Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 11 mei 2023, kenmerk 3574183-1046359-S, houdende het verstrekken van een specifieke uitkering ter tegemoetkoming van de gestegen energiekosten van openbare zwembaden in verband met de energiecrisis (Regeling specifieke uitkering Meerkosten Energie Openbare Zwembaden)

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

energieverbruik 2022:

de hoeveelheid energie die in het jaar 2022 door een openbaar zwembad is verbruikt, in kWh voor elektriciteit, m3 voor gas en GJ voor stadswarmte;

energieverbruik 2023:

de hoeveelheid energie die in het jaar 2023 door een openbaar zwembad is verbruikt, in kWh voor elektriciteit, m3 voor gas en GJ voor stadswarmte;

gerealiseerde energiekosten 2022:

het bedrag dat een openbaar zwembad daadwerkelijke heeft betaald voor het energieverbruik 2022, inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie en exclusief omzetbelasting;

gerealiseerde energiekosten 2023:

het bedrag dat een openbaar zwembad daadwerkelijk heeft betaald voor het energieverbruik 2023, inclusief energiebelasting en exclusief omzetbelasting;

meerkosten 2022:

het verschil tussen de gerealiseerde energiekosten 2022 en het bedrag dat verkregen wordt door het energieverbruik 2022 te vermenigvuldigen met het referentietarief;

voorschot meerkosten 2023:

een berekening van de verwachte meerkosten van een openbaar zwembad in 2023 aan de hand van het energieverbruik 2022 en het verschil tussen het modeltarief 2023 en het referentietarief;

daadwerkelijke meerkosten 2023:

een berekening die gemaakt wordt door het daadwerkelijke energieverbruik 2023 te vermenigvuldigen met het verschil tussen het referentietarief en het daadwerkelijke tarief 2023;

minister:

de Minister voor Langdurige Zorg en Sport;

modeltarief:

het modeltarief voor energie voor 2023, zijnde € 0,74 per kWh voor elektriciteit, € 3,01 per m3 voor gas en € 75,13 per GJ voor stadswarmte, inclusief energiebelasting en exclusief omzetbelasting;

openbaar zwembad:

openbaar toegankelijk zwembad dat direct of indirect van een gemeente een doorlopende exploitatiebijdrage ontvangt;

referentietarief:

het referentietarief voor energie uit 2019, zijnde € 0,044 per kWh voor elektriciteit, zijnde € 0,22 per m3 voor gas en € 21,49 per GJ voor stadswarmte, inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie en exclusief omzetbelasting;

Q1 2023: de periode van 1 januari 2023 tot 1 april 2023;

Q2 2023: de periode van 1 april 2023 tot 1 juli 2023;

Q3 2023: de periode van 1 juli 2023 tot 1 oktober 2023;

Q4 2023: de periode van 1 oktober 2023 tot 1 januari 2024;

TEK:

de Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat houdende tijdelijke regels betreffende subsidie voor energie-intensieve mkb-ondernemingen ter tegemoetkoming van gestegen energieprijzen, Staatscourant 2023, 6510;

verduurzamingsplan:

een document waaruit blijkt met welke maatregelen en met welk tijdpad een openbaar zwembad verduurzaamd kan worden om zoveel mogelijk een energieneutraal gebouw te worden, of waaruit blijkt dat toewerken naar een energieneutraal gebouw niet mogelijk is.

Artikel 1.2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

  • 1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing, met uitzondering van hoofdstuk 5.

  • 2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:5, 4:25, 4:35, 4:37, 4:38, 4:46, 4:48 tot en met 4:50 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 2. SPECIFIEKE UITKERING MEERKOSTEN ENERGIE OPENBARE ZWEMBADEN

Artikel 2.1. Doel waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een gemeente voor een gedeeltelijke vergoeding van de meerkosten 2022 en 2023 van openbare zwembaden.

Artikel 2.2 Uitkeringsplafond en wijze van verdeling

  • 1. Het uitkeringsplafond voor hoofdstuk 2 bedraagt € 205.500.000.

  • 2. Indien het totaal aangevraagde bedrag het uitkeringsplafond overschrijdt, wordt het beschikbare bedrag naar rato verdeeld over de aanvragen die in de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, zijn ontvangen.

Artikel 2.3. Voorwaarden

  • 1. De meerkosten 2022 en 2023 komen niet voor vergoeding in aanmerking indien het openbare zwembad voor dezelfde in aanmerking komende kosten subsidie ontvangt op grond van de TEK.

