Treasurystatuut Wetterskip Fryslân

 

Het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân;

 

Op voordracht van het dagelijks bestuur van 3 februari 2015;

 

Gelet op de artikelen 108 en 109 van de Waterschapswet;

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de:

 

het treasurystatuut.

 

1.Inleiding

1.1 Algemeen

  • 1.1.1.

    Wetterskip Fryslân is een kapitaalintensieve organisatie en loopt derhalve vooral risico’s die samengaan met de noodzaak tot het aantrekken van vreemd vermogen.

  • 1.1.2.

    Treasury is het proces waarbij de huidige en toekomstige financiële posities en kasstromen en de hieraan verbonden financiële en operationele risico’s, worden bestuurd en beheerst.

  • 1.1.3.

    Treasury-activiteiten zijn de financieringsactiviteiten, beleggingsactiviteiten en het bijbehorende risicobeheer en tevens alle activiteiten die erop gericht zijn de huidige en de toekomstige financiële risico’s in kaart te brengen en te beheersen.

  • 1.1.4.

    De kaders, afspraken en procedures waarbinnen Wetterskip Fryslân haar treasury-activiteiten uitvoert worden vastgelegd in de volgende interne beheersinstrumenten:

  • a.

    het Treasurystatuut;

  • b.

    het Treasuryjaarplan;

  • c.

    een driemaandelijks overleg van de Treasurycommissie (TC) met bijbehorende rapportage;

  • d.

    de Administratieve Organisatie/ Interne Controle van de treasury-processen (AO/IC).

1.2 Doel van het treasurystatuut

Dit Treasurystatuut heeft tot doel formele kaders vast te leggen waarbinnen de treasury-activiteiten binnen Wetterskip Fryslân dienen plaats te vinden, waardoor een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk is. Het is het kader waarbinnen, met inachtneming van de op 1 januari 2001 in werking getreden ‘Wet Financiering decentrale overheden’ (Wet Fido) met bijbehorende uitvoeringsregelingen en eveneens op grond van artikel 108 en 109 van de Waterschapswet, uitvoering wordt gegeven aan de treasuryfunctie.

1.3 Doelstelling van de treasury-functie

  • 1.3.1.

    Alle treasury-activiteiten zijn ondergeschikt en dienend aan de missie en visie van Wetterskip Fryslân, zoals vastgelegd in het strategische beleid, de kerntaken en de doelstellingen van Wetterskip Fryslân.

  • 1.3.2.

    De hoofdtaak van Treasury is de financiële continuïteit op de korte en lange termijn te waarborgen.

  • 1.3.3.

    Onderdeel van deze taak is het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele (marktconforme) condities en risico’s, zodat te allen tijde in de behoefte aan financiële middelen kan worden voldaan.

  • 1.3.4.

    Om de financiële continuïteit op korte en lange termijn te waarborgen, dienen onderstaande activiteiten te worden verricht:

  • a.

    het beschermen van vermogens- en (rente)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s, zoals renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico en operationele risico;

  • b.

    het minimaliseren van interne en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • c.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de vastgestelde interne en externe kaders;

  • d.

    Het realiseren van informatiestromen ter ondersteuning van de opstelling van het treasury-beleid in het Treasuryjaarplan, de uitvoering van dit beleid en de verantwoording daarover.

  • 1.3.5.

    De prioriteiten van het treasury-beleid liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasury-functie is immers niet winstgericht.

1.4 Opstellen, vaststellen, goedkeuren en wijzigen van het Treasury-statuut

  • 1.4.1.

    De Clustermanager Financiën en Administratie initieert wijzigingen en stelt het Treasurystatuut op.

  • 1.4.2.

    Bij wijzigingen van het Treasurystatuut laat de Secretaris-directeur zich adviseren door de Treasurycommissie.

  • 1.4.3.

    Het Dagelijks Bestuur (DB) doet een voorstel aan het Algemeen Bestuur (AB) met betrekking tot het treasurystatuut.

  • 1.4.4.

    Vaststelling van het Treasurystatuut vindt plaats door het Algemeen Bestuur (AB).

  • 1.4.5.

    Dit statuut treedt in werking met ingang van de eerste dag na vaststelling door het Algemeen Bestuur. Hierbij komt het oude treasurystatuut te vervallen.

  • 1.4.6.

    Het Treasurystatuut heeft door haar aard en inhoud een langdurige werking. Het Treasurystatuut wordt jaarlijks door de Clustermanager Financiën en Administratie getoetst aan de actualiteit. Bij afwijkingen wordt conform regel 1.4.1 tot en met regel 1.4.5 gehandeld.

  • 1.4.7.

    Afwijkingen op het vigerende Treasurystatuut mogen slechts plaatsvinden na vaststelling door het DB én na schriftelijke goedkeuring door het AB.

  • 1.4.8.

    Als een wijziging van de wet- en/of regelgeving plaatsvindt waardoor strijdigheid met het vigerende Treasurystatuut ontstaat, dan is het Treasurystatuut ondergeschikt aan de wet- en regelgeving en is geen voorafgaande schriftelijke toestemming van het AB nodig. De Clustermanager Financiën en Administratie zal na bekendmaking van nieuwe wet- en/of regelgeving in het eerstvolgend TC-overleg handelen conform regel 1.4.1 t/m 1.4.5.

1.5 Accountantscontrole

  • 1.5.1.

    Bij de controle van de jaarrekening zal de accountant aandacht geven aan de beheersing van de financiële risico’s en hierbij de toepassing van het Treasurystatuut betrekken, voor zover van belang in het kader van de jaarrekeningcontrole.

  • 1.5.2.

    De accountant beoordeelt jaarlijks het bestaan en de opzet van de AO/IC van de treasuryprocessen voor zover van belang in het kader van de jaarrekeningcontrole en rapporteert eventuele bijzonderheden aan het AB in de management letter.

1.6 Begrippen

De begrippen in dit Treasurystatuut worden met een hoofdletter geschreven en omschreven c.q. gedefinieerd in de bijgesloten lijst van begrippen (bijlage 1).

2. Samenvatting Treasuryproces

 

De treasuryfunctie kan in de volgende zeven deelfuncties worden onderscheiden:

  • Risicobeheer

  • Financieren;

  • Beleggen;

  • Liquiditeitenbeheer;

  • Derivaten afsluiten;

  • Relatiebeheer;

  • Overig.

Het verschil tussen liquiditeitenbeheer en financieren/ beleggen ligt in de gehanteerde tijdshorizon. Het uitzetten en aantrekken van geld tot één jaar behoort tot het liquiditeitenbeheer. Vanaf één jaar wordt over financieren en beleggen gesproken.

2.1 Risicobeheer

De deelfunctie risicobeheer betreft het identificeren en beoordelen van financiële - en operationele risico’s en het vaststellen van maatregelen ter bescherming van het eigen vermogen en beheersing van de negatieve gevolgen op de resultaten. De deelfunctie kan dan ook worden onderscheiden in de volgende (voor Wetterskip Fryslân relevante) treasury–activiteiten:

  • Renterisicobeheer;

  • Kredietrisicobeheer;

  • Liquiditeitsrisicobeheer;

  • Opslagrisicobeheer;

  • Beschikbaarheidsrisicobeheer;

  • Valutarisicobeheer;

  • Juridisch risicobeheer;

  • Operationeel risicobeheer.

