Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 23 februari 2023, nr. WJZ/26476420, tot vaststelling van regels met betrekking tot de aanvraag en veiling van vergunningen voor landelijke commerciële FM-radio-omroep met bijbehorende vergunningen voor digitale radio-omroep in laag 2 (kanaal 11C) (Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen landelijke commerciële radio-omroep 2023)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3.11 van de Telecommunicatiewet, en de artikelen 8, 9 en 10 van het Frequentiebesluit 2013;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

degene die bij de Minister een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend;

aanvraagformulier:

aanvraagformulier als bedoeld in artikel 6, derde lid;

activiteitsniveau:

activiteitsniveau als bedoeld in artikel 25, eerste lid;

activiteitspunt:

activiteitspunt als bedoeld in artikel 25, tweede lid;

bankgarantie:

bankgarantie als bedoeld artikel 8, derde lid, onderdeel b;

bekendmakingsbesluit:

Besluit bekendmaking veiling vergunningen landelijke commerciële FM-radio-omroep 2023;

bod:

bod als bedoeld in artikel 26, eerste lid;

deelnemer:

aanvrager die is toegelaten tot de veiling als bedoeld in artikel 20;

gekwalificeerde elektronische handtekening:

handtekening als bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van de eidas-verordening;

pakket:

pakket als bedoeld in artikel 2;

minister:

Minister van Economische Zaken en Klimaat;

niet-winnende deelnemer:

deelnemer wiens bod of biedingen niet zijn aangemerkt als winnende biedingen;

rente:

volgens actual/360 berekende rente op basis van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde Euro Short-Term Rate, minus 100 basispunten, met een minimum van 0%;

rondeprijs:

bedrag als bedoeld in artikel 27, eerste of tweede lid;

verbonden rechtspersoon:

als één aangemerkte rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep;

vergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 2;

voorlopig hoogste bod:

voorlopig hoogste bod als bedoeld in artikel 28;

wet:

Telecommunicatiewet;

winnend bod:

winnend bod als bedoeld in artikel 31;

winnende deelnemer:

deelnemer wiens bod of biedingen zijn aangemerkt als winnende biedingen.

Artikel 2. Beschikbare pakketten en vergunningen

Ingevolge het bekendmakingsbesluit zijn de volgende vergunningen beschikbaar om te worden verdeeld aan de hand van de volgende pakketindeling:

  • a. pakket LCO1: FM-vergunning A01 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd);

  • b. pakket LCO2: FM-vergunning A02 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd);

  • c. pakket LCO3: FM-vergunning A03 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd);

  • d. pakket LCO4: FM-vergunning A04 en bijbehorende DAB-vergunning

    (nieuws);

  • e. pakket LCO5: FM-vergunning A05 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd);

  • f. pakket LCO6: FM-vergunning A06 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd);

  • g. pakket LCO7: FM-vergunning A07en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd);

  • h. pakket LCO8: FM-vergunning A08 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd), en

  • i. pakket LCO9: FM-vergunning A09 en bijbehorende DAB-vergunning (Nederlandstalige muziek).

HOOFDSTUK 2. DE AANVRAAGFASE

§ 1. Eisen aan de aanvraag en de aanvrager

Artikel 3. Indiening van de aanvraag
  • 1. Degene die voor een pakket in aanmerking wil komen, dient daartoe een aanvraag in bij de Minister.

  • 2. De aanvraag kan van 7 maart 2023 tot en met 3 april 2023 worden ingediend:

    • a. per versleutelde e-mail of e-mail op het volgende e-mailadres: veilinglco@rdi.nl, of

    • b. per aangetekende post of door persoonlijke overhandiging, op het volgende adres en met de volgende adressering:

      Rijksinspectie Digitale Infrastructuur

      Ter attentie van: Projectteam uitgifte commerciële FM-frequenties

      Emmasingel 1

      9726 AH Groningen

  • 3. De persoonlijke overhandiging, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, vindt uitsluitend plaats op werkdagen tussen 10.00 uur en 12.00 uur of tussen 14.00 uur en 16.00 uur. Na de overhandiging ontvangt de aanvrager een bewijs van ontvangst dat is voorzien van datum en tijdstip van ontvangst.

  • 4. Voor aanvragen die worden ingediend op de wijze, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, geldt als tijdstip van ontvangst het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen door de e-mailserver van de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur.

Artikel 4. Aanvrager is rechtspersoon
  • 1. De aanvrager is een privaatrechtelijke rechtspersoon naar Nederlands recht of het equivalent daarvan naar het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en heeft zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging binnen de Europese Economische Ruimte.

  • 2. De aanvrager voldoet verder aan de volgende eisen:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement of liquidatie, en door de aanvrager is geen faillissement aangevraagd; en

    • b. aan de aanvrager is geen surseance van betaling verleend, en door de aanvrager is geen surseance van betaling aangevraagd.

  • 3. Met de eisen, bedoeld in het tweede lid, worden gelijkgesteld zodanige eisen volgens het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel 5. Toestemming van het Commissariaat voor de Media

De aanvrager beschikt over toestemming als bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008.

Artikel 6. Vorm en inhoud van de aanvraag
  • 1. Een rechtspersoon dient ten hoogste één aanvraag in.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid worden verbonden rechtspersonen tezamen aangemerkt als één rechtspersoon.

  • 3. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het aanvraagformulier, bedoeld in bijlage 1, en gaat, onverminderd de overige in deze regeling gestelde eisen, vergezeld van de in dit aanvraagformulier genoemde gegevens en bescheiden.

  • 4. De aanvraag wordt in de Nederlandse taal gesteld.

  • 5. Met de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, worden gelijkgesteld zodanige gegevens en bescheiden die zijn opgesteld krachtens het recht van een van de overige lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

  • 6. In afwijking van het vierde lid, kunnen de gegevens en bescheiden, bedoeld in het derde lid, worden gesteld in één van de officiële talen van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, mits zij vergezeld gaan van een Nederlandse vertaling.

  • 7. Een aanvraag die wordt ingediend op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, wordt:

    • a. zowel door de aanvrager als diens notaris voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, en

    • b. voorzien van de publieke sleutel van de aanvrager.

Artikel 7. Informatieplicht aanvrager

De aanvrager informeert de Minister onmiddellijk op de wijze, bedoeld in artikel 3, tweede lid, over wijzigingen met betrekking tot:

  • a. de gegevens die de aanvrager heeft verstrekt in het aanvraagformulier;

  • b. de gegevens en bescheiden die het aanvraagformulier vergezellen, of

  • c. overige in deze regeling gestelde eisen aan de aanvrager.

§ 2. Zekerheidstelling

Artikel 8. Zekerheidstelling door de aanvrager
  • 1. De aanvrager verstrekt als zekerheid voor de betaling van zijn bod een waarborgsom of een bankgarantie ter grootte van € 1.500.000,– per pakket.

  • 2. De waarborgsom wordt verstrekt voor de periode tot en met:

    • a. in geval van intrekking of afwijzing van de aanvraag, de datum van de intrekking of afwijzing;

    • b. in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, de datum van het besluit om de aanvraag niet te behandelen;

    • c. in geval van toewijzing van de aanvraag, de datum waarop het bedrag, bedoeld in artikel 34, volledig is betaald.

  • 3. De aanvrager zorgt ervoor dat uiterlijk op de datum en het tijdstip, genoemd in artikel 3, tweede lid:

    • a. de waarborgsom is ontvangen op bankrekeningnummer 705001199, IBAN: NL41INGB0705001199, BIC: INGBNL2A, ten name van: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Rijksinspectie Digitale Infrastructuur, Directie Mens en Middelen, onder vermelding van ‘Veiling pakketten landelijke commerciële radio-omroep 2023’, of

    • b. de bankgarantie, verstrekt volgens het model, bedoeld in bijlage 2, is ontvangen op een in artikel 3, tweede lid, bedoelde wijze.

Artikel 9. Terugstorten waarborgsom en teruggave bankgarantie aanvragen die niet worden behandeld, zijn afgewezen of geweigerd
  • 1. Binnen twee weken nadat de aanvrager zijn aanvraag heeft ingetrokken, dan wel nadat de Minister overeenkomstig artikel 10, derde lid, heeft besloten de aanvraag niet te behandelen, de aanvraag op grond van artikel 11 heeft afgewezen, of de aanvraag heeft geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet:

    • a. stort de Minister, indien de aanvrager een waarborgsom heeft verstrekt, de waarborgsom terug aan de betreffende aanvrager, of

    • b. stuurt de Minister, indien de aanvrager een bankgarantie heeft verstrekt, een schriftelijke verklaring dat de bankgarantie vervalt aan de bank van de betreffende aanvrager, en een kopie van deze schriftelijke verklaring aan de betreffende aanvrager.

  • 2. Indien de Minister een waarborgsom terugstort als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vergoedt hij tegelijkertijd de rente over de gestorte waarborgsom vanaf de dag na de datum waarop de Minister de waarborgsom heeft ontvangen tot en met de dag voorafgaand aan de datum waarop de waarborgsom door de Minister wordt teruggestort.

§ 3. Beslissingen tijdens de aanvraagfase

Artikel 10. Verzuim en verzuimherstel
  • 1. Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan de in de artikelen 5, 6, 7, of 8 gestelde voorschriften, deelt de Minister de aanvrager dit mee en stelt hij hem in de gelegenheid het verzuim te herstellen.

  • 2. De gegevens ten behoeve van het verzuimherstel worden:

    • a. ingediend op een wijze als bedoeld in artikel 3, tweede lid, en

    • b. ontvangen uiterlijk op de tiende werkdag na de dag waarop de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is verstuurd.

  • 3. Indien het verzuim niet is hersteld binnen de termijn of op een wijze als bedoeld in het tweede lid, kan de Minister besluiten de aanvraag overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet te behandelen.

Artikel 11. Afwijzing aanvraag
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.18 van de wet, wijst de Minister de aanvraag:

    • a. volledig af, indien niet is voldaan aan de voorschriften, bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, en 4;

    • b. gedeeltelijk af, voor zover toewijzing van het aantal vergunningen dat is aangevraagd zou leiden tot een overschrijding van de maximale hoeveelheid frequentieruimte die is vastgesteld krachtens artikel 3.11 van de wet.

  • 2. De Minister kan een aanvraag afwijzen als:

    • a. naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure;

    • b. de aanvrager niet heeft voldaan aan artikel 7, of

    • c. de aanvrager niet heeft voldaan aan een vordering als bedoeld in artikel 18.7, eerste lid, van de wet.

HOOFDSTUK 3. DE VEILINGFASE

§ 1. Algemene bepalingen omtrent de veiling

Artikel 12. Veiling via internet

De veiling vindt plaats via internet, met behulp van een elektronisch veilingsysteem.

Artikel 13. Rol Minister

De Minister leidt de veiling en draagt zorg voor een goed verloop hiervan.

Artikel 14. Veilen op werkdagen

De veiling wordt uitsluitend op werkdagen gehouden.

Artikel 15. Uitbrengen van biedingen en andere communicatie tussen deelnemer en de Minister van Economische Zaken en Klimaat
  • 1. Biedingen worden uitsluitend uitgebracht door middel van het elektronisch veilingsysteem en worden door de Minister bevestigd door middel van dit elektronisch veilingsysteem.

  • 2. Andere communicatie vindt uitsluitend plaats:

    • a. via het elektronisch veilingsysteem, of

    • b. telefonisch of per e-mail, waarbij de deelnemer bereikbaar is op het door hem in zijn aanvraag opgegeven telefoonnummer en e-mailadres, en de Minister bereikbaar is op het telefoonnummer en e-mailadres, bedoeld in artikel 21, onderdeel c.

Artikel 16. Bijzondere omstandigheden tijdens de veiling
  • 1. De Minister kan de veiling opschorten indien zich naar zijn oordeel bijzondere omstandigheden voordoen die buiten de beïnvloedingssfeer liggen van de Minister of de deelnemers, of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden.

  • 2. Een deelnemer meldt een bijzondere omstandigheid of technisch probleem onmiddellijk, maar uiterlijk binnen tien minuten na afloop van een biedronde of verlengde biedronde, telefonisch aan de Minister.

  • 3. Indien technische problemen optreden bij een deelnemer, kan de Minister verlangen dat deze deelnemer zijn biedingen uitbrengt door middel van een computer die de Minister ter beschikking stelt op een door hem te bepalen locatie.

  • 4. Indien de veiling wordt opgeschort, kan de Minister ten aanzien van de biedronde of verlengde biedronde waarin de bijzondere omstandigheden of technische problemen zijn opgetreden besluiten dat:

    • a. alle biedingen uitgebracht in die ronde vervallen, tenzij alle nog actieve deelnemers in die ronde al een bod hebben uitgebracht, of

    • b. die biedronde ongeldig wordt verklaard en opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 17. Verboden gedragingen
  • 1. Een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat:

    • a. onthoudt zich van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in het kader van de veilingprocedure daaronder begrepen;

    • b. maakt geen informatie openbaar en verspreidt geen informatie aan derden met betrekking tot diens strategie, budget, gewenste of verkregen hoeveelheid, soort of combinatie van vergunningen, en verwachte of te betalen prijzen in de veiling, tot de mededeling, bedoeld in artikel 32, is gedaan.

  • 2. De Minister kan de veiling beëindigen of opschorten indien naar zijn oordeel sprake is van afspraken of gedragingen die in strijd zijn met het eerste lid.

Artikel 18. Uitsluiting van de veiling
  • 1. Indien voorafgaande aan of tijdens de veiling blijkt dat een aanvrager niet of niet meer voldoet aan de in de artikelen 5, 6, 7, of 8 gestelde voorschriften, dan wel dat een aanvrager naar het oordeel van de Minister in strijd heeft gehandeld met artikel 17, eerste lid, kan de Minister:

    • a. de betrokken aanvrager uitsluiten van deelname of verdere deelname aan de veiling en de biedingen van de betrokken aanvrager uit een of meerdere biedronden ongeldig verklaren;

    • b. de uitkomst van een of meer biedronden ongeldig verklaren en besluiten dat een of meer biedronden opnieuw moeten worden gehouden.

  • 2. Indien niet eerder dan na afloop van de veiling blijkt dat een aanvrager naar het oordeel van de Minister in strijd heeft gehandeld met artikel 17, eerste lid, kan de Minister de winnende biedingen van die aanvrager ongeldig verklaren en besluiten dat de veiling opnieuw moet worden gehouden.

Artikel 19. Biedingen zijn onvoorwaardelijk

Een deelnemer is onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod gebonden.

§ 2. Toelating tot, en mededelingen vóór, de veiling

Artikel 20. Toelating tot de veiling

De Minister deelt de aanvrager wiens aanvraag niet buiten behandeling is gesteld, geheel is afgewezen of is geweigerd op grond van artikel 3.18 van de wet, schriftelijk mee:

  • a. dat hij als deelnemer wordt toegelaten tot de veiling;

  • b. het aantal activiteitspunten, bedoeld in artikel 25, tweede lid, en

  • c. het totaal aantal deelnemers.

Artikel 21. Mededelingen Minister vóór de veiling

De Minister deelt de deelnemers uiterlijk twee weken voor de aanvang van de veiling schriftelijk mee:

  • a. de datum, de aanvangstijd en de duur van de eerste biedronde;

  • b. de voor de veiling benodigde programmatuur;

  • c. het telefoonnummer en het e-mailadres waarop de Minister bereikbaar is;

  • d. de combinatie van een gebruikersnaam en wachtwoord van de deelnemer, en

  • e. het internetadres waarop de deelnemer inlogt om aan de veiling deel te nemen.

§ 4. De veiling

Artikel 22. Het veilingmodel

De veiling geschiedt door middel van een simultane meerrondenveiling.

Artikel 23. De biedronden
  • 1. De veiling bestaat uit één of meer biedronden.

  • 2. De Minister bepaalt het tijdstip en de duur van de biedronden.

  • 3. Een biedronde eindigt op het tijdstip waarop de door de Minister bepaalde duur van de biedronde is verstreken of, indien dat eerder is, op het tijdstip waarop alle resterende deelnemers een bod hebben uitgebracht.

  • 4. In afwijking van het derde lid, kan de Minister bij het vaststellen van de duur van een biedronde bepalen dat de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door de Minister bepaalde duur is verstreken.

Artikel 24. Verlenging biedronden
  • 1. Voor een deelnemer die een biedronde laat verstrijken zonder dat hij een bod heeft uitgebracht, wordt de betreffende biedronde eenmalig van rechtswege verlengd met 30 minuten.

  • 2. Per deelnemer worden ten hoogste twee biedronden van rechtswege verlengd, waarbij niet worden meegerekend de biedronden waarvoor de Minister op grond van de artikelen 16 of 18 heeft besloten dat deze opnieuw worden gehouden.

  • 3. De Minister kan besluiten dat de biedronden niet worden meegerekend waarin het niet uitbrengen van een bod het gevolg was van technische problemen die zijn ontstaan vóór het verstrijken van de biedronde.

  • 4. In afwijking van artikel 23, derde en vierde lid, eindigt een biedronde die is verlengd als bedoeld in het eerste lid, op het moment dat de termijn van 30 minuten is verstreken of, indien dat eerder is, op het moment waarop alle deelnemers voor wie de biedronde van rechtswege is verlengd een bod hebben uitgebracht.

  • 5. De Minister deelt de verlenging van een biedronde zo spoedig mogelijk mee aan alle deelnemers.

Artikel 25. Activiteitspunten en -niveau
  • 1. Het activiteitsniveau is het aantal activiteitspunten waarover een deelnemer op een gegeven moment in de veiling ten hoogste kan beschikken.

  • 2. In de eerste biedronde is het activiteitsniveau van een deelnemer gelijk aan het aantal pakketten waarvoor hij is toegelaten tot de veiling.

  • 3. In de tweede en daaropvolgende biedronden bedraagt het activiteitsniveau van een deelnemer het aantal biedingen dat hij heeft uitgebracht in de voorafgaande biedronde:

    • a. verminderd met het aantal van zijn biedingen dat is aangemerkt als voorlopig hoogste bod, en

    • b. vermeerderd met het aantal van zijn voorlopig hoogste biedingen dat in de voorafgaande biedronde is overboden.

Artikel 26. Het uitbrengen van biedingen
  • 1. Een bod:

    • a. heeft betrekking op één pakket;

    • b. bestaat uit een bedrag dat wordt afgerond op eenheden van duizend euro, en

    • c. is ten minste gelijk aan de geldende rondeprijs voor het pakket waarop het bod betrekking heeft.

  • 2. Een deelnemer:

    • a. zet voor elk bod één activiteitspunt in;

    • b. overschrijdt met zijn biedingen niet zijn activiteitsniveau, en

    • c. brengt geen bod uit op een pakket waarop hij een geldend voorlopig hoogste bod heeft uitgebracht.

Artikel 27. Rondeprijs
  • 1. In de eerste biedronde is de rondeprijs:

    • a. voor pakket LCO1: € 15.427.000,–;

    • b. voor pakket LCO2: € 7.794.000,–;

    • c. voor pakket LCO3: € 15.816.000,–;

    • d. voor pakket LCO4: € 0,–;

    • e. voor pakket LCO5: € 4.792.000,–;

    • f. voor pakket LCO6: € 15.241.000,–;

    • g. voor pakket LCO7: € 11.493.000,–;

    • h. voor pakket LCO8: € 2.636.000,–, en

    • i. voor pakket LCO9: € 0,–.

  • 2. In de tweede en daaropvolgende biedronden verhoogt de Minister de rondeprijs met een door de Minister vast te stellen bedrag.