  • 2. De meerkosten Q4 2023 van een openbaar zwembad komen voor vergoeding in aanmerking indien het openbare zwembad uiterlijk op 1 april 2024 een verduurzamingsplan heeft.

Artikel 2.4 Aanvraag tot verlening

  • 1. Een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. Een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering kan door de gemeente worden ingediend in de periode van 22 mei 2023 tot en met 23 juni 2023.

  • 3. Voor een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4. Een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering bevat in ieder geval per openbaar zwembad waar de aanvraag betrekking op heeft:

    • a. een document waar het energieverbruik 2022 van het openbare zwembad uit blijkt;

    • b. een document waar de gerealiseerde energiekosten 2022 van het openbare zwembad uit blijken; en

    • c. een energienota- of contract waaruit blijkt dat de leveringstarieven hoger zijn dan het referentietarief, of dat er meerkosten verwacht worden door een aflopend contract.

Artikel 2.5. Verlening

  • 1. De minister beslist binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 2.6, tweede lid, op een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering.

  • 2. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval de zwembaden waaraan met behulp van de specifieke uitkering een gedeeltelijke vergoeding wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

Artikel 2.6. Bevoorschotting

  • 1. De specifieke uitkering bestaat ten hoogste uit het voorschot meerkosten 2022 en het voorschot meerkosten 2023.

  • 2. De minister verleent een voorschot ter hoogte van 100% van het in het eerste lid genoemde bedrag.

  • 3. Het voorschot meerkosten 2022 wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

    Meerkosten 2022 = ((P – (R x V)) x 0,7

    waarbij wordt verstaan onder:

    P: de gerealiseerde energiekosten 2022;

    R: referentietarief 2019; en

    V: het energieverbruik 2022.

  • 4. Het voorschot meerkosten 2023 wordt per kwartaal berekend, aan de hand van de volgende formules:

    Voorschot meerkosten Q1 2023 = ((¼ x V) x (M – R)) x 0,6

    Voorschot meerkosten Q2 2023 = ((¼ x V) x (M – R)) x 0,5

    Voorschot meerkosten Q3 2023 = ((¼ x V) x (M – R)) x 0,4

    Voorschot meerkosten Q4 2023 = ((¼ x V) x (M – R)) x 0,3

    waarbij wordt verstaan onder:

    M: modeltarief 2023;

    R: referentietarief 2019; en

    V: energieverbruik 2022.

  • 5. Geen voorschot kan worden aangevraagd voor de in het derde lid bedoelde kwartalen waarin het openbaar zwembad een vast contract heeft met een energieleverancier en daarin leveringstarieven zijn opgenomen die lager zijn dan het referentietarief.

Artikel 2.7. Verantwoording

De gemeente legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 2.8. Hoogte van de uitkering en vaststelling

  • 1. De minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 2.7, over de vaststelling van de specifieke uitkering.

  • 2. Indien is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering, wordt de specifieke uitkering vastgesteld op ten hoogste:

    • a. het voorschot meerkosten 2022; en

    • b. indien de daadwerkelijke meerkosten 2023 lager zijn dan het voorschot meerkosten 2023, het voorschot meerkosten 2023 minus de daadwerkelijke meerkosten 2023; of

    • c. indien de daadwerkelijke meerkosten 2023 gelijk zijn aan of hoger zijn dan het voorschot meerkosten 2023, het voorschot meerkosten 2023, waarbij de daadwerkelijke meerkosten 2023 worden berekend aan de hand van de volgende formules:

    Daadwerkelijke meerkosten Q1 2023 = ((¼ x Pz – (R x ¼ x Vz)) x 0,6

    Daadwerkelijke meerkosten Q2 2023 = ((¼ x Pz – (R x ¼ x Vz)) x 0,5

    Daadwerkelijke meerkosten Q3 2023 = ((¼ x Pz – (R x ¼ x Vz)) x 0,4

    Daadwerkelijke meerkosten Q4 2023 = ((¼ x Pz – (R x ¼ x Vz)) x 0,3

    waarbij wordt verstaan onder:

    Pz: de gerealiseerde energiekosten 2023;

    R: referentietarief 2019; en

    Vz: energieverbruik 2023.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2024, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

Artikel 3.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering Meerkosten Energie Openbare Zwembaden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurig Zorg en Sport, C. Helder

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

De prijsstijgingen op de energiemarkt hebben een grote impact op diverse sectoren, en ook op de openbare zwembaden. Zwembaden zijn energie-intensieve accommodaties waardoor stijgende energieprijzen een grote impact hebben op de bedrijfsvoering en de financiële situatie. Daarbij hebben deze accommodaties dusdanig hoge energiekosten dat generieke regelingen, zoals de Regeling tegemoetkoming energiekosten (hierna: TEK), de financiële tekorten als gevolg van hoge energieprijzen onvoldoende opvangen.