Activiteiten:

  • Opstellen rentevisie;

  • Toetsen tegenpartijrisico;

  • Toetsen interne organisatie;

  • Toetsen liquiditeit;

  • Toetsen beschikbaarheid;

  • Toetsen renterisico- en opslagrisico norm;

  • Toetsen kasgeldlimiet.

2.2 Financieren

Waterschapsfinanciering is de deelfunctie van treasury die de activiteiten omvat die gericht zijn op het aantrekken van gelden bij derden voor een termijn van één jaar en langer en het voorzien in de benodigde middelen met een looptijd van minimaal één jaar voor de realisatie van voorgenomen investeringen en activiteiten.

 

Activiteiten:

  • Als de kasstroomprognose hier aanleiding toe geeft, het opstellen en uitvoeren van transactievoorstellen voor leningen met een looptijd van één jaar en langer.

2.3 Beleggen

Beleggen is de deelfunctie van treasury die de activiteiten omvat die gericht zijn op het

onttrekken van beschikbare middelen aan de liquiditeit met het doel het realiseren van

rendement voor een termijn van één jaar en langer.

 

Activiteiten:

  • Beleggingen met een looptijd langer dan één jaar zijn niet toegestaan (uitzettingen korter dan één jaar vallen onder liquiditeitenbeheer).

2.4 Liquiditeitenbeheer

De deelfunctie liquiditeitenbeheer, ook wel kasbeheer genoemd, omvat het beheer van de geldstromen en daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot één jaar. De deelfunctie kan in de volgende treasury–activiteiten worden onderscheiden:

  • Geldstromenbeheer: al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • Saldobeheer: het beheer van de dagelijkse saldi;

  • Liquiditeitenbeheer: het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • De structuur en het gebruik van betaalrekeningen bij banken,

  • De organisatie van het betalingsverkeer over deze rekeningen,

  • Het gebruik van betaalinstrumenten, en

  • De informatievoorziening over dit betalingsverkeer.

Activiteiten:

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden voor een looptijd korter dan één jaar;

  • Schatkistbankieren;

  • Kasstroomprognoses actualiseren m.b.v. Marap;

  • Inzicht hebben in het lopende betalingsverkeer;

  • Openen van bankrekeningen;

  • Het inregelen van een deugdelijke bankprocuratie voor het betalingverkeer.

2.5 Derivaten afsluiten

Derivaten afsluiten is de deelfunctie van treasury die de activiteiten omvat die gericht zijn op het aangaan van derivaten.

 

Activiteiten:

  • Het aangaan van derivaten;

  • Inzicht hebben in risico’s en waardeontwikkeling van derivaten.

2.6 Relatiebeheer

Het onderhouden van relaties met als doel het realiseren van gunstige, c.q. marktconforme

condities voor het afnemen van financiële diensten.

 

Activiteiten:

  • Onderhouden van contacten met huisbank, financiële tegenpartijen en brokers.

2.7 Overig

De deelfunctie Overig omvat onder andere verantwoordingsparagrafen in de verschillende planning en controlerapportages. Verder wordt de informatiebehoefte ten behoeve van de treasurycommissie geregeld.

 

Activiteiten:

  • Opstellen (verplichte) financieringsparagrafen;

  • Opstellen treasuryjaarplan;

  • Bespreken treasuryrapportage en kasstroomprognoses;

  • Bespreken en goedkeuren transactievoorstellen.

In het vervolg van het treasurystatuut zullen de bovengenoemde deelfuncties specifieker worden toegelicht in afzonderlijke hoofdstukken. In Bijlage 2 is te vinden welke verantwoordelijkheden de bepaalde deelnemers in het treasuryproces hebben.

3. Risicobeheer

3.1 Definitie

  • 3.1.1.

    Risicobeheer betreft het identificeren en beoordelen van financiële - en operationele risico’s en het vaststellen van maatregelen ter bescherming van het eigen vermogen en beheersing van de negatieve gevolgen op de resultaten.

3.2 Doelstelling

  • 3.2.1.

    Doel van het risicobeheer is het gestructureerd expliciet maken en beheersen van risico’s, teneinde de doelstellingen van Wetterskip Fryslân te realiseren.

  • 3.2.2.

    De beheersing van financiële– en operationele risico’s, dient aan strikte richtlijnen te voldoen en dient frequent gemonitord en getoetst te worden.

  • 3.2.3.

    Wetterskip Fryslân onderkent de volgende risico’s op het gebied van treasury: renterisico, kredietrisico, liquiditeitsrisico, opslagrisico, beschikbaarheidsrisico, valutarisico, juridisch risico en operationeel risico.

Hieronder worden de risico’s beschreven en worden specifieke richtlijnen en normeringen verder uitgewerkt. Dit binnen de kaders van dit Treasurystatuut en de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

3.3 Renterisicobeheer

  • 3.3.1.

    Renterisicobeheer betreft het geheel aan maatregelen ter bescherming van het eigen vermogen en beheersing van renteresultaten tegen nadelige invloeden van rentebewegingen.

  • 3.3.2.

    Doelstelling van renterisicobeheer is het beperken van de gevoeligheid voor renteschommelingen door een evenwichtige spreiding van renterisico’s in de tijd (gemeten in tijdvakken van twaalf maanden) en door maatregelen die de risico’s verlagen.

  • 3.3.3.

    Renterisico wordt inzichtelijk gemaakt, gemeten en genormeerd door twee methodes:

    • a.

      De FIDO-methode. De wet FIDO kijkt voor het bepalen van het renterisico naar: de verplichte aflossingen, renteherzieningen, opslagherzieningen basisrenteleningen vanuit de bestaande leningenportefeuille en naar het effect van reeds aangetrokken leningen en van rente-instrumenten. Dit totaal wordt per kalenderjaar afgezet tegen het begrotingstotaal. In enig kalenderjaar mag het renterisico op basis van de ‘FIDO-methode’ (risico leningenportefeuille) niet meer zijn dan 30% van het begrotingstotaal.

    • b.

      De Bedrijfseconomische methode. Het renterisicovolume wordt gemeten aan de hand van het (netto) geldvolume dat, gerekend over een aaneengesloten voortschrijdende periode van twaalf maanden, gevoelig is voor rentebewegingen. Dit omvat de kasstromen uit exploitatie, (des)investeringen en financieringen, aangevuld met renteconversies en leningen met een variabel rentetype, minus de som van derivaten en (uitgestelde) stortingen van leningen. Voor de beoordeling van de omvang van het risico wordt de jaarlijkse risicopositie (schuldvernieuwing, renteconversies en rente-instrumenten) gedeeld door het totaal van de financiering aan het einde van het jaar waar dit risico betrekking op heeft (= relatief risico). De totale financiering wordt gevormd door het totaal van opgenomen leningen vermeerderd met de jaarlijkse schuldvernieuwing en verminderd met eventuele vastrentende beleggingen en beschikbare liquiditeiten. Het bedrijfseconomisch renterisico mag in enig aaneengesloten voortschrijdende periode van twaalf maanden maximaal 15% bedragen.