Artikel 28. Voorlopig hoogste biedingen
  • 1. Na elke biedronde merkt de Minister per pakket het bod met het hoogste bedrag aan als voorlopig hoogste bod.

  • 2. Indien in een biedronde twee of meer deelnemers op hetzelfde pakket hetzelfde hoogste bod hebben uitgebracht, wordt door middel van loting tussen hen vastgesteld wiens bod wordt aangemerkt als voorlopig hoogste bod.

  • 3. Een loting als bedoeld in het tweede lid vindt plaats met behulp van de veilingsoftware.

Artikel 29. Mededelingen Minister na biedronden
  • 1. Zo spoedig mogelijk na het einde van een biedronde deelt de Minister:

    • a. alle deelnemers mee:

      • 1°. het rondenummer van die biedronde;

      • 2°. per pakket: of daarop één of meer biedingen zijn uitgebracht, en, indien van toepassing, wat daarop het voorlopig hoogste bod is;

      • 3°. het aantal deelnemers dat nog actief is in de veiling;

      • 4°. per pakket: de rondeprijs in de volgende biedronde;

      • 5°. de aanvangstijd en de duur van de volgende biedronde, en in hoeverre in die volgende biedronde op grond van artikel 23, vierde lid, wordt afgeweken van artikel 23, derde lid, en

      • 6°. het rondenummer van de volgende biedronde;

    • b. iedere deelnemer afzonderlijk mee:

      • 1. de biedingen die hij in die biedronde heeft uitgebracht, of het gebrek daaraan;

      • 2. of zijn biedingen zijn aangemerkt als hoogste bod, en, indien van toepassing, welke pakketten dit betreft;

      • 3. het aantal biedingen dat hij mag uitbrengen in de volgende biedronde, en

      • 4. het aantal keer dat hij nog in aanmerking komt voor een verlenging als bedoeld in artikel 24, eerste lid.

Artikel 30. Laatste biedronde

De laatste biedronde is de eerste biedronde waarin op geen enkel pakket een bod is uitgebracht.

Artikel 31. Aanmerking winnende biedingen na laatste biedronde

De Minister merkt aan als winnende biedingen: de biedingen die als voorlopig hoogste biedingen zijn aangemerkt in de biedronde die voorafging aan de laatste biedronde.

Artikel 32. Bekendmaking winnende biedingen

De Minister maakt zo spoedig mogelijk na de veiling aan alle deelnemers de winnende biedingen bekend.

HOOFDSTUK 4. VERGUNNINGVERLENING EN AFWIJZING AANVRAGEN NA DE VEILINGFASE

§ 1. Algemene bepaling

Artikel 33. Verlening vergunningen aan winnende deelnemers en afwijzing aanvragen niet-winnende deelnemers
  • 1. De Minister verleent aan de winnende deelnemers, of als de winnende deelnemers dat in hun aanvraag hebben verzocht, aan de door hen opgegeven verbonden rechtspersonen, de door hen gewonnen vergunningen, nadat zij de verschuldigde bedragen, bedoeld in artikel 34, hebben betaald.

  • 2. De Minister wijst de aanvragen af van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname waren uitgesloten.

§ 2. Winnende deelnemers

Artikel 34. Betaling en hoogte van verschuldigde bedrag
  • 1. Uiterlijk twee weken na de bekendmaking, bedoeld in artikel 32, betaalt de winnende deelnemer:

    • a. het door hem verschuldigde bedrag, of

    • b. de helft van het door hem verschuldigde bedrag, indien hij overeenkomstig bijlage 1, onderdeel 3.2, uitstel van betaling heeft verzocht en verkregen, waarna de deelnemer het restant betaalt uiterlijk één jaar na de dag waarop de vergunningen zijn verleend.

  • 2. Het verschuldigde bedrag is de optelsom van de winnende biedingen van de betreffende deelnemer.

Artikel 35. Terugstorten waarborgsommen en teruggave bankgaranties winnende deelnemers
  • 1. Indien de winnende deelnemer een waarborgsom heeft gestort, wordt de waarborgsom aangewend voor de betaling van het voor de vergunning of vergunningen verschuldigde bedrag, met dien verstande dat:

    • a. indien de waarborgsom van een deelnemer minder dan het verschuldigde bedrag bedraagt, die deelnemer het restant van het verschuldigde bedrag betaalt, en

    • b. indien de waarborgsom van een deelnemer méér dan het verschuldigde bedrag bedraagt, het bedrag van de waarborgsom dat resteert aan die deelnemer wordt teruggestort uiterlijk twee weken nadat de vergunningen, bedoeld in artikel 33, eerste lid, aan hem zijn verleend.

  • 2. Artikel 9, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, met dien verstande dat de Minister slechts de rente vergoedt over het deel van de waarborgsom dat wordt teruggestort.

  • 3. Indien de winnende deelnemer een bankgarantie heeft afgegeven, is artikel 9, eerste lid, onderdeel b, van overeenkomstige toepassing, nadat de winnende deelnemer het verschuldigde bedrag heeft betaald.

§ 3. Niet-winnende deelnemers en uitgesloten aanvragers

Artikel 36. Terugstorten waarborgsommen en teruggave bankgaranties aan niet-winnende deelnemers en uitgesloten aanvragers

Artikel 9 is van overeenkomstige toepassing op de waarborgsom of bankgarantie van niet-winnende deelnemers en van aanvragers die van deelname of verdere deelname waren uitgesloten.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 37. Wijziging Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003

In de artikelen 1, onderdelen d tot en met j, 29, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003, wordt na ‘Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003’ telkens ingevoegd ‘zoals deze luidde vóór de inwerkingtreding van de Regeling van de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 februari 2023, nr. WJZ 34858995 (14696), handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, tot wijziging van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 in verband met modernisering van de clausuleringen’.

Artikel 38. Wijziging Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003

In de artikelen 1, onderdelen d tot en met g, 27, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003, wordt na ‘Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003’ telkens ingevoegd ‘zoals deze luidde vóór de inwerkingtreding van de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 februari 2023, nr. WJZ 34858995 (14696), handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, tot wijziging van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 in verband met modernisering van de clausuleringen’.

Artikel 39. Wijziging Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep

De Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep wordt als volgt gewijzigd:

a. Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3a. Scheiding landelijke en niet-landelijke FM-markt

Eén rechtspersoon gebruikt of verwerft niet zowel frequentieruimte als bedoeld in artikel 4, als frequentieruimte als bedoeld in artikel 5.

b. In artikel 4 wordt ‘vier’ vervangen door ‘drie’.

Artikel 40. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 41. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen landelijke commerciële radio-omroep 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 23 februari 2023

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6, DERDE LID

AANVRAAGFORMULIER

  • 1. Aanvrager

    1.1 Statutaire naam aanvrager

    1.2 Rechtsvorm

    1.3 Nummer van inschrijving in het handelsregister (of daarmee vergelijkbaar register)

    1.4 Vestigingsadres

    1.4.1 Straat + huisnummer

    1.4.2 Postcode

    1.4.3 Plaats

    1.5 Correspondentieadres (indien afwijkend van het vestigingsadres)

    1.5.1 Straat + huisnummer

    1.5.2 Postcode

    1.5.3 Plaats

  • 2. Contactgegevens (gedurende de aanvraagprocedure)

    2.1 Voornamen (voluit)

    2.2 Achternaam

    2.3 Telefoonnummer

    2.4 E-mailadres

  • 3. Vergunning aanvragen

    3.1 Ik vraag het/de volgende pakket(ten) aan (maximaal 3):

    • ° LCO1: FM-vergunning A01 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd)

    • ° LCO2: FM-vergunning A02 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd)

    • ° LCO3: FM-vergunning A03 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd)

    • ° LCO4: FM-vergunning A04 en bijbehorende DAB-vergunning

    • ° (nieuws)

    • ° LCO5: FM-vergunning A05 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd)

    • ° LCO6: FM-vergunning A06 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd)

    • ° LCO7: FM-vergunning A07 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd)

    • ° LCO8: FM-vergunning A08 en bijbehorende DAB-vergunning (ongeclausuleerd)

    • ° LCO9: FM-vergunning A09 en bijbehorende DAB-vergunning (Nederlandstalige muziek)

    Ten overvloede wordt opgemerkt dat het mogelijk is om gedurende de veiling te wisselen tussen pakketten.

    3.2 Kruis aan indien van toepassing

    • ° Ik dien hierbij een verzoek in om uitstel van betaling als bedoeld in artikel 4:94 van de Algemene wet bestuursrecht ter grootte van de helft van het verschuldigde bedrag bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Regeling, voor de duur van één jaar gerekend vanaf de dag na verlening van de vergunning. Op grond van artikel 4:101 van de Algemene wet bestuursrecht is over dit deel wettelijke rente verschuldigd, te rekenen vanaf de datum waarop het bedrag op grond van artikel 34, eerste lid, van de Regeling dient te zijn betaald tot en met de datum waarop het bedrag wordt betaald.

  • 4. Gemachtigden gedurende veilingprocedure

    4.1 Gemachtigde 1

    4.1.1 Voornamen (voluit)

    4.1.2 Achternaam

    4.1.3 Telefoonnummer

    4.1.4 E-mailadres

    4.2 Gemachtigde 2

    4.2.1 Voornamen (voluit)

    4.2.2 Achternaam

    4.2.3 Telefoonnummer

    4.2.4 E-mailadres

    4.3 Gemachtigde 3

    4.3.1 Voornamen (voluit)

    4.3.2 Achternaam

    4.3.3 Telefoonnummer

    4.3.4 E-mailadres

    4.4 Gemachtigde 4

    4.4.1 Voornamen (voluit)

    4.4.2 Achternaam

    4.4.3 Telefoonnummer

    4.4.4 E-mailadres

  • 5. Verklaringen

    Met ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart de aanvrager dat:

    • Geen afbreuk mededinging

      hij en, indien er sprake is van verbonden rechtspersonen, anderen die zijn betrokken bij die rechtspersonen, zich voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft/hebben onthouden van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure en zich zullen onthouden van het maken van dergelijke afspraken of het doen van dergelijke gedragingen.

    • Statutaire en financiële positie

      de aanvrager is een rechtspersoon, opgericht in overeenstemming met het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging heeft binnen de Europese Economische Ruimte.

      De aanvrager verklaart verder dat ten tijde van de ondertekening:

      • ° de aanvrager (uitgezonderd terugwerkende kracht tot 0:00 uur van diezelfde dag) niet failliet is verklaard;

      • ° de aanvrager geen aangifte tot eigen faillissement heeft gedaan;

      • ° de aanvrager niet is ontbonden;

      • ° aan de aanvrager geen surseance van betaling is verleend;

      • ° de aanvrager geen aanvraag tot surseance van betaling heeft gedaan.

  • 6. De volgende documenten zijn bijgevoegd

    • Recent uittreksel uit het handelsregister of daarmee vergelijkbaar register (niet ouder dan een maand gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag) van:

      • de aanvrager;

      • (indien van toepassing) dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

      • (indien van toepassing) andere ondernemingen waarmee de aanvrager een verbonden rechtspersoon is, en/of deel uitmaakt van een groep, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

      Meest recente statuten van (alle pagina’s):

      • de aanvrager;

      • (indien van toepassing) eventuele dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 24a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;(indien van toepassing) andere ondernemingen waarmee de aanvrager een verbonden rechtspersoon mee is, van een groep, als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

    • Kopie van de ondertekende toestemming (het besluit) van het Commissariaat voor de Media, bedoeld in artikel 3.1 van de Mediawet 2008 (zie artikel 5 van Regeling).

    • Kopie geldig identiteitsbewijs van alle in onderdeel 9 genoemde bestuurders die bevoegd zijn om de aanvrager rechtsgeldig te vertegenwoordigen.

    • (indien van toepassing) Volmachten voor bevoegde ondertekening door in onderdeel 9 genoemde gemachtigden.

    • (indien van toepassing) Bankgarantie, conform bijlage 2;

  • 7. Beschrijving eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen

    Deze bepaling is erop gericht om van u alle relevante informatie te verkrijgen en te kunnen beoordelen of sprake is van verbondenheid. Zoals ook uitdrukkelijk uit grond i. blijkt gaat het om alle relevante omstandigheden. De bedoeling is niet dat u kort per grond beschrijft of en hoe deze op u van toepassing is, maar dat u een zelfstandig leesbaar document met de beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen aanlevert, waarin u alle relevante aspecten zoals opgenomen in de opsomming onder a. tot en met i. bespreekt. De omvang van deze beschrijving is afhankelijk van de aard en omvang van de rechtspersoon, de complexiteit van de juridische structuur waarvan die rechtspersoon deel uitmaakt en de eventuele overeenkomsten die gesloten zijn en die zien op bijvoorbeeld productie van het radioaanbod of reclame-inkomsten. In sommige gevallen, bijvoorbeeld als de aanvrager een stichting of een besloten vennootschap is met een enig aandeelhouder (eventueel met een tussenholding), die zelf het programma-aanbod samenstelt en uitzendt, kan een korte beschrijving volstaan.

    Zodra echter sprake is van een aanvrager die onderdeel is van een grotere structuur van vennootschappen en/of diverse vormen van samenwerking met andere partijen, dient u een uitgebreide omschrijving te geven van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen, voorzien van een schematisch overzicht van de structuur van de betrokken rechtspersonen (dus niet alleen de aanvrager, maar ook alle vennootschappen daarboven tot aan de ultimate benificial owners, zelfs als dat buitenlandse partijen zijn).

    In de beschrijving en het schematische overzicht worden duidelijk de aandelenverdeling, de bestuurders enzovoorts weergegeven. U dient daarin ook aan te geven met welke andere partijen overeenkomsten bestaan, die bijvoorbeeld zien op productie van programma-aanbod, gebruik van licenties, verkoop van reclame en doorgifte van bandbreedte.

    Uit de beschrijving met het schematische overzicht moet duidelijk worden wie juridisch gezien invloed heeft op de aanvrager, bijvoorbeeld via benoemingsrechten of goedkeuringsrechten. Ook moet duidelijk worden wie invloed kan verkrijgen, bijvoorbeeld op grond van bestaande overeenkomsten zoals via pandrechten, vruchtgebruik of opties op aandelen. Ook dient u in te gaan op de wijze van financiering van de aanvrager en welke voorwaarden daarbij gelden. Tot slot dient u in de beschrijving in te gaan op de vraag of er nog feitelijke invloed is van (rechts)personen op de aanvrager. Uiteraard voegt u alle relevante bijlagen bij.

    De bedoeling is dat de beschrijving van de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen een zelfstandig leesbaar en begrijpelijk stuk is.

    In het geval de onderstaande subonderdelen op u van toepassing zijn, dient u hier in uw beschrijving in ieder geval op in te gaan en de genoemde bijlagen bij te voegen.

    In het geval het subonderdeel niet van toepassing is, dient dit als zodanig bij het betreffende subonderdeel te worden aangegeven:

    • a. de grootte van het aandelenkapitaal, de samenstelling in soorten aandelen (zoals gewone, preferente, converteerbare of prioriteitsaandelen) en de verdeling over de aandeelhouders, alles ten aanzien van de aanvrager;

      • ° n.v.t.

    • b. het vreemde vermogen van de aanvrager (zoals obligatieleningen, achtergestelde leningen en leningen waarvoor een hypotheek- of pandrecht is verstrekt), wie de financiële middelen ter beschikking hebben gesteld en aan wie de aanvrager zekerheidsrechten heeft verleend;

      • ° n.v.t.

    • c. de wijze van besluitvorming binnen het bestuur, de raad van commissarissen en de vergadering van aandeelhouders onder meer bij benoeming, schorsing of ontslag van leden van het bestuur of de raad van commissarissen;

      • ° n.v.t.

    • d. aan wie en onder welke condities en beperkingen (doorlopende) volmachten zijn gegeven om de aanvrager te vertegenwoordigen (procuratie), in welk geval een kopie of kopieën van verleende geldige volmachten bij de aanvraag worden gevoegd;

      • ° n.v.t.

    • e. het doel en de feitelijke werkzaamheden van de aandeelhouders van de aanvrager, voor zover deze aandeelhouders rechtspersonen zijn;

      • ° n.v.t.

    • f. bestaande en voorgenomen overeenkomsten tussen enerzijds de aanvrager of een rechtspersoon die behoort tot de groep van de aanvrager (bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) en anderzijds rechtspersonen, vennootschappen, of natuurlijke personen, die zelf of via een dochter- of moedervennootschap radioprogramma’s via de ether verzorgen of van plan zijn dat te doen,(in welk geval een kopie van bestaande en voorgenomen overeenkomsten bij de aanvraag worden gevoegd, of, indien deze informatie niet is vastgelegd, een volledige beschrijving wordt opgenomen in de aanvraag);

      • ° n.v.t.

    • g. andere dan de onder a tot en met e bedoelde banden die de eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen van de rechtspersoon raken en die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of er sprake is van een verbonden rechtspersoon.

      • ° n.v.t.

    • h. een omschrijving van hoe het programma-aanbod tot stand komt, welke andere (omroep-)partijen daarbij betrokken zijn en met welke afspraken. Voeg de kopieën van de betreffende overeenkomsten bij.

      • ° n.v.t.

    • i. een schematisch overzicht van de groep van de aanvrager, inclusief bestuurders en aandeelhouders, eventuele pandrechten, recht van vruchtgebruik of andere afspraken. Voeg de documentatie die ten grondslag ligt aan deze rechten en/of afspraken, bij.

      • ° n.v.t.

      De aanvrager voegt in verband met de toetsing op verbondenheid bovendien de volgende documenten bij de aanvraag:

    • j. een kopie van het aandeelhoudersregister van de aanvrager, waaruit blijkt wie de aandeelhouders zijn ten tijde van de aanvraag (tenzij de aanvrager enig aandeelhouder van de vennootschap is);

      • ° n.v.t.

    • k. kopieën van overeenkomsten tussen en volmachten van stemgerechtigden in de algemene vergadering van aandeelhouders van de aanvrager en in de algemene vergadering van aandeelhouders van de moedermaatschappij van de aanvrager;

      • ° n.v.t.

    • l. kopieën van documenten inzake beschermingsconstructies van de aanvrager en de moedermaatschappij van de aanvrager, in het bijzonder beschermingsconstructies met betrekking tot plaatsing van preferente aandelen of prioriteitsaandelen bij een rechtspersoon of een natuurlijk persoon;

      • ° n.v.t.

    • m. kopieën van bestuurlijke rechtsoordelen van het Commissariaat voor de Media en alle communicatie daarover met het Commissariaat voor de Media.

      • ° n.v.t.

  • 8. Verkeer langs elektronische weg

    Kruis aan indien van toepassing:

    • ° De aanvrager die zijn aanvraag per aangetekende post of persoonlijke overhandiging indient, verklaart hierbij bereikbaar te zijn langs elektronische weg. (De aanvrager die zijn aanvraag langs elektronische weg indient maakt daarmee al kenbaar bereikbaar te zijn langs elektronische weg.)

    Publieke sleutel van de aanvrager voor versleutelde communicatie:

    ..................................

  • 9. Ondertekening

    Ondergetekende(n), (gezamenlijk) bevoegd op grond van het bij deze aanvraag overgelegde uittreksel(s) uit het handelsregister, de overlegde statuten en/of de overgelegde volmacht(en), verklaart/verklaren dat de informatie die in deze aanvraag is verstrekt juist en volledig is en dat de personen genoemd in onderdeel 4 door middel van deze aanvraag volledig, zelfstandig en onbeperkt gemachtigd zijn om namens de aanvrager op te treden in de veilingprocedure.