De continuïteit van het sportaanbod in openbare zwembaden is van groot belang, met name in het kader van de zwemveiligheid door het aanbieden van zwemlessen en voor het sport- en beweegaanbod voor kwetsbare doelgroepen zoals ouderen en mensen met een beperking. Om die reden heeft de Minister voor Langdurige Zorg en Sport (hierna: de minister) besloten om op aanvraag een specifieke uitkering te verstrekken aan gemeenten waarmee zij de openbare zwembaden een gedeeltelijke vergoeding kunnen geven voor de meerkosten voor energie in 2022 en 2023. Gemeenten kunnen een aanvraag doen voor openbare zwembaden die geen TEK aanvragen en aan de andere beschreven voorwaarden voldoen.

Kern van de regeling

Op grond van de Regeling specifieke uitkering Meerkosten Energie Openbare Zwembaden (hierna: de regeling) kan op aanvraag een specifieke uitkering worden verstrekt aan gemeenten voor een gedeeltelijke vergoeding van de meerkosten voor energie die een openbaar zwembad in 2022 heeft en over het jaar 2023 zal hebben als gevolg van de algehele prijsstijgingen op de energiemarkt.

De circa 640 openbare zwembaden in Nederland worden door gemeenten zelf geëxploiteerd of door een private exploitant. Wanneer de gemeente zelf het openbare zwembad exploiteert, heeft zij in de begroting de kosten hiervan inzichtelijk gemaakt.

Wanneer een private exploitant het openbare zwembad exploiteert namens de gemeente heeft de gemeente met deze exploitant vaak twee financiële relaties. De eerste financiële relatie is een exploitatiebijdrage van de gemeente voor de private exploitant. Een openbaar zwembad kost per definitie meer dan het oplevert. De exploitatiebijdrage van de gemeente is bedoeld om dit verschil te dekken en daarmee valt er jaarlijks voor de exploitant bij een slimme en goede exploitatie een kleine winst te behalen. Daar tegenover staat een huursom die de exploitant aan de gemeente moet betalen.

De regeling is vormgegeven als een specifieke uitkering aan gemeenten omdat dit de mogelijkheid geeft aan gemeenten om ondersteuning aan een openbaar zwembad te bieden in lijn met de financiële relatie die al tussen het openbare zwembad en de gemeente bestaat. Dit kan bijvoorbeeld via een aanvullende subsidie, een verhoging van de exploitatiebijdrage, via huurkortingen of direct via de begroting van de gemeente.

De specifieke uitkering is bestemd voor openbare zwembaden die te maken krijgen met hoge energieprijzen. Als een energiecontract met lagere prijzen is afgelopen, kan een openbaar zwembad een variabel tarief betalen of een nieuw vast contract met hogere prijzen afsluiten. Daardoor kan een openbaar zwembad meerkosten hebben voor energie ten opzichte van 2019, het laatste jaar voor de energiecrisis waar zwembaden volledig open waren en een volledige bedrijfsvoering hebben gehad. De stijgende energieprijzen leiden daarbij tot hogere kosten en mogelijk tot exploitatietekorten. De specifieke uitkering vormt een ondersteuning om het financiële nadeel dat het openbare zwembad of de gemeente lijdt deels te compenseren. Daarmee ondersteunt het kabinet dat de openbare zwembaden toch zoveel mogelijk open kunnen blijven. De gemeenten hebben beleidsvrijheid ten aanzien van de manier waarop zij de openbare zwembaden binnen hun gemeente ondersteunen. De specifieke uitkering bedraagt maximaal een percentage van de meerkosten, waarbij het resterende deel van de meerkosten dient te worden opgevangen door de gemeente of exploitant.

Hoogte van de specifieke uitkering

De hoogte van de specifieke uitkering wordt bepaald door te berekenen hoeveel meerkosten een openbaar zwembad heeft gemaakt in 2022 en 2023 voor elektriciteit, gas en stadswarmte. Onder meerkosten wordt verstaan het verschil in energieprijs per eenheid van elektriciteit, gas of stadswarmte dat door een openbaar zwembad is betaald voor het verbruik in 2022 en 2023 bovenop het marktconforme tarief dat gold in 2019. Dit marktconforme tarief wordt in de regeling aangehaald als het referentietarief.