  • 3.3.4.

    Er worden geen renteafspraken gemaakt die een startdatum kennen die verder dan vijf jaar in de toekomst ligt.

  • 3.3.5.

    Het gebruik van Derivaten ter afdekking van renterisico’s is toegestaan binnen de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (RUDDO) en van de voorschriften die in hoofdstuk 7 Derivaten beschreven zijn.

3.4 Kredietrisicobeheer

  • 3.4.1.

    Kredietrisico is het risico dat de tegenpartij niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen. Krediet- of tegenpartijrisico loopt Wetterskip Fryslân op financiële contracten waarbij Wetterskip Fryslân een vordering heeft op een tegenpartij, bijvoorbeeld bij uitzettingen en bij positieve marktwaardes op derivaten.

  • 3.4.2.

    Uitzettingen in het kader van schatkistbankieren zijn wettelijk verplicht en om die reden gelden de eisen zoals opgenomen in 3.4.3 t/m 3.4.5 hier niet voor.

  • 3.4.3.

    Om het kredietrisico te beperken heeft Wetterskip Fryslân de volgende richtlijnen opgesteld:

    • a.

      Uitzettingen en derivaten vinden uitsluitend plaats bij/met:

      • Bij financiële instellingen waarvan het land van vestiging tot de eurozone behoort, en waarvan het desbetreffende land minimaal een lange termijn kredietbeoordeling van AA/Aa2 hebben toegekend door minstens twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus (Standard & Poor’s Ratings Services, Moody’s Investors Service of Fitch Ratings).

    • b.

      Uitzettingen tot drie maanden vinden uitsluitend plaats bij:

      • Financiële instellingen met minimaal een lange termijn kredietbeoordeling van A/A2, toegekend door minstens twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus (Standard & Poor’s Ratings Services, Moody’s Investors Service of Fitch Ratings).

    • c.

      Uitzettingen langer dan drie maanden vinden uitsluitend plaats bij:

      • Financiële instellingen met minimaal een lange termijn kredietbeoordeling van AA-/Aa3, toegekend door minstens twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus (Standard & Poor’s Ratings Services, Moody’s Investors Service of Fitch Ratings).

    • d.

      Derivatentransacties vinden uitsluitend plaats met:

      • Financiële instellingen met minimaal een lange termijn kredietbeoordeling van AA-/Aa3, toegekend door minstens twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus (Standard & Poor’s Ratings Services, Moody’s Investors Service of Fitch Ratings).

  • 3.3.4.

    Indien de kredietbeoordeling van een debiteur, dan wel het land waarin deze gevestigd is, verlaagd wordt (‘Downgrading’) tot een niveau lager dan de in 3.4.3 a. t/m d. voorgeschreven normen, zal de Clustermanager Financiën en Administratie dit direct melden aan de Secretaris-directeur. Tevens zal de Clustermanager Financiën en Administratie direct onderzoeken of lopende transacties (uitzettingen en/of derivaten) afgewikkeld kunnen worden en wat hiervan de (financiële) consequenties zijn. Binnen twee weken neemt de Secretaris-directeur, na advies van de Treasurycommissie, een besluit, dat direct ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het DB.

3.5 Liquiditeitsrisicobeheer

  • 3.5.1.

    Liquiditeitsrisico is het risico dat niet kan worden voldaan aan actuele en toekomstige (potentiële) financiële verplichtingen.

  • 3.5.2.

    Wetterskip Fryslân wenst te allen tijde aan haar actuele (en toegezegde toekomstige) financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Uitgangspunt is dat er voldoende liquide middelen beschikbaar zijn, dan wel dat er voldoende ruimte onder gecommitteerde kredietfaciliteiten beschikbaar is in combinatie met eventueel beschikbare opnamecapaciteit op roll-over leningen met variabele hoofdsom.

3.6 Opslagrisicobeheer

  • 3.6.1.

    Opslagrisico is het risico dat op herzieningsmoment de opslag, die de financier/bank boven de variabele Euribor-rente óf basisrente (basisrenteleningen) in rekening brengt na enige tijd, voor een zelfde looptijd, hoger is dan de huidige opslag. Dit kan het gevolg zijn van een wijziging in de kredietbeoordeling van Wetterskip Fryslân en/of door een verslechterend beeld voor de sector en/of door hogere kosten ten gevolge van marktomstandigheden en/of wet- en regelgeving, die de financier/bank genoodzaakt is door te berekenen.

  • 3.6.2.

    Opslagrisico doet zich voor bij roll-over leningen met een overeengekomen opslagherzieningsdatum en basisrenteleningen.

  • 3.6.3.

    Er worden geen opslagafspraken gemaakt die een startdatum kennen die verder dan vijf jaar in de toekomst ligt.

  • 3.6.4.

    Het opslagrisico van roll-over leningen en basisrenteleningen samen is gemaximeerd op 15% van de vreemd vermogenspositie per het laatst afgesloten boekjaar, gerekend over een aaneengesloten voortschrijdende periode van twaalf maanden.

3.7 Beschikbaarheidsrisicobeheer

  • 3.7.1.

    Beschikbaarheidsrisico is het risico dat geldgevers niet bereid zijn om tegen acceptabele tarieven geld te verstrekken.

  • 3.7.2.

    Wetterskip Fryslân vermindert het beschikbaarheidsrisico door te voldoen aan de eisen en normen van de toezichthouders en aan specifieke eisen van haar geldgevers.

  • 3.7.3.

    Wetterskip Fryslân vermindert het beschikbaarheidsrisico door het spreiden van de afloopdata van leningen en faciliteiten, door voldoende gecommitteerde kredietfaciliteit(en) ter beschikking te hebben en door haar financieringsbronnen te diversifiëren.

3.8 Valutarisicobeheer

Valutarisico worden door Wetterskip Fryslân uitgesloten, doordat financiële instrumenten slechts worden afgesloten, verstrekt of gegarandeerd in euro’s.

 

3.9 Juridisch risicobeheer

  • 3.9.1.

    Het juridisch risico is het risico van:

    • a.

      veranderingen in wet- en/of regelgeving;

    • b.

      niet naleven van contractuele bepalingen en/of wet- en/of regelgeving;

    • c.

      niet-afdwingbaarheid van contractuele bepalingen;

    • d.

      niet-correct gedocumenteerde contractuele bepalingen.

  • 3.9.2.

    Ter voorkoming van juridische risico’s draagt Wetterskip Fryslân er zorg voor dat juridische documentatie van optimale kwaliteit is door, waar mogelijk, gebruik te maken van standaarddocumentatie én, indien geen standaard documentatie beschikbaar is, door het laten opstellen of controleren van documentatie door een gespecialiseerd jurist.

3.10 Operationeel risicobeheer

  • 3.10.1.

    Operationele risico’s zijn risico’s van een potentieel verlies als gevolg van inadequate of falende processen, dan wel menselijk gedrag, falende systemen en/of externe gebeurtenissen.

  • 3.10.2.

