noodzakelijke weerstandscapaciteit bestaat uit: (a) de risico’s uit de afwikkeling van afgesloten dienstjaren (de vraag of er afwijkingen kunnen optreden die niet uit de voorzieningen kunnen worden gedekt) (b) de risico’s van autonome en onontkoombare afwijkingen in het lopende dienstjaar en het eerstvolgende dienstjaar.
Artikel 22. Paragraaf verbonden partijen
In de begroting en het jaarverslag wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van relaties met bestaande verbonden partijen, wijzigingen bij of ten aanzien van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.
Hoofdstuk 5. Administratie en organisatie
Het college zorgt er voor dat de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is aan:
het geven van een actueel en volledig inzicht in de bezittingen van het hoogheemraadschap, waaronder ook worden begrepen de niet-geactiveerde objecten met cultuurhistorische waarde (waaronder panden, bedrijfsgebouwen, bedrijfsmiddelen en kunstvoorwerpen) alsmede overige investeringen die niet zijn geactiveerd;
Artikel 25. Financiële administratie
Het college zorgt er voor dat:
de financiële administratie tijdig alle door de verenigde vergadering en het college genomen besluiten waaraan financiële gevolgen verbonden zijn alsmede alle overige gegevens en stukken verstrekt krijgt die ten behoeve van een juiste verzorging van de financiële administratie, de verslaggeving en het beheer van de vermogenswaarden nodig is;
Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2021, met dien verstande dat de begroting, de jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen, zoals bedoeld in de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en deze verordening, die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2021 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.
Artikel 3. De begrotingsprogramma’s.
Een begrotingpsrogramma is een samenhangend geheel van activiteiten op basis waarvan de verenigde vergadering het beleid van het hoogheemraadschap vaststelt. De begroting is ingedeeld in vijf begrotingsprogramma’s. Dit is een sluitende indeling. Er zijn geen overlappingen tussen de begrotingsprogramma’s. De som van de begrotingsprogramma’s vormt het totaal van de begroting. De huidige indeling in vijf programma’s bestaat al lang en sluit in sterke mate aan op de drie hoofdtaken van het waterschap en op de indeling van de organisatie. De begrotings-programma’s zijn op basis van een tabel die door alle waterschappen wordt gebruikt onderverdeeld in beleidsproducten en beheerproducten. Dat maakt het mogelijk om de waterschappen met elkaar te vergelijken, onder meer in het kader van de Waterschapsspiegel.
Bij de beheersing van de begroting hechten wij bij aan het principe, dat de hoogte van de uitgaven in een goede relatie staat tot de opgedragen taken en de geleverde prestaties. Wij vinden daarom een goede beschrijving van de taken en een registratie van de geleverde prestaties van belang.
Artikel 7 lid 2. Verzamelkredieten.
In principe zou de verenigde vergadering alle investeringskredieten in de begroting en tegelijk met de begroting mogen vaststellen. In de praktijk gebeurt dat niet. Een groot deel van de voorgestelde maatregelen is bestuurlijk gezien zo belangrijk, dat het beter is om op een later moment een voorstel met een uitgebreide onderbouwing voor te leggen. In die gevallen wordt in de begroting alleen de financiële ruimte voor het voorstel gereserveerd; de organisatie mag nog niet tot besteding overgaan; dat mag pas na de besluitvorming van de verenigde vergadering over het uiteindelijke voorstel.