    9.1. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

    9.1.1 Naam ondertekende

    9.1.2 Plaats

    9.1.3 Datum

    9.1.4 Handtekening

    9.2. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

    9.2.1 Naam ondertekende

    9.2.2 Plaats

    9.2.3 Datum

    9.2.4 (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening

    9.3. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

    9.3.1 Naam ondertekende

    9.3.2 Plaats

    9.3.3 Datum

    9.3.4 (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening

    9.4. Bestuurder (of gevolmachtigde daarvan)

    9.4.1 Naam ondertekende

    9.4.2 Plaats

    9.4.3 Datum

    9.4.4 (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening

  • 10. Verklaring notaris

    De personen genoemd in onderdeel 9 zijn ten behoeve van de Minister door de notaris geïdentificeerd in persoon, volgens de regels van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en hebben (indien geen gebruik wordt gemaakt van een gekwalificeerde elektronische handtekening) in het bijzijn van ondergetekende notaris hun handtekening geplaatst in onderdeel 9.

    Van deze personen is een door de notaris gewaarmerkte kopie van het legitimatiebewijs bij de aanvraag gevoegd.

    De notaris verklaart ten tijde van diens ondertekening naar beste kunnen te hebben geverifieerd dat op het moment van verificatie de aanvrager:

    • niet failliet is verklaard (uitgezonderd terugwerkende kracht tot 0.00 uur van de dag van deze ondertekening);

    • dat aan de aanvrager geen surseance van betaling is verleend;

    Van deze controle is een door de notaris gewaarmerkte uitdraai van het relevante register bij de aanvraag gevoegd.

    Naam notaris:

    Plaats:

    Datum:

    (Gekwalificeerde elektronische) Handtekening:

    De verklaring van de notaris mag desgewenst door middel van een bijlage, in ongewijzigde tekst, worden verstrekt. De verklaring mag niet later dan 2 dagen voor het indienen van de aanvraag zijn opgemaakt.

BIJLAGE 2 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, DERDE LID, ONDERDEEL B

– Model bankgarantie –

  • I. De ondergetekende............... (naam van een bank die is gevestigd in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte) 1, gevestigd te..............., mede kantoorhoudende te..............., hierna te noemen: ‘de bank’;

    In aanmerking nemende:

    • A. dat artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt dat voor het gebruik van frequentieruimte een vergunning is vereist van de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: ‘de minister’);

    • B. dat de minister bij besluit van [PM: DATUM] heeft bekendgemaakt dat de pakketten (als bedoeld in artikel 2 van de Regeling aanvraag- en veilingprocedure vergunningen landelijke commerciële radio-omroep 2023 (hierna: de Regeling)) overeenkomstig deze Regeling worden verdeeld;

    • C. dat............... (naam aanvrager), rechtspersoon naar............... recht (het recht van een van de lidstaten van de Europese Unie of van een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte)2, waarvan de zetel is gevestigd te..............., kantoorhoudende te..............., hierna te noemen: ‘de aanvrager’, voornemens is een bieding in de veiling uit te brengen teneinde een een/meerdere pakketten als opgenomen in het onder B bedoelde bekendmakingsbesluit te verwerven;

    • D. dat de minister met betrekking tot de verdeling van vergunningen voor landelijke commerciële radio regels heeft gesteld. Deze regels zijn vastgelegd in de Regeling;

    • E. dat degene die een aanvraag om de voornoemde pakket(ten) indient op grond van artikel 8 van de Regeling verplicht is voor de vergunning een zekerheid te verschaffen door een waarborgsom ter grootte van € 1.500.000,– per pakket, waar de aanvraag, voor zover van toepassing, na toepassing van artikel 11, eerste of tweede lid, van de Regeling betrekking op heeft, te storten dan wel voor dat bedrag een bankgarantie te verstrekken. Deze zekerheid heeft een looptijd tot, in geval van afwijzing van de aanvraag, het tijdstip van die afwijzing, tot, in geval van niet in behandeling nemen van de aanvraag, het tijdstip van het besluit om de aanvraag niet te behandelen, of tot, in geval van toewijzing van de aanvraag, het tijdstip waarop het bod volledig is betaald;

    • F. dat de aanvrager op grond hiervan is gehouden een waarborgsom te storten of een bankgarantie te doen stellen ter zekerheid van al hetgeen de aanvrager ter zekerheid verschuldigd is, hierna te noemen: ‘de vordering’, aan de Staat der Nederlanden, rechtspersoon naar Nederlands recht, waarvan de statutaire zetel is gevestigd te ’s-Gravenhage, hierna te noemen: ‘de Staat’;

    • G. dat de aanvrager de bank heeft verzocht een onherroepelijke en onafhankelijke bankgarantie te stellen ten behoeve van de Staat, welke op eerste verzoek van de Staat betaalbaar is.

  • II. Verbindt zich tot het navolgende:

    • A. De bank stelt zich bij wijze van zelfstandige verbintenis tot een bedrag van €...............2 (zegge: .......... .............................euro3), onherroepelijk garant jegens de Staat voor de betaling van al hetgeen de Staat blijkens een schriftelijke verklaring van de Staat ter zake van de Vordering van de aanvrager te vorderen heeft, aldus dat de bank zich verbindt het gevorderde bedrag als eigen verplichting aan de Staat te voldoen.

    • B. De bank verbindt zich om als eigen schuld op eerste verzoek en op de enkele schriftelijke mededeling van de Staat zonder overlegging van enig ander document of opgaaf van redenen te verlangen, aan de Staat te voldoen het bedrag dat de Staat verklaart ter zake van de vordering van de aanvrager te vorderen te hebben, met dien verstande dat de bank nimmer gehouden is aan de Staat meer te voldoen dan het hiervoor vermelde maximumbedrag.

    • C. Deelberoepen onder deze bankgarantie zijn mogelijk. Het maximumbedrag van deze bankgarantie wordt met een bedrag gelijk met dat van elk deelberoep verlaagd.

    • D. Deze bankgarantie vervalt na ontvangst door de bank van een per aangetekende brief gezonden schriftelijke verklaring van de Staat dat de bankgarantie vervalt en in ieder geval één jaar na datum van ondertekening van deze garantie, tenzij de bank ten minste één maand voor de einddatum van de garantie per aangetekende brief een schriftelijke verklaring van of namens de minister heeft ontvangen dat deze bankgarantie niet vervalt, in welk geval de garantie telkens voor een nieuwe termijn van een jaar geldig is.

    • E. Deze bankgarantie wordt beheerst door Nederlands recht. Geschillen ter zake van deze bankgarantie kunnen uitsluitend worden voorgelegd aan de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage.

    • F. Na verval van deze bankgarantie kan de Staat geen enkele aanspraak meer maken jegens de bank uit hoofde van deze bankgarantie tenzij de bank voorafgaande aan het moment waarop deze bankgarantie zou vervallen.

    Plaats:.........................................................................................................

    Datum:........................................................................................................

    Naam bank:...........................................

    Naam medewerker:......................................................................................

    Functie medewerker:......................................

    Handtekening medewerker3

    Stempel bank:

TOELICHTING

Algemeen Deel

1. Inleiding

1.1 Hoofdlijnen

Deze regeling voorziet in de aanvraag- en veilingprocedure voor de verdeling van de vergunningen voor analoge landelijke commerciële radio-omroep (hierna: landelijke FM-vergunningen) en de daarbij behorende vergunningen voor digitale radio-omroep (hierna: DAB-vergunningen). Hiermee geeft de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de Minister) uitvoering aan een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2022.4 Deze uitspraak is op 20 december 2022 bevestigd door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.5

1.2. Achtergrond en voorgeschiedenis

Op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de Telecommunicatiewet (hierna: de wet) en het Nationaal Frequentieplan 2014, is voor de meeste vormen van frequentiegebruik een vergunning van de Minister vereist. Dit geldt ook voor het frequentiegebruik voor commerciële radio-omroep. De Minister heeft, op grond van artikel 3.10, eerste lid, van de wet, verschillende mogelijkheden om deze vergunningen te verdelen.

De thans nog tot en met 31 augustus 2023 geldende landelijke commerciële FM-vergunningen zijn voor de laatste keer verdeeld in 2003 met gebruikmaking van een vergelijkende toets met financieel bod.6 Sinds deze verdeling in 2003 is de looptijd van de landelijke FM-vergunningen driemaal verlengd: in 2011, 2017 en 2022. Bij de eerste verlenging, in 2011, is de zogenoemde koppeling met de DAB-vergunningen ingevoerd. Bij de verlengingen daarna is deze koppeling telkens gecontinueerd.

De meest recente verlenging, in 2022 (de zogenoemde ambtshalve verlenging van met 1 jaar), was het gevolg van de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2022. Voorwerp van dit bestuursrechtelijk geschil was het besluit van 26 augustus 2021 (hierna: het Verlengbaarheidsbesluit) op grond waarvan – kort gezegd – de landelijke FM-vergunningen voor 3 jaar zouden kunnen worden verlengd, en de daaraan gekoppelde DAB-vergunningen opnieuw voor 3 jaar zouden kunnen worden verleend, in verband met de sterke terugval in advertentie-inkomsten door de uitbraak van de coronacrisis. De rechtbank heeft dit Verlengbaarheidsbesluit uiteindelijk vernietigd en de Minister opgedragen om, na een nieuwe verdeling van de vergunningen, uiterlijk met ingang van 1 september 2023 over te gaan tot vergunningverlening. De uitspraak van de rechtbank Rotterdam is op 20 december 2022 bevestigd door het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Deze regeling strekt hiertoe.

2. Keuze voor veiling en veilingmodel

2.1. Keuze voor het verdeelinstrument ‘veiling’

Bij besluit van 24 februari 2023 heeft de Minister met een zogenoemd bekendmakingsbesluit beslist om de vergunningen te verdelen door middel van een veiling als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, onderdeel f, van de wet. Deze regeling voorziet in de aanvraag- en veilingprocedure.

Schaarste speelt een rol bij de verdeling van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte waarvan naar alle waarschijnlijkheid de vraag naar de betreffende frequentieruimte het aanbod zal overtreffen. Dat kan betekenen dat er meer marktpartijen zijn met belangstelling voor de betreffende vergunningen dan dat er beschikbare vergunningen zijn. Er is dan sprake van absolute schaarste. Het kan ook betekenen dat één of meer marktpartijen onderling verschillende interesses hebben in verschillende hoeveelheden frequentieruimte. Dan is er sprake van relatieve schaarste.

Bij de verdeling van schaarse vergunningen is het op grond van EU-recht, en op grond van Nederlandse ongeschreven rechtsbeginselen, noodzakelijk dat partijen in een open en transparant proces gelijke kansen krijgen op toegang tot het spectrum. In de Nota Frequentiebeleid 2016 is aangegeven dat bij de uitgifte van schaarse vergunningen – absoluut en relatief – voor iedere toepassing (dus ook omroep) – een veiling het aangewezen verdeelinstrument is.7 Een veiling bewerkstelligt dat vergunningen terecht komen bij die marktpartijen die uiteindelijk de meeste waarde weten te realiseren met deze commercieel te benutten frequentieruimte. Daarmee bevordert de veiling de mededinging, zoals ook bedoeld in artikel 3.10, tweede lid, van de wet.

2.2. Veilingdoelstellingen

Er zijn verschillende veilingmodellen. De keuze voor een veilingmodel is bepaald aan de hand van een aantal doelstellingen. In hiërarchische volgorde zijn de doelstellingen voor deze veiling als volgt: eenvoud, realistische veilingopbrengst, keuzevrijheid en transparantie.

De verwachte potentiële deelnemers – ook de grotere – hebben relatief weinig ervaring met een veiling van frequenties. Voor een zo gelijk mogelijk speelveld en een goed verloop van de veiling met onervaren deelnemers wordt eenvoud daarom belangrijk gevonden. Dit behelst in ieder geval de begrijpelijkheid van de veilingregels alsook het kunnen bepalen van de meest optimale biedstrategie. Dit betekent ook dat het voor deelnemers mogelijk moet zijn om aan de veiling deel te nemen zonder dat zij een veilingadviseur hoeven in te schakelen.

Onder een realistische veilingopbrengst wordt hier verstaan een opbrengst die de marktwaarde van de te verlenen vergunningen weerspiegelt. De vergunningen moeten dus enerzijds niet voor een te laag bedrag van de hand gaan. Anderzijds moet ook voorkomen worden dat bieders overbieden, bijvoorbeeld als gevolg van een zogenoemde winner’s curse of als gevolg van een verkeerde inschatting van het aantal verkochte vergunningen. Het gaat er uitdrukkelijk niet om een maximale opbrengst uit deze veiling te halen. Een realistische veilingopbrengst heeft daarnaast als doel dat de winnaars van de veiling een prikkel krijgen om hun gedane investering (het verkrijgen van de vergunning) te gelde te maken. Naast de ingebruiknameverplichting zorgt dit ervoor dat frequenties niet onbenut blijven en dat aldus efficiënt gebruik wordt gemaakt van het spectrum.

Uiteraard is het daarbij eveneens van belang dat de vergunningen uiteindelijk terecht komen bij partijen die daarmee de meeste economische waarde weten te generen en dat er dus sprake is van een efficiënte allocatie.

Onder de doelstelling keuzevrijheid wordt verstaan dat de veilingregels zoveel als mogelijk flexibiliteit aan de bieders toestaat, voor wat betreft de (combinaties van) vergunningen waarop zij kunnen bieden. Een veilingontwerp dat bieders in staat stelt om gedurende de veiling tussen (combinaties van) vergunningen te wisselen scoort op dit criterium hoger dan een ontwerp dat die mogelijkheid niet in zich bergt.

Tot slot is van belang dat het proces van de veiling – voor, gedurende en achteraf – zo transparant als mogelijk is, zonder afbreuk te doen aan de overige veilingdoelstellingen.

2.3. Keuze voor een simultane meerrondenveiling

Het onderzoeksbureau Auctiometrix heeft onderzocht welke veilingmodellen geschikt zijn voor het veilen van de landelijke commerciële radiovergunningen uitgaande van de hierboven genoemde doelstellingen. In 2016 heeft Auctiometrix met het oog op de destijds voorgenomen veiling van vergunningen (voor landelijke en niet-landelijke) commerciële radio-omroep (FM en DAB) geadviseerd8 over de vraag welk veilingmodel het meest geschikt is voor de verdeling van de landelijke commerciële FM- en DAB-vergunningen.

In het 2016-Advies heeft Auctiometrix voor de verdeling van de landelijke commerciële vergunningen twee mogelijke veilingmodellen geadviseerd: de simultane meerrondenveiling (hierna: eveneens SMRA) of de zogenoemde sequential ascending right-to-choose auction (i.e. een sequentiële reeks van Engelse veilingen waarbij per veiling het recht wordt geveild om één van de nog resterende vergunningen te kiezen). Welk van de twee veilingmodellen het best gekozen kan worden, is afhankelijk van het feit of er voor de meerderheid van de vergunningen reserveringsprijzen kunnen worden bepaald. Indien reserveringsprijzen bepaald kunnen worden, dan heeft de simultane meerrondenveiling de voorkeur. Indien de reserveringsprijzen lastig te bepalen zijn, dan heeft de right-to-choose veiling de voorkeur. Dit veilingmodel zorgt namelijk ook zonder reserveringsprijs voor een realistische veilingopbrengst, terwijl het slechts iets inboet aan eenvoud.

Ten behoeve van een veiling in 2023 heeft de Minister aan Auctiometrix gevraagd of het advies uit 2016 nog steeds bruikbaar is.9

Uiteraard zijn alle relevante feiten en omstandigheden die sindsdien gewijzigd zijn aan Auctiometrix meegegeven met als doel om een nauwkeurige vergelijking te kunnen maken en zo een zorgvuldig advies te kunnen opstellen. Dit advies is al ruim vóór de uitspraak van de rechtbank Rotterdam gevraagd, omdat de Minister ook – zo goed als mogelijk – voorbereid wilde zijn voor een eventuele vernietiging van het landelijke Verlengbaarheidsbesluit.

Auctiometrix komt in dit tweede advies tot de conclusie dat de landelijke commerciële FM- en DAB-vergunningen – conform het advies uit 2016 – het best door middel van een simultane meerrondenveiling verdeeld kunnen worden, aangezien het zeer aannemelijk is dat er reserveringsprijzen vastgesteld kunnen worden.

Een SMRA is een veiling waarvan de veilingregels relatief eenvoudig zijn te doorgronden voor deelnemers en uit te voeren voor de veilingmeester. Voor de deelnemers is het ook vrij eenvoudig om een biedstrategie te bepalen. Het open karakter van dit type veiling en het feit dat het uit meerdere ronden bestaat, draagt bij aan het voorkomen van een winner’s curse. Daarnaast maken deze kenmerken een SMRA tot een zeer transparante veiling.

Een sequentiële reeks van Engelse veilingen waarbij per veiling het recht wordt geveild om één van de nog resterende vergunningen te kiezen (right-to-choose) valt daarmee als optie af. Dit right-to-choose-veilingmodel heeft ook als nadeel dat het voor partijen die in meerdere vergunningen geïnteresseerd zijn, strategisch lastig kan zijn om te bepalen welke vergunningen zij als eerste kiezen. Dit is in het bijzonder lastig indien de waarderingen van de andere partijen moeilijk in te schatten zijn. Dit maakt dat dit veilingmodel minder scoort op de doelstelling eenvoud.

Op het advies om een SMRA als veilingmodel te hanteren heeft het maximaal aantal vergunningen dat één partij mag verwerven geen invloed. Het aantal landelijke clausuleringen heeft evenmin invloed op deze keuze. Wel moet het aantal activiteitspunten waarmee een bieder in de veiling start gelijkgesteld worden aan het gestelde maximum.

De Minister heeft het advies van Auctiometrix overgenomen en daarmee gekozen voor een simultane meerrondenveiling.

3. De aanvraagprocedure

3.1. De aanvraagfase

Voor het gebruik van frequentieruimte is op grond van artikel 3.13, eerste lid, van de wet een vergunning vereist. Om een vergunning te kunnen verkrijgen, dient allereerst een aanvraag te worden ingediend.

Om te verzekeren dat partijen over zowel analoog als digitaal spectrum kunnen beschikken in de transitiefase naar DAB, worden de FM- en DAB-vergunningen gecombineerd, dat wil zeggen samen in één pakket uitgegeven. Dit maakt dat een pakket bestaat uit twee afzonderlijke vergunningen die bij elkaar horen. Ter uitvoering van artikel 8 van het Frequentiebesluit 2013 (hierna ook: het Frequentiebesluit) geeft deze regeling aan op welke wijze een aanvraag voor een pakket moet worden ingediend en welke gegevens daarbij moeten worden overgelegd.

In hoofdstuk 2, paragraaf 1, van de regeling is opgenomen aan welke eisen de aanvraag en de aanvrager moeten voldoen. Zo is bepaald dat de aanvraag moet worden ingediend namens een rechtspersoon, dat iedere aanvrager één aanvraag in mag dienen, en daarbij gebruik moet maken van modelaanvraagformulier dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling. Hierbij kan de aanvrager wel vermelden dat eventueel door hem gewonnen vergunningen moeten worden verleend aan één of meer aan hem verbonden rechtspersonen (bijvoorbeeld dochterondernemingen). Een aanvrager mag ten hoogste 3 pakketten aanvragen (zie paragraaf 6 voor een nadere toelichting op dit aantal).