    Wetterskip Fryslân vermindert deze risico’s door een deugdelijke functiescheiding tussen besluitvormende, uitvoerende, registrerende en controlerende functies, een goed beschreven administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en door toezicht op naleving van de afgesproken procedures zoals vastgelegd in de AO/IC.

  • 3.10.3.

    De opzet en werking van het treasury-proces wordt jaarlijks getoetst door het cluster Concern Control.

  • 3.10.4.

    De Secretaris-directeur van Wetterskip Fryslân zorgt dat het bij de treasury-activiteiten betrokken personeel voldoende deskundig is en blijft door opleidingseisen te stellen.

  • 3.10.5.

    Het aangaan van transacties met een looptijd langer dan één jaar en het afnemen van bancaire diensten geschiedt (aantoonbaar) tegen marktconforme voorwaarden. Offertes worden bij drie partijen gevraagd. Mocht in uitzonderingsgevallen minder dan drie offertes worden verkregen dan is dit onder de volgende voorwaarden acceptabel: de offerte dient door een onafhankelijke externe partij getoetst te worden en de offerte dient als passend te worden ervaren (bijvoorbeeld lager dan een vooraf vastgesteld maximum). Deze uitzonderingsgevallen dienen uitdrukkelijk genoemd te worden in de transactievoorstellen en worden daarmee dus geaccordeerd door de Secretaris-directeur. Daarnaast worden alle offertes gebenchmarkt aan een van toepassing zijnde referentierente dan wel aan vergelijkbare transacties.

4. Financieren

4.1 Definitie

Onder financieren wordt verstaan het voor langere termijn aantrekken van gelden bij derden. Hierbij geldt een minimale looptijd van één jaar.

4.2 Doelstelling

 

Doelstellingen:

  • a.

    Wetterskip Fryslân streeft naar bedrijfsfinanciering, wat inhoudt dat financiering wordt afgestemd op de totale financieringsbehoefte;

  • b.

    De jaarlijkse rentekosten dienen zoveel mogelijk stabiel en zo laag mogelijk te zijn;

  • c.

    De leningenportefeuille moet voldoende flexibel zijn om in te kunnen spelen op wijzigingen in de toekomstige kasstromen.

4.3 Randvoorwaarden

  • 4.3.1.

    Besluiten worden genomen op basis van een actuele prognose van de meerjarige financieringsbehoefte. De prognose kent een planningshorizon van minimaal het lopende jaar plus vier opvolgende jaren. Deze prognose wordt minimaal viermaal per jaar geactualiseerd.

  • 4.3.2.

    Het verloop van totale financiering (passivazijde van de balans) wordt afgestemd op het verloop van de totale financieringsbehoefte (activazijde van de balans). Er worden geen middelen aangetrokken voor een langere periode dan op grond van de prognose noodzakelijk is.

  • 4.3.3.

    De opbouw van de huidige leningenportefeuille en meerjarige kasstroomprognoses zijn bepalend voor het aantrekken van leningen. De keuze van modaliteiten (looptijd, hoofdsomverloop en rentebetalingen en -conversies) van financiering mag niet leiden tot bovenmatige renterisico’s.

  • 4.3.4.

    Er worden geen leningen aangetrokken met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • 4.3.5.

    Er worden geen leningen aangetrokken ter dekking van een financieringsbehoefte die meer dan vijf jaar in de toekomst ligt.

  • 4.3.6.

    Buitenlandse geldgevers zijn toegestaan mits bij partijen waarvan het land van vestiging tot de eurozone behoort (zie 8.3) en de documentatie voldoet aan de randvoorwaarden zoals gesteld in 3.9.2.

  • 4.3.7.

    Wetterskip Fryslân gaat leningen aan, zet middelen uit of verleent garanties uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

5. Beleggen

5.1 Definitie

Het onttrekken van beschikbare middelen aan de liquiditeit met het doel het realiseren van rendement. Hierbij geldt een minimale looptijd van één jaar.

5.2 Doelstellingen

N.v.t.

5.3 Randvoorwaarden

Beleggingen met een looptijd langer dan één jaar zijn niet toegestaan.

5.4 Projecten waarin Wetterskip Fryslân een belang heeft

Projectgebonden leningen u/g gelden niet als belegging. Het is mogelijk dat leningen aan derden worden verstrekt indien dit de ontwikkeling, voortgang of afronding van een project bevordert. De geldnemer dient daartoe voldoende zekerheden te stellen in de vorm van een hypotheek, garantie of verpanding. Leningen u/g dienen vooraf door het Algemeen Bestuur te zijn goedgekeurd .

6. Liquiditeitenbeheer

6.1 Definitie

Onder liquiditeitenbeheer wordt verstaan het beheer van saldi in rekening-courant en de portefeuille geldmarkttransacties met een oorspronkelijke looptijd van maximaal één jaar.

6.2 Doelstellingen

  • 6.2.1.

    Optimaliseren van de financiële geldstromen tussen Wetterskip Fryslân, haar financiële tegenpartijen en de Verbindingen van Wetterskip Fryslân.

  • 6.2.2.

    Minimaliseren van de kosten van betalingsverkeer.

  • 6.2.3.

    Voorkomen van fraude en vergissingen bij het betalingsverkeer en bij het beheer van liquiditeiten.

  • 6.2.4.

    Zeker stellen van de beschikbaarheid van middelen, zodat verplichtingen tijdig nagekomen kunnen worden.

  • 6.2.5.

    Het realiseren van een hogere opbrengst dan wel lagere kosten, met inachtneming van de geformuleerde randvoorwaarden.

 

6.3 Betalingsverkeer

  • 6.3.1.

    Wetterskip Fryslân heeft te allen tijde inzicht in de verwachte inkomsten en uitgaven voor de eerstvolgende twaalf maanden, de beschikbare ruimte op de kasgeldlimiet en de opnameruimte onder roll-over leningen met variabele hoofdsom.

  • 6.3.2.

    De kostenstructuur van het betalingsverkeer dient inzichtelijk te zijn. Deze wordt minimaal één maal per vijf jaar in de TC aan de orde gesteld, waarna besloten wordt of er aanleiding is hiervoor elders een offerte te vragen.

  • 6.3.3.

    Het betalingsverkeer wordt gestroomlijnd door rekeningen die aangehouden worden bij (een) daartoe aangewezen Huisbank(en).

  • 6.3.4.

    De bankprocuratie voor het betalingsverkeer is geregeld in een interne en externe procuratieregeling.

6.4 Saldo- en liquiditeitenbeheer

  • 6.4.1.

    De richtlijnen ter beheersing van de liquiditeitsrisico’s en kredietrisico zijn beschreven in paragraaf 3.5 respectievelijk 3.4, en gelden hier onverkort.

  • 6.4.2.

    Besluiten in het saldo- en liquiditeitenbeheer worden genomen op basis van een liquiditeitsplanning met een minimale horizon van twaalf maanden, die minimaal viermaal per jaar geactualiseerd wordt.

  • 6.4.3.

