Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 februari 2023, nr. 2023-0000046980, tot wijziging van de subsidieregeling STAP-budget in verband met de invoering van een verleningsgrens, de uitsluiting van scholingen in het scholingsregister en enige andere wijzigingen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 5 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling STAP-budget wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In alfabetische volgorde wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

verleningsgrens:

het maximaal aantal verleende subsidies bedoeld in artikel 12a, eerste lid;.

2. In de begripsomschrijving van ‘scholing’ wordt ‘die is opgenomen in het scholingsregister’ vervangen door ‘die wordt gegeven volgens een vooraf vastgesteld programma, waaraan een docent is verbonden, waarbij de opgedane kennis of vaardigheden worden getoetst,’.

B

In artikel 4, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘leermiddelen’ vervangen door ‘literatuur’ en wordt ‘deze middelen’ vervangen door ‘deze literatuur of middelen’.

C

In artikel 5, eerste lid, wordt na ‘die in het scholingsregister is vermeld’ ingevoegd ‘en hierin niet is uitgesloten,’.

D

Artikel 12, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel e wordt na ‘in het scholingsregister’ ingevoegd ‘dan wel hierin is uitgesloten, tenzij de scholing is uitgesloten op grond van artikel 19a en de subsidieaanvraag is ingediend in het aanvraagtijdvak waarin die uitsluiting plaatsvond.’.

2. In onderdeel f vervalt ‘indien’ en wordt ‘artikel 19, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 19, derde lid’.

E

Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12a. Verleningsgrens

  • 1. Zodra in een kalenderjaar een vooraf door de Minister bekendgemaakt maximaal aantal subsidies is verleend voor een bepaalde scholing, wordt met ingang van het eerstvolgende aanvraagtijdvak van het betreffende kalenderjaar tot en met het einde van dat kalenderjaar subsidie voor deze scholing geweigerd.

  • 2. Voor het kalenderjaar 2023 bedraagt de verleningsgrens per scholing 300.

  • 3. De verleningsgrens wordt voor de jaren na 2023 jaarlijks voor 1 januari van het betreffende kalenderjaar in de Staatscourant bekendgemaakt.

  • 4. Artikel 12, eerste lid, onderdeel e, is niet van toepassing op subsidieaanvragen voor een scholing die is uitgesloten op grond van artikel 19a en die zijn ingediend in het aanvraagtijdvak waarin de uitsluiting heeft plaatsgevonden.

F

In de artikelen 14, vierde lid, en 16, negende lid, wordt ‘steekproefsgewijze’ vervangen door ‘risicogerichte, aselecte en vergelijkende’.

G

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 19. Uitsluiting in het scholingsregister en van het recht op subsidie

2. In het eerste lid wordt ‘verwijdering van deze opleider uit het scholingsregister’ vervangen door ‘uitsluiting van deze opleider in het scholingsregister’.

3. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Indien een scholing niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen, beslist de Minister over uitsluiting van deze scholing in het scholingsregister.

H

Na artikel 19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19a. Tijdelijke uitsluiting na bereiken verleningsgrens

Zodra de Minister vaststelt dat in een kalenderjaar het aantal verleende subsidies voor een bepaalde scholing gelijk is aan de verleningsgrens, sluit de Minister de betreffende scholing uit in het scholingsregister tot en met het einde van het betreffende kalenderjaar.

I

In artikel 20, vierde lid, wordt ‘artikel 19, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 19, eerste en tweede lid, artikel 19a’.

J

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onderdeel e, wordt ‘artikel 19, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 19, eerste of tweede lid en artikel 19a’.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. De opleider die de velden, bedoeld in het eerste lid, invult voor opname van een door hem aangeboden scholing in het scholingsregister, verklaart daarmee dat de scholing voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen.

  • 7. Met betrekking tot een in het scholingsregister opgenomen scholing kunnen de volgende gegevens openbaar worden gemaakt:

    • a. de naam en de vestigingsplaats van de opleider zoals deze zijn opgenomen in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007; en

    • b. het aantal subsidies en het totale subsidiebedrag dat in een kalenderjaar is verleend voor de scholing waarvoor de opleider de velden, bedoeld in het eerste lid, heeft ingevuld.