Voor het referentietarief is gekeken naar 2019 en niet naar een recenter jaar om aan te sluiten bij de berekeningen die samen met exploitanten en gemeenten zijn gemaakt om de omvang van de impact van stijgende energieprijzen op openbare zwembaden te berekenen. Daarbij was het uitgangspunt de tarieven en het verbruik over 2019. Dit is het laatste volledige jaar vóór de stijging van energieprijzen als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne en zonder sluitingen van zwembaden als gevolg van maatregelen om het coronavirus te bestrijden. Om in deze regeling aan te sluiten bij deze berekening en zo gemeenten en openbare zwembaden duidelijkheid te geven over de gehanteerde tarieven en bedragen, is het jaar 2019 als peiljaar voor het referentietarief aangehouden.

Bij de aanvraag geeft de gemeente per openbaar zwembad aan welke energiekosten het openbare zwembad heeft gemaakt in 2022 en wat het verbruik van het openbare zwembad is geweest in 2022 in kWh voor elektriciteit, m3 voor gas of GJ voor stadswarmte. De meerkosten over het jaar 2023 worden bij wijze van voorschot berekend op basis van het verbruik van het openbare zwembad in het jaar 2022 en het modeltarief 2023. Dit modeltarief 2023 is een prognose van de energietarieven die voor 2023 representatief worden geacht. Bij de verantwoording wordt gekeken wat de meerkosten voor energie per openbaar zwembad daadwerkelijk hebben bedragen in 2023. Indien die daadwerkelijke meerkosten 2023 lager zijn dan het voorschot van meerkosten 2023, wordt het verschil in mindering gebracht bij de vaststelling van de specifieke uitkering.

Het percentage van de meerkosten dat door de specifieke uitkering wordt gedekt, bedraagt 70% voor 2022. Voor 2023 loopt het percentage met 10 procentpunt per kwartaal af, van 60% in het eerste kwartaal tot 30% in het vierde kwartaal van 2023 zoals weergegeven in onderstaande tabel. Met deze afnemende compensatie benadrukt het kabinet dat het van belang is dat de sector zelf op zoek moet naar een duurzame oplossing voor stijgende energieprijzen, en dat overheidssteun een tijdelijk karakter heeft. Om die reden komt een openbaar zwembad in het vierde kwartaal van 2023 enkel in aanmerking voor ondersteuning indien er een verduurzamingsplan wordt opgesteld. In het artikelsgewijze deel van de toelichting (bij artikel 2.3) wordt toegelicht aan welke eisen een verduurzamingsplan moet voldoen.

Periode

• 2022

• Q1-23

• Q2-23

• Q3-23

• Q4-23

Maximale percentage van meerkosten

• 70%

• 60%

• 50%

• 40%

• 30%

Samenloop met andere regelingen

Het Rijk heeft meerdere generieke steunmaatregelen opengesteld om de stijgende energiekosten van huishoudens en ondernemingen te compenseren. Het prijsplafond voor huishoudens is ook van toepassing op ondernemingen met een kleinverbruikaansluiting. Openbare zwembaden komen in de regel niet in aanmerking voor het prijsplafond voor huishoudens omdat het doorgaans accommodaties betreft met een grootverbruikaansluiting. De TEK-regeling voor energie-intensieve ondernemingen kan worden aangevraagd door openbare zwembaden die niet door de gemeente zelf, maar door een private partij worden geëxploiteerd. Om samenloop tussen deze specifieke uitkering en de TEK-regeling te voorkomen, mag steun conform deze specifieke uitkering alleen worden verstrekt aan openbare zwembaden waarvoor geen TEK-aanvraag is gedaan of zal worden gedaan.

