Besluit van de Verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland houdende regels omtrent delegatie Delegatiebesluit Delfland 2019

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    delegeren: het overdragen van bevoegdheden van de verenigde vergadering aan dijkgraaf en hoogheemraden krachtens artikel 83, eerste lid, van de Waterschapswet;

  • b.

    college: dijkgraaf en hoogheemraden.

Artikel 2 Gedelegeerde bevoegdheden

Gedelegeerd worden de volgende bevoegdheden:

 

Waterbeheer

  • 1.

    het overnemen in beheer of onderhoud van waterstaatkundige werken;

  • 2.

    het vaststellen van projectplannen Waterwet binnen het vastgestelde investeringsplan, uitgezonderd de volgende gevallen:

    • a.

      indien het de aanleg, verlegging of versteking van een primaire waterkering betreft en/of de projectprocedure van artikel 5.5 en verder Waterwet van toepassing is;

    • b.

      indien de verenigde vergadering bij het vaststellen van het investeringsplan voor het project waarvoor het projectplan wordt vastgesteld, heeft bepaald dat het projectplan door haarzelf dient te worden vastgesteld;

  • 3.

    het wijzigen van de ligging van de duinvoet door middel van het wijzigen van de betreffende, bij de legger behorende kaart(en), indien de jaarlijkse meting van de duinvoet daartoe aanleiding geeft;

  • 4.

    het aangeven van de ligging van het waterstaatswerk, de beschermingszone en/of het profiel van vrije ruimte, indien daar bij de Delflandse dijk twijfel over bestaat;

  • 5.

    het vaststellen van leggerwijzigingen voortvloeiend uit de vaststelling van projectplannen of de verlening van watervergunningen:

  • 6.

    het vaststellen van leggerwijzigingen gericht op technische aanpassingen als gevolg van in het veld aangetroffen situaties die niet stroken met de legger;

  • 7.

    het opleggen van gedoogplichten als bedoeld in de artikelen 5.21 en 5.22 Waterwet voor onderzoeken en daarmee verband houdende werkzaamheden;

  • 8.

    het opleggen van gedoogplicht als bedoeld in artikel 5.24 Waterwet voor aanleg en wijziging van een waterstaatswerk en daarmee verband houdende werkzaamheden.

 

Onroerende zaken

  • 9.

    het verkrijgen en vervreemden van registergoederen;

  • 10.

    het vestigen, wijzigen, opzeggen en afstand doen van zakelijke rechten.

 

Aanbestedingen

  • 11.

    de vaststelling van de wijze en het houden van aanbestedingen voor uit te voeren werken, leveringen en diensten.

 

Financiën

  • 12.

    het aangaan van geld- en kapitaalmarkttransacties binnen de ruimte van de vastgestelde jaarbegroting en de meerjarenraming;

  • 13.

    het aangaan en wijzigen van rekening-courantovereenkomsten;

  • 14.

    het verlenen van vermindering of kwijtschelding van verplichtingen aan hen, die verplichtingen jegens het hoogheemraadschap zijn aangegaan.

 

Personeel

  • 15.

    het vaststellen van de Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschapspersoneel (SAW) en uitvoering daarvan voor zover die niet reeds aan het college is toegekend.

Juridisch en procedureel

  • 16.

    te besluiten tot overige privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • 17.

    de aanwijzing van bestuursleden voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden waarin het hoogheemraadschap deelneemt;

  • 18.

    het voeren van de volgende (gerechtelijke) procedures:

    • a.

      het instellen van bezwaar en beroep en het voeren van verweer in bezwaarprocedures en procedures bij de bestuursrechter;

    • b.

      het instellen van procedures, het voeren van verweer en afzien van verweer in procedures bij de burgerlijke rechter;

    • c.

      het indienen van inspraakreacties, zienswijzen en adviezen in procedures ter voorbereiding van besluiten van andere overheden;

  • 19.

    het aangaan van vaststellingsovereenkomsten en schikkingen alsmede het opdragen van geschillenbeslechting aan scheidslieden;

  • 20.

    het stellen van nadere regels, voor onderwerpen die door de verenigde vergadering in verordeningen zijn bepaald.