K

Artikel 22, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen a tot en met c wordt ‘steekproefs- en vergelijkenderwijze’ vervangen door ‘risicogericht, aselect en vergelijkenderwijze’.

2. In onderdeel e vervalt ‘en adviseert de Minister op basis daarvan over het handhaven van de scholing in het scholingsregister of het uitsluiten daarvan uit het scholingsregister’.

3. Onderdeel h vervalt, onder verlettering van onderdeel i tot h.

4. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h (nieuw) door ‘; en’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. zij adviseert de Minister, als zij van oordeel is dat een scholing niet voldoet aan een of meer artikelen van deze regeling, over toepassing van artikel 19, tweede lid.

L

In artikel 23 wordt ‘artikel 22, tweede lid, onderdeel i’ vervangen door ‘artikel 22, tweede lid, onderdelen i of j’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2, dat in werking treedt met ingang van 1 mei 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de Subsidieregeling STAP-budget op een aantal punten aangescherpt. Met deze wijzigingen wordt beoogd de regeling strenger en strakker te maken. Hiermee wordt beoogd misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen door meer duidelijkheid te scheppen en evenwicht te bieden in de regeling. Tevens wordt beoogd de handhaving aan te scherpen. De wijzigingen worden doorgevoerd voordat het eerstvolgende tijdvak van 2023 voor aanvragen van subsidie wordt opengesteld.

In deze toelichting worden de vier grootste inhoudelijke aanpassingen toegelicht. Dit betreft achtereenvolgens de verleningsgrens, het uitsluiten van scholingen, de openbaarmaking van toekenningen en definitiewijzigingen. De artikelsgewijze toelichting zal alle wijzigingen behandelen. Voor de paragrafen over financiën, regeldruk en gegevensverwerking wordt aangesloten bij de eerdere passages van de Subsidieregeling STAP-budget. De wijzigingen zijn tot stand gekomen in nauw overleg met de ketenpartners van STAP. Vanwege de benodigde snelheid van deze regeling zal de toetsing op uitvoerbaarheid spoedig volgen.

Wijzigingen

Verleningsgrens

Uit de monitoringgegevens van UWV blijkt dat een beperkt aantal opleiders met een aantal scholingen een relatief groot beslag legt op het STAP-budget. Steeds vaker blijkt dat een aantal onderwijsinstellingen het STAP-budget inzet als een verdienmodel waarin getracht wordt met slimme marketing ongelimiteerd te werven en zoveel mogelijk subsidie binnen te halen. In de aard zijn dat vaak scholingen met een grote online component en doorlopende instroommomenten. Op zichzelf is het promoten van een scholing die vanuit STAP-budget publiek gefinancierd kan worden geen probleem. Maar dit is ongewenst als het ertoe leidt dat bepaalde doelgroepen onvoldoende bereikt worden met het STAP-budget doordat een onevenredig deel van het STAP-budget terecht komt bij grote aanbieders met veel marketing. En als het leidt tot verschraling van het aanbod voor de burger omdat kleinere opleiders of publiek gefinancierde opleiders met vaste instroommomenten uit de markt gedrukt worden omdat zij niet beschikken over grote marketingbudgetten en daardoor minder zichtbaar en vindbaar zijn. Ook versterkt marketing de toeloop op STAP waardoor het beschikbare budget al snel na opening van een tijdvak uitgeput is en in een tijdvak meer mensen hun STAP-aanvraag niet gehonoreerd krijgen. Om dit tegen te gaan is besloten om het aantal deelnemers te begrenzen dat met STAP-subsidie bij een opleider een scholing kan volgen. Dit leidt tot behoud van keuzemogelijkheden voor de burger. Een bijkomend effect van deze maatregel zal zijn dat het toegekende STAP-budget als publiek middel beter verspreid wordt over de opleiders.

Indien binnen een kalenderjaar het maximum aan subsidieverleningen voor een scholing, oftewel de verleningsgrens, is bereikt, wordt deze scholing zo snel mogelijk na bereiken van die grens niet meer getoond in het scholingsregister.