    De medewerker Treasury stelt een voorstel op met bedrag, looptijd, rentepercentage en eventuele tegenpartij en bespreekt deze met de Clustermanager Financiën en Administratie. Na toestemming van de Clustermanager Financiën en Administratie kan worden overgegaan tot het aantrekken van een kasgeldlening. Indien de financieringsbehoefte de kasgeldlimiet overschrijdt wordt vooraf aan het aantrekken van een kasgeldlening volmacht gevraagd aan de Secretaris-directeur. In de treasurycommissie wordt middels een rapportage terugkoppeling gegeven over de aangetrokken kasgeldleningen (omvang, tarief, evt. concurrerende offertes).

  • 6.4.4.

    De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal overschrijdt de kasgeldlimiet niet langer dan twee kwartalen achtereen. Waarbij onder de gemiddelde netto-vlottende schuld wordt verstaan: het gemiddelde van de netto-vlottende schuld op de eerste dag van de maand in het desbetreffende kwartaal. De kasgeldlimiet bedraagt 23% van de totale lasten op de begroting.

  • 6.4.5.

    Geldmarkttransacties worden alleen afgesloten indien dit zinvol is in relatie tot de daarmee gemoeide directe en indirecte kosten. Geldmarkttransacties dienen een aantoonbare meeropbrengst te hebben ten opzichte van ‘geen transactie’.

  • 6.4.6.

    Beschikbare middelen worden primair binnen de eigen organisatie aangewend. Aanwending van middelen buiten de eigen organisatie is uitsluitend het gevolg van een mismatch tussen inkomende en uitgaande geldstromen.

  • 6.4.7.

    Alle middelen die niet direct nodig zijn voor de publieke taak dienen in de schatkist aangehouden te worden. De belangrijkste uitzondering is het drempelbedrag. Gemiddeld over het hele kwartaal mag het drempelbedrag buiten de schatkist aangehouden worden. De drempel is gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal.

  • 6.4.8.

    Uitzettingen in het kader van liquiditeitenbeheer zijn toegestaan in de vorm van:

    • a.

      Schatkistbankieren

    • b.

      Rekening-courant;

    • c.

      Bancaire deposito’s met een maximale looptijd van één jaar;

    • d.

      Terugplaatsen van bedragen op roll-over leningen met een variabele hoofdsom;

    • e.

      Spaarrekeningen bij een financiële instelling;

  • 6.4.9.

    Opnamen in het kader van liquiditeitenbeheer zijn toegestaan in de vorm van:

    • a.

      Rekening-courant;

    • b.

      Kasgeldleningen;

    • c.

      Opname van bedragen op roll-over leningen met een variabele hoofdsom;

7. Derivaten

7.1 Definitie

Derivaten zijn ‘afgeleide’ financiële instrumenten, die hun waarde ontlenen aan de waarde van een onderliggend goed en waarbij op een zeker moment over een afgesproken nominale waarde een recht op, of een verplichting tot, een periodieke betaling ontstaat of kan ontstaan.

7.2 Uitgangspunten

  • 7.2.1.

    Voor lopende en nieuw af te sluiten Derivaten gelden de regels zoals vastgelegd in de Europese verordening ‘European Market Infrastructure Regulation’, de zogenaamde EMIR-regelgeving.

  • 7.2.2.

    Er mogen slechts Payer Swaps en Caps afgesloten worden.

  • 7.2.3.

    Het verkopen (schrijven) van financiële derivaten anders dan voor het sluiten van derivatenposities is niet toegestaan.

  • 7.2.4.

    Derivaten mogen alleen afgesloten worden in combinatie met een onderliggende roll-over lening(en). ‘Open posities’ in Derivaten zijn derhalve niet toegestaan.

  • 7.2.5.

    Wetterskip Fryslân beschikt over en onderhoudt voldoende kennis over derivaten.

  • 7.2.6.

    Wetterskip Fryslân beschikt over beheersingsstructuren en administratieve systemen, die de risico’s van financiële derivaten monitoren en beheersen, dan wel ‘huurt’ deze expertise in bij een onafhankelijke en ter zake kundige adviseur.

7.3 Richtlijnen

  • 7.3.1.

    Nieuwe derivatentransacties worden slechts afgesloten na voorafgaande toestemming van DB.

  • 7.3.2.

    Om de opwaartse renterisico’s op roll-over leningen af te dekken, mogen uitsluitend Caps en Payer Swaps ingezet worden.

  • 7.3.3.

    De looptijd van Caps en Payer Swaps mag niet langer zijn dan de looptijd van de onderliggende roll-over lening.

  • 7.3.4.

    Wetterskip Fryslân past het model Kostprijshedge-accounting toe, zoals gepubliceerd in het Besluit Begroting en Verantwoording Waterschappen. Derivatentransacties worden verantwoord volgens de voorschriften behorend bij dit model:

    • a.

      Documentatie van de hedge-relatie vindt plaats op basis van documentatie per individuele hedge-relatie;

    • b.

      Documentatie beschrijft bij aanvang:

      • hoe de hedge-relatie past in de doelstellingen van risicobeheer;

      • de hedge-strategie;

      • de verwachting aangaande de effectiviteit van de hedge-relatie;

      • het in de hedge-relatie betrokken afdekkingsinstrument en de afgedekte positie.

    • c.

      Aan het einde van ieder boekjaar wordt de effectiviteit van de hedge beoordeeld door het vergelijken van de kritische kenmerken van het afdekkingsinstrument en de afgedekte positie.

    • d.

      Indien de kritische kenmerken van het afdekkingsinstrument en de afgedekte positie gedurende de looptijd van de hedge-relatie niet overeenkomen, zal jaarlijks een kwantitatieve ineffectiviteitsmeting plaatsvinden. De ineffectiviteit wordt in de jaarrekening toegelicht en wordt alleen in de winst- en verliesrekening verwerkt indien en zover dit (cumulatief) een verlies betreft.

  • 7.3.5.

    Tegenpartijen voldoen aan de in 3.4 genoemde voorwaarden en richtlijnen.

  • 7.3.6.

    Alvorens een derivatentransactie met een bepaalde bank af te sluiten dienen de wederzijdse verplichtingen vastgelegd te worden in een speciaal daartoe af te sluiten raamovereenkomst.

  • 7.3.7.

    De marktwaardeontwikkeling van de derivatenportefeuille dient te allen tijde inzichtelijk te zijn.

  • 7.3.8.

    De lopende Derivatenposities worden minimaal vier maal per jaar in een interne Treasuryrapportage opgenomen. Hierin komen minimaal de volgende zaken aan de orde:

    • a.

      De marktwaarde per tegenpartij;

    • b.

      De kredietbeoordeling van de tegenpartij waarbij derivatentransacties lopen;

    • c.

      Het liquiditeitsrisico op basis van twee rentescenario’s (1% en 2% rentedaling).

8. Relatiebeheer

8.1 Uitgangspunten

Wetterskip Fryslân beoogt het realiseren van gunstige, c.q. marktconforme condities voor het afnemen van financiële diensten en hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

8.2 Huisbank

  • 8.2.1.