Artikel 3 Voorwaarden voor gebruik van gedelegeerde bevoegdheden

  • 1.

    Indien het gebruik van een gedelegeerde bevoegdheid tot gevolg heeft dat het hoogheemraadschap financiële verplichtingen aangaat, kan deze bevoegdheid pas worden uitgeoefend als de verenigde vergadering de daarvoor benodigde gelden ter beschikking heeft gesteld.

  • 2.

    Indien gebruik wordt gemaakt van een gedelegeerde bevoegdheid, vindt dit plaats binnen de door de verenigde vergadering vastgestelde kaders.

Artikel 4 Inlichtingenplicht gebruik gedelegeerde bevoegdheden

  • 1.

    Het college doet jaarlijks aan de verenigde vergadering mededeling over de gebruikmaking van de gedelegeerde bevoegdheden.

  • 2.

    Het college verschaft desgevraagd aan de verenigde vergadering inlichtingen over de uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden.

Artikel 5 Citeertitel, vervanging oud besluit en inwerkingtreding nieuw Delegatiebesluit

  • 1.

    Dit besluit kan worden aangehaald als: Delegatiebesluit Delfland 2019

  • 2.

    Het Delegatiebesluit Delfland 2019 met de daarbij behorende toelichting treedt in werking op 1 maart 2019.

  • 3.

    Het Delegatiebesluit d.d.18 mei 2017, vv kenmerk 1260646 wordt met ingang van 1 maart 2019 ingetrokken, zij het dat de op grond hiervan genomen besluiten van kracht blijven.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 14 februari 2019,

De Verenigde Vergadering voornoemd,

de Secretaris,

ir. P.C. Janssen

de Voorzitter,

dr. P.H.W.M. Daverveldt

Toelichting bij het Delegatiebesluit Delfland 2019

 

Algemene toelichting

 

De verenigde vergadering (VV) kan bevoegdheden delegeren aan het college. Dit is bij Delfland al sedert 1969 geregeld in het Delegatiebesluit. In 1995 is er een wijziging gekomen in de systematiek van bevoegdheidsverdeling. Vóór 1995 konden provinciale staten in het Reglement van Delfland bepalen welke bevoegdheden voor delegatie in aanmerking kwamen. Na 1995 konden provinciale staten bepalen welke bevoegdheden niet voor delegatie in aanmerking kwamen. Sinds 1999 is de bevoegdheidsverdeling landelijk geregeld in de Waterschapswet en daar staat ook in welke bevoegdheden niet voor delegatie in aanmerking komen.

 

Sinds 1995 worden in het Delegatiebesluit Delfland de volgende criteria in acht genomen bij delegatie van bevoegdheden aan het college:

  • -

    doelmatigheid;

  • -

    snelheid;

  • -

    routinematigheid.

 

Bevoegdheden verenigde vergadering

Artikel 56 van de Waterschapswet luidt: “Het waterschapsbestuur is bevoegd tot regeling en bestuur ter behartiging van de taken die het waterschap in het reglement zijn opgedragen.” In artikel 77 Waterschapswet is bepaald dat de in artikel 56 omschreven bevoegdheid tot regeling en bestuur bij het algemeen bestuur berust voor zover deze niet bij of krachtens reglement dan wel bij wet of amvb is toegekend aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of aan het bestuur van een afdeling.

In artikel 83 Waterschapswet is de delegatiegrondslag gegeven. In het eerste lid is bepaald: “Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur en aan het bestuur van een afdeling bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet.” In het tweede lid is een aantal delegatieverboden neergelegd.

 

Bevoegdheden college

Artikel 84 geeft de bevoegdheden van het college aan. Het college is belast met de dagelijkse aangelegenheden van Delfland en met de voorbereiding en uitvoering van beslissingen van de VV Daarnaast heeft het college de door de VV gedelegeerde bevoegdheden.

 

Bij gebruik bevoegdheid delegatiebesluit vermelden

In artikel 10:19 Awb is bepaald dat een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan vermeld.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Er zijn begripsomschrijvingen gegeven van ‘delegeren’ en ‘college’.

 

De overdracht van bevoegdheden van de VV naar het college wordt delegatie genoemd. Delegatie is een echte overdracht van bevoegdheden, dat wil zeggen dat de bestuursbevoegdheid wordt overgedragen aan het college die deze op eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent. De VV kan de bevoegdheid na delegatie niet meer zelf uitoefenen.

 

Artikel 2 Gedelegeerde bevoegdheden

In artikel 2 worden alle bevoegdheden van de VV opgesomd die aan het college worden overgedragen.

Waterbeheer

Onder 1. het overnemen in beheer of onderhoud van waterstaatkundige werken.

 

Het Delegatiebesluit van 1995 vermeldt hierover het volgende. Indien door leggerwijziging de oorspronkelijke particuliere onderhoudsverplichting bij Delfland komt te berusten, dient terzake een overnameregeling getroffen te worden. De leggerwijziging is een blijvende bevoegdheid van de VV. De uitvoering in de vorm van de overnameregeling leent zich voor delegatie.

 

In 2016 is daaraan toegevoegd:

Het overnemen in beheer van waterstaatswerken is aan de orde als in projecten van derden nieuwe waterstaatswerken worden aangelegd. Als waterbeheerder neemt Delfland neemt dergelijke waterstaatswerken in beheer, maar het is niet altijd nodig om ook de eigendom te verkrijgen. Het onderhoud van nieuwe waterstaatswerken wordt in leggers geregeld.

 

Onder 2. het vaststellen van projectplannen Waterwet binnen het vastgestelde investeringsplan.

 

In het Delegatiebesluit van 1995 is de bevoegdheid tot de aanleg of verbetering van waterstaatswerken gedelegeerd. Met de inwerkingtreding van de Waterwet is dit type besluit vervangen door projectplannen op grond van de Waterwet.

De bevoegdheid projectplannen Waterwet vast te stellen is in 2011 bij apart besluit gedelegeerd (VV 20-11-2014 BIS 37857).

 

Onder 3. het wijzigen van de ligging van de duinvoet door middel van het wijzigen van de betreffende, bij de legger behorende kaart(en), indien de jaarlijkse meting van de duinvoet daartoe aanleiding geeft.

 

Deze bevoegdheid is toegekend in de Legger zeewering (VV 24-04-2014 BIS 35204).

 

Onder 4. het aangeven van de ligging van het waterstaatswerk, de beschermingszone en/of het profiel van vrije ruimte, indien daar bij de Delflandse dijk twijfel over bestaat.

 

Deze bevoegdheid is toegekend in de Legger Delflandse dijk, Rivierdijk en de Legger Delflandse dijk, Zeedijk (VV 17-02-2011 BIS 19316).

 

Onder 5. het vaststellen van leggerwijzigingen voortvloeiend uit de vaststelling van projectplannen of de verlening van watervergunningen.

 

Deze bevoegdheid is bij apart besluit gedelegeerd (VV 18-02-2016 BIS 46293).

 

Onder 6. het vaststellen van leggerwijzigingen gericht op technische aanpassingen als gevolg van in het veld aangetroffen situaties die niet stroken met de legger.

 

Deze bevoegdheid is bij apart besluit gedelegeerd (VV 18-02-2016 BIS 46293).

 

Onder 7. het opleggen van gedoogplichten als bedoeld in de artikelen 5.21 en 5.22 Waterwet voor onderzoeken en daarmee verband houdende werkzaamheden.

Onder 8. het opleggen van gedoogplicht als bedoeld in artikel 5.24 Waterwet voor aanleg en wijziging van een waterstaatswerk en daarmee verband houdende werkzaamheden.

 

De bevoegdheden tot het opleggen van gedoogplichten als bedoeld in de artikelen 5.21 en 5.22 Waterwet voor onderzoeken en daarmee verband houdende werkzaamheden en opleggen van

gedoogplicht als bedoeld in artikel 5.24 Waterwet voor aanleg en wijziging van een waterstaatswerk en daarmee verband houdende werkzaamheden worden gedelegeerd, omdat het voor de voortgang van projecten noodzakelijk is dat het college slagvaardig kan optreden als een rechthebbende niet wenst mee te werken.

 

Artikel 5.21 betreft de plicht onderzoeken en daarmee verband houdende werkzaamheden op of in gronden te gedogen. Artikel 5.22 betreft de plicht om onderzoek te gedogen dat een derde moet verrichten (bijvoorbeeld in het kader van een watervergunningaanvraag) op gronden van anderen. Voordat een gedoogplicht kan worden opgelegd, moet eerst worden geprobeerd toestemming van de rechthebbende te krijgen. Pas als dat niet lukt, kan een gedoogplicht worden opgelegd.

De onderzoeken waarvoor een gedoogplicht wordt opgelegd, moeten redelijkerwijs nodig zijn voor de uitvoering van de taken van het waterschap of voor de beoordeling van een vergunningaanvraag. De Waterwet voorziet in een regeling voor het geval een rechthebbende schade lijdt door het opleggen van een gedoogplicht. Als een gedoogplicht wordt opgelegd op verzoek van een derde, dan moet daaraan de voorwaarde worden verbonden dat vergoeding van eventuele schade voldoende is verzekerd. Bij de gedoogplichten die het waterschap zelf oplegt, geldt op grond van de Waterwet dat de rechthebbende bij eventuele schade een verzoek om schadevergoeding/nadeelcompensatie kan indienen.

 

Artikel 5.24 betreft de plicht om te gedogen dat op iemands gronden een waterstaatswerk wordt aangelegd of gewijzigd. Het opleggen van een gedoogplicht voor aanleg of wijziging van een waterstaatswerk kan niet als het in het belang van de rechthebbende is dat de gronden worden onteigend. Dat is bijvoorbeeld het geval dat (de rest van) het perceel niet meer bruikbaar is.

 

Onroerende zaken

Onder 9. het verkrijgen en vervreemden van registergoederen.

 

Deze bevoegdheid is volgens het Delegatiebesluit van 1995 gedelegeerd gelet op een slagvaardig optreden. Daarbij is opgemerkt dat deze in zijn volle omvang kon worden gedelegeerd vanwege de voorwaarde dat in de begroting of in een begrotingswijziging een aankoop (specifiek dan wel in een post onvoorzien) moet zijn voorzien.

 

Onder 10. het vestigen, wijzigen, opzeggen en afstand doen van zakelijke rechten.

 

Het vestigen van zakelijke rechten (zoals erfpacht en opstal) was voor 1995 al gedelegeerd. Bij besluit van 6 juli 2006 is daar in het kader van de volledigheid aan toegevoegd: wijzigen, opzeggen en afstand doen van zakelijke rechten.

 

Aanbestedingen

Onder 11. de vaststelling van de wijze en het houden van aanbestedingen voor uit te voeren werken, leveringen en diensten.

 

Deze bevoegdheid was voor 1995 al gedelegeerd aan het college.

 

In 2016 is de toelichting aangevuld met:

Of een overheid moet aanbesteden volgt uit wet- en regelgeving. Waar het gaat om de vraag op welke wijze aanbesteed moet worden geven wet- en regelgeving beperkte keuzevrijheid. Er kan gekozen worden voor enkele toegestane procedures en de wijze waarop inschrijvingen worden beoordeeld. De VV kan kaders stellen voor de wijze waarop met de keuzevrijheid wordt omgegaan.

 

Financiën

Onder 12. het aangaan van geld- en kapitaalmarkttransacties binnen de ruimte van de vastgestelde jaarbegroting en de meerjarenraming.

 

Deze bevoegdheid was – weliswaar anders geformuleerd - al voor 1995 gedelegeerd.

In 2016 is de toelichting aan gevuld met de tekst:

Dit betreft in het bijzonder het jaarlijkse proces voor het aangaan van grote leningen, waarover in de jaarrekening wordt gerapporteerd.

 

Onder 13. het aangaan en wijzigen van rekening-courantovereenkomsten.

 

Deze bevoegdheid was al voor 1995 gedelegeerd. Dit gebeurt maandelijks om ervoor te zorgen dat de betalingen kunnen worden gedaan. Hier wordt in de jaarrekening over gerapporteerd.

 

Onder 14. het verlenen van vermindering of kwijtschelding van verplichtingen aan hen, die verplichtingen jegens het hoogheemraadschap zijn aangegaan.

 

Deze bevoegdheid was al voor 1995 gedelegeerd. Bij besluit van 2016 is de formulering aangepast om duidelijk te maken dat het hier niet gaat over kwijtschelding op grond van de Kwijtscheldingsverordening, maar over de kwijtschelding van facturen of bijvoorbeeld verplichtingen uit overeenkomsten. In de praktijk wordt deze bevoegdheid gebruikt om af te zien van invordering bij dubieuze debiteuren. Hier wordt in de jaarrekening over gerapporteerd.

 

Personeel

Onder 15. de vaststelling van de SAW en uitvoering van de SAW voor zover die niet reeds aan het college is toegekend.

 

In de SAW is opgenomen dat het college de SAW vaststelt. De uitoefening van deze bevoegdheid is echter alleen mogelijk wanneer deze bevoegdheid aan het college gedelegeerd is.

 

Juridisch en procedureel

Onder 16. tot overige privaatrechtelijke rechtshandelingen te besluiten.

 

Delfland gaat regelmatig ook andere dan de reeds genoemde privaatrechtelijke overeenkomsten aan, bijvoorbeeld met leveranciers voor de levering van goederen of om een gemaal te bouwen en om met andere overheden om samen te werken.

 

Onder 17. de aanwijzing van bestuursleden voor rechtspersonen en samenwerkingsverbanden waarin het hoogheemraadschap deelneemt.

 

Volgens de toelichting bij het Delegatiebesluit van 1995, VV 23 november 1995, nr. 95.04098, geschiedt delegatie van deze bevoegdheid op grond van doelmatig bestuur.

 

De rechtspersonen waarin het hoogheemraadschap deelneemt, kunnen verbonden partijen zijn, zoals genoemd in de begroting, en andere gremia. Aanwijzing van bestuursleden door het college is niet mogelijk als die aanwijzing op grond van de wet aan de VV is voorbehouden.

Voorbeelden van rechtspersonen waarin het hoogheemraadschap deelneemt, zijn: de

Nederlandse Waterschapsbank NV, de Holding IOPW NV en de coöperatieve vereniging UA Clean Tech Delta. Voorbeelden samenwerkingsverbanden zijn de Stuurgroep Digitale Delta, het Bestuurlijk overleg Centraal Holland en het waterschapsoverleg Rijn-West.

 

In de wet gemeenschappelijke regelingen is bepaald dat de aanwijzing van bestuursleden voor gemeenschappelijke regelingen waarin de VV deelneemt door de VV dient te gebeuren. De bevoegdheid tot het aanwijzen van bestuursleden voor gemeenschappelijke

regelingen leent zich dus niet voor delegatie en is in 2016 geschrapt. Voor gemeenschappelijke regelingen waarin het college deelneemt dient het college de bestuursleden aan te wijzen.

 

Onder 18. het voeren van de volgende (gerechtelijke) procedures.

 

De bevoegdheden tot het instellen van bezwaar, beroep, rechtsgedingen, rechtsvorderingen waren al voor 1995 gedelegeerd aan het college. De bevoegdheid tot het indienen van inspraakreacties, etc. is daar bij besluit van 6 juli 2006 aan toegevoegd. In 2016 is de terminologie aangepast aan de begrippen in de op dat moment geldende regelgeving.

 

Onder 19. het aangaan van vaststellingsovereenkomsten en schikkingen alsmede het opdragen van geschillenbeslechting aan scheidslieden.

 

De bevoegdheden tot het treffen van dadingen en het opdragen van geschillenbeslechting aan scheidslieden (arbitrage) waren al voor 1995 gedelegeerd aan het college. Bij besluit van 6 juli 2006 is de term 'dading' gewijzigd in 'vaststellingsovereenkomst' om aan te sluiten bij de begrippen in de geldende regelgeving, met de toevoeging 'en schikkingen', omdat het niet altijd tot een vaststellingsovereenkomst komt, maar soms wel tot schikkingen ter beëindiging of voorkoming van een juridische procedure.

In artikel 7:900 BW wordt de vaststellingsovereenkomst als volgt omschreven: Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen tussen hen rechtens geldt, zich jegens elkaar aan een vaststelling daarvan, bestemd om ook te gelden voor zover zij van de tevoren bestaande rechtstoestand mocht afwijken.

 

Onder 20. het stellen van nadere regels, voor onderwerpen die door de verenigde vergadering in verordeningen zijn bepaald.

 

De VV kan in verordeningen bepalen dat het college voor bepaalde onderwerpen zelf nadere regels kan bepalen. Dit is gebeurd in de Keur Delfland, de Algemene subsidieverordening Delfland en in alle belastingverordeningen.

 

Artikel 3 Voorwaarden voor gebruik van gedelegeerde bevoegdheden

 

Het aangaan van verplichtingen namens Delfland is pas toegestaan als de VV de daarvoor benodigde gelden ter beschikking heeft gesteld. Bij vaststelling of wijziging van de begroting kunnen gelden ter beschikking worden gesteld. De VV kan ook gelden ter beschikking stellen door een investeringsplan vast te stellen en daarbij krediet te verstrekken.

Op welke wijze de VV gelden ter beschikking stelt is geregeld in onder meer de Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie, de Nota investerings- en activabeleid.

Verder vindt gebruikmaking van de gedelegeerde bevoegdheid plaats binnen de door de VV vastgestelde kaders, zoals Waterbeheerplan, Keur en andere verordeningen.

 

Artikel 4 Inlichtingenplicht gebruik gedelegeerde bevoegdheden

 

In artikel 10:16, tweede lid, Awb is bepaald dat degene aan wie de bevoegdheid is gedelegeerd (college), het bestuursorgaan (VV) op diens verzoek inlichtingen verschaft over de uitoefening van de bevoegdheid. Deze bepaling is in artikel 3 van het Delegatiebesluit nader uitgewerkt. Het eerste lid bevat een structurele jaarlijkse rapportageplicht. Het tweede lid bevat een inlichtingenplicht op verzoek.

 

De inlichtingenplicht houdt verband met de mogelijkheid voor de VV om beleidsregels (artikel 4:8 Awb) te stellen over de wijze waarop de gedelegeerde bevoegdheden moeten worden uitgeoefend en de mogelijkheid om het delegatiebesluit (deels) in te trekken (artikel 10:18 Awb).

 

Artikel 5 Citeertitel, vervanging oude besluiten en inwerkingtreding nieuw Delegatiebesluit

 

Lid 3 is opgenomen om duidelijk te maken dat besluiten die zijn genomen op grond van eerdere delegatiebesluiten bevoegd zijn genomen.

 

Naar boven