De opleider wordt hierover geïnformeerd. Uit dit register kan de burger scholing kiezen, waardoor het van belang is dat het register accuraat is. Om te voorkomen dat hij zich oriënteert op scholingen waarvoor in opvolgende aanvraagtijdvakken van dat kalenderjaar niet langer subsidie wordt verleend, moeten deze niet vindbaar zijn. Per het eerstvolgende kalenderjaar worden de scholingen die in het voorgaande kalenderjaar de verleningsgrens hadden bereikt, weer in het scholingsregister getoond en zijn deze weer beschikbaar voor de burger voor het aanvragen van subsidie.

Bij de toepassing van de verleningsgrens gaat het om de combinatie van scholing en opleider. Ter illustratie: het gaat om de opleiding HBO Rechten bij hogeschool X en niet om alle opleidingen HBO Rechten. De locatie en vorm zijn daarbij niet relevant en deze worden als één scholing gezien. Ook gaat het om de subsidieverleningen en niet om de subsidieaanvragen. Eventuele annuleringen achteraf sorteren geen effect voor het bereiken van de verleningsgrens. Uiteraard is het de opleider niet toegestaan om na het bereiken van die grens dezelfde of vergelijkbare scholing aan te bieden voor het register.

Op basis van de ervaring in het eerste jaar, is de inschatting dat een beperkt aantal opleiders met deze maximering geconfronteerd zal worden. Voor burgers zijn de gevolgen van het bereiken van het maximum voor een specifieke scholing beperkt, omdat zij een andere scholing bij dezelfde of een vergelijkbare scholing bij een andere aanbieder kunnen uitkiezen.

Uitsluiten van scholingen

Als een opleider niet aan de voorwaarden van de Subsidieregeling STAP-budget had voldaan, kon de Minister voorheen enkel besluiten tot uitsluiting van de opleider in het scholingsregister en van beschikbaarheid tot subsidie. Uit de uitvoeringspraktijk en met name de uitkomsten van de toetsing van de Toetsingskamer STAP van najaar 2022 en de rechterlijke uitspraken1 over uitsluitingen van opleiders is gebleken dat dit in bepaalde gevallen een te zware sanctie is gebleken die de Minister kan opleggen. Het is niet proportioneel gebleken om vanwege enkele onjuiste scholingen de opleider uit te sluiten van subsidieverlening. Daarom is er nu de mogelijkheid om op scholingsniveau, dus per scholing, te kunnen uitsluiten naast het kunnen uitsluiten van de opleider wanneer dit proportioneel is. De Toetsingskamer STAP zal de Minister over een dergelijke uitsluiting adviseren na onderzoek, waarbij hoor en wederhoor wordt toegepast. De Minister zal uiteindelijk besluiten over de daadwerkelijke uitsluiting. Wanneer de Minister ertoe overgaat de betrokken scholing te sluiten, zal de beheerder van het scholingsregister ervoor zorgen dat de betreffende scholing niet meer voorkomt in het register. Als gevolg daarvan kan de burger er geen subsidie meer voor aanvragen. Uiteraard is het de opleider niet toegestaan om na het uitsluiten van scholingen dezelfde of vergelijkbare scholing aan te bieden voor het register.

Openbaarmaking

De Subsidieregeling STAP-budget kent een groot subsidiebudget waarmee honderden miljoenen gemoeid zijn. Dit vergt zorgvuldigheid aan de kant van de overheid en uitvoeringspartijen en bewustzijn aan de kant van opleiders.

Bij de besteding van publieke middelen, en zeker in zulke grote getale, moet zoveel mogelijk transparantie worden betracht. Dit maakt dat het doel is om duidelijkheid te verschaffen over de bestedingen van het STAP-budget. Dit sluit aan bij eerdere praktijken, zoals bijvoorbeeld de publicaties van de scholingsregeling NL Leert Door. Het gaat om openbaarmaking op opleidersniveau, dus niet op het niveau van de subsidieaanvrager.

Indien een opleider zijn scholingsaanbod aan het STAP-scholingsregister toevoegt, stemt deze impliciet in met alle voorwaarden en vereisten van de regeling en daarmee tevens met de voorwaarde dat gegevens over de op basis van deze subsidieregeling ontvangen subsidie openbaar gemaakt kunnen worden. Het gaat daarbij om de volgende gegevens: de bedrijfsnaam en de vestigingsplaats van de opleider, per scholing het aantal toekenningen en de daarvoor toegekende subsidiemiddelen. Opleiders worden hierover geïnformeerd.