Een uitzondering daarop wordt gevormd door een groep van voorstellen van geringe omvang en met een gering politieke belang, die via de programmabegroting worden voorgelegd. Dit zijn de zogenaamde verzamelkredieten. Een verzamelkrediet is een financieel instrument dat binnen overheden gebruikt wordt om relatief eenvoudige en samenhangende investeringen gebundeld aan te bieden en in één keer te laten accorderen door het verantwoordelijk bestuur. Het instrument is bedoeld om de administratieve druk op de organisatie te verminderen en minder beslag te leggen op het bestuurlijk besluitvormingsproces. Het instrument wordt binnen het hoogheemraadschap gebruikt voor het bundelen van samenhangende vervangingsinvesteringen, voor voorbereidingskredieten en investeringen van een beperkt bestuurlijk belang. Onder beperkt bestuurlijk belang vallen investeringen die gebaseerd zijn op aanvaard beleid, vervangingen of renovaties zonder impact op de omgeving. In deze definitie past ook dat de verzamelkredieten geen grote financiële impact mogen hebben. Daarnaast moeten de kredieten voldoen aan het bestaande financiële beleid van HHSK en het vastgestelde afschrijvingsbeleid. De interne spelregels voor verzamelkredieten zijn naar aanleiding van een bestuurlijk onderzoek in 2019 nader geformuleerd en door het college vastgesteld op 22 oktober 2019.
Artikel 7 lid 4. Programmakredieten.
Programmakredieten worden gebruikt om meerdere projecten of samenhangende werkzaamheden te financieren die uitgevoerd worden over meerdere jaren en gericht zijn op het realiseren van één doel. Programmakredieten zijn bedoeld om flexibiliteit mogelijk te maken in het realiseren van bestuurlijke doelen en opgaven. In de informatievoorziening rond het programmakrediet wordt voor het college en het algemeen bestuur steeds de relatie gelegd tussen de oorspronkelijke scope en de daadwerkelijke uitvoering van het programma met een helder beeld van de tussentijdse wijzigingen daarin en de behaalde resultaten. Programmakredieten worden toegekend door de verenigde vergadering. Dit kan op twee manieren:
Ad a: deze manier is bedoeld voor financieel zeer grote programma’s (bijvoorbeeld groter dan € 10.000.000) waarvan het einddoel duidelijk is maar de invulling nog helemaal niet. De verenigde vergadering gaat door goedkeuring van het programmakrediet akkoord met de totale omvang van het krediet maar nog niet met de specifieke invulling van het programma. Hiervoor moeten steeds individuele voorstellen worden voorgelegd aan de verenigde vergadering.
Ad b: deze manier is bedoeld voor de programmatische uitvoering van samenhangende werkzaamheden of maatregelen binnen een gebied, waarbij het uit oogpunt van effectiviteit en efficiency nuttig is met budgetten te werken die over jaargrenzen heen kunnen schuiven.
Artikel 8. Incidentele lasten en baten.
De landelijke regelgeving verlangt dat wij een definitie vastleggen met betrekking tot incidentele lasten en basten. Wanneer de incidentele lasten en baten in meerjarenoverzichten zichtbaar worden gemaakt, kan men (door het totaal van lasten en baten te verminderen met de incidentele lasten en baten) zichtbaar maken hoe hoog de structurele lasten en baten zijn. Dit is met name voor de toezichthouders en de accountant van belang. Zij kunnen daarmee beoordelen, of er op termijn sprake is van een structureel begrotingsevenwicht. Het gegeven kan ook intern worden gebruikt. Het is voor de interne sturing goed om tijdelijke activiteiten in beeld te houden.
Artikel 10 lid 1. De post onvoorzien.
Dit artikel is nog opgenomen, omdat het in de wet wordt vermeld. De post (die eerder € 100.000 groot was) is met ingang van 2014 uit bezuinigingsoverwegingen tot € 0 gereduceerd. In de praktijk geeft het ontbreken van de post geen probleem. De nadelen bij de begrotingsuitvoering worden vaak gecompenseerd door meevallers, of vallen binnen de ruimte die artikel 10.2 biedt.
Artikel 10 lid 6. De overschrijdingsregeling.