Verder is de Specifieke Uitkering IJsbanen en Zwembaden (SPUK IJZ) opgesteld om de corona-gerelateerde exploitatietekorten bij openbare zwembaden en ijsbanen te compenseren. In beginsel maken energiekosten daar geen deel van uit, omdat stijgende energieprijzen niet corona-gerelateerd zijn. Wel kunnen die stijgingen leiden tot een groter exploitatietekort. Het laatste tijdvak waarover de SPUK IJZ is uitgevoerd is de periode van november 2021 tot en met januari 2022. Deze specifieke uitkering is van toepassing op de periode van januari 2022 tot en met december 2023. Er is dus een overlap van één maand (januari 2022) tussen deze specifieke uitkering en de SPUK IJZ. Daarmee bestaat een klein risico op dubbele compensatie voor dezelfde kosten. Dit risico wordt als acceptabel ingeschat, omdat de prijsstijgingen zich veelal na januari manifesteerden, gedeeltelijke vergoeding van meerkosten op grond van deze specifieke uitkering slechts een maand overlapt met de eerdere compensatie op grond van de SPUK IJZ, en deze specifieke uitkering maximaal 70 procent van de in aanmerking komende meerkosten over 2022 vergoedt.

Naast de onderhavige regeling hebben gemeenten ook de mogelijkheid om BTW- compensatie te krijgen via de SPUK Stimulering sport. Beide regelingen zien op verschillende kostenposten. Zo is de SPUK Stimulering sport een BTW- compensatieregeling, terwijl de onderhavige regeling vergoedt op basis van meerkosten energie, exclusief BTW. Beide regelingen hebben daarmee betrekking op dezelfde kostenpost (energie), maar niet op dezelfde kosten. Door deze complementaire systematiek is er geen risico voor een dubbele vergoeding.

Gevolgen voor de regeldruk

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven. Het heeft uitsluitend gevolgen voor gemeenten. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

De gemeenten ontvangen de specifieke uitkering voor de uitvoering van autonome taken. Zij zijn daarom niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Het eerste criterium wordt op het eerste niveau (tussen Rijk en gemeenten) niet vervuld, waardoor er geen sprake is van staatssteun op dit niveau. De gemeenten zijn bij het besteden van de middelen uit de specifieke uitkering zelfstandig gebonden aan wet- en regelgeving, waaronder de (Europese) aanbestedings- en staatssteunregels en dragen een zelfstandige verantwoordelijkheid maatregelen te treffen om deze naleving te waarborgen. Aangezien in het kader van de onderhavige specifieke uitkering meer details bij het Ministerie van VWS bekend zijn dan doorgaans het geval is bij het verstrekken van een specifieke uitkering, zal het Ministerie van VWS een handreiking ter beschikking stellen waarin mogelijkheden voor het besteden van de middelen uit de SPUK in overeenstemming met het staatssteunrecht worden uitgewerkt. Deze handreiking zal door de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) met gemeenten worden gedeeld.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Definities

In artikel 1.1 worden de begrippen gedefinieerd. De begrippen die nadere uitleg behoeven, bijvoorbeeld omdat ze niet zijn toegelicht in het algemene deel van de toelichting, worden hieronder toegelicht.

Er zijn ongeveer 640 openbare zwembaden in Nederland die voor de doorlopende exploitatie een exploitatiebijdrage van een gemeente ontvangen. Het Mulier Instituut heeft in opdracht van het Ministerie van VWS en de VSG een lijst opgesteld waarop alle zwembaden staan die openbaar toegankelijk zijn en een financiële relatie hebben met gemeenten. Deze lijst is op 17 februari 2021 verspreid onder alle gemeenten in Nederland in het kader van de Specifieke uitkering ijsbanen en zwembaden COVID-19.

Voor het berekenen van het referentietarief en het modeltarief zijn gemiddelde prijzen gebruikt. Het referentietarief betreft het gemiddelde tarief dat exploitanten van grote sportaccommodaties in 2019 betaalden voor energie. Voor het referentietarief is gekeken naar 2019 in plaats van een recenter jaar om aan te sluiten bij de berekeningen die samen met exploitanten en gemeenten zijn gemaakt om de omvang van de impact van stijgende energieprijzen op openbare zwembaden te berekenen. Daarbij was het uitgangspunt de tarieven en het verbruik over 2019. Dit is namelijk het laatste volledige jaar gelegen vóór de stijging van energieprijzen als gevolg van de Russische oorlog tegen Oekraïne en de periodieke sluitingen van zwembaden als gevolg van maatregelen om het coronavirus te bestrijden. Om gemeenten en openbare zwembaden duidelijkheid te geven over de gehanteerde tarieven en bedragen, is het jaar 2019 als peiljaar voor het referentietarief aangehouden.

In het referentietarief zijn de gemiddelde tarieven inclusief energiebelasting en opslag duurzame energie verwerkt, exclusief omzetbelasting. De opslag duurzame energie betreft de bijdrage die huishoudens en bedrijven tot en met 2022 via de energierekening betaalden om bij te dragen aan investeringen in duurzame energie. Vanaf 2023 is deze opslag verwerkt in de energiebelasting.