Definitiewijzigingen

Uit de uitvoeringspraktijk is gebleken dat duidelijkheid gewenst is rond de definitie van scholing en subsidiabele kosten. De definitie van scholing is strenger afgebakend dat het moet gaan om een vooraf vastgesteld programma, waar een docent aan verbonden is en enige vorm van toetsing is. Onder vooraf vastgesteld programma wordt verstaan dat er een curriculum is waaruit leerdoelen zijn af te leiden. Ook is het nodig dat een docent, al dan niet op oproep, beschikbaar is wanneer de deelnemer een vraag heeft. Dit maakt dat er echt sprake moet zijn van een kennisoverdracht en bijvoorbeeld congressen of lezingen zijn uitgesloten. Er is voor gekozen om deze wijziging later in werking te laten treden dan de overige onderdelen van deze wijzigingsregeling, namelijk per 1 mei 2023. Het is namelijk voorstelbaar dat opleiders tijd nodig hebben om na te gaan of deze wijziging gevolgen heeft voor hun scholingsaanbod. Zij hebben voldoende tijd nodig om eventuele aanpassingen door te voeren en daarvoor komt het eerstvolgende tijdvak van 28 februari 2023 waarschijnlijk te vroeg, waardoor inwerkingtreding gelijk wordt gesteld aan de datum van het daaropvolgende tijdvak.

Bij de definitie van subsidiabele kosten bleek dat de term lesmateriaal tot andere interpretatie leidt. Met deze wijziging geldt ter explicitering dat enkel literatuur en veiligheidsmateriaal voor STAP-budget subsidiabel zijn. Dit maakt dat ander materiaal voor kosten van de opleider of deelnemer zijn, maar niet gedekt worden door publieke middelen. De Toetsingskamer STAP is namelijk tegengekomen dat niet noodzakelijke lespakketten worden aangeboden. Onder het mom van lespakketten zijn geschenken verstrekt. De Toetsingskamer STAP is hierover met opleiders in gesprek gegaan om dit een halt toe te roepen. Er is voor gekozen om deze wijziging als verheldering meteen in werking te laten treden. Dit is namelijk in lijn met de eerdere explicitering dat geschenken niet subsidiabel zijn onder STAP.

Staatssteun

De in deze regeling opgenomen wijzigingen zijn getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van staatssteun. Vanwege de generieke aard van de wijzigingen valt geen bevoordeling van bepaalde ondernemingen of sectoren te verwachten.

De wijzigingen in deze regeling kunnen daarom als in overeenstemming worden beschouwd met de hiervoor genoemde wet- en regelgeving op het gebied van staatssteun.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, subonderdeel 1 en E (artikelen 1 en 12a)

In artikel 12a, eerste lid, is geregeld dat zodra voor een bepaalde scholing van een opleider een door de Minister vooraf bekendgemaakt maximaal aantal subsidies is verleend, met ingang van het eerstvolgende aanvraagtijdvak in het betreffende kalenderjaar tot en met het einde van dit kalenderjaar subsidie zal worden geweigerd voor deze scholing. In de regeling wordt voor deze grens aan het maximaal aantal te verlenen subsidies het begrip “verleningsgrens” gebruikt, dat is toegevoegd aan de lijst met begripsbepalingen in artikel 1.

In artikel 12a, tweede lid, is bepaald dat voor het kalenderjaar 2023 de verleningsgrens 300 bedraagt. In artikel 12a, derde lid, is opgenomen dat voor de jaren daarna steeds uiterlijk voor 1 januari van het jaar door de Minister bekend zal worden gemaakt wat de verleningsgrens voor het betreffende jaar zal zijn. Deze bekendmaking vindt plaats in de Staatscourant.

Onderdeel A, subonderdeel 2

De scholingsdefinitie is aangevuld om nader te verduidelijken welke scholingen wel en welke niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking komen. Met de voorwaarde dat aan een opleiding of training, niet zijnde een bedrijfsspecifieke training, een docent moet zijn verbonden wordt bedoeld dat een docent op enige manier betrokken moet zijn bij het geven van de opleiding of training en kan worden benaderd door zij die de scholing volgen. Met de voorwaarde dat de opgedane kennis of vaardigheden worden getoetst wordt bedoeld dat op enigerlei wijze bij het geven van de opleiding of training wordt bezien of de deelnemer de materie beheerst.