Als zekerheid voor de betaling van zijn bod dient de aanvrager een waarborgsom te storten of een bankgarantie af te geven ter grootte van € 1.500.000,– per pakket waarvoor de aanvrager in aanmerking wil komen. Het gebruik van een bankgarantie of waarborgsom is bij veilingen een geëigend middel om voorafgaande aan een veiling zekerheid te verkrijgen voor de betaling van het bod. Hierdoor wordt geborgd dat de vergunning wordt verleend aan een financieel bestendige vergunninghouder. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat alleen serieuze partijen die ook daadwerkelijk in staat zijn een pakket te exploiteren, worden toegelaten tot de veiling. In deze veiling is daarbij een belangrijk gegeven dat een pakket bestaat uit twee vergunningen, zowel analoog als digitaal met een lange looptijd. Niet alleen het bod dat de waarde van het pakket tot uitdrukking brengt, is voor het bepalen van een waarborgsom een belangrijk gegeven. De vaste terugkerende kosten die samenhangen met het exploiteren van een pakket bestaande uit meerdere vergunningen is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Zo blijkt uit de rapporten van SEO uit 2016 en 202110 dat voor de eerste twee jaar van de looptijd van een vergunning in ieder geval zo’n 5,5 miljoen beschikbaar moet zijn voor een ‘potentiële effectieve toetreder om een FM-radiozender te kunnen exploiteren.’ Dit bedrag is gebaseerd op de kosten en inkomsten voor een fictief ongeclausuleerd kavel. In dit bedrag zijn niet de exploitatiekosten van de DAB-vergunning verdisconteerd. Uit openbare gegevens van radiostations blijkt dat de exploitatie per pakket aanzienlijk kunnen zijn.

Bij de vaststelling van de hoogte van een waarborgsom dan wel bankgarantie is het echter van belang om enerzijds voorafgaand aan de veiling zekerheid te verkrijgen dat alleen serieuze deelnemers een aanvraag indienen en anderzijds dat het bedrag niet onnodig hoog is. Dit laatste om te voorkomen dat er een onnodige drempel wordt opgeworpen. Een bedrag van € 1.5 miljoen,– per pakket dat een partij wil verwerven lijkt dan allerzins redelijk om tegemoet te komen aan alle betrokken belangen.

Een aanvraag kan gedurende vier weken worden ingediend. Ingevolge artikel 3 van deze regeling gaat de aanvraagprocedure van start op 7 maart 2023. De aanvraag wordt ingediend per aangetekende post, door middel van persoonlijke overhandiging of met gebruikmaking van de digitale weg. Gedurende en na het verstrijken van de hiervoor genoemde termijn zal de Minister de ontvangen aanvragen beoordelen aan de hand van de eisen die zijn opgenomen in deze regeling.

Een aanvrager kan kiezen of hij zijn aanvraag per versleutelde e-mail, per e-mail, per aangetekende post of door middel van persoonlijke overhandiging indient. De publieke sleutel voor het indienen van een versleutelde e-mail is te vinden op de website van de RDI: www.rdi.nl/documenten/publicaties/2023/01/12/publieke-pgp-sleutel-lco. Om vertrouwelijkheid van de inhoud te waarborgen, is het zeer wenselijk dat alle e-mailcommunicatie tussen aanvrager en de RDI versleuteld plaatsvindt. Het is daarom van belang dat een aanvrager zelf een sleutelpaar aanmaakt en de publieke sleutel bij de aanvraag voegt. Een lijst van softwarepakketten die gebruikt kunnen worden is bijvoorbeeld te vinden via www.openpgp.org/software/.

Een vereiste voor het via e-mail versturen van de aanvraag of andere documenten waarvoor een handtekening nodig is, is dat deze documenten zijn voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening. Bij andere documenten gaat het bijvoorbeeld om de bankgarantie en het eventuele verzuimherstel. Hiervoor dient de aanvrager of de deelnemer over de middelen te beschikken om de documenten met een gekwalificeerde elektronische handtekening te kunnen ondertekenen.11 Dit kan bijvoorbeeld door het PDF- formaat (PAdES standaard) te gebruiken voor het elektronisch ondertekenen. Een gekwalificeerde elektronische handtekening wordt aangemaakt met een daartoe gekwalificeerd middel en wordt gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat.12 Aanvragers of deelnemers kunnen het middel en het certificaat verkrijgen bij een in de EU-gekwalificeerde aanbieder naar keuze. Een actueel overzicht van aanbieders is te vinden op: https://esignature.ec.europa.eu/efda/tl-browser/#/screen/home. De identiteit van de ondertekenaar wordt gewaarborgd door het gebruik van een gekwalificeerde elektronische handtekening op basis van een persoonlijk certificaat. De authenticiteit van de handtekening wordt door de RDI gecontroleerd.

Uit artikel 2:16 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de elektronische handtekening geldig is in het digitale verkeer, mits deze voldoende betrouwbaar wordt geacht, gelet op de aard en inhoud van het bericht. Artikel 3.15a van het Burgerlijk Wetboek voegt hieraan toe dat de geavanceerde elektronische handtekening en de gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde rechtsgevolgen als een natte handtekening kunnen hebben, wanneer de ondertekening voldoende betrouwbaar is, gelet op het doel en op alle overige omstandigheden. Bij deze veiling zijn er grote commerciële belangen. Een elektronische handtekening met een hoog betrouwbaarheidsniveau is daarom passend. Om deze reden is gekozen voor de gekwalificeerde elektronische handtekening, bedoeld in artikel 3, twaalfde lid, van Verordening (EU) nr. 910/2014 (eIDAS-verordening).

Indien de aanvrager zijn aanvraag per e-mail indient, dienen zowel de aanvrager als de notaris gebruik te maken van een gekwalificeerde elektronische handtekening. Het is niet mogelijk dat een aanvrager gebruikmaakt van een gekwalificeerde elektronische handtekening en de notaris een ‘natte handtekening’, of vice versa.

Degene die zijn aanvraag per (versleutelde) e-mail indient maakt daarmee kenbaar in het kader van die aanvraag langs elektronische weg bereikbaar te zijn.13 Partijen die ervoor kiezen om hun aanvraag op papier in te dienen, kunnen in onderdeel 10 van het aanvraagformulier aangeven bereikbaar te zijn langs elektronische weg en daarbij hun publieke sleutel voor versleutelde e-mail opgeven.

3.2 Reserveprijzen

De Minister heeft SEO Economisch Onderzoek (hierna: SEO) gevraagd om voor elk pakket te adviseren wat een redelijke reserveprijs zou kunnen zijn, uitgaande van gecombineerde pakketten bestaande uit zowel een FM-vergunning als een DAB-vergunning. In november 2022 heeft SEO – in samenwerking met het Instituut voor Informatierecht (IViR) – het ministerie hierover geadviseerd.14

De reserveprijs is de startprijs voor de veiling van de pakketten. Een reserveprijs dient twee doelen. Allereerst is deze bedoeld om niet-serieuze bieders te weren die bijvoorbeeld enkel geïnteresseerd zijn om deel te nemen aan de veiling uit speculatie-overwegingen of om de prijs op te drijven. Ten tweede dient een reserveprijs om bij te dragen aan een sneller verloop van de veiling. De reserveprijs is niet bedoeld om een realistische veilingopbrengst te bewerkstelligen of de marktwaarde te weerspiegelen. De reserveprijs moet ook niet op dat niveau worden gesteld, maar juist lager. Het is immers het veilingproces dat moet leiden tot een realistische veilingopbrengst. Op deze wijze wordt voorkomen dat de reserveprijs zo hoog is dat de veiling ‘mislukt’ en een goed onverdeeld blijft. Een hoge reserveprijs kan bovendien bieders ontmoedigen die wel degelijk serieus zijn. Het bepalen van de reserveprijs vraagt dus uiteindelijk een zorgvuldige weging van al deze belangen.

De reserveprijs wordt daarom doorgaans vastgesteld op basis van een afslag op de verwachte waarde van het te veilen spectrum. De afslag geeft de weging aan van de bovengenoemde doelstellingen. In de praktijk is het bepalen van de optimale reserveprijs – gegeven deze belangen – geen exacte wetenschap door onzekerheid over de marktwaarde van vergunningen, de betalingsbereidheid van gegadigden en het risico van collusie. Hoe meer onzekerheid er over de marktwaarde en betalingsbereidheid bestaat, hoe lager de reserveprijs redelijkerwijs zal moeten zijn om te voorkomen dat spectrum niet wordt uitgegeven. Hoe groter het risico op (stilzwijgende) collusie wordt geacht, hoe hoger de reserveprijs.

In spectrumveilingen wordt het percentage afslag doorgaans bepaald op basis van inzichten uit de economische literatuur en de ervaringen in de praktijk. Op basis van eerdere adviezen komt naar voren dat binnen de genoemde afwegingen een reserveprijs 60% van de geschatte waarde van het spectrum het meest in de rede ligt. Dit percentage past bij een situatie waarin de uitgevende instantie relatief zeker is over de waarde van het spectrum terwijl stilzwijgende collusie een reëel risico is – bijvoorbeeld als gevolg van een (naar verwachting) klein aantal gegadigden. Deze situatie is van toepassing op de markt voor commerciële radio waarin zeven ongeclausuleerde kavels worden geveild onder een naar verwachting beperkt aantal gegadigden. Voor de twee geclausuleerde kavels is het aantal geïnteresseerde partijen mogelijk nog kleiner. Deze partijen zijn bovendien onderdeel van een beperkt aantal concerns.

Met inachtneming van het bovenstaande komt SEO tot de volgende reserveprijzen, die tevens dienen als startprijzen in (de eerste ronde van de) veiling:

  • voor pakket LCO1: € 15.427.000,– (ongeclausuleerd);

  • voor pakket LCO2: € 7.794.000,– (ongeclausuleerd);

  • voor pakket LCO3: € 15.816.000,– (ongeclausuleerd);

  • voor pakket LCO4: € 0,– (nieuws);

  • voor pakket LCO5: € 4.792.000,– (ongeclausuleerd);

  • voor pakket LCO6: € 15.241.000,– (ongeclausuleerd);

  • voor pakket LCO7: € 11.493.000,– (ongeclausuleerd);

  • voor pakket LCO8: € 2.636.000,– (ongeclausuleerd), en

  • voor pakket LCO9: € 0,– (Nederlandstalige muziek).

Voor het bepalen van de reserveprijzen heeft SEO de waarde voor een nieuwkomer bepaald van de pakketten voor een periode van twaalf jaar. met startdatum 1 september 2023. SEO heeft hierbij gebruik gemaakt van de eerder door hen ontwikkelde systematiek. De waarde is contant gemaakt naar de startdatum 1 september 2023 van de uit te geven pakketten.

Het voorspelmodel voor de bedrijfsopbrengsten is geactualiseerd op basis van nieuwe marktdata, verkregen in een uitvraag aan de vergunninghouders. Daarnaast zijn alle inputvariabelen geactualiseerd voor zover nieuwe informatie daarover beschikbaar was. Concreet gaat het daarbij om de cpi, de reële groei en prijspeilontwikkeling van het BBP, ontwikkeling van de netto advertentieopbrengsten in de gehele radiomarkt, de WACC, de toezichtkosten van het Commissariaat voor de Media en de tarieven en grens voor de vennootschapsbelasting. In de kavelkenmerken zoals het demografisch bereik en opstelpunten zijn geen wijzigingen voorzien. Ten slotte is de impact van de nieuwe marktordening – na het loslaten van drie van de vijf clausuleringen – op de waarden ingeschat. Voor een verdere toelichting op de gehanteerde systematiek en de wijze van actualisatie van de voorspelmodellen wordt verwezen naar het advies van SEO van 27 november 2022.15

4. De veilingprocedure

4.1. Algemeen

De pakketten worden verdeeld middels een veiling. Zoals in paragraaf 2.3 is toegelicht, is gekozen voor de SMRA.

De regels van de SMRA zijn als volgt. Een SMRA bestaat uit meerdere opeenvolgende biedronden waarin de beschikbare vergunningen tegelijkertijd als concrete pakketten (pakket LCO1 tot en met pakket LCO9, elk bestaande uit één vergunning voor FM én een vergunning voor DAB) worden geveild. In elke ronde kunnen de bieders die (nog) gerechtigd zijn te bieden, gegeven de geldende minimumbiedprijzen, een bod uitbrengen op één of meer pakketten. Deelnemers mogen niet een onbeperkt aantal biedingen uitbrengen. Voor de bepaling van het aantal biedingen moeten de deelnemers hun zogenoemde activiteitsniveau in acht nemen.

4.2. Activiteitsniveau en activiteitspunten

Het activiteitsniveau is het aantal activiteitspunten waarover een deelnemer op een gegeven moment tijdens de veiling kan beschikken. Aan iedere pakket is in de veiling één activiteitspunt gekoppeld. Voor één bieding moet een deelnemer één activiteitspunt inzetten.

Een deelnemer aan de veiling beschikt in de eerste biedronde over het aantal activiteitspunten dat overeenkomt met het aantal pakketten waarvoor hij is toegelaten tot de veiling. Dit aantal is het activiteitsniveau van de deelnemer aan het begin van de veiling.

Het activiteitsniveau van een deelnemer kan in de tweede en daaropvolgende ronden veranderen. Uitgangspunt hiervoor is het biedgedrag van een deelnemer in de voorafgaande biedronde. Indien een deelnemer aan het begin van de veiling bijvoorbeeld over drie activiteitspunten beschikt, maar besluit in de eerste ronde maar op twee pakketten te bieden, dan bedraagt zijn activiteitsniveau voor de volgende ronde ten hoogste twee. Door slechts op twee pakketten te bieden, kan deze deelnemer in de rest van de veiling niet meer over zijn oorspronkelijke niveau van drie activiteitenpunten beschikken. Datzelfde geldt in geval een deelnemer in een ronde in het geheel geen activiteitspunten inzet. Deze gaan dan verloren voor de rest van de veiling. Deze deelnemer kan dan geen biedingen meer uitbrengen.

Naast het biedgedrag van een deelnemer in de voorafgaande biedronde, zijn de zogenoemde voorlopig hoogste biedingen van invloed op zijn activiteitsniveau. Na afloop van elke biedronde maakt de veilingmeester bekend wat het voorlopig hoogste bod voor elk van de verschillende pakketten is, en wie de winnaar zou zijn als de veiling op dat moment zou eindigen.16 Het activiteitsniveau van een deelnemer in een volgende ronde is gelijk aan het aantal activiteitspunten behorend bij zijn biedingen in de voorgaande ronde, verminderd met het aantal pakketten waarvoor hij het staande voorlopig hoogste bod heeft. Het uitgangspunt dat de omvang van het activiteitsniveau in een volgende ronde wordt bepaald door het biedgedrag in de voorgaande ronde, moet dus worden beschouwd in combinatie met een voorlopig hoogste bod. Stel dat een deelnemer op drie pakketten een bod heeft uitgebracht en op één van deze pakketten het staande voorlopig hoogste bod had, dan bedraagt zijn activiteitsniveau in de volgende ronde twee. Zodra zijn hoogste bod wordt overboden, wordt het punt van de vergunningen waar hij het staande hoogste bod op had, weer toegevoegd aan zijn activiteitsniveau, en komt het weer op drie (uiteraard aannemende dat hij in de voorafgaande biedronde twee biedingen heeft uitgebracht). In geval alle activiteitspunten van een bieder gekoppeld zijn aan een staand voorlopig hoogste bod kan deze bieder in de volgende ronde dus in het geheel geen bod uitbrengen. Zijn activiteitsniveau is voor die ronde dan nul. De bieder blijft na deze ronde wel actief in de veiling. Ook hier geldt dat pas als een andere bieder één of meerdere staande hoogste biedingen overbiedt, de bieder weer een nieuw bod kan uitbrengen.

4.3. Einde van de veiling

De veiling eindigt na afloop van een ronde waarin er geen nieuwe biedingen meer zijn uitgebracht. De Minister merkt vervolgens de op dat moment staande hoogste biedingen aan als winnende biedingen. De deelnemers die deze winnende biedingen hebben uitgebracht zijn de winnende deelnemers.

5. Na de veilingprocedure

Na de veiling maakt de Minister aan alle deelnemers bekend wie de winnende deelnemers zijn, hoeveel pakketten zij elk hebben gewonnen en welk bedrag de winnende deelnemers per pakket moeten betalen. Na betaling van het verschuldigde bedrag zal de Minister overgaan tot vergunningverlening aan de winnende deelnemers. Indien de deelnemer bij het indienen van zijn aanvraag heeft verzocht om uitgestelde betaling in twee gelijke delen, verleent de Minister de vergunning na betaling – eveneens binnen twee weken – van het eerste deel. In dat geval wordt voor het uitgestelde bedrag (de tweede termijn) de wettelijke rente in rekening gebracht, tot en met de dag waarop het bedrag volledig wordt betaald. Voor betaling wordt – voor zover mogelijk – gebruik gemaakt van de waarborgsom die de winnende deelnemer heeft gestort. Een eventueel restant wordt teruggestort en een bankgarantie wordt – na betaling – teruggegeven.

De aanvragen van niet-winnende deelnemers zal de Minister afwijzen. Hun waarborgsommen worden teruggestort of, indien van toepassing, hun bankgaranties worden teruggegeven.

Binnen drie maanden na vergunningverlening dienen partijen een zogenoemde samenwerkingsovereenkomst te sluiten voor zover de vergunning betrekking heeft op digitaal frequentiespectrum en deze in te dienen bij de Minister. Deze voorwaarde wordt opgenomen in de DAB-vergunningen. De vergunninghouder neemt de aan hem toegewezen frequentieruimte uiterlijk binnen drie maanden na 1 september 2023 in gebruik en houdt deze in gebruik.

6. Eigendomsbeperkingen

6.1. Inleiding

Op verzoek van de Minister heeft de Autoriteit Consument & Markt (hierna: ACM) op 14 november 202217 een advies uitgebracht over de voorgenomen veiling van de landelijke commerciële radiovergunningen. Het advies richt zich op de vraag of er voorzieningen getroffen moeten worden in deze veiling ter waarborging of stimulering van de mededinging.

De ACM heeft ter voorbereiding van dit advies een beperkt marktonderzoek gedaan. De ACM heeft informatieverzoeken gestuurd aan meerdere marktpartijen, waaronder radio-omroepen, om onder andere (meer) informatie te vergaren over de ontwikkeling van de concurrentiesituatie in de komende jaren op de relevante markten waarop radio-omroepen actief zijn. De ACM heeft haar advies mede gebaseerd op de antwoorden van marktpartijen in reactie op haar informatieverzoeken.

Daarnaast heeft de ACM haar advies mede gebaseerd op eerder uitgebrachte adviezen over voorgenomen veilingen van frequenties op de radiomarkt.18

In deze eerdere adviezen heeft de ACM om een goed beeld te krijgen van het concurrentieveld, beoordeeld welke andere media concurrentiedruk uitoefenen op het aantrekken en vasthouden van radioluisteraars en op de verkoop van radioadvertenties. Daartoe heeft de ACM destijds een relevante marktanalyse uitgevoerd en geconcludeerd dat er sprake is van een afzonderlijke radioluistermarkt (waar zowel FM als DAB onderdeel van uitmaken) en een afzonderlijke radioadvertentiemarkt. De ACM is in haar advies van 14 november 2022 van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een significante invloed hebben op deze eerdere analyse.

Om die reden gaat de ACM er nog steeds uit van een nationale radioluistermarkt en een nationale radioadvertentiemarkt als de relevante markten waarop zij de concurrentiesituatie moet beoordelen. De concurrentiesituatie is op beide relevante markten evenmin significant gewijzigd ten opzichte van haar eerdere adviezen.