    De Huisbank wordt beschouwd als strategisch partner. De volgende eisen worden aan de Huisbank gesteld:

    • a.

      vestiging in Nederland en vallend onder het toezicht van De Nederlandsche Bank en Autoriteit Financiële Markten (AFM);

    • b.

      een minimale lange termijn kredietrating van A/A2 toegekend door minimaal twee van de drie gerenommeerde kredietbeoordeling bureaus (Standard & Poor’s Ratings Services, Moody’s Investors Service, of Fitch Ratings);

    • c.

      marktconforme tarifering van de afgenomen diensten (betalingsverkeer, credit- en debetrente);

    • d.

      beschikbaar stellen van een kredietfaciliteit in rekening-courant.

  • 8.2.2.

    De bankrelatie met de Huisbank en de rentecondities waaronder de rekening-courant faciliteit (kasgeldlimiet) wordt aangehouden, alsmede de gehanteerde transactie- en overige tarieven, worden tenminste één keer per vijf jaar beoordeeld op marktconformiteit.

8.3 Financiële tegenpartijen

Wetterskip Fryslân onderhoudt uitsluitend contact met financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen), die onder Nederlands of anderszins EU-toezicht vallen, zoals een Europese Centrale Bank, De Nederlandsche Bank of een andere Europese Centrale Bank, of de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

8.4 Gebruik brokers, bemiddelaars

  • 8.4.1.

    Brokers of bemiddelaars zijn tussenpersonen die bemiddelen tussen twee partijen in het tot stand brengen van financiering (en desgewenst andere financiële contracten), waarvoor zij na het afsluiten van de transactie worden vergoed middels een bemiddelingsprovisie (fee).

  • 8.4.2.

    Het gebruik van brokers/bemiddelaars is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      Zij dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten, en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen en/of onder toezicht te staan van een centrale bank in de eurozone;

    • b.

      Wanneer voor het aantrekken van financiering een bemiddelaar wordt ingeschakeld, wordt de bemiddelingsprovisie meegenomen in de vergelijking van de totale kosten;

    • c.

      De maximale provisie bedraagt de netto contante waarde van 0,02%, gerekend over looptijd en hoofdsom van de lening;

    • d.

      Indien de provisie meer bedraagt dan 0,02%, dan besluit de Secretaris-directeur hierover en wordt het DB vooraf geïnformeerd;

 

Provisienota’s worden direct aan de Clustermanager Financiën en Administratie van Wetterskip Fryslân gestuurd. Vervolgens wordt deze nota door de inkoper van financiën gecontroleerd.

Bijlage 1: Begrippenlijst

 

Aflossingsvrije (=fixe) lening:

Lening waarbij gedurende de looptijd alleen rentebetalingen plaatsvinden. Aflossing van de hoofdsom vindt plaats aan het eind van de looptijd.

 

Annuïtaire lening:

Lening waarbij jaarlijks een vast bedrag aan rente en aflossing wordt betaald. In de beginjaren zal de jaarlijkse betaling voor het grootste deel uit rente bestaan, in de eindjaren voor het grootste deel uit aflossing op de hoofdsom.

 

Basisrentelening:

Lening waarbij de basisrente voor de gehele looptijd wordt vastgelegd maar de bankopslag slechts voor een beperkt tijdvak.

 

Begrotingstotaal:

De totale lasten op de begroting.

 

Beleggingsfonds:

Financiële instelling die voor rekening en risico van de deelnemers belegt in (van tevoren) bepaalde financiële waarden.

 

Cap:

Een Cap is een renteoptie met een afschermende werking. De koper van de Cap ontvangt, als de geldmarktrente op vooraf bepaalde data hoger is dan de contractrente (strike), het verschil van de verkoper. Bij een lagere geldmarktrente vindt geen verrekening plaats. De koper van een Cap betaalt een premie die onder meer afhankelijk is van de looptijd en de contractrente.

 

Deposito:

Het beleggen van een vast bedrag gedurende een vaste periode (meestal een veelvoud van een maand) tegen een van te voren afgesproken vergoeding.

 

Derivaten:

Zie rente-instrumenten.

 

Euribor :

Staat voor Euro InterBank Offered Rate. Het is het tarief dat banken elkaar in rekening brengen voor kortlopende financiering. Het geldt als de gangbare referentierente voor kortlopende leningen.

 

Financieringsrisico:

Het risico dat geen nieuwe financiering kan worden aangetrokken.

 

Kasgeldlening:

Het lenen van een vast bedrag gedurende een vaste periode (meestal een veelvoud van een maand) tegen een van te voren afgesproken vergoeding.

 

Lineaire lening:

Lening waarbij gedurende de gehele looptijd jaarlijks een vast bedrag wordt afgelost.

 

Looptijd:

De periode die resteert tot het moment dat de voorwaarden van een lening of belegging wijzigingen. Onderscheid wordt gemaakt naar:

  • Liquiditeitstypische looptijd: de periode die resteert tot het moment dat de lening (o/g) moet worden afgelost dan wel een belegging (u/g) vrijvalt.

  • Rentetypische looptijd: de periode die resteert tot het moment dat de rente op een lening of belegging een herziening ondergaat.

Medium Term Note (MTN):

Een standaard schuldtitel waarin de kenmerken van een obligatie en een onderhandse lening zijn samengevoegd. MTN’s zijn courant verhandelbaar.

 

Netto financierings (behoefte):

Het totaal van opgenomen leningen waarop de aanwezige beleggingen en liquide middelen in mindering zijn gebracht. Bij een negatief saldo liquide middelen heeft dit het effect dat de netto financieringsbehoefte toeneemt.

 

Netto-vlottende schuld: het gezamenlijke bedrag van:

  • de opgenomen gelden met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

  • de schuld in rekening-courant;

  • de voor een termijn van korter dan één jaar ter bewaring in de kas gestorte gelden van derden, en

  • overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de vaste schuld; verminderd met het gezamenlijk bedrag van:

  • de contante gelden in kas;

  • de tegoeden in rekening-courant, en

  • de overige uitstaande gelden met een rentetypische looptijd van korter dan één jaar;

Obligatie:

Verhandelbaar bewijs van deelname in het vreemde vermogen van een onderneming voor een van te voren overeengekomen periode tegen een van te voren overeengekomen vergoeding (couponrente).

 

Optie:

Een optie is een rente-instrument waaraan de koper, tegen betaling van een premie, bepaalde vast omschreven rechten kan ontlenen. Tegen ontvangst van een premie gaat de verkoper bepaalde vast omschreven verplichtingen aan. Gangbare renteopties zijn Cap, Floor, en Swaption.

Onderhandse lening:

Onverhandelbaar bewijs van deelname in het vreemde vermogen van een onderneming voor een van te voren overeengekomen periode tegen een van te voren overeengekomen vergoeding.

 

Rating agency:

Onafhankelijke organisatie die zich onder meer toelegt op de beoordeling van de lange termijn kredietwaardigheid van tegenpartijen. Bekende rating agencies zijn Standard & Poor (S&P), Moody’s en Fitch. Kwalificaties voor een goede kredietwaardigheid zijn als volgt:

 

Renteconversie:

Bij een renteconversie dient over een bestaande lening de rente voor de opvolgende rentevastperiode opnieuw te worden overeengekomen.