Onderdeel B (artikel 4, eerste lid, onderdeel a)

Deze wijziging beperkt de kosten van de leermiddelen waarvoor subsidie kan worden verkregen tot de kosten van literatuur, mits deze literatuur ook aan de overige voorwaarden in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, voldoet. Hierbij zal het over het algemeen gaan om studieboeken die moeten worden aangeschaft om de scholing te kunnen volgen en afronden en waarvan de kosten in rekening worden gebracht door de opleider.

Onderdelen C, D, subonderdeel 1 en G, subonderdelen 1 en 2 (artikel 5, 12, eerste lid, onderdeel e en 19)

In artikel 19, eerste lid, werd tot nu toe gesproken over het verwijderen van opleiders uit het scholingsregister. In de praktijk vindt er door koppelingen van registers echter geen daadwerkelijke verwijdering uit het scholingsregister plaats.

In plaats daarvan worden de opleider en de scholingen die hij heeft laten opnemen niet langer in het scholingsregister getoond. De terminologie van verwijdering is daarom minder passend.

Om de regeling meer in overeenstemming te brengen met de praktijksituatie is in artikel 19, eerste lid, nu geregeld dat de Minister kan beslissen tot het uitsluiten van opleiders in het scholingsregister. Neemt de Minister een beslissing tot uitsluiting op grond van artikel 19, eerste lid, dan worden daarmee ook de scholingen die de opleider in het scholingsregister heeft laten opnemen uitgesloten. Beide zullen niet langer in het scholingsregister worden getoond zolang de uitsluiting duurt.

Omdat met de uitsluiting van de opleider ook de scholingen die hij in het scholingsregister heeft laten opnemen worden uitgesloten, zal voor deze scholingen geen subsidie worden verstrekt. De artikelen 5, eerste lid, en 12, eerste lid, onderdeel e, zijn aangepast om te verduidelijken dat voor scholingen die zijn uitgesloten geen subsidie kan worden verstrekt en dat subsidieaanvragen voor een uitgesloten scholing moeten worden geweigerd.

Hierop is in artikel 12, eerste lid, onderdeel e, wel een uitzondering geregeld, namelijk om te voorkomen dat subsidieaanvragen die zijn ingediend in het aanvraagtijdvak waarin de verleningsgrens is bereikt, worden afgewezen, omdat de betreffende scholingen vanwege het bereiken van de verleningsgrens tijdelijk zijn uitgesloten op grond van artikel 19a. Een dergelijke subsidieaanvraag zal namelijk pas worden geweigerd met ingang van het eerstvolgende aanvraagtijdvak na die waarin de verleningsgrens is bereikt.

Onderdeel D, subonderdeel 2 (artikel 12, eerste lid, onderdeel f)

Onderdeel f van artikel 12, eerste lid, begon met het woord “indien”, waardoor de tekst van dit onderdeel niet goed aansloot bij de tekst in het eerste lid. Dit woord is daarom uit het onderdeel verwijderd.

De vervanging van de verwijzing naar artikel 19, tweede lid, door een verwijzing naar artikel 19, derde lid, komt door de vernummering van het tweede lid van artikel 19 tot het derde lid.

Onderdelen F en K (artikelen 14, vierde lid, 16, negende lid en 22, tweede lid)

In artikel 22, tweede lid, onderdelen a tot en met c is nu geregeld dat de Toetsingskamer STAP risicogericht, aselect en vergelijkenderwijs onderzoekt en beoordeelt in plaats van steekproefs- en vergelijkenderwijs. De Toetsingskamer STAP zal gebruikmaken van een model waarmee de risico’s met betrekking tot misbruik en oneigenlijk gebruik van de regeling ingeschat worden. Op basis van de inschattingen van dit model zal de Toetsingskamer STAP opleiders en scholingen in onderzoek nemen. Daarnaast kunnen meldingen en observaties aanleiding geven een onderzoek naar een scholing of opleider te starten. Het doel van deze risicogerichte manier van werken is om de onderzoekscapaciteit van de Toetsingskamer STAP optimaal te benutten.

Wanneer risicogericht wordt gewerkt, is het echter ook belangrijk om de effectiviteit hiervan te blijven toetsen.