In het advies uit 2019 constateert de ACM dat de destijds geldende gebruiksbeperking en de clausuleringen geen waarborg bieden voor effectieve concurrentie. De gebruiksbeperking houdt in dat een partij niet meer dan vier frequentiekavels (zowel geclausuleerd als ongeclausuleerd) tegelijk in zijn bezit mag hebben. De ACM komt in dat advies tot de conclusie dat de dan geldende gebruiksbeperking van vier frequentiekavels niet kan voorkomen dat er concentraties van spectrum ontstaan die de mededinging beperken. In dat advies is ook opgenomen dat het bezit van vier frequentiekavels door een partij, gegeven het hoge marktaandeel dat hiermee kan worden bereikt, reeds aan de bovengrens zit van wat wenselijk is vanuit het oogpunt van de mededinging.

In het advies uit 2020 is door de ACM gesteld dat het risico reëel is dat bij de veiling van DAB(+) laag 7 een of twee partijen het gehele of grote delen van dat spectrum verwerven. De ACM heeft dan ook geadviseerd om voor die veiling een spectrumcap van maximaal 40% te stellen op dat deel van de veiling dat mag toevallen aan een marktpartij. Deze spectrumcap geldt gedurende de looptijd van de vergunning en voorkomt het ontstaan of verder versterken van een economische machtspositie op de radioluister- en de radioadvertentiemarkt. Dit advies uit 2020 is ten behoeve voor die veiling overgenomen.

Aangezien laag 7 recent is geveild en deze digitale frequentieruimte in 2023 niet opnieuw geveild gaat worden, heeft de ACM aangegeven dat het advies van november 2022 geen gevolgen heeft voor hetgeen eerder bepaald is voor die laag. De geldende gebruiksbeperking blijft ongewijzigd.

Gelet op de marktaandeelconcentraties op de radioluister- en de radioadvertentiemarkt, de wisselwerking tussen deze beide markten en de structurele kenmerken van deze markten, concludeert de ACM dat er sprake is van mededingingsrisico’s die ervoor kunnen zorgen dat er geen effectief concurrerende markt is. Van potentiële toetreders gaat geen concurrentiedruk uit gelet op de hoge toetredingsdrempels. Op de radioluistermarkt is sprake van zeer lage overstapdrempels voor consumenten en hier gaat een compenserende concurrentiedruk vanuit om de kwaliteit voldoende hoog te houden. De ACM ziet de mededingingsrisico’s dan ook met name op de radioadvertentiemarkt. Voortzetting van de huidige beperkingen op het frequentiegebruik (clausuleringen en gebruiksbeperking) zullen in onvoldoende mate bijdragen aan het bieden van waarborgen voor effectieve concurrentie op de radioadvertentiemarkt.

In het advies uit 2019 heeft de ACM geconcludeerd dat de gebruiksbeperking en de clausuleringen zoals deze op dat moment van toepassing waren, geen waarborgen bieden voor effectieve concurrentie. Een partij met vier frequentievergunningen beschikt namelijk al over een zodanig groot marktaandeel dat er sprake kan zijn van marktmacht. Voor een effectieve concurrentie is het niet wenselijk wanneer een te groot deel van de in totaal negen frequentiekavels in handen zouden komen van één partij. De ACM adviseert daarom dat er bij de voorgenomen veiling niet moet worden uitgegaan van de nu geldende gebruiksbeperking van vier FM-vergunningen in bezit van één partij.

De ACM adviseert om de gebruiksbeperking aan te scherpen van vier naar maximaal drie frequentiekavels (ongeacht geclausuleerd of ongeclausuleerd) in bezit van één partij. Deze gebruiksbeperking sluit dan aan bij de voorwaarden die de ACM heeft opgenomen in haar advies uit 2020 over de veiling van DAB laag 7. De ACM adviseerde in 2020 om daarbij een spectrum cap van 40% te hanteren. Met een dergelijke maatregel kon worden voorkomen dat de effectieve concurrentie op de radioluister- en advertentiemarkt wordt beperkt. Door nu ook een gebruiksbeperking van maximaal drie frequentiekavels in het bezit van één partij te hanteren, wordt ook ten aanzien van de FM-frequenties voorkomen dat de effectieve concurrentie op de radioluister- en advertentiemarkt wordt beperkt.

Bij de uitwerking van deze regeling is er daarom van uitgegaan dat een en dezelfde partij maximaal drie gecombineerde pakketten mag verwerven. Door het uitgeven van de gecombineerde pakketten betekent dit dat de gebruiksbeperking die geldt voor de FM-frequenties ook geldt voor de DAB-frequenties in frequentieblok 11C.

7. Consultatie

Een ontwerp van deze regeling is van 29 november 2022 tot en met 9 januari 2023 geconsulteerd op www.internetconsultatie.nl. Hieronder wordt op de gegeven reacties ingegaan voor zover zij betrekking hadden op de onderhavige regeling en de daarbij behorende bijlagen. Dit betekent dat niet nader zal worden ingegaan op reacties die betrekking hadden op andere onderwerpen.

Een aantal respondenten geeft aan zich te kunnen vinden in het voornemen van de Minister om de frequentieruimte voor commerciële landelijke radio-omroep te gaan verdelen door middel van een veiling. Een aantal respondenten heeft daarbij punten in de ontwerpregeling benoemd die zij onduidelijk vonden.

Een aantal reacties heeft geleid tot redactionele wijzingen in deze definitieve regeling. Deze redactionele wijzingen worden niet allemaal afzonderlijk genoemd en beschreven in deze paragraaf. Daar waar de reacties hebben geleid tot inhoudelijke wijzingen wordt dit wel afzonderlijk aangegeven.

Een aantal respondenten heeft vragen over de procedure tijdens de veiling. Zo zijn er vragen over testronden, helpdeskfuncties, en de procedure bij calamiteiten.

De voorbereiding en uitvoering van de veiling is in handen van de RDI. Na publicatie en inwerkingtreding van deze regeling draagt zij zorg voor uitgebreide toelichtingen op de veilingprocedure via haar website. Elke geïnteresseerde partij kan hier kennis van nemen en vragen over stellen. De antwoorden worden in geanonimiseerde vorm weergegeven en zijn ook voor eenieder toegankelijk.

Alle deelnemers die toegelaten worden tot de veiling krijgen ruim voorafgaand aan de veiling alle noodzakelijke informatie om deel te kunnen nemen. Daarnaast informeert de RDI de deelnemers over een proefveiling. Het betreft een proefveiling via internet, vergelijkbaar met de echte veiling. Tijdens deze proefveiling krijgen de deelnemers de mogelijkheid om – aan de hand van een vooraf aan de deelnemers verstuurd scenario – te oefenen met het elektronisch veilingsysteem en de procedures rondom de veiling. Gedurende de gehele veilingprocedure is een aanvraag- en veilingteam beschikbaar voor vragen die gesteld kunnen worden via het e-mail adres veilinglco@rdi.nl. Het voorgaande betekent dat er gedurende de gehele procedure nog voldoende mogelijkheden zijn voor alle deelnemende partijen om vragen te stellen. Daar waar mogelijk zijn er in deze paragraaf al zoveel mogelijk antwoorden geformuleerd op de binnengekomen vragen.

Een aantal respondenten heeft vragen gesteld die verband houden met de zogenoemde schaarstebepaling (die was opgenomen in artikel 12 van de regeling zoals die is geconsulteerd).

In deze regeling is er van afgezien deze schaarstebepaling terug te laten komen omdat de noodzaak hiervoor ontbreekt. De regeling is met het weglaten van deze bepaling meer in lijn met veilingregels die ten behoeve van verdelingen van frequentieruimte voor mobiele toepassingen zijn opgesteld. In die regelingen is evenmin een schaarstebepaling opgenomen. Er is in deze paragraaf vanaf gezien een reactie op vragen hierover op te nemen nu de regeling op dit punt is aangepast.

Een aantal respondenten merkt op dat partijen op voorhand één of meerdere keuzes voor een pakket bekend zouden moeten maken en daarvan tijdens de veiling niet meer zouden mogen afwijken. Met andere woorden: er zou alleen geboden moeten kunnen worden op vooraf aangevraagde pakketten. Andere respondenten zijn juist van mening dat partijen op alle combinaties van pakketten moeten kunnen bieden, ook indien zij een specifiek pakket niet hebben aangevraagd. Hier wordt als volgt op gereageerd.

Het tijdens het verloop van de veiling kunnen wisselen van pakketten is in overeenstemming met een van de doelstellingen van de veiling en vormt daarmee een van uitgangspunten voor de keuze voor de simultane meerrondenveiling als veilingmodel. Het wisselen tussen pakketten tijdens de veiling is inherent aan het gekozen veilingontwerp. Het kunnen wisselen tussen alle pakketten biedt daarbij de meeste flexibiliteit aan de deelnemers. Het opnemen van een bepaling met als strekking dat partijen gebonden zijn aan de aangevraagde pakketten in het aanvraagformulier zou partijen te veel beperken en past niet binnen het gekozen veilingmodel. Bovendien zou een dergelijk voorschrift de mededinging tussen deelnemers aanzienlijk beperken; er zouden binnen de veiling als het ware deelveilingen worden gecreëerd waaraan alleen een vaststaande groepen aanvragers zou kunnen deelnemen. Dat is onwenselijk. In artikel 3.10, tweede lid, van de wet, is bovendien opgenomen dat de keuze van de toe te passen procedure onder andere het doel heeft de mededinging te stimuleren.

Ook een beperking die zou zien op het al dan niet afschermen van de geclausuleerde vergunningen zou met dit uitgangspunt in strijd zijn. Uit de adviezen van ACM van onder andere 14 november 2022 blijkt ook niet dat geclausuleerde en ongeclausuleerde FM-vergunningen elk tot een verschillende markt behoren waarvoor afzonderlijke regels zouden moeten gelden. Het is daarom belangrijk dat een deelnemende partij tijdens de veiling kan wisselen tussen alle pakketten die in de veiling worden aangeboden. Uiteraard altijd met inachtneming van het toepasselijke activiteitsniveau.

Een respondent merkt daarover nog op dat wisselen tussen pakketten niet mogelijk zou moeten zijn, aangezien dit niet zou overeenkomen met de waarborgsommen die partijen naar aanleiding van hun aanvraag dienen.

Deze reactie berust op een onjuiste interpretatie van de (ontwerp)regeling en de bepalingen over de waarborgsom. In de regeling is bepaald dat er een bedrag van € 1.5 miljoen,– per pakket moet worden overlegd. Hierbij is geen onderscheid gemaakt tussen geclausuleerde en ongeclausuleerde pakketten. Indien een aanvrager drie pakketten aanvraagt en voor een waarborgsom kiest ter zekerheid voor de betaling van zijn bod, dan dient de aanvrager driemaal het bedrag van € 1.5 miljoen,– te overleggen, ongeacht de pakketten die deze aanvrager specifiek heeft aangevraagd. De regeling is op dit punt verduidelijkt.

Een respondent merkt op de ontwerpregeling aldus te begrijpen dat deelnemende partijen in de eerste biedronde van de veiling niet verplicht zijn op de pakketten een bod uit te brengen waarvoor zij een aanvraag hebben ingediend. Dit zou dan, volgens deze respondent, betekenen dat partijen in de eerste biedronde vrij zijn (ook) op pakketten te bieden waarvoor geen aanvraag is ingediend, zolang het aantal biedingen in de eerste biedronde niet hoger is dan het aantal in de aanvraag.

Het aantal pakketten dat wordt aangevraagd binnen de toegestane gebruiksbeperking correspondeert met het aantal activiteitspunten die de betreffende aanvrager heeft tijdens de veiling. Het staat een deelnemer vrij om zijn activiteitspunten in te zetten voor biedingen op pakketten waarvoor geen aanvraag is ingediend.

Een respondent heeft een vraag over de mogelijkheid tot gedeeltelijke afwijzing. In artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de regeling, is bepaald dat de aanvraag gedeeltelijk wordt afgewezen wanneer het aantal vergunningen dat is aangevraagd zou leiden tot een overschrijding van de maximale hoeveelheid. Deze respondent vraagt zich af op welke wijze er (in een dergelijk geval) wordt vastgesteld welke deel van de aanvraag (dus welk pakket) wordt afgewezen en of de aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld om dit zelf aan te geven.

Voor de Minister een eventueel besluit tot gedeeltelijke afwijzing neemt, kan de Minister de aanvrager om een zienswijze vragen. Daarbij zal de Minister de aanvrager ook expliciet in de gelegenheid stellen een eventuele keuze te maken voor pakketten waarop zijn aanvraag betrekking moet blijven hebben, als de aanvraag gedeeltelijk zou worden afgewezen. Op die wijze is gegarandeerd dat de aanvrager zelf bepaalt welke van de teveel aangevraagde pakketten uiteindelijk moet worden afgewezen. Uiteraard kunnen aanvragers ook zelf besluiten om hun aanvraag gedeeltelijk in trekken.

Een respondent merkt op dat de dat de Minister de veiling kan opschorten bij bijzondere omstandigheden of indien technische problemen optreden waardoor de veiling tijdelijk geen doorgang kan vinden. De respondent heeft vragen of het hier gaat om technische problemen bij één deelnemer en of het niet praktischer is te bepalen dat zodra één deelnemer door technische problemen niet in staat is een bod uit te brengen, de hele biedronde wordt opgeschort (of vervalt) voor alle deelnemers.

Hierin is voorzien. Indien een deelnemer aan de veiling om technische redenen niet in staat een bod uit te brengen in een ronde, inclusief zijn verlengingsrecht, dan kan de Minister volgens artikel 16 van de regeling besluiten deze ronde te laten vervallen en opnieuw te houden.

Een respondent vraagt zich af of de bepaling dat een deelnemer onvoorwaardelijk en onherroepelijk aan zijn bod is gebonden is, eveneens betekent dat het niet mogelijk is een ingediend bod te corrigeren zolang de biedronde nog niet is afgelopen.

Hierover wordt het volgende opgemerkt. Een deelnemer aan de veiling moet na het invullen van zijn bod in de veilingsoftware zijn bieding controleren door op de knop ‘bieding controleren’ te drukken. Als de deelnemer bijvoorbeeld een ongeldige bieding heeft ingevuld (bijvoorbeeld lager dan het minimale bod dat in die biedronde is vereist) zal de software de bieding niet accepteren. De deelnemer krijgt dan een melding. De deelnemer zal dan eerst zijn bieding aan moeten passen en opnieuw moeten controleren (door op de knop ‘bieding controleren’ te drukken). De deelnemer heeft dan ook nog de mogelijkheid om zijn bod aan te passen. Pas nadat de deelnemer de knop ‘bieding indienen’ heeft ingedrukt is de bieding definitief. De bieding kan daarna niet meer gewijzigd worden. Een deelnemer die zijn bod ingediend heeft, kan zijn bod daarna dus niet meer corrigeren.

Een aantal andere respondenten heeft vragen over een artikel in de regeling (artikel 23) waarin is bepaald dat de Minister de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door de Minister bepaalde duur is verstreken. In het vierde lid van artikel is bepaald dat de Minister bij het vaststellen van de duur van een biedronde kan bepalen dat de biedronde niet eerder eindigt dan nadat de door de Minister bepaalde duur is verstreken, zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel. Een aantal respondenten vraagt zich af op welke gronden de Minister tot zo'n afwijking kan besluiten.

De Minister heeft met dit artikel de mogelijkheid om de veilingronde, in afwijking van het derde lid van dit artikel, af te laten lopen na een vastgestelde periode. Deze werkwijze is bijvoorbeeld toegepast bij de in 2021 gehouden multibandveiling, waar standaard voor een vaste ronde duur was gekozen.

Bij veilingen van FM- en DAB-vergunningen is tot op heden door deelnemers aangegeven, onder andere omwille van de snelheid van de veiling, dat zij graag de ronde af willen laten lopen nadat de laatste deelnemer een bieding heeft ingediend. Als echter bijvoorbeeld een of meerdere partijen tijdens de veiling een valide verzoek doen om de ronde pas af te laten lopen na een vastgestelde periode, dan geeft deze bevoegdheid de Minister de mogelijkheid dit in overweging te nemen en daar gebruik van te maken. Dit kan zich voordoen als partijen meer tijd nodig hebben om intern te overleggen over hun biedgedrag.

Een respondent zou graag tussen de verschillende biedrondes minimaal 30 minuten pauze zien zodat een evaluatie kan plaatsvinden tussen de verschillende biedrondes.

Een biedronde eindigt na 15 minuten, of indien dat eerder is, op het tijdstip waarop alle resterende deelnemers een bod hebben uitgebracht. Iedere deelnemer heeft daarnaast de mogelijkheid tweemaal gebruik te maken van een verlengingsrecht van 30 minuten. Tussen de afloop van een ronde en de start van een nieuwe ronde zal enkele minuten zitten. Na de start van een biedronde heeft een deelnemer hierdoor maximaal 15 minuten bedenktijd en tweemaal de mogelijkheid voor maximaal 45 minuten (15 min + 30 min) bedenktijd. Het is daarom niet zinvol om aanvullend hierop nog 30 minuten pauze in te lassen tussen iedere biedronde. Dit zou de duur van de veiling ook aanmerkelijk verlengen met naar verwachting meerdere dagen of zelfs weken.

Ter aanvulling wordt nog opgemerkt dat de tijdsduur bij de systematiek van de biedrondes zoals nu opgeschreven in de regeling mede is bepaald door evaluaties met deelnemers van eerdere veilingprocedures. Hieruit is gebleken dat partijen belang hechten aan het comfort van flexibele rondetijden waardoor de veiling niet onnodig lang duurt maar waarbij er wel voldoende ruimte is om een overwogen bod te kunnen uitbrengen. Partijen gaven daarbij aan voorafgaande aan de veiling al nagedacht te hebben over hun biedstrategie waardoor de geboden bedenktijden via het verlengingsrecht afdoende zijn.

Mochten voorafgaand aan de veiling een (of meerdere) deelnemers een verzoek indienen voor biedronden met een langere duur dan 15 minuten, dan kan dit door de Minister (in de praktijk: veilingmeester) in overweging genomen worden. De discretionaire bevoegdheid zoals nu opgenomen in artikel 23, vierde lid biedt hiertoe de mogelijkheid. Zie ook hierboven.

Een aantal respondenten heeft vragen over de hoogte van de rondeprijs. Zij vragen hoe dit bedrag wordt vastgesteld en welke criteria de Minister daarbij zal hanteren.

De Minister merkt hier het volgende over op. In het algemeen kan gesteld worden dat de veilingmeester een prijsverloop zal hanteren, waarbij de prijstoename per ronde zo gekozen wordt dat een ordelijk verloop van de veiling wordt bereikt en dat tegelijkertijd een geleidelijke afname van de vraag verwacht mag worden. Bij het vaststellen van een rondeprijs wordt bovendien gestreefd naar een balans tussen de duur van de veiling enerzijds en het voorkomen van het vroegtijdig 'afhaken' van de deelnemers anderzijds. Deze werkwijze is ook succesvol toegepast in andere veilingen.

Een respondent merkt op dat uit de toelichting van de ontwerpregeling kan worden afgeleid dat gedurende de veiling niet slechts het bedrag van het voorlopig hoogste bod op een pakket wordt medegedeeld, maar ook de identiteit van degene die dat bod heeft gedaan.

Dit was een terechte opmerking. De toelichting is daarom op dit punt aangepast conform de tekst van artikel 29 van de regeling. Op grond van artikel 29 worden na elke biedronde aan alle deelnemers per pakket meegedeeld of daarop één of meer biedingen zijn uitgebracht, en, indien van toepassing, wat daarop het voorlopig hoogste bod is. De identiteit van degene die het hoogste bod heeft uitgebracht wordt daarbij niet vermeld.