Uitgangspunt van onze budgettering is, dat wij scherp en realistisch ramen. Het is niet de bedoeling, dat er te veel lucht in de kredieten zit. De consequentie van een scherpe en realistische budgettering is, dat het af en toe zal voorkomen, dat een krediet wordt overschreden. Wanneer kredieten zijn overschreden zonder de instemming van de verenigde vergadering, dan wordt dit bij de accountantscontrole aangemerkt als een financiële onrechtmatigheid. Dat kan bezwaarlijk zijn; onrechtmatigheid zal daarbij regelmatig voorkomen. Om dit nadeel op te vangen kende de verordening van 2008 een overschrijdingsregeling, waarbij het college toestemming mocht geven om kredieten met maximaal 10 procent te overschrijden; daarmee werd een dergelijke overschrijding alsnog rechtmatig.
Omdat de kans op een (procentueel) grote overschrijding bij kleine kredieten veel groter is dan bij grote kredieten, is er in deze verordening een voorstel gedaan voor een gestaffelde marge voor overschrijdingen voor investeringskredieten en verzamelkredieten (de totale som van de deelkredieten waaruit het verzamelkrediet is opgebouwd), waarbij er voor de kleine kredieten procentueel gezien meer overschrijdingsruimte is dan voor de grote kredieten. Tegelijkertijd wordt in de staffel voor de kredieten groter dan 3 miljoen de ruimte voor overschrijding meer beperkt dan de oorspronkelijke 10 procent. De vergroting van deze uitvoeringsvrijheid werkt efficiënt en is verantwoord, mits de overschrijdingen die soms zullen voorkomen worden gecompenseerd door voordelen op andere kredieten en mits de uitvoeringsinformatie voor de beide bestuursorganen volstrekt transparant is. In de tabel hieronder is de krediethoogte (van laag tot hoog oplopend) afgezet tegen de bijhorende maximale overschrijding.
De staffel geldt alleen voor investeringskredieten en verzamelkredieten. Voor programmakredieten is de beleidsruimte van het college bestuur beperkt tot maximaal 10% van het totale programmakrediet zoals dat door de verenigde vergadering is vastgesteld. Voor alle kredieten van € 3 mln. en hoger geldt een vast bedrag van 300.000 als limiet.
Artikel 10 lid 7. Verantwoording achteraf.
In de jaarrekening worden de resultaten van alle afgesloten kredieten vermeld.
Naar aanleiding van een rapport van de Rekenkamercommissie is al in 2018 met de verenigde vergadering afgesproken, dat daarbij alle gevallen met een afwijking van meer dan plus of min 10 procent uitgebreid zullen worden toegelicht. Door deze toelichting krijgt de verenigde vergadering achteraf een goed inzicht; niet alleen in het gebruik van de overschrijdingsregeling, maar ook in de verschillen tussen begroting en realisatie en de oorzaken daarvan.
Artikel 10 lid 8. Tussentijdse wijzigingen.
Niet alle afwijkingen lenen zich ervoor om te worden afgedekt via de overschrijdingsregeling.
Uit een oogpunt van actieve informatieplicht is het soms beter om de verenigde vergadering eerder te informeren. Dat kan door middel van een mededeling aan de verenigde vergadering, maar ook door middel van een voorstel tot verhoging of verlaging van het krediet. De laatste optie heeft het voordeel, dat de gemaakte afspraken vastliggen in de informatiesystemen, zodat daar later geen verwarring over kan ontstaan. Tussentijdse informatie of tussentijdse wijzigingen liggen voor de hand bij projecten die een grote maatschappelijke impact hebben dof waarover veel bestuurlijke discussie is. De ambtelijke organisatie eelt de informatie met de ambtelijk opdrachtgever en de bestuurlijk opdrachtgever of portefeuillehouder, waarna deze een oordeel kan geven of het college moet worden geïnformeerd.
Artikel 10 lid 9. Machtiging tot overschrijding.
Wanneer de ambtelijke organisatie een overschrijding heeft gemeld bij het college en wanneer het college heeft besloten om een voorstel tot verhoging van het krediet in te dienen bij de verenigde vergadering, dan zal het nog enige tijd duren voordat het voorstel daar kan worden behandeld.