De Toetsingskamer STAP zal daarom ook op volledig willekeurige basis (aselect) scholingen en opleiders in onderzoek blijven nemen. Deze tekstuele wijziging verduidelijkt op welke wijze vorm wordt gegeven aan het begrip steekproef zoals eerder in de regeling was opgenomen.

De hierboven genoemde wijzen van onderzoek worden ook gehanteerd bij de onderzoeken genoemd in de artikelen 14, vierde lid, en 16, negende lid. Deze artikelleden zijn gelet hierop aangepast.

De bevoegdheid voor de Toetsingskamer STAP om een advies uit te brengen aan de Minister over de handhaving of uitsluiting van een scholing uit het scholingsregister, was op grond van artikel 22, tweede lid, onderdeel e, beperkt tot de vraag of een scholing arbeidsmarktgericht is. Er zijn echter meer aspecten waar een scholing aan moet voldoen om in het scholingsregister vermeld te kunnen blijven staan. Om dit te benadrukken, is het hiervoor genoemde onderdeel aangepast en is een algemenere adviestaak waar het gaat om de uitsluiting van scholingen in het scholingsregister toegevoegd aan de lijst met taken van de Toetsingskamer STAP als opgenomen in artikel 22, tweede lid.

In artikel 22, tweede lid, onderdeel h, was bepaald dat de Toetsingskamer STAP de Minister informeert over toepassing van artikel 18, tweede lid. In dit artikel is de bevoegdheid tot terugvordering van een aan de opleider betaald voorschot opgenomen. In de praktijk is het echter UWV, verantwoordelijk voor de afhandeling van subsidieaanvragen, dat namens de Minister beslist over terugvordering. De Toetsingskamer STAP speelt hierin geen rol. Gelet hierop is de taak van de Toetsingskamer om de Minister te adviseren over toepassing van artikel 18, tweede lid, komen te vervallen.

Onderdelen G, subonderdeel 3, I en J, subonderdeel 1 (artikelen 19 tot en met 21)

De taak van de Toetsingskamer STAP is verbreed en behelst nu een algemenere adviestaak omtrent het al dan niet uitsluiten van een scholing uit het scholingsregister (zie de toelichting bij onderdeel I). Tot nu toe ontbrak echter een expliciete bevoegdheid voor de Minister om een scholing uit het scholingsregister uit te sluiten. Gelet hierop en in lijn met de wijziging van artikel 19, eerste lid, is in het nieuwe tweede lid van artikel 19 de bevoegdheid geregeld voor de Minister om een scholing uit te sluiten in het scholingsregister. De uitsluiting van een scholing is in tegenstelling tot de uitsluiting van een opleider bij oplegging niet gekoppeld aan een bepaalde duur.

Zodra is besloten dat een scholing in het scholingsregister moet worden uitgesloten, zal DUO, als beheerder van het scholingsregister namens de Minister, hiervoor zorgen. De artikelen 20 en 21 zijn hierop aangepast.

Onderdeel H (artikel 19a)

Het nieuwe artikel 19a bepaalt dat zodra de Minister vaststelt dat het aantal subsidies dat is verleend voor een bepaalde scholing gelijk is aan de verleningsgrens, de Minister de scholing waar het om gaat uitsluit in het scholingsregister tot en met het einde van het lopende kalenderjaar.

Daarmee wordt het voor personen die overwegen deze scholing te volgen duidelijk dat voor deze scholing geen subsidie meer kan worden verkregen in het lopende kalenderjaar, omdat deze scholing niet meer in het scholingsregister zal worden getoond. Zodra een nieuw kalenderjaar begint, zal de scholing weer in het scholingsregister worden getoond en kan voor het volgen hiervan weer subsidie worden verstrekt.

Vooralsnog kan de Minister pas na het bereiken van het subsidieplafond in een aanvraagtijdvak vaststellen voor welke scholingen de verleningsgrens is bereikt. Om deze reden vindt het tijdelijk uitsluiten van scholingen vanwege het bereiken van de verleningsgrens pas op dat moment plaats en niet op het moment waarop de verleningsgrens daadwerkelijk is bereikt.