Een respondent merkt op dat een deelnemer van de veiling kan worden uitgesloten in verband met verboden gedragingen. Terecht merkt deze respondent daarbij op dat dit ook achteraf gevolgen kan hebben aangezien de vergunningen kunnen worden ingetrokken. Deze respondent vraagt zich af wat er daarna gebeurt: worden de vergunningen dan toegekend aan de deelnemer die in de voorafgaande biedronde het hoogste bod heeft gedaan of wordt er opnieuw geveild.

Indien marktpartijen afspraken maken over hun deelname of biedgedrag of anderszins samenspannen (collusie), heeft dat nadelige gevolgen voor derden en verhindert het de totstandkoming van een realistische veilingopbrengst waardoor de meest efficiënte verdeling niet tot stand komt. Dergelijke mededingingsbeperkende gedragingen zijn in zijn algemeenheid verboden op grond van het in artikel 6 van de Mededingingswet neergelegde kartelverbod. Dit betekent dat dergelijke gedragingen ook voorafgaande aan en tijdens de veiling verboden zijn. In aanvulling hierop is in artikel 17 van deze regeling bepaald dat een aanvrager, inbegrepen diegene die een aanvrager ten behoeve van de veiling bijstaat, zich onder andere onthoudt van het maken van afspraken of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die afbreuk doen of kunnen doen aan een goed verloop van de veiling, de mededinging in het kader van de veilingprocedure daaronder begrepen. In aanvulling op artikel 17 is in artikel 18 vervolgens bepaald dat de betrokken aanvrager kan worden uitgesloten van verdere deelname aan de veiling en de biedingen van de betrokken aanvrager uit een of meerdere biedronden ongeldig kunnen worden verklaard, indien aannemelijk is dat toch van dergelijke afspraken of gedragingen sprake is geweest.

In het geval naderhand blijkt dat dergelijke gedragingen wel hebben plaatsgevonden, kunnen de vergunningen, indien deze reeds zijn verleend, worden ingetrokken (artikel 3.19, tweede lid, van de wet). Het ligt aan het moment waarop de constatering wordt gedaan dat een aanvrager naar het oordeel van de Minister in strijd heeft gehandeld met artikel 17 van de regeling, wat de mogelijke gevolgen zijn voor de resultaten van de veiling. Indien de constatering na de veiling, maar voor verlening van de vergunningen, plaatsvindt, ligt het in de rede dat de veiling in zijn geheel opnieuw wordt gehouden.

In artikel 18, tweede lid, van de regeling is daarom bepaald dat indien niet eerder dan na afloop van de veiling blijkt dat een aanvrager naar het oordeel van de Minister in strijd heeft gehandeld met artikel 17, eerste lid, van de regeling de Minister de winnende biedingen van die aanvrager ongeldig kan verklaren en kan besluiten dat de gehele veiling opnieuw moet worden gehouden. Het betreft hier een discretionaire bevoegdheid, waarvan bij een ernstige overtreding in beginsel gebruik zal worden gemaakt.

Een respondent geeft aan het voornemen voor het openstellen van een digitale weg om een aanvraag tot deelname aan de veiling in te dienen te ondersteunen en verzoekt om dit in de definitieve regeling op te nemen.

In de regeling is de mogelijkheid gecreëerd om een aanvraag digitaal in te dienen. In artikel 3 van deze regeling en onderdeel 8 van het aanvraagformulier zijn hiertoe voorzieningen opgenomen.

Een respondent vraagt of de in onderdeel 7. f. van het aanvraagformulier zo moet worden gelezen dat een beschrijving van alle voor de beoordeling van de verbondenheid ‘relevante’ overeenkomsten en voorgenomen overeenkomsten tussen genoemde partijen moet worden aangeleverd. Daarnaast wordt gevraagd of kan worden bevestigd of verduidelijkt dat de verplichting uit onderdeel b van de ontwerpregeling, thans onderdeel k. van deze regeling, beperkt is tot het verstrekken van afschriften van alle mogelijke, voor de beoordeling van verbondenheid relevante bedingen uit dergelijke overeenkomsten.

De in onderdeel 7. f. van het aanvraagformulier gevraagde informatie moet conform de beschrijving in het onderdeel, naast de in het algemeen gevraagde omschrijving, worden aangeleverd. Dit betekent dat alle overeenkomsten die voldoen aan de omschrijving in onderdeel f. bij de aanvraag moeten worden gevoegd. Het is niet voldoende om slechts de overeenkomsten aan te leveren die de aanvrager zelf relevant acht voor de toets op verbondenheid. Ditzelfde geldt ten aanzien van hetgeen onder k. wordt gevraagd. Dit onderdeel is erop gericht om een volledig inzicht te geven in de banden met andere partijen, eventueel via aandeelhouders. De strekking van dit onderdeel beperkt zich daarom niet tot slechts dat wat de aanvrager zelf relevant acht voor een oordeel over verbondenheid.

Een respondent merkt op dat het Commissariaat voor de Media de besluiten met toestemming publiceert op haar website en vraagt zich af of voor alle aangevraagde pakketten al bij aanvraag een geldige toestemming moet worden overgelegd, of dat dit ook na afloop van de veiling mag. Het voorafgaand aan de veiling publiceren van de besluiten met toestemming kan naar mening van deze respondent leiden tot strijd met hetgeen in artikel 11 en 17 over geheimhouding is bepaald.

Aanvragers kunnen bij het Commissariaat voor de Media een verzoek indienen om het vertrouwelijk behandelen van hun aanvraag om toestemming. Indien dit verzoek voldoende is gemotiveerd en wordt toegewezen, zal een toestemming niet eerder dan na bekendmaking van de uitkomst van de verdeelprocedure worden gepubliceerd. De wettelijke termijn van 6 weken waarin belanghebbenden bezwaar kunnen maken, vangt dan aan vanaf het moment van publicatie op de website van het Commissariaat. Aanvragers die géén winnaar zijn en binnen twee weken na bekendmaking van de uitkomst van de veiling een verzoek om intrekking van de toestemming aan het Commissariaat doen, kunnen ter voorkoming van publicatie van het toestemmings- en intrekkingsbesluit een gemotiveerd verzoek daartoe bij het Commissariaat indienen.

Een aantal respondenten is van mening dat de reserveprijs onjuist is vastgesteld op basis van verkeerde uitgangspunten. De reserveprijs is daardoor te hoog vastgesteld, aldus deze respondenten.

Een respondent baseert zich daarbij volgens de Minister op een aantal onjuiste veronderstellingen. Zo hebben in tegenstelling tot hetgeen deze respondent aangeeft niet alle partijen hun medewerking gegeven aan de door SEO gedane uitvraag en zijn ook de kosten, waaronder de energiekosten, niet uitgevraagd.

Over de kosten wordt het volgende opgemerkt. De kosten zijn niet geactualiseerd voor de waardebepaling. Deze update is bewust niet doorgevoerd. Voor het bepalen van een verlengingsprijs zou actualisatie van de kosten gewenst zijn, maar voor een reserveprijs is dat minder relevant, omdat er nog een forse afslag wordt gedaan op de uitkomst van de analyse.

Uitgaan van de huidige stijging van de energiekosten als proxy voor een stijging gedurende de totale vergunningsduur is niet op voorhand logisch, laat staan juist. In de recente weken zijn de energieprijzen op de groothandelsmarkten voor energie juist weer sterk gedaald. Afgaan op ‘dagkoersen’ maakt een waardebepaling voor een vergunning met een duur van 12 jaar kwetsbaar. Het is om deze reden dat dergelijke gegevens niet als uitgangspunt zijn genomen.

Een respondent geeft aan dat een hoger bod in de veiling dan de berekeningen van SEO voor de geclausuleerde kavels door een nieuwkomer op voorhand niet realistisch is en dat in feite iedere overbieding van een incumbent door een nieuwkomer niet juist kan zijn. Aanvullend geeft deze respondent aan dat alleen een partij die nu al over een vergunning beschikt, een realistisch bod zou kunnen doen en dat de vergunning niet aan een nieuwkomer zou mogen worden verleend.

Voor zover deze partij bedoeld heeft te betogen dat bij de veiling geen nieuwe partijen mogen worden toegelaten om te bieden op de geclausuleerde vergunningen wordt hier het volgende over opgemerkt. Als ieder bod van een nieuwkomer op voorhand moet worden afgewezen, ontstaat strijdigheid met de doelstelling van de veiling. Het uitgangspunt van de veiling is juist om de markt open te stellen voor biedingen van andere partijen. Hierbij is van belang dat bij de verdeling van alle schaarse vergunningen (dus ook voor omroep) in beginsel een mededingingsverplichting geldt. De overheid moet op enigerlei wijze aan (potentiële) gegadigden ruimte bieden om naar de beschikbare vergunning(en) mee te dingen. Deze rechtsnorm is gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel dat in deze context strekt tot het bieden van gelijke kansen. Bovendien heeft de uitgevende partij – de overheid – zonder concurrerende biedingen geen vergelijkingsmateriaal om te bepalen of het bod van de zittende partij realistisch is.

Daarnaast is het een geaccepteerd uitgangspunt in de economische literatuur dat de waardebepaling gebeurt op basis van de business case voor een gemiddeld efficiënte toetreder. Dit uitgangspunt is ook in recente jurisprudentie geaccepteerd. In de praktijk kan de bieder een bovengemiddeld of ondergemiddeld efficiënte toetreder zijn. Het is op voorhand dus niet uitgesloten dat een nieuwkomer een creatief concept in de markt gaat zetten of belangrijke synergie creëert met bestaande activiteiten en daarmee nieuwe en hogere inkomsten genereert. Dit gegeven brengt met zich dat iedere partij die deel wil nemen aan de veiling voorafgaand daaraan zal bepalen bij welk bod nog een rendabele business case hoort. De hoogte van de biedingen zullen daarop worden afgestemd. Het op voorhand uitsluiten van partijen is niet te rijmen met de hierboven aangegeven uitgangspunten.

Een respondent is van mening dat SEO ten onrechte de berekeningen gebaseerd heeft op data van bestaande partijen in plaats van data van nieuwkomers. Dit heeft naar de mening van deze respondent tot gevolg dat de aanloopverliezen van nieuwkomers ernstig worden onderschat en het break-even punt van een nieuwe radiozender te vroeg is vastgesteld in het model. De periode waarin een nieuwe partij de gedane investeringen moet terugverdienen is namelijk veel langer dan de periode waarvan SEO uitgaat. Zo zal volgens deze respondent een nieuwe toetreder minimaal 4 jaar nodig hebben om het break-even punt te bereiken, en na het bereiken van dat break-evenpunt moeten de aanloopverliezen ook nog terugverdiend worden hetgeen nog eens 6 tot 8 jaar duren. Deze onderschatting van de aanloopverliezen door SEO zorgt voor problematische business-cases voor nieuwe partijen, aldus de respondent. Het is dus nodig om het model van SEO zodanig aan te passen dat er realistische uitkomsten uit haar rekensommen komen.

Hierover wordt opgemerkt dat de door SEO gehanteerde methodiek niet nieuw is maar dat deze systematiek al meerdere keren sinds 2011 is toegepast, uitvoerig juridisch is getoetst en ook door de rechter is goedgekeurd. Er zijn derhalve geen redenen om de systematiek te wijzigen. In de gehanteerde systematiek wordt inhoudelijk ook rekening gehouden met het verschil tussen een bestaande partij en een nieuwe partij. SEO corrigeert voor dit verschil door het aantal jaren dat een bestaand station actief is in de markt als variabele mee te nemen. Bovendien maken de aanloopinvesteringen onderdeel uit van de data waarop de modellen zijn gebaseerd. Dit maakt dat de uitkomst van deze systematiek betrouwbaar geacht mag worden. Ook dit maakt dat er geen redenen zijn om van de systematiek af te wijken en op onderdelen aan te passen.

Een aantal respondenten is van mening dat een aantal gegevens dat door SEO gebruikt is voor het vaststellen van de reserveprijzen, onjuist is.

Zo wordt door een respondent gesteld dat de rol van FM beperkt is en verder afneemt. Gesteld wordt bovendien dat advertentie-inkomsten omlaag gaan als gevolg van de voorgenomen aanpassing van de eigendomsbeperking.

Hierop wordt als volgt gereageerd. De impact van de afnemende rol van FM voor de waardebepaling is meegewogen via de platformverdeling die SEO heeft toegepast in het rapport van november 2022. Dit aspect is door SEO uitvoerig geanalyseerd en meegewogen in het vaststellen van de reserveprijzen.

Ten tijde van de verlenging in 2017 is door BCCF onderzoek gedaan naar het effect van de verruiming van de eigendomsbeperking van twee vergunningen (waarvan één geclausuleerd) naar vier (zonder nadere beperkingen). Dat effect is gekwantificeerd en was zeer beperkt.

Een respondent geeft aan van mening te zijn dat de weighted average cost of capital (WACC) te laag zijn. Door de geprognosticeerde winsten te verdisconteren (verrekenen) met een te lage WACC, komt de waarde van de FM-kavels veel te hoog uit naar de mening van deze respondent. Deze respondent baseert zich ter onderbouwing van de stelling dat de WACC te laag zou zijn, op twee hoofdargumenten, te weten:

1ede hoogte van de risicovrije rente (1,25%) is te laag ingeschat door SEO, en

2e de risicopremie, zowel die voor eigen vermogen als voor vreemd vermogen is eveneens te laag vastgesteld.

De respondent is van mening dat de WACC (afgerond) op 10% uitkomt. De reserveprijs dient naar de mening van deze respondent met inachtneming van deze correctie van de WACC te worden aangepast (verlaagd) in de definitieve Regeling. Ook een andere respondent is van mening dat de WACC te laag is vastgesteld, met een gelijksoortige argumentatie.

Op dit punt wordt als volgt gereageerd. Allereerst merkt de Minister op dat de reactie van de respondent op verschillende onderdelen uitgaat van de gedachte dat een (efficiënte) toetreder een start-up zou zijn. Dit zou volgens deze respondent nopen tot een hoger risicoprofiel bij het bepalen van de WACC. Het is echter niet noodzakelijk – of zelfs realistisch – uit te gaan van de gedachte dat de gemiddelde toetreder een start-up zou zijn. Een toetreder betekent in de gekozen methodiek namelijk: een partij die nog geen vergunning heeft op een (landelijke) kavel. In de waardering wordt dit gegeven nader uitgewerkt door het aantal jaar dat de speler actief is op nul te stellen. De desbetreffende partij kan derhalve een bedrijf zijn dat pas net bestaat of juist al heel lang, het kan een kleine speler of een grote speler betreffen, het kan een bedrijf zijn dat al jaren actief is in de mediasector of uit een heel andere sector komt, etcetera. Het ligt dan ook niet in de rede om specifiek uit te gaan van een start-up ten behoeve van de waardering voor een gemiddeld efficiënte toetreder.

Voor het bepalen van de reserveprijzen is gebruik gemaakt van de eerder door SEO/IViR ontwikkelde methodiek. De risicovrije rente is dus ook vastgesteld op de wijze zoals dat is gedaan in voorgaande waarderingsrapporten van SEO, bijvoorbeeld ten behoeve van de berekening van de verlengingsprijzen voor de landelijke commerciële FM-radiovergunningen.

Voor deze vaststelling maakt SEO gebruik van historische data. Tevens heeft SEO zich rekenschap gegeven van (onderbouwde) voorspellingen van enkele gerenommeerde partijen. Het rapport van SEO baseert zich daarmee op, de op dat moment, meest recente kennis over historische gegevens en de voorspellingen van gerenommeerde bronnen. De Minister constateert dat het gaat om een zorgvuldige werkwijze.

Voor de berekening van de hoogte van de risicovrije rente is in het rapport gekeken naar de laatste 4 jaar, in lijn met de uitgevoerde eerdere waarderingen. Ook als – ter toetsing – wordt gekeken naar een langere periode, bijvoorbeeld de laatste 10 jaar, resulteert dit in een gemiddelde risicovrije rente van ongeveer 0,6%. Dit is dus nog lager dan de in het rapport gehanteerde midpuntschatting van 1,25%. Dit laatste geeft aan dat SEO bij de berekening voor de reserveprijzen uitgegaan is van conservatieve aannames.18

Ook voor vaststelling van de hoogte van risicopremie geldt dat dit is geschied op basis van een toegepaste methode die ook is gebruikt in voorgaande waarderingsrapporten. De gehanteerde werkwijze op basis van een benchmark is de gebruikelijk manier om tot risicopremies te komen, bij het bepalen van de WACC.

Welllicht ten overvloede wordt nog opgemerkt dat voor de vaststelling van alle variabelen in het rapport is gewerkt met data tot een bepaald moment in de tijd. Dit is ook logisch aangezien een rapport op een bepaalde datum opgeleverd moet worden. Uiteraard kunnen nadien een aantal variabelen weer wijzigen. Dat is inherent aan een systematiek die gebruik moet maken van inschattingen. Mocht er echter voor gekozen worden om na oplevering van de berekeningen een update uit te voeren dan dient dit overigens te gebeuren voor alle variabelen en niet voor een willekeurig beperkt aantal. De uitkomst van een update van alle variabelen staat echter niet op voorhand vast. Het is niet gezegd dat er dan per saldo een opwaarts effect op de WACC plaats zou vinden. Integendeel. Eveneens onjuist is derhalve de stelling van een respondent inhoudende dat voor de verandering in de WACC ten opzichte van 2021 primair alleen zou moeten worden gekeken naar de risicovrije rente.

Voor zover de respondent betoogt dat de risicovrije rente, de risicopremie zou moeten bestaan uit andere cijfers volgt dat niet uit de door de respondent aangeleverde gegevens. Ook voor een WACC van 10% is niet duidelijk waar deze aanname – die ruim twee keer zo hoog is als de in het rapport van SEO gehanteerde WACC – op gebaseerd is. Daar waar een andere respondent eveneens van mening is dat de WACC te conservatief is vastgesteld, geldt dit ook.

In het rapport is een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd voor de WACC. Bij een fors hogere WACC van 6% (ruim 30% boven de waarde zoals gehanteerd in het basisscenario) resulteren waarden die ruim boven de voorgestelde reserveprijzen liggen en niet lager. Uit de uitgevoerde gevoeligheidsanalyse blijkt al dat er geen aanleiding is om vanwege mogelijke gevoeligheden in de aannames, waaronder de WACC, af te wijken van de voorgestelde reserveprijzen. In het rapport van SEO is daarom eveneens opgenomen dat uitgevoerde gevoeligheidsanalyse geen reden geeft om af te wijken van de in Tabel 3.1 opgenomen berekende waarden.

Een aantal respondenten heeft aangegeven dat een verlaging van de reserveprijs van 60% naar 40% van de door SEO berekende in de rede ligt. Een respondent geeft aan dat waarde van de vergunningen onzeker is door een aantal factoren. Zo zorgt de lange vergunningsduur zelf voor onzekerheid. Voorts zouden er volgens deze respondent geen redenen zijn om te veronderstellen dat er in de markt een verhoogd risico op collusie is.

De onzekerheid die met de lange duur van de vergunningen gepaard gaat, wordt automatisch meegenomen door het verdisconteren van toekomstige inkomsten met de WACC. Door het effect van de discontovoet hebben inkomsten en kosten in latere jaren een minder grote impact op de waardebepaling dan inkomsten en kosten in eerdere jaren. Met andere woorden SEO heeft zich rekenschap gegeven van de onzekerheden die met een langere vergunningsduur samenhangen en heeft die op een zorgvuldige wijze ingebouwd in de door hen gebruikte systematiek. Deze onzekerheden doen zich overigens voor bij alle frequentie-uitgiftes en zijn niet specifiek voor commerciële radio. Het feit dat zich onzekerheden voor doen, maakt dus niet dat het vaststellen van een reserveprijs over een langere periode niet mogelijk is.