Het is voorstelbaar dat het niet wenselijk is om de uitvoering stil te leggen en geen enkele verplichting meer aan te gaan. Volgens dit artikel kan het college de budgethouder machtigen om door te gaan met het aangaan van verplichtingen, al of niet met een bepaalde bovengrens, vooruitlopend op de goedkeuring van het kredietvoorstel door de verenigde vergadering. Het college zal dit alleen doen, wanneer het voor de hand ligt, dat de verenigde vergadering zal instemmen met het voorstel tot verhoging van het krediet. Wanneer dat niet het geval is, zal het leiden tot een onrechtmatige uitgaaf, waarvoor het college zich later zal moeten verantwoorden. Het is daarom van belang om hier prudent mee om te gaan.
Dit artikel zou ook kunnen worden toegepast bij de voorbereiding van investeringen. Bij grote investeringsprojecten wordt een voorbereidingskrediet gevraagd, maar het is niet doelmatig om dat bij alle projecten te doen. In die gevallen is er niet aan te ontkomen, dat er in de periode van de voorbereiding van een voorstel al enige uitgaven moeten worden gedaan, bij voorbeeld de uren van de projectleider. Doorgaans weet de verenigde vergadering al (bij voorbeeld uit het meerjarenperspectief of uit de bestuursrapportage), dat er een voorstel in voorbereiding is en heeft de verenigde vergadering daar impliciet ook opdracht toe gegeven. Om te komen tot een goed onderbouwd kredietvoorstel is een verkenning van het onderwerp nodig en aan de verkenning zijn kosten verbonden.
Voor deze gevallen kan het college toestaan, dat het krediet in de administratie al wordt geopend en dat er in beperkte mate kosten worden geboekt, vooruitlopend op de definitieve verlening van het krediet door de verenigde vergadering. In de zeer schaarse gevallen, waarin op basis van de verkenning wordt afgezien van een verdere uitvoering, zal het college een voorstel moeten doen om de tot dan gemaakte kosten ineens af te schrijven. Het verlies is daardoor zichtbaar voor de verenigde vergadering.
Artikel 13-18. Uitgangspunten van het financieel beleid.
Dit artikel verwijst naar afzonderlijke nota’s, die over de desbetreffende onderwerpen moeten worden uitgebracht en die door de verenigde vergadering worden vastgesteld. Het college draagt zorg voor de aanbieding van deze nota’s en ziet er op toe, dat de inhoud actueel is.
Artikel 20. Paragraaf weerstandvermogen.
Ten aanzien van de ratio weerstandsvermogen wordt berekend laat de wetgever het bestuur van de betrokken overheid de vrijheid om de gehanteerde begrippen zelf te definiëren. Bij de bepaling van het noodzakelijk weerstandsvermogen is het van belang om de periode te bepalen, waarover de risico’s worden berekend. De reden hiervan is als volgt. De mogelijkheid om belastingen te heffen is een onderdeel van de weerstandscapaciteit. De verenigde vergadering is volkomen vrij om zelf de tarieven vast te stellen; er is daarin geen enkele wettelijke beperking. De risico’s van ongedekte tekorten zijn er slechts ten aanzien van het lopende begrotingsjaar en (aan het einde van het jaar) voor het eerste jaar daarna. Het is immers wettelijk niet mogelijk om eenmaal vastgestelde tarieven gedurende het jaar nog te verhogen. Dat zou strijdig zijn met het beginsel van rechtszekerheid. Daarom wordt voorgesteld om de periode van beoordeling te beperken tot de afgesloten dienstjaren, het lopende dienstjaar en het eerstvolgende dienstjaar daarna.
Kopieer de link naar uw clipboard
zoek.officielebekendmakingen.nl/wsb-2020-13622.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.