Onderdeel J, subonderdeel 2 (artikel 21)

Alleen scholingen die voldoen aan de eisen in de regeling en die zijn opgenomen in het scholingsregister komen in aanmerking voor subsidie. Gelet hierop wordt nu al van opleiders verwacht dat zij in het scholingsregister alleen scholingen laten opnemen die voldoen aan de eisen in de regeling. Om dit te verduidelijken en te verzekeren dat opleiders die een scholing in het scholingsregister willen laten opnemen, zijn nagegaan of de scholing aan de eisen voldoet, is in het nieuwe zesde lid van artikel 21 opgenomen dat elke opleider die een scholing opvoert in het scholingsregister, daarmee verklaart dat de scholing voldoet aan de eisen die de regeling hieraan stelt. Deze verklaring zal ook worden betrokken bij onderzoeken van de Toetsingskamer STAP naar een opleider of de scholing(en) die hij aanbiedt.

Met betrekking tot een scholing die is opgenomen in het scholingsregister kan daarnaast op grond van het nieuwe zevende lid van artikel 21 bepaalde informatie over de opleider en de subsidies die voor het volgen van de door hem opgevoerde scholing zijn verleend, openbaar worden gemaakt. De in het artikellid opgenomen informatie die openbaar kan worden gemaakt betreft de informatie waarmee de Minister kan verantwoorden waar de subsidiegelden die op grond van de regeling zijn verleend naartoe zijn gegaan.

Artikel 21, zesde en zevende lid, hebben onmiddellijke werking. Dit betekent dat zij ook van toepassing zijn op scholingen die op het moment van inwerkingtreding van deze regeling al in het scholingsregister zijn opgenomen. De opleiders die deze scholingen in het scholingsregister hebben laten opnemen, zullen na moeten gaan of deze scholingen aan de eisen van de regeling voldoen en indien dit niet het geval is, deze niet langer hierin moeten aanbieden. Indien een opleider niet wil dat de in artikel 21, zevende lid, genoemde informatie met betrekking tot deze scholingen openbaar wordt gemaakt, dan zullen zij deze scholingen niet meer moeten aanbieden in het scholingsregister.

Onderdeel L (artikel 23)

Het in artikel 23 beschreven proces dat voorafgaat aan de uitsluiting van een opleider in het scholingsregister, geldt ook bij de uitsluiting van een scholing in het scholingsregister. Artikel 23 is hierop aangepast.

Artikel II

In afwijking van de vaste verandermomenten, treedt deze regeling, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

In de Kamerbrief van 28 november 2022 (Kamerstukken II 2022/23, 30 012, nr. 148) zijn enkele maatregelen aangekondigd gericht op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van de regeling. Deze wijzigingsregeling is daar een uitvloeisel van. Twee van de aangekondigde maatregelen zijn de in deze regeling opgenomen begrenzing van het aantal STAP-subsidies dat voor het volgen van een scholing kan worden verleend en de verklaring door de opleider dat een scholing aan de voorwaarden van de regeling voldoet. De in deze regeling opgenomen bevoegdheid om scholingen in het scholingsregister uit te sluiten, ligt daarnaast in het verlengde van de onderzoeken door de Toetsingskamer STAP naar de op dit moment in het scholingsregister opgenomen scholingen en is benodigd na rechterlijke uitspraken2 over het uitsluiten van opleiders van het scholingsregister. Het is van belang dat deze maatregelen van kracht zijn voordat het eerstvolgende tijdvak zal worden opengesteld. Dat is op 28 februari 2023. Tijdige bekendmaking is gewenst zodat opleiders en burgers hier bij hun aanmeldingen rekening kunnen houden. Deze maatregelen zijn dermate noodzakelijk dat het tijdvak van 2 januari 2023 is overgeslagen (Kamerbrief van 12 december 2022, Kamerstukken II 2022/23, 30 012, nr. 149).

De wijziging die is opgenomen in artikel I, onderdeel A, subonderdeel 2, treedt in werking met ingang van 1 mei 2023. Dit om opleiders voldoende de tijd te geven om na te gaan of deze wijziging gevolgen heeft voor de scholingen die zij hebben laten opnemen in het scholingsregister en zo nodig hierop actie te ondernemen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Zie Rb Amsterdam, 31 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6237 en Rb Amsterdam, 25 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6865.

X Noot
2

Zie Rb Amsterdam, 31 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6237 en Rb Amsterdam, 25 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6865.

Naar boven