Nu de respondent verder niet onderbouwt waarom er geen redenen zijn om te veronderstellen dat stilzwijgende collusie een reëel risico is, laat de Minister dit onderwerp deels onbesproken. Een verhoogd risico op collusie komt immers alleen al voort uit het beperkte aantal ondernemingen dat actief is op de markt voor landelijke radio. Dit is ook de reden waarom er een discretionaire bevoegdheid in de regeling is opgenomen die het mogelijk maakt om aanvragers na afloop van de aanvraagfase, maar vóór, tijdens of na de veiling uit te sluiten. In dit kader wordt met name gewezen op het tweede lid van artikel 18, dat de Minister de bevoegdheid geeft om, in het zeer uitzonderlijke geval dat hij op basis van niet eerder dan na afloop van de veiling hem bekend geworden feiten tot het oordeel zou komen dat een deelnemer in strijd heeft gehandeld met artikel 17, eerste lid, de winnende biedingen van die deelnemer ongeldig te verklaren.

De verwijzing naar het ACM advies van 14 november 2022 en de conclusie dat een wijziging in de marktordening het risico op stilzwijgende collusie beperkt, kan de Minister niet volgen. De ACM spreekt juist haar zorgen uit over de mate van concurrentie in de radiomarkt en ziet de veranderingen in de marktordening eerder als een eerste stap om meer effectieve concurrentie te bewerkstelligen. Dit maakt niet dat er tijdens de veiling geen sprake zou zijn van een verhoogd risico op collusie.

Bovendien wordt opgemerkt dat SEO in het rapport diverse gevoeligheidsanalyses heeft uitgevoerd met als doel om de gehanteerde afslag te toetsen. Uit het rapport blijkt dat deze analyses, die zijn uitgevoerd met variaties in de WACC en de platformverdeling, niet leiden tot waarden die onder de door SEO geadviseerde reserveprijs uitkomen. Als deze waarden wel onder de reserveprijs uitkomen, bestaat er een risico dat de kavel niet wordt uitgegeven of dat partijen te veel gaan bieden. De uitgevoerde gevoeligheidsanalyses geven geen aanleiding om de reserveprijs vast te stellen op een bedrag dat op 40% ligt van de door SEO berekende waarde.

Naar aanleiding van een zienswijze van een respondent over het demografische bereik van de FM-vergunningen, heeft de RDI een herberekening uitgevoerd. Uit deze herberekening volgt dat er een ander demografische bereik voor de FM-vergunningen gehanteerd moet worden voor de jaren 2020 en 2021. Deze bereiken vormen een onderdeel van de berekende reserveprijzen. De Minister heeft daarom, naar aanleiding van deze zienswijze en de uitkomsten van de berekeningen van de RDI, eveneens aan SEO gevraagd om de berekeningen van de verwachte waarde van de vergunningen zoals gepubliceerd in het SEO rapport van november 2022 te actualiseren. Naar aanleiding van de actualisatie van SEO 20 is de reserveprijs voor het pakket LCO2 iets naar beneden bijgesteld.

Een respondent is van mening dat de in deze regeling opgenomen verplichting om meteen na de veiling ofwel het volledig geboden bedrag in één keer te betalen, ofwel eerst de helft, gevolgd door de andere helft een jaar later, niet strookt met overweging 127 van Richtlijn (EU) 2018/1972. Volgens deze respondent blijkt uit deze overweging dat de Europese wetgever jaarlijkse vergoedingen efficiënter acht dan een te betalen veilingbedrag in één keer. Verder spreekt deze respondent het vermoeden uit, dat de eis om het volledige bedrag in één keer of in twee keren te betalen, is ingegeven vanwege de vele problemen met eerdere veilingwinnaars, vanwege de ‘winner’s curse’. Daarnaast spreekt deze respondent het vermoeden uit, dat deze verplichting haar oorsprong heeft, in de wens van de Staat om de veilingbedragen zo snel mogelijk ‘de schatkist’ in te laten stromen.

De betreffende respondent verwijst specifiek naar de laatste volzin van overweging 127 van Richtlijn (EU) 2018/1972. Deze volzin luidt: ‘Ook door vaker gebruik te maken van vergoedingen op jaarbasis wordt ervoor gezorgd dat het gebruik van radiospectrum door de houder van de rechten permanent wordt beoordeeld.’ Allereerst wil de Minister graag opmerken, dat de keuze niet is ingegeven vanuit de wens om de veilingbedragen zo snel mogelijk ‘de schatkist’ in te laten stromen. De belangrijkste reden noemt deze respondent zelf al: het zoveel mogelijk voorkomen van problemen met de hiervoor genoemde winner’s curse. Jaarlijkse betalingen, waarbij het grootste gedeelte van een geboden bedrag pas (ver) in de toekomst hoeven te worden betaald (overigens uiteraard wel met verhoging in verband met de wettelijke rente), kunnen deelnemers stimuleren om te hoge en daarmee onrealistische biedingen uit te brengen. Dat kan ongewenste effecten hebben in de veiling en dat vindt de Minister onwenselijk. De Minister heeft evenwel gehoor willen geven aan signalen uit sector om gespreide betaling mogelijk te maken. Dat heeft de Minister gedaan met de opening van de mogelijkheid van betaling in twee termijnen. Daarbij neemt de Minister in acht dat een veiling tot doel heeft om een partij te selecteren die naar verwachting de hoogste waarde toekent aan een vergunning. Die waarde wordt tot uitdrukking gebracht in een bod waaraan de bieder onvoorwaardelijk en onherroepelijk is gehouden. Het is daarom van belang dat de grenzen waarbinnen een uitstel van betaling wordt verleend vooraf duidelijk zijn voor alle deelnemers. Om die reden is een betalingsregeling in de aanvraagregeling opgenomen. Indien aan de winnende partij achteraf – na de veiling – een andere vorm van uitstel van betaling wordt verleend, worden de spelregels ingrijpend gewijzigd. Dan kan een deelnemer immers speculeren op het verkrijgen van financiering na de veiling en zorgt uitstel van betaling ook tot meer biedruimte. Bij andere spelregels had wellicht een andere partij gewonnen. Dit zou ernstig afbreuk doen aan het gelijkheidsbeginsel, het beginsel van level-playing-field en het rechtszekerheidsbeginsel. Voor zover deze respondent specifiek wijst op de laatste volzin van overweging 127, is van belang op te merken dat overwegingen bij richtlijnen en verordeningen niet zelfstandig bindend zijn en als zodanig geen verplichtingen in het leven kunnen roepen. Bovendien heeft de Minister, zoals hiervoor uiteengezet, goede redenen om géén jaarlijkse betalingen mogelijk te maken. In die zin handelt de Minister ook niet in strijd met de gedachte van overweging 127, om ‘vaker gebruik te maken van vergoedingen op jaarbasis’. ‘Vaker’ wil immers niet zeggen ‘altijd’.

Een aantal respondenten heeft opmerkingen gemaakt over de (met deze regeling aan te brengen) wijzigingen in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep. Deze wijzigingen zien ten eerste op het maximumaantal landelijke FM-vergunningen dat door één rechtspersoon mag worden verworven of gebruikt (drie landelijke FM-vergunningen) en ten tweede op het verduidelijken van de reeds bestaande scheiding tussen de landelijke en niet-landelijke FM-radiomarkten.

Ten aanzien van het maximumaantal landelijke FM-vergunningen dat één rechtspersoon mag verwerven of gebruiken, zijn sommige respondenten van mening dat de gebruiksbeperking moet worden verlaagd (van drie in de ontwerpregeling naar twee). Andere respondenten waren juist van mening dat het maximumaantal van de ontwerpregeling zou moeten worden verhoogd (van drie in de ontwerpregeling naar vier). Bovendien betwijfelt één respondent of deze maatregel wel een wettelijke basis heeft en acht deze respondent de maatregel (jegens hem) in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Op grond van artikel 3.11 van de wet kan de Minister bij ministeriële regeling, in het belang van een optimale verdeling dan wel een doelmatig gebruik van de frequentieruimte, een maximale hoeveelheid frequentieruimte vaststellen die een natuurlijk persoon of rechtspersoon ten hoogste mag gebruiken of bij een verdeling mag verwerven. Blijkens de memorie van toelichting is met artikel 3.11 bedoeld een expliciete grondslag te creëren om te kunnen bereiken dat bij een beperkte beschikbaarheid van frequentieruimte zoveel mogelijk partijen in staat worden gesteld een vergunning voor het gebruik van die frequentieruimte te verkrijgen.21 Het ligt dan ook voor de hand dat de Minister van deze bevoegdheid gebruik maakt ter bevordering van de mededinging.22 Dit is ook als zodanig benoemd in de memorie van toelichting bij artikel 3.11, van de wet en sluit ook aan bij (de gedachte achter) Richtlijn (EU) 2018/1972 (en diens voorganger), dat onder andere in artikel 52, eerste lid, nationale regelgevende instanties en andere bevoegde instanties opdraagt de daadwerkelijke mededinging te bevorderen en verstoringen van de mededinging te voorkomen wanneer zij besluiten nemen inzake de verlening, aanpassing of verlenging van gebruiksrechten voor radiospectrum voor elektronische communicatienetwerken en -diensten. Anders dan één van de respondenten lijkt aan te voeren, hoeft de Minister – zo blijkt uit de totstandkomingsgeschiedenis23 – niet te wachten met gebruikmaking van de bevoegdheid van artikel 3.11 van de wet totdat tot er daadwerkelijk een economische machtspositie is of dreigt te ontstaan. Artikel 3.11 van de wet is een preventief instrument en biedt de Minister juist de mogelijkheid om zulke risico’s te voorkómen. Er is dus duidelijk sprake van een verkeerde uitleg van het wettelijk kader, waar een respondent betoogt dat er geen wettelijke basis is voor deze maatregel.

De Minister gaat uiteraard wel terughoudend om met de bevoegdheid van artikel 3.11 van de wet. De Minister stelt alleen een maximumaantal vergunningen of frequentieruimte vast, als dat nuttig en nodig is. Zoals de Minister in het algemeen deel heeft toegelicht, heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) advies uitgebracht aan de Minister over het aantal FM-vergunningen dat één rechtspersoon ten hoogste mag gebruiken of verwerven.24 De ACM is een zelfstandig bestuursorgaan en onafhankelijk toezichthouder op – onder andere – de Mededingingswet en is, ook in het licht van artikel 52, tweede lid, van Richtlijn (EU) 2018/1972, dé instantie om de Minister hierover te adviseren. De ACM heeft de Minister geadviseerd te kiezen voor ten hoogste drie FM-vergunningen, omdat zij – kort gezegd – mededingingsrisico’s signaleert. Door een gebruiksbeperking van maximaal drie pakketten in het ‘bezit’ van één partij te hanteren, wordt voorkomen dat de geschetste risico’s zich kunnen voordoen.

De Minister heeft zich ervan vergewist dat het door ACM verrichte onderzoek zorgvuldig tot stand is gekomen. Van belang hierbij is dat de ACM haar advies mede heeft gebaseerd op (het onderzoek dat ten grondslag lag aan) haar eerdere adviezen over de voorgenomen veilingen van frequenties op de radiomarkt, te weten: het advies van de ACM over de gebruiksbeperking van radiofrequenties voor de voorgenomen veiling van de FM-frequenties in 2019 en het advies van de ACM over de veiling van DAB+ laag 7 in 2020. Daarbij zij nog opgemerkt dat het hier dus geen onderzoek betreft naar het vaststellen van een machtspositie en het maken van misbruik daarvan of bij het beoordelen van een fusie.

De Minister heeft dit advies overgenomen in de ontwerpregeling. In de inbreng van de verschillende respondenten (die ofwel pleitten voor verlaging ofwel juist voor verhoging van het maximum) heeft de Minister geen aanleiding gezien te twijfelen aan de zorgvuldigheid en juistheid van het advies van de ACM. De Minister heeft daarom gekozen vast te houden aan een maximum van drie FM-vergunningen per rechtspersoon.

Waar één respondent van mening is dat de vaststelling van een nieuw maximumaantal FM-vergunningen in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, omdat een huidige vergunninghouder, zo begrijpt de Minister, ten minste één vergunning zou verliezen, en de Minister de gevolgen van dat verlies niet bij de belangenafweging heeft betrokken, kan de Minister deze respondent niet volgen. De huidige vergunninghouder gaat immers geen vergunning verliezen, maar kan straks één vergunning minder verwerven dan waarover hij nu beschikt. De huidige vergunninghouder zal dit waarschijnlijk als hetzelfde ervaren, maar er is sprake van een wezenlijk verschil. De Minister heeft op grond van artikel 3.19, tweede lid, onderdeel f, van de wet, immers ook de bevoegdheid een lopende vergunning in te trekken, indien de instandhouding van die vergunning de daadwerkelijke mededinging op de relevante markt in aanzienlijke mate zou beperken. De Minister maakt echter geen gebruik van deze bevoegdheid om vergunningen in te trekken. De vergunninghouder kan de volledige looptijd van zijn FM-vergunningen benutten. Er is wél sprake van een nieuwe, algemene, preventieve maatregel bij de eerste nieuwe verdeling van de landelijke FM-vergunningen in 20 jaar. Daarvoor is een analyse gedaan van de huidige marktsituatie. Nog daargelaten hoe de Minister de eventuele gevolgen van het nieuwe maximumaantal voor een individuele partij zou moeten wegen, en waartegen de Minister die zou moeten wegen, is de Minister principieel van mening dat het niet passend is om bij een nieuwe verdeling, die open, eerlijk en `niet-discriminerend moet zijn, rekening te houden met de gevolgen voor, en huidige posities van, één partij of een kleine groep van partijen.

Daar waar een aantal respondenten pleit voor het opnemen van extra waarborgen ten aanzien van de verbondenheid dan wel de gebruiksbeperking indien een rechtspersoon tevens beschikt over een verkoopkantoor, waarmee hij de verkoop en opbrengsten van advertenties (het verdienmodel van commerciële radio) kan beïnvloeden, merkt de Minister op geen aanleiding te zien om dit verzoek over te nemen.

Een aantal respondenten geeft aan verheugd te zijn met de aanscherping die is opgenomen ter voorkoming dat landelijke en niet-landelijke partijen zich op elkaars markt kunnen begeven. Een aantal respondenten merkt echter op dat eveneens voorkomen dient te worden dat landelijke commerciële partijen middels participatie, financiële ondersteuning, en dergelijke, in niet-landelijke partijen deelnemen. Deze opmerking wordt aldus begrepen dat deze respondenten van mening zijn alle vormen van samenwerking(sovereenkomsten) tussen landelijke en niet-landelijke radiopartijen op voorhand moeten worden uitgesloten.

Hierop wordt als volgt gereageerd. Artikel 3.11 van de wet heeft als doel om bij te dragen aan een doelmatig gebruik van frequenties. Dit houdt onder meer in dat radiopartijen zoveel mogelijk in onderlinge concurrentie tot een rendabele exploitatie van de schaarse frequentieruimte moeten komen. Het op voorhand in algemene zin verbieden van alle vormen van samenwerking tussen landelijke en niet-landelijke partijen past niet bij deze doelstelling. Dit bekent dat per casus beoordeeld zal moeten worden of er sprake is van een samenwerking die niet overeenstemt met de geldende wet- en regelgeving. In dit kader wordt onder meer verwezen naar uitspraak van het CBb van 12 april 2022.25 In deze uitspraak oordeelde het CBb dat er geen sprake is van ongeoorloofde verbondenheid tussen Radio Limburg en Q-Music Nederland. En dat zij hun samenwerking mochten continueren.

Een respondent is van mening dat elk bezit van frequentieruimte mee moet tellen, ter voorkoming dat landelijke en niet-landelijke partijen zich op elkaars markt kunnen begeven, dus ook vergunningen voor Digitale radio-omroep (DAB+). Dit in ieder geval voor de periode waarin zowel FM- als DAB-vergunningen lopen. Na deze periode kan een nieuwe weging gemaakt worden over noodzakelijkheid/ wenselijkheid van een domeinscheiding, aldus deze respondent.

De Minister is voornemens om met OCW te bezien of, en zo welke onderwerpen meer structureel geregeld zouden moeten worden voor het digitale spectrum.

Op dat moment kan in kaart gebracht worden welke gevolgen een dergelijke bepaling met zich meebrengt. Hoewel de Minister de wens van deze respondent goed kan volgen, is het op dit moment nog te vroeg om te bepalen dat dus ook vergunningen voor Digitale radio-omroep meetellen voor de reikwijdte van de betreffende bepaling.

Een respondent geeft aan dat het toetsmoment voor het verbod op het bezitten dan wel verkrijgen van een landelijke en niet-landelijke commerciële radiovergunning niet bij de aanvraag moet liggen. Een houder van een vergunning voor niet-landelijke commerciële omroep moet een landelijke vergunning kunnen verwerven, onder voorwaarde dat daarna de niet-landelijke vergunning binnen redelijke termijn wordt ingeleverd.

Deze constatering van de respondent is juist. Het toetsmoment voor de beperking dat één rechtspersoon niet zowel frequentieruimte voor de landelijke als de niet-landelijke FM-markt mag bezitten, ligt niet bij de aanvraag. Het staat houders van een niet-landelijke vergunning daarom vrij om een aanvraag voor een landelijke commerciële vergunning in te dienen. Indien vervolgens een landelijke vergunning wordt gewonnen, kan deze pas worden verleend na het inleveren of overdragen van de niet-landelijke vergunning(en). Op deze wijze is gegarandeerd dat pas op het moment dat duidelijk is dat een landelijke vergunning is verworven, de niet-landelijke vergunningen ingeleverd moeten worden. Een expliciete uitzonderingsgrond opnemen in deze regeling, zoals een andere respondent noodzakelijk acht, is – naast de in de wet opgenomen absolute en relatieve weigerings- en intrekkingsgronden – dan ook niet nodig.

8. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid (UHT)

Een ontwerp van deze regeling is voorgelegd aan de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur ter toetsing op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en fraudebestendigheid. De RDI was van oordeel dat de regeling uitvoerbaar, handhaafbaar en fraudebestendig is.

9. Administratieve lasten

De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige gegevens te overleggen. Deze gegevens dienen ertoe om te toetsen of de aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde eisen. Het verstrekken van deze gegevens brengt administratieve lasten voor de aanvrager met zich mee. Een algemeen geldend uitgangspunt voor regelgeving is dat de uit regelgeving voortvloeiende administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk moeten worden gehouden. Tegen deze achtergrond is de in deze regeling vastgelegde procedure zodanig vormgegeven dat deze voor de aanvragers een minimum aan administratieve lasten oplevert, onder andere door in de bijlagen van deze regeling een modelaanvraagformulier en een modelbankgarantie op te nemen.

Daarnaast wordt een verbondenheidstoets uitgevoerd. Dit brengt ook administratieve lasten voor partijen met zich mee. Partijen dienen hierbij inlichtingen te verschaffen en documenten aan te leveren die zien op hun eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen.