Het modeltarief voor 2023 is voor elektriciteit en gas berekend op basis van de gemiddelde consumentenprijs, inclusief energiebelasting en exclusief omzetbelasting, voor de maanden oktober, november en december 2022, zoals gepubliceerd door het CBS,1 met een verhoging van 25 procent om eventuele tariefstijgingen op te vangen. Voor stadswarmte betreft het modeltarief voor 2023 het maximale tarief dat leveranciers voor stadswarmte mogen vragen zoals vastgesteld door de Autoriteit Consument en Markt, exclusief omzetbelasting. Deze tarieven worden daarmee representatief geacht voor het jaar 2023.

Artikel 1.2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

Op specifieke uitkeringen die op grond van onderhavige regeling worden verstrekt is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing. Hoofdstuk 5 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is wel van toepassing verklaard. In hoofdstuk 5 staan verplichtingen, zoals een verplichting tot het bijhouden van een administratie, het meewerken aan onderzoek, de mogelijkheid tot het opleggen van aanvullende verplichtingen en de meldingsplicht.

De artikelen 4:5, 4:25, 4:35, 4:37, 4:38, 4:46, 4:48 tot en met 4:50 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling.Deze artikelen uit de Awb hebben betrekking op het uitkeringsplafond, preventieve weigeringsgronden, de verplichtingen, de mogelijkheid tot lager vaststellen van de uitkering, het intrekken en wijziging van de verlening en vaststelling van de uitkering en terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.

Hoofdstuk 2. Specifieke uitkering energiekosten zwembaden

Artikel 2.1. Doel waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

Op artikel 2.1 kan de minister op aanvraag een specifieke uitkering verstrekken aan een gemeente, die vervolgens openbare zwembaden kunnen ondersteunen door gedeeltelijke vergoeding van de meerkosten voor energie over de jaren 2022 en 2023 waarmee openbare zwembaden zijn en worden geconfronteerd als gevolg van de algehele prijsstijgingen voor energie.

De specifieke uitkering die op grond van hoofdstuk 2 kan worden verstrekt, is bedoeld om sluiting van de zwembaden te voorkomen.

Artikel 2.2. Uitkeringsplafond en wijze van verdeling

Voor het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van hoofdstuk 2 van de regeling is een bedrag van € 205.500.000 beschikbaar. Wanneer het totale voor specifieke uitkeringen aangevraagde bedrag hoger is dan € 205.500.000, zal de verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Op die manier wordt recht gedaan aan het beginsel van gelijke kansen voor alle aanvragers.

Op grond van artikel 1.2 van deze regeling is artikel 4:25 van de Awb van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van een specifieke uitkering op grond van deze regeling. Dit betekent dat het uitkeringsplafond van € 205.500.000 niet wordt overschreden, tenzij een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen en door deze toewijzing het plafond wordt overschreden.

Artikel 2.3. Voorwaarden

In het eerste lid is bepaald dat een gemeente deze specifieke uitkering niet mag aanvragen voor ondersteuning aan een openbaar zwembad dat ook subsidie heeft aangevraagd of zal aanvragen op grond van de TEK. Met deze bepaling wordt voorkomen dat openbare zwembaden meermaals gecompenseerd worden voor dezelfde kosten. Gemeenten zullen zich bij de openbare zwembaden moeten verwittigen of er sprake is geweest van een TEK-aanvraag, of hier een voornemen toe bestaat. Als bij de vaststelling van de specifieke uitkering blijkt dat dubbele compensatie vanuit de TEK en deze regeling heeft plaatsgevonden, kan de specifieke uitkering voor het betreffende openbare zwembad volledig worden teruggevorderd.

In het tweede lid is de voorwaarde opgenomen dat op grond van de regeling alleen ondersteuning wordt gegeven voor de meerkosten van het vierde kwartaal van 2023 indien voor het openbaar zwembad uiterlijk op 1 april 2024 een verduurzamingsplan is opgesteld. Dat betekent dus dat het verduurzamingsplan uiterlijk bij de indiening van de verantwoordingsdocumenten middels de SiSa-systematiek beschikbaar moet zijn. Gemeenten dienen bij de verantwoording van de specifieke uitkering per openbaar zwembad aan te geven of dit plan aanwezig is. Het doel van deze voorwaarde is om de sector zo concreet mogelijk te laten nadenken over verduurzaming om zo minder afhankelijk te worden van stijgende energieprijzen. Dit bevordert de financiële bestendigheid van de openbare zwembaden. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning voor de meerkosten van het vierde kwartaal van 2023 is alleen vereist dat het verduurzamingsplan is opgesteld. Het is niet noodzakelijk dat er ook maatregelen uit het plan zijn opgestart of uitgevoerd.