 

Rente-instrument:

Een rente-instrument (derivaat) is een financieel contract waarmee het renterisico over een lening of belegging kan worden veranderd of beïnvloed. Onderscheid wordt gemaakt naar instrumenten met een fixerende werking (het tarief wordt vastgelegd) en instrumenten met een beschermende werking (het tarief wordt gelimiteerd). Een rente-instrument kan het (her)financieringsrisico niet beïnvloeden.

 

Renterisico:

De mogelijkheid dat het toekomstige resultaat en/of vermogensverhoudingen nadelig worden beïnvloed als gevolg van ontwikkelingen in de rente. Het risico in absolute zin is de optelsom van jaarlijkse cashflow en renteaanpassingen in een bepaalde periode (meestal van 12 maanden). Aanpassingen in de rente kunnen betrekking hebben op leningen en beleggingen, maar ook op rente-instrumenten. Bij het risico in relatieve zin wordt het absolute renterisico gedurende een bepaalde periode (meestal 12 maanden) in een percentage van de netto financieringsbehoefte ultimo periode uitgedrukt.

 

Rentevisie:

Een min of meer geformaliseerde verwachting over de ontwikkelingen van de rente in de (nabije) toekomst. De rentevisie is ondersteunend voor het moment waarop een transactiebesluit wordt uitgevoerd.

 

Roll -over lening:

Een Roll-over lening is een overeenkomst tussen twee partijen om gedurende een langere periode (meestal tussen 2 en 10 jaar) geld te lenen waarbij de rente periodiek wordt herzien. De rente is meestal gekoppeld aan het Euribortarief.

Bij een Roll-over met variabele hoofdsom kan bij renteaanpassing eveneens de hoofdsom worden gewijzigd (tussen 20% en 100%). Een Roll-over met variabele hoofdsom combineert de voordelen van een lange financiering (lage bancaire opslagen, langdurige beschikbaarheid) met de voordelen van kasgeldfinanciering (grote flexibiliteit, lage tariefstelling)

 

Swap:

Het Engelse woord Swap staat voor ruil. Bij een Swap (ook wel Renteswap) komen twee partijen overeen renteverplichtingen met elkaar te ruilen. De ene partij betaalt gedurende de looptijd van de swap een vaste rente aan de tegenpartij waarbij de tegenpartij als tegenprestatie een variabele rente betaalt (meestal Euribor). De onderliggende hoofdsom waarover de renteberekening plaats vindt, wordt niet uitgewisseld.

De hoogte van de vaste rente wordt aan het begin van de looptijd van de Swap afgesproken. De variabele rente hangt af van de ontwikkeling van de geldmarktrente (meestal Euribor).

De gangbare rentetypische looptijd voor de vaste rente is twee tot tien jaar, de gangbare variabele rente is drie of zes maanden.

Er wordt onderscheid gemaakt naar:

  • Payers Swap: de koper van een Payers Swap betaalt een lange rente (Swaptarief) in ruil voor de ontvangst van een korte rente (Euribor)

  • Receivers Swap: de koper van een Receivers Swap betaalt een korte rente (Euribor) in ruil voor de ontvangst van een lange rente (Swaptarief).

Swaprate :

Het is het tarief dat banken met een hoge kredietwaardigheid (A-rating) elkaar in rekening brengen bij het aangaan van een renteswap. Het tarief geldt als de gangbare referentierente voor langlopende leningen.

Voorwaartse fixatie

Ruim voor de contractuele conversiedatum wordt met de geldgever de rente op een lopende lening voor de opvolgende rentevastperiode overeengekomen.

Bijlage 2: Treasuryorganisatie & -besluitvorming

 

Onderstaand wordt een overzicht gegeven van de functionarissen die een rol spelen in het treasuryproces. Van ieder worden de belangrijkste taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden samengevat. Een aantal van hen zijn deelnemers aan een periodiek treasuryoverleg (treasurycommissie). Vervolgens wordt beschreven hoe besluiten worden genomen en uitgevoerd en waar een transactievoorstel minimaal aan moet voldoen. Tot slot komt de verantwoording aan bod.

 

Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden

 

Algemeen Bestuur (AB)

  • Stelt de Verordening Beleids- en Verantwoordingsfunctie vast waarin de kaders zijn weergeven over de uitoefening van de financieringsfunctie door het Dagelijks Bestuur.

  • Stelt de Verordening Beleids- en Verantwoordingsfunctie vast waarin het Dagelijks Bestuur wordt opgedragen om verslag te doen in de begroting en het jaarverslag van de financieringsactiviteiten.

  • Stelt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting de maximale financieringsbehoefte vast.

  • Stelt het treasurystatuut en eventuele wijzigingen hierin vast.

Dagelijks Bestuur (DB)

  • Stelt het jaarlijks op te stellen treasuryjaarplan en eventuele tussentijdse wijzigingen hierin vast.

  • Laat zich periodiek informeren over en houdt toezicht op het gevoerde treasurybeleid.

  • Verleent décharge aan de Secretaris-directeur over het gevoerde treasurybeleid.

Secretaris-directeur

  • Kan in bijzondere omstandigheden aanvullende stringentere richtlijnen, die niet in strijd zijn met het treasurystatuut, uitvaardigen buiten het treasurystatuut om. Hij dient hierover het Dagelijks Bestuur vooraf te informeren.

  • Beoordeelt (mede) de in het treasuryoverleg ingebrachte rapportages en analyses op consistentie en volledigheid.

  • Stelt de rentevisie van Wetterskip Fryslân vast.

  • Neemt besluiten op grond van schriftelijke transactievoorstellen.

  • Laat zich periodiek informeren over de treasury-activiteiten van het ‘werkapparaat’.

  • Verleent décharge aan de bij de uitvoering betrokken medewerkers binnen het treasuryproces.

  • Legt verantwoording af aan het Dagelijks Bestuur.

Clustermanager Financiën en Administratie

  • Initieert en coördineert de beleidsvoorbereidende informatievoorziening.

  • Is verantwoordelijk voor het (laten) opstellen van het treasuryjaarplan en eventuele tussentijdse wijzigingen en legt deze ter vaststelling voor aan de Secretaris-directeur.

  • Legt de voorstellen tot wijziging van het treasury-statuut voor aan de Secretaris-directeur.

  • Het (mede) beoordelen van de in het treasuryoverleg ingebrachte rapportages en analyses op consistentie en volledigheid.

  • Het (mede)beoordelen van transactievoorstellen op wenselijkheid en marktconformiteit.

  • Keurt de liquiditeitsprognoses goed.

  • Geeft uitvoering aan de operationele treasuryactiviteiten inzake financieren en renterisicobeheer.

  • Stelt de AO/IC van de treasuryfunctie op.

  • Houdt toezicht op de naleving van besluiten en richtlijnen door medewerkers binnen het treasuryproces.

  • Is verantwoordelijk voor de juiste vastlegging van treasurytransacties (intra- en extracomptabel).

  • Is verantwoordelijk voor de juiste verantwoording van treasuryresultaten in de verslaglegging.

  • Onderhoudt werkcontacten met banken en de sectorinstituten.

  • Beoordeelt achteraf de effectiviteit van treasuryactiviteiten en –transacties (materiële controle).

  • Brengt binnen twee weken een voorstel in, indien de rating van de tegenpartij van een uitzettingen of een rente-instrument verlaagd wordt tot een niveau lager dan de in 3.4.3 a t/m d voorgeschreven normen.

  • Legt verantwoording af aan de Secretaris-directeur.

Clustermanager Projecten

  • Draagt zorg voor de aanlevering van kasstroomgegevens met betrekking tot de (des-) investeringen.

Medewerker Treasury

  • Stelt periodiek de liquiditeitsprognose op. Dit gaat in nauwe samenwerking met de Clustermanager Projecten.

  • Bereidt de bijeenkomsten van de treasurycommissie voor.

  • Stelt ten behoeve van de treasurycommissie rapportages en analyses op.

  • Stelt in opdracht van de treasurycommissie rapportages op voor de directie en/of het Dagelijks Bestuur.

  • Werkt op basis van de ingebrachte rapportages en analyses, indien nodig, transactievoorstellen uit.

  • Geeft, op basis van vastgelegde procedures, uitvoering aan de dagelijkse operationele activiteiten voortvloeiend uit het liquiditeitenbeheer (< 1 jaar).

  • Houdt marktinformatie (o.a. bankvoorwaarden) bij en interpreteert deze.

  • Is opsteller van het treasury jaarplan.

  • Werkt, indien nodig, voorstellen uit tot wijziging van het treasurystatuut.

  • Legt periodiek verantwoording af aan de Clustermanager Financiën en Administratie.

Medewerker Financiën

  • Verantwoordt de transacties en geldstromen in de financiële administratie.

  • Bewaakt de verplichtingen welke geldnemers dienen na te komen tegenover Wetterskip Fryslân.

  • Draagt zorg voor nakoming van de verplichtingen van Wetterskip Fryslân tegenover geldgevers.

Manager Concerncontrol

  • Toetst vooraf (mede) de wenselijkheid van transactievoorstellen aan de hand van het treasurystatuut, -beleid en de begroting.

  • Beoordeelt achteraf de effectiviteit van treasuryactiviteiten en –transacties (materiële controle).

  • Controleert de naleving van genomen besluiten en gemaakte afspraken (formele controle).

  • Ziet toe op de juiste vastlegging van treasurytransacties (intra- en extracomptabel).

  • Ziet toe op de juiste verantwoording van treasuryresultaten in de verslaglegging.

  • Ziet toe op de opzet van de AO/IC van de treasuryfunctie en toets deze.

  • Ziet toe op de naleving van de AO/IC van de treasury functie.

  • Rapporteert (onafhankelijk) over geconstateerde afwijkingen aan de Secretaris-directeur.

Externe treasurydeskundige

  • Het bijhouden en interpreteren van marktinformatie en –ontwikkelingen (o.a. bankvoorwaarden).

  • Brengt (mede) kennis in van financiële markten en de werking van financiële producten.

  • Het (mede) beoordelen van de in het treasuryoverleg ingebrachte rapportages en analyses op consistentie en volledigheid.

  • Het (mede)beoordelen van transactievoorstellen op wenselijkheid en marktconformiteit.

  • Het vervullen van een beschikbaarheidfunctie voor het beantwoorden van vragen op het gebied van treasury.

  • Geeft uitvoering aan speciale opdrachten.

De uitvoering van bepaalde (deel) taken binnen het treasuryproces kan worden opgedragen aan derden. Voorwaarde is dat deze derden onafhankelijk zijn en geen direct belang hebben bij de uitkomst van te nemen beslissingen, waarbij de geldstromen buiten deze derde omgaan en rechtstreeks plaatsvinden.

 

Besluiten

Periodiek vindt overleg plaats over treasury aangelegenheden. Dit overleg vindt minimaal viermaal per jaar plaats in de treasurycommissie.

 

De treasurycommissie bestaat uit de volgende functionarissen:

  • Secretaris-directeur

  • Manager Bedrijfsvoering

  • Clustermanager Financiën en Administratie

  • Clustermanager Projecten

  • Manager Concerncontrol

  • Externe treasurydeskundige

Besluiten, die passen binnen het treasurystatuut en treasuryjaarplan, worden genomen door de Secretaris-directeur op basis van schriftelijke transactievoorstellen. De (overige) leden van de treasurycommissie adviseren hem/haar gevraagd en ongevraagd over treasuryvraagstukken.

De overwegingen die tot het besluit hebben geleid worden genotuleerd. De effecten van de te nemen besluiten op toekomstige financieringsbehoefte en risicoposities worden inzichtelijk gepresenteerd.

De uitvoering van besluiten op het gebied van financieren en rentemanagement geschiedt uitsluitend op basis van een schriftelijke machtiging en dienen te passen binnen de randvoorwaarden van het treasurystatuut en het treasuryjaarplan.

De uitvoeringsbesluiten op het gebied van het liquiditeitenbeheer worden genomen binnen de vaste kaders van het treasurystatuut (zie 6.4.3) en van vastgestelde procedures.

 

Transactievoorstellen

De transactievoorstellen worden doorlopend genummerd en deugdelijk gearchiveerd. Transactievoorstellen worden (waar mogelijk en zinvol) voorzien van een kosten/baten analyse.

Een transactievoorstel dient minimaal de volgende onderwerpen te beschrijven:

 

  • 1.

    Uitgangssituatie:

    • Geeft een beschrijving van de situatie die aanleiding geeft tot het voorstel.

  • 2.

    Marktomstandigheden:

    • Geeft indicaties van actuele marktverhoudingen en tarieven.

  • 3.

    Transactievoorstel:

Doel van de transactie:

  • Geeft een korte beschrijving van wat met het voorstel wordt beoogd.

Uitwerking:

  • Geeft een korte beschrijving van de wijze waarop het beoogde doel gerealiseerd zal worden.

  • 4.

    Alternatieven:

    • Geeft (voor zover aanwezig) andere mogelijkheden om hetzelfde doel te bereiken, met eventuele voor- en nadelen.

  • 5.

    Randvoorwaarden:

    • Geeft de beperkingen aan waarbinnen de transactie kan/mag worden uitgevoerd.

  • 6.

    Besluit:

    • Is de formele vastlegging van het genomen besluit door middel van ondertekening ervan voor akkoord door de Secretaris-directeur en voor gezien door de Manager Concerncontrol. Dit geldt als een mandaat voor de uitvoering er van.

Verantwoording

Zodra de Clustermanager Financiën en Administratie een transactie uitvoert, informeert hij/zij terstond hierover de overige leden van de treasurycommissie. De Secretaris-directeur heeft de plicht te (laten) controleren of de overeenkomst is uitgevoerd binnen de randvoorwaarden van het goedgekeurde transactievoorstel.

De Clustermanager Financiën en Administratie legt bij de directierapportage c.q. financiële rapportage verantwoording af aan de Secretaris-directeur over het gevoerde treasurybeleid en de resultaten van geëffectueerde transacties en maatregelen.

De Secretaris-directeur legt bij de directierapportage c.q. financiële rapportage verantwoording af aan het Dagelijks Bestuur over het gevoerde treasurybeleid.

 

Naar boven