Over de zekerheidsstelling wordt verder opgemerkt dat de aanvrager deze kan voldoen in de vorm van een waarborgsom of een bankgarantie. Ingeval de aanvrager voor de waarborgsom kiest, leidt dit niet tot een verzwaring van de administratieve lasten. De kosten van een bankgarantie gelden daarentegen als administratieve last. Voor zover een aanvrager dus kiest om de zekerheidstelling te voldoen in de vorm van een bankgarantie, leidt dit tot een verzwaring van de administratieve lasten. De keuze is aan de aanvrager. Hij heeft daarmee op dit punt zelf invloed op de administratieve lasten die hij maakt. Daarnaast kan, vooral door de keuze voor een veiling, de opstelling van een bedrijfsplan achterwege blijven.

Het is slechts mogelijk een zeer globale kwantificering van de administratieve lasten te geven, aangezien dit afhankelijk is van het aantal aanvragen en van de wijze en omvang van de zekerheidstelling. Voor de kwantificering is ervan uitgegaan dat ongeveer tien belangstellenden een aanvraag zullen indienen voor het verkrijgen van één of meer van de negen te veilen pakketten met landelijke commerciële vergunningen.

Een aanvrager mag overigens maar één aanvraag indienen, ook als hij meerdere pakketten, met een maximum van drie, wenst aan te vragen. In een dergelijk geval nemen de administratieve lasten slechts beperkt toe, dezelfde informatie en documenten wordt slechts eenmaal gevraagd. In het navolgende wordt daarom voor de berekening van de administratieve lasten uitgegaan van aanvragen die betrekking hebben op één enkel pakket. Wel geldt de zekerheidsstelling per pakket, Dit heeft tot gevolg dat indien een aanvraag betrekking heeft op meerdere pakketten en indien er gekozen wordt voor een zekerheidsstelling het bedrag hoger is dan het bedrag wat berekend is voor een gemiddelde aanvraag (zie hieronder).

Voor de kwantificering van de totale administratieve lasten van de regeling wordt echter uitgegaan van de kosten van een gemiddelde aanvraag.

Kwantificering administratieve lasten

Als wordt bezien wat het totaal van de administratieve lasten is voor de verlening van deze vergunningen door middel van een veilingprocedure kan het volgende beeld worden geschetst.

De aanvraagprocedure voor verlening van een landelijk commercieel pakket begint met het indienen van een aanvraag. Voor deze aanvraag is het volgende benodigd: een volledig ingevuld aanvraagformulier, overeenkomstig bijlage 1, en veelal aanvullende documentatie over eigendoms- en zeggenschapsverhoudingen ten behoeve van de verbondenheidstoets.

Deze lasten zijn als volgt uit te splitsen:

Het lezen van deze regeling en het invullen/indienen van de aanvraag: Dit zal maximaal vijf uur in beslag nemen.

Het verzamelen, kopiëren en aanleveren van gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets. De verwachting is dat leidinggevenden/managers hier vijf uren aan besteden en administratief personeel drie uren. Hier komen de kopieerkosten (€ 25,–) nog bij.

Bij de tarieven wordt uitgegaan van een uurtarief van € 77,– voor leidinggevenden/managers en een uurtarief van € 33,– voor administratief personeel.

Ook moet rekening worden gehouden met kopieerkosten van circa € 25,–. Voor het aantekenen en verzenden van de aanvraag wordt rekening gehouden met een kostenpost van circa € 19,50. Het aangetekend versturen van de aanvraag zelf kost € 9,05.

In totaal levert dit per aanvrager en het volgende beeld op:

Activiteit

Wie

Tijd of aantal

Totaal

Lezen regeling en invullen aanvraag

Leidinggevende

5 uur

5 x € 77,– = € 385,–

Aanleveren gegevens ten behoeve van de verbondenheidstoets

Leidinggevende

5 uur

5 x € 77,– = € 385,–

Verzamelde stukken kopiëren

Administratief medewerker

3 uur

3 x € 39,– = € 117,–

Kosten kopieën

(10 cent per kopie)

250 kopieën

0,1 x 250,– = € 25,–

Aantekenen en verzenden aanvraag

Administratief medewerker

Half uur

Aangetekende verzending

0,5 x € 39,– = € 19,50

€ 9,05

Totale gemiddelde kosten per aanvrager1

€ 940,55

X Noot
1

Hier zijn nog niet de kosten voor een zekerheidsstelling in verdisconteerd.

Bij het aanvragen van een bankgarantie zal de regeldruk toenemen. Dit ligt in het feit dat deze aangevraagd dient te worden en gezien het feit dat gedurende de looptijd van de bankgarantie een maandelijks bedrag zal moeten worden voldaan.

Uitgaande van een gemiddelde zekerheidsstelling van € 1.500.000,– en kosten van 1% per jaar komen de kosten van een bankgarantie gemiddeld uit op ongeveer € 7.500,– gedurende de looptijd van de garantie. Daarbij is uitgegaan van zes maanden tussen de aanvraag en de aanwending van de bankgarantie voor gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag.

Uitgaande van 10 aanvragers en gemiddeld € 940,55 per aanvragen komen de totale administratieve lasten van de regeling uit op € 9.405,50. Het betreffen hier eenmalige kosten.

Deze regeling en de toelichting zijn voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.

10. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten op grond waarvan ministeriële regelingen in beginsel in werking treden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober, en minimaal twee maanden vóór inwerkingtreding worden bekendgemaakt. Deze afwijking is noodzakelijk om te voldoen aan de uitspraak van de rechter.

Artikelsgewijs

Artikel 9. Terugstorten van waarborgsom en teruggave bankgarantie aanvragen die niet worden behandeld, zijn afgewezen of geweigerd

Op grond van artikel 8 is de aanvrager verplicht een waarborgsom of bankgarantie te verstrekken. Artikel 9 bepaalt hoe en wanneer de Minister de waarborgsom terugstort of aan de bank die de bankgarantie heeft afgegeven mededeelt dat deze kan vervallen voor aanvragen die zijn ingetrokken, niet worden behandeld, zijn afgewezen of zijn geweigerd. Hierbij wordt opgemerkt dat een waarborgsom in beginsel wordt teruggestort op hetzelfde bankrekeningnummer waarvan de waarborgsom ontvangen is.

Artikel 10. Verzuim en verzuimherstel

Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan besluiten een aanvraag niet te behandelen, indien, kort gezegd, de aanvrager zich niet heeft gehouden aan de regels voor het in behandeling nemen van de aanvraag of als de door de aanvrager verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Een voorwaarde voor een besluit de aanvraag niet te behandelen is wel dat de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

In artikel 10 van deze regeling zijn voorschriften gesteld voor dit soort situaties. Indien de Minister constateert dat de aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden, krijgt de aanvrager in beginsel de gelegenheid het verzuim te herstellen. Ten overvloede wordt opgemerkt dat niet voor elk verzuim de mogelijkheid van verzuimherstel kan worden geboden. Het is bijvoorbeeld evident dat een aanvrager wiens aanvraag te laat is ontvangen niet in de gelegenheid hoeft te worden gesteld om alsnog te proberen zijn aanvraag op tijd in te dienen. De voorwaarden ten aanzien waarvan de mogelijkheid van verzuimherstel wordt geboden zijn limitatief in artikel 10 opgesomd.

Artikel 11. Afwijzing van de aanvraag

In het eerste lid van artikel 11 is bepaald wanneer de Minister aanvragen geheel of gedeeltelijk afwijst. De Minister wijst de aanvraag volledig af, indien de aanvrager, kort gezegd, niet voldoet aan de voorschriften om in aanmerking te komen voor een pakket of zijn aanvraag te laat heeft ingediend. De Minister wijst een aanvraag gedeeltelijk af, indien de aanvrager te veel pakketten heeft aangevraagd, gelet op hetgeen in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperkingen commerciële radio-omroep is bepaald. Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf 6 van het algemeen deel van deze toelichting.

Het tweede lid van artikel 11 geeft de Minister, in tegenstelling tot het eerste lid, een discretionaire bevoegdheid om een aanvraag af te wijzen, als naar zijn oordeel aannemelijk is dat de aanvrager afspraken heeft gemaakt of onderling afgestemde feitelijke gedragingen heeft verricht die afbreuk doen of kunnen doen, of gedaan hebben of gedaan kunnen hebben aan de mededinging in het kader van de veilingprocedure, de aanvrager niet heeft voldaan aan de informatieplicht, bedoeld in artikel 7, of indien een aanvrager niet voldoet aan een vordering als bedoeld in artikel 18.7, eerste lid, van de wet.

Naar aanleiding van de door de aanvrager aangeleverde gegevens en bescheiden kan het immers voorkomen dat de Minister nadere informatie en/of documenten nodig heeft, om de aanvraag te beoordelen. In dat geval kan de Minister, gelet op het belang van de voortgang van de veiling, inlichtingen vorderen bij de betreffende aanvrager. De aanvrager is verplicht om zijn medewerking te verlenen aan deze vordering, voor zover dit redelijkerwijs van de aanvrager kan worden verlangd. Artikel 11, tweede lid, onderdeel b, van deze regeling, bepaalt dat indien de aanvrager niet binnen de gestelde termijn alle gevorderde inlichtingen aanlevert, de Minister de aanvraag kan afwijzen.

Ten overvloede wordt in dit kader opgemerkt dat de Minister op grond van artikel 18.7, eerste lid, van de wet, ook van andere partijen dan de aanvrager informatie kan vorderen met betrekking tot de aanvrager. Indien deze derde partij niet voldoet aan de vordering, kan dit de aanvrager niet worden tegengeworpen. Tegen de derde partij staan de reguliere handhavingsmiddelen ter beschikking.

Artikel 18 Uitsluiting aanvragers

Artikel 18 voorziet in bevoegdheden van de Minister om aanvragers na afloop van de aanvraagfase, maar vóór, tijdens of na de veiling uit te sluiten. In dit kader wordt met name gewezen op het tweede lid van artikel 18, dat de Minister de bevoegdheid geeft om, in het zeer uitzonderlijke geval dat hij op basis van niet eerder dan na afloop van de veiling hem bekend geworden feiten tot het oordeel zou komen dat een deelnemer in strijd heeft gehandeld met artikel 17, eerste lid, de winnende biedingen van die deelnemer ongeldig te verklaren. Dit leidt ertoe dat de aan de hand van die winnende biedingen overeenkomstig artikel 33 verleende vergunningen worden ingetrokken. Op grond van artikel 3.19, tweede lid, onder e, van de wet, worden vergunningen immers ingetrokken wanneer de gronden waarop de vergunning is verleend zijn vervallen.

Artikelen 23 tot en met 31

De artikelen 23 tot en met 31 bevatten de kern van de regels voor de veiling. Voor een gedetailleerde beschrijving van de veilingprocedure en veilingregels wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 34. Betaling en hoogte van verschuldigde bedrag

In artikel 34 is bepaald wat de hoogte is van het door winnende deelnemers (voor hun vergunningen) verschuldigde bedrag is en dat zij dit bedrag binnen twee weken na de bekendmaking van de winnende biedingen moeten betalen. Uitzondering hierop is wanneer de winnende deelnemer in zijn aanvraag heeft verzocht om betaling in twee delen, in dat geval betaalt hij conform het eerste lid, onder b, binnen twee weken na bekendmaking de helft van het in totaal verschuldigde bedrag en het restant binnen één jaar. Ten overvloede wordt opgemerkt dat de winnende deelnemers ook nog bedragen zijn verschuldigd voor werkzaamheden die de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur verricht in het kader van de vergunningverlening en het houden van toezicht. Deze bedragen zijn vastgesteld in de Regeling vergoedingen Rijksinspectie Digitale Infrastructuur 2023.

Artikelen 37 en 38. Wijzigingen Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 en Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003

De artikelen 37 en 38 strekken tot wijziging van de ministeriële regelingen waarmee in 2003 de FM-vergunningen zijn verdeeld. Dit zijn de Regeling aanvraag- en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 en de Regeling verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003. Hoewel deze verdelingen al lang geleden hebben plaatsgevonden, en deze regelingen materieel zijn uitgewerkt, wordt er in de thans nog geldende vergunningen wél naar deze regelingen verwezen.

In de twee hiervoor genoemde regelingen wordt een aantal keer verwezen naar de Regeling aanwijzing gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003. Deze Regeling aanwijzing gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep wordt, met het oog op de nieuwe verdeling, gewijzigd door de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (om een aantal clausuleringen af te schaffen). Met de artikelen 37 en 38 is daarom bepaald dat de verwijzingen naar artikelen van de Regeling aanwijzing gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 zien op deze regeling zoals die luidde vóór de inwerkingtreding van de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 februari 2023, nr. WJZ 34858995 (14696), handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en Klimaat, tot wijziging van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 in verband met modernisering van de clausuleringen.

Artikel 39. Wijziging Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep

In paragraaf 6 van het algemeen deel van deze toelichting is uiteengezet dat de ACM heeft geadviseerd om een maximumhoeveelheid frequentieruimte vast te stellen. De Minister heeft dit advies overgenomen. Ter uitvoering van dit advies strekt artikel 39 van deze regeling tot wijziging van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep.

Van de gelegenheid is ook gebruik gemaakt om de zogenoemde scheiding tussen de landelijke en niet-landelijke FM-markt te verduidelijken. Deze scheiding is in 2003 vastgesteld met artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële FM-radio-omroep 2003. Hierin was bepaald dat de landelijk en niet-landelijk opererende commerciële omroepen zich niet op elkaars markt dienen te bewegen en dat tevens moest worden voorkomen dat via ketenvorming op niet-landelijk niveau zodanige concentraties ontstaan dat er zich semi-landelijke netwerken ontwikkelingen. Ter voorkoming van ketenvorming was bijvoorbeeld bepaald dat het demografisch bereik van de totale hoeveelheid frequentieruimte van één niet-landelijke vergunninghouder (en daaraan verbonden partijen) niet meer mag bedragen dan 30 procent.26 Na de inwerkingtreding van een wijziging van artikel 3.11 van de wet27, en met de vaststelling van de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep, is artikel 8, tweede lid, van de Regeling aanwijzing en gebruik frequentieruimte commerciële radio-omroep 2003 (die haar grondslag had in de Mediawet 2008) inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in een ministeriële regeling met een grondslag in de wet. Hierbij is ook de hiervoor genoemde scheiding gecontinueerd, zoals ook de bedoeling was van de wetgever.28 Het Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio heeft geadviseerd deze scheiding te continueren en aan te scherpen.29 Met het oog op de te organiseren nieuwe verdeling van de landelijke FM-vergunningen met ingang van 1 september 2023 en – normaal gesproken – de nieuwe verdeling van de niet-landelijke FM-vergunningen met ingang van 1 september 2025, wordt met deze regeling een nieuw artikel 3a ingevoegd in de Tijdelijke regeling gebruiksbeperking commerciële radio-omroep. Het nieuwe artikel 3a bepaalt duidelijk dat een rechtspersoon die beschikt over landelijke FM-frequentieruimte niet tevens mag beschikken over niet-landelijke FM-frequentieruimte. En vice versa.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Hetgeen in het bovenstaande cursief is gedrukt moet door de Bank worden ingevuld.

X Noot
2

het bedrag invullen overeenkomstig de formule: € 1.500.000,– x het aantal pakketten waar de aanvraag betrekking op heeft. Dit betekent dat als de aanvraag betrekking heeft op één pakket de bankgarantie € € 1.500.00,– betreft en als de aanvraag op twee pakketten betrekking heeft de bankgarantie € 3.000.000,– betreft, enzovoorts.

X Noot
3

In geval de bankgarantie niet is voorzien van een gekwalificeerde elektronische handtekening, dient de originele schriftelijke bankgarantie per aangetekende post of door persoonlijke overhandiging te worden ingediend op de wijze bedoeld in artikel 3, tweede lid, en onderdeel b.

X Noot
4

Rb. Rotterdam 20 juli 2022, ECLI:NL:RBROT:2022:5958.

X Noot
5

CBb 20 december 2022, ECLI:NL:CBB:2022:821.

X Noot
6

Door middel van de Regeling aanvraag en vergelijkende toets vergunningen commerciële radio-omroep 2003 en de Regeling vervolg verdeling frequenties commerciële radio-omroep 2003.

X Noot
7

Kamerstukken II 2016/17, 24 095, nr. 409.

X Noot
8

Janssen, M.C.W., Maasland, E., 2016, Veiling van vergunningen voor commerciële radio-omroep, Auctiometrix, Rotterdam, januari 2016.

X Noot
9

Maasland, E., 2022, Update advies veiling van vergunningen voor (landelijke) commerciële radio-omroep, Auctiometrix, Rotterdam, 15 maart 2022.

X Noot
11

Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/1506 en artikel 27, vijfde van Verordening (EU) nr. 910/2014 (eIDAS verordening).

X Noot
12

Volgens artikel 3, twaalfde lid, van Verordening (EU) nr. 910/2014 (eIDAS verordening).

X Noot
13

Overeenkomstig artikel 2:14 van de Algemene wet bestuursrecht.

X Noot
14

Advies ‘Reserveprijzen voor de landelijke commerciële radiolicenties’.

X Noot
15

U treft dit advies aan op Rijkoverheid.nl.

X Noot
16

Dat ‘voorlopig hoogste bod’ blijft overigens geldig en de bieder is daaraan gebonden, totdat het voorlopig hoogste bod eventueel wordt overboden in een volgende ronde door een andere deelnemer.

X Noot
17

ACM/UIT/583609.

X Noot
18

Het advies van ACM over gebruiksbeperking radiofrequenties over de voorgenomen veiling van de FM-frequenties in 2019 en het advies van de ACM over de voorgenomen veiling van laag 7 DAB+ in 2020.

X Noot
18

Ter illustratie: in ABN AMRO’s ‘Visie op rente en euro’ van 2 januari 2023 wordt alweer uitgegaan van een forse daling van de risicovrije rente in 2023: ‘Wij denken dat de centrale bank de rente niet dusdanig agressief zal hoeven te verhogen omdat de economie fors is verslechterd en de inflatie (en daarmee de inflatieverwachtingen) dit jaar zullen afnemen. We denken daarom dat de lange rente in de eerste kwartalen van 2023 aanzienlijk zal dalen.’ ABN gaat er in haar artikel van uit dat de rente op 10-jaars staatsobligaties per Q3 2023 zal zijn gedaald naar 1,80%.

X Noot
20

Vastgelegd in de notitie van 17 februari 2023 ‘herberekening van de reserveprijzen’.

X Noot
21

Kamerstukken II 2007/08, 31 412, nr. 3, p. 19. Met latere wetswijzigingen is dit uitgangspunt niet verlaten, zie Kamerstukken II 2017/18, nr. 3, p. 3, laatste alinea.

X Noot
22

Artikel 3.11 is, gelet op de bewoordingen en de totstandkomingsgeschiedenis, overigens niet a priori beperkt tot – kort gezegd – mededingingsproblematiek.

X Noot
23

Kamerstukken II 2008/09, 31 412, nr. 9, p. 9–10.

X Noot
24

Advies van de Autoriteit Consument en Markt aan het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat ten behoeve van de veiling van frequentieruimte voor de landelijke analoge en digitale commerciële radiovergunningen, ACM/UIT/583609.

X Noot
25

ECLI:NL:CBB:2022:164.

X Noot
26

Stcrt. 2003, 40, p. 34.

X Noot
27

Wet van 14 maart 2018 tot wijziging van de Telecommunicatiewet en van de Mediawet 2008 (gebruiksbeperking frequentieruimte en digitale radio-omroep) (Stb. 2018, 97).

X Noot
28

Kamerstukken II 2017/18, 34 799, nr. 3, p. 5.

X Noot
29

Naar een toekomstbestendig beleid voor commerciële radio, Adviescollege verdeling frequentieruimte commerciële radio, par 3.3.

Naar boven