Het verduurzamingsplan is vormvrij en hoeft niet als onderdeel van de verantwoording te worden aangeleverd. Wel kan het plan als onderdeel van de beleidsinhoudelijke monitoring door de minister worden opgevraagd bij gemeenten. Een voorbeeld van een verduurzamingsplan wordt beschikbaar gesteld op de website van DUS-I.

Een goed verduurzamingsplan biedt in ieder geval inzicht in het traject dat een openbaar zwembad moet doorlopen om te komen tot een bijna energieneutraal of volledig energieneutraal gebouw. Daarbij zou duidelijk moeten zijn welke interventies nodig zijn om dat doel te bereiken, tot welke financiële investering dat leidt en welke fasering in de tijd deze aanpak kan hebben.

Een verduurzamingsplan kan in verschillende vormen worden opgesteld en het is ook mogelijk dat een openbaar zwembad al een bestaande rapportage heeft waaruit blijkt welke investeringen in een accommodatie gedaan kunnen worden om het energieverbruik sterk te reduceren. Zo hebben meerdere gemeenten voor alle accommodaties een meerjarenonderhoudsplan waarin ook verduurzaming van het openbare zwembad is opgenomen. Ook een maatwerkadvies NTA 8800 volgens BRL 9500 MWA-U biedt een goede basis voor een verduurzamingsplan op energiegebruik. Daarin wordt tevens duidelijk welke energielabelstap mogelijk is met de geadviseerde maatregelen. Daarnaast kan een rapportage in het kader van de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED) voldoende inzicht bieden in de verschillende kosteneffectieve besparingsmogelijkheden.

Rapportages die beperkt zijn tot maatregelen met een korte terugverdientijd – zoals in het kader van de informatieplicht energiebesparing – of geen inzicht geven in kosten en besparingspotentieel – bijvoorbeeld als onderdeel van het energielabel van een gebouw -zijn niet voldoende om te kwalificeren als verduurzamingsplan in de zin van deze regeling. Een uitzondering hierop kan zijn als uit een dergelijke rapportage voldoende blijkt dat geen aanvullende maatregelen mogelijk zijn, bijvoorbeeld in het geval dat een gebouw al een hoog energielabel heeft zoals label A of beter. Als een gebouw niet kosteneffectief verduurzaamd kan worden, bijvoorbeeld vanwege de staat of de korte resterende levensduur van het gebouw, volstaat een rapportage die inzicht geeft in die omstandigheden.

Tot slot is het mogelijk om per accommodatie een apart verduurzamingsplan op te laten stellen. Gemeenten of exploitanten die hier ondersteuning bij nodig hebben, kunnen een gratis ontzorgingstraject aanvragen via het platform SportNLGroen2 waarbij ook een verduurzamingsplan wordt opgeleverd.

Artikel 2.4. Aanvraag tot verlening

Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt. De aanvraagperiode is van 22 mei 2023 tot en met 23 juni 2023.

De gemeenten kunnen via de website van DUS-i het aanvraagformulier invullen, bedoeld in het vierde lid. De aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering wordt ondertekend door het bevoegd gezag van de gemeente.

Het vierde lid bepaalt welke documenten bij de aanvraag in ieder geval dienen te worden aangeleverd. Per openbaar zwembad moet worden aangetoond wat het energieverbruik in 2022 is geweest en wat de gerealiseerde energiekosten in 2022 waren. Dit kan bijvoorbeeld aangetoond worden met een jaarnota voor energie, maandnota’s, verbruiksoverzichten, facturen en betaalbewijzen. Deze informatie wordt gebruikt voor berekening van de daadwerkelijke kosten en ter verantwoording bij de vaststelling van het toegekende bedrag.

Verder wordt een energienota of -contract bijgevoegd waaruit blijkt wanneer een nieuw contract met meerkosten voor energie is ingegaan of waaruit blijkt wanneer het huidige contract afloopt en vanaf welk kwartaal derhalve meerkosten voor energie verwacht kunnen worden. Deze informatie wordt gebruikt voor de doorberekening van de meerkosten en om te voorkomen dat er onnodige bevoorschotting plaatsvindt, hetgeen tot een onnodige naar rato berekening zou kunnen leiden. Hier is rekening mee gehouden door het voorbehoud in het vijfde lid van artikel 2.6.

De gemeente kan worden gevraagd om een aanvullende financiële onderbouwing over te leggen om aan te tonen dat aan de voorwaarden en verplichtingen uit de onderhavige regeling is voldaan.

Artikel 2.5. Verlening

De minister neemt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn een besluit omtrent de verlening van de specifieke uitkering. Wanneer een aanvraag incompleet is, krijgt de gemeente de kans om de ontbrekende informatie aan te vullen. Artikel 4:5 van de Awb is van overeenkomstige toepassing. Wanneer de aanvraag binnen de termijn genoemd in artikel 2.5, eerste lid, is ontvangen en de gemeente zo nodig de mogelijkheid heeft gehad ontbrekende informatie aan te vullen, wordt de specifieke uitkering toegekend als deze voldoet aan de voorwaarden genoemd in onderhavige regeling.

Artikel 2.6. Bevoorschotting

De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald. Het voorschot bestaat uit het voorschot meerkosten 2022 en het voorschot meerkosten 2023.

Het voorschot meerkosten 2022 wordt bepaald door het verschil tussen de gerealiseerde energiekosten die een openbaar zwembad gemaakt heeft in 2022 en een berekening van de kosten die een openbaar zwembad gemaakt zou hebben in 2022 op basis van het referentietarief. Dit zal worden berekend via onderstaande formule:

Voorschot meerkosten 2022 = (gerealiseerde energiekosten 2022 – (referentietarief x verbruik 2022)) x 0,7.

Met deze formule wordt berekend welke energiekosten een openbaar zwembad in 2022 heeft gemaakt boven op het referentietarief, dus boven op het gemiddelde marktconforme tarief dat een openbaar zwembad zou hebben betaald als de energieprijzen niet fors waren gestegen. Daarvan komt 70 procent in aanmerking voor compensatie op grond van de onderhavige regeling. Hiermee wordt invulling gegeven aan de verantwoordelijkheid die ook bij eigenaren en exploitanten van openbare zwembaden ligt om een deel van de oplossing voor stijgende energieprijzen zelf vorm te geven.

Het voorschot meerkosten 2023 wordt bepaald door het verschil te nemen tussen het berekende modeltarief voor 2023 minus het referentietarief en een berekening van de kosten die een openbaar zwembad per kwartaal zou maken wanneer de prijzen niet gestegen zouden zijn op basis van het verbruik over 2022. Het voorschot meerkosten 2023 wordt per kwartaal berekend over 1/4e deel van het verbruik uit 2022. Er is omwille van de uitvoerbaarheid van de regeling ervoor gekozen om het jaarverbruik gelijkelijk te verdelen over de kwartalen, ook al zal een openbaar zwembad gemiddeld genomen meer energie verbruiken in de wintermaanden.

Per kwartaal komt een deel van de meerkosten voor een specifieke uitkering in aanmerking, van 60 procent in Q1 2023 tot 30 procent in Q4 2023. Dit zal worden berekend via onderstaande formules:

Voorschot meerkosten Q1 2023 = (¼ x verbruik 2022) x (modelprijs – referentietarief) x 0,6.

Voorschot meerkosten Q2 2023 = (¼ x verbruik 2022) x (modelprijs – referentietarief) x 0,5.

Voorschot meerkosten Q3 2023 = (¼ x verbruik 2022) x (modelprijs – referentietarief) x 0,4.

Voorschot meerkosten Q4 2023 = (¼ x verbruik 2022) x (modelprijs – referentietarief) x 0,3.

Het voorschot meerkosten 2023 wordt per kwartaal berekend, en alleen verstrekt voor de kwartalen waarin een openbaar zwembad daadwerkelijk te maken had met meerkosten. Indien een openbaar zwembad in een kwartaal van 2023 nog een vast contract had met leveringstarieven lager dan het referentietarief, kan er voor dat kwartaal en voor dat openbare zwembad geen voorschot meerkosten 2023 worden aangevraagd. Als een openbaar zwembad in de loop van een kwartaal wél een vast contract had met leveringstarieven hoger dan het leveringstarief, of bijvoorbeeld een variabel tarief betaalde, dan kan voor dat hele kwartaal wel een voorschot meerkosten 2023 worden aangevraