Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, houdende de instelling van de Expertgroep drugsprecursoren (Instellingsbesluit Expertgroep drugsprecursoren)

De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 4a, tweede lid, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën;

Besluiten:

Artikel 1

  • 1. Er is een Expertgroep drugsprecursoren.

  • 2. De Expertgroep drugsprecursoren heeft tot taak aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gevraagd en ongevraagd rapport uit te brengen over de vraag of bij stoffen die in Nederland zijn aangetroffen, dan wel waarvan wegens internationale ontwikkelingen de verwachting bestaat dat deze stoffen in de nabije toekomst in Nederland zullen worden aangetroffen, wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 4a, tweede lid, van de Wet voorkoming misbruik van chemicaliën.

  • 3. De taak van de Expertgroep strekt zich niet uit tot geregistreerde stoffen of een op een lijst van niet-geregistreerde stoffen geplaatste stof als bedoeld in Verordening nr. 273/2004 en Verordening nr. 111/2005.

Artikel 2

  • 1. De Expertgroep drugsprecursoren bestaat uit:

    • a. Een vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie,

    • b. Een vertegenwoordiger van de Nationale Politie,

    • c. Een vertegenwoordiger van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst,

    • d. Een vertegenwoordiger van het Nederlands Forensisch Instituut,

    • e. Een vertegenwoordiger van de Douane,

    • f. Een vertegenwoordiger van de Koninklijke Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie,

    • g. Een vertegenwoordiger van het Verbond van Handelaren in Chemische Producten,

  • 2. De Expertgroep drugsprecursoren stelt haar werkwijze vast.

  • 3. De Expertgroep drugsprecursoren wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie.

  • 4. De Minister van Justitie en Veiligheid voorziet in het secretariaat van de Expertgroep drugsprecursoren.

  • 5. De Expertgroep drugsprecursoren kan ten behoeve van de uitvoering van haar taak inlichtingen inwinnen bij deskundige personen en organisaties.

Artikel 3

  • 1. De Expertgroep drugsprecursoren brengt binnen tien weken rapport uit nadat zij daartoe een verzoek heeft ontvangen van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 2. De Expertgroep drugsprecursoren brengt binnen tien weken rapport uit nadat één van de in het artikel 2, lid 1 genoemde vertegenwoordigers aan het secretariaat kennis heeft gegeven dat rapportage ten aanzien van een stof gewenst is.

  • 3. De kennisgeving in het tweede lid bevat een beschrijving van de feiten en omstandigheden ten aanzien van de betreffende stof die tot de kennisgeving hebben geleid.

  • 4. Het rapport vermeldt in ieder geval:

    • a. Of van de stof is gebleken dat deze kan worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen; en

    • b. Of er een legale toepassing van de stof bekend is; en

    • c. Of de stof een geregistreerde stof of een op een lijst van niet-geregistreerde stoffen geplaatste stof als bedoeld in Verordening nr. 273/2004 en Verordening nr. 111/2005 betreft.

  • 5. Het rapport van de Expertgroep drugsprecursoren doet verslag van alle bevindingen en overwegingen die door één of meer van de in artikel 2, lid 1 genoemde vertegenwoordigers als relevant worden beoordeeld.

Artikel 4

  • 1. Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van dit besluit en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijk karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van dit besluit tot bekendmaking voortvloeit.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde geheimhoudingsplicht geldt niet ten aanzien van gegevens die noodzakelijk zijn om bij derden informatie in te kunnen winnen over het bestaan van bekende toepassingen van een stof als bedoeld in artikel 4a, tweede lid onder b, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport E.J. Kuipers

TOELICHTING

Ingevolge artikel 4a, eerste lid, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc) kunnen de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport gezamenlijk een stof aanwijzen indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 4a Wvmc. Een eerste voorwaarde voor de aanwijzing is dat de stof kan worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen. Een tweede voorwaarde voor de aanwijzing is dat de stof geen bekende legale toepassing heeft. Ten slotte kan de betreffende stof geen geregistreerde stof zijn op grond van de EU Verordeningen 273/2004 en 111/2005 of een stof zijn die op grond van dezelfde verordeningen voorkomen op een lijst van niet-geregistreerde stoffen. Een aangewezen stof mag op grond van artikel 4a, eerste lid, Wvmc niet binnen of buiten Nederland worden gebracht, vervoerd of voorhanden zijn. Indien een aangewezen stof op grond van de genoemde Verordeningen wordt geregistreerd of op een lijst van niet-geregistreerde stoffen wordt geplaatst, vervalt de aanwijzing van rechtswege (artikel 4a, derde lid, Wvmc).

Het besluit tot aanwijzing van een stof dient op zorgvuldige wijze tot stand te komen om zo te voorkomen dat stoffen worden aangewezen die in het handelsverkeer legaal worden gebruikt (Kamerstukken II 2019/2020, 35 564, nr. 3, p. 47) Met het oog op die zorgvuldige voorbereiding wordt met dit Instellingsbesluit de Expertgroep drugsprecursoren ingesteld. De groep bestaat uit vertegenwoordigers van de instanties die zijn belast met de handhaving van de Wvmc en de Opiumwet, deskundigen op het terrein van de chemische substanties en chemische processen die benodigd zijn voor de vervaardiging van synthetische drugs en brancheorganisatie voor de productie van en/of handel in chemische producten. De Expertgroep rapporteert aan de Minister van Justitie en Veiligheid en aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport of bij stoffen die in Nederland zijn aangetroffen, dan wel waarvan wegens internationale ontwikkelingen de verwachting bestaat dat deze stoffen in de nabije toekomst in Nederland zullen worden aangetroffen, wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor aanwijzing van de stof, zoals neergelegd in artikel 4a, tweede lid, Wvmc. De rapportage kan door de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden betrokken in de besluitvorming rondom de aanwijzing van een stof. Door de samenstelling van de Expertgroep is middels de rapportage van de Expertgroep geborgd dat in de voorbereiding van die besluitvorming voldoende deskundigheid wordt betrokken.

De Expertgroep drugsprecursoren stelt haar eigen werkwijze vast, met dien verstande dat zij op verzoek van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport binnen tien weken aan beide ministers rapport uitbrengt. Indien een stof door één of meer leden van de Expertgroep drugsprecursoren wordt voorgedragen voor rapportage, dient deze voordracht met feiten en omstandigheden te worden onderbouwd.

De Minister van Justitie en Veiligheid D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport E.J. Kuipers

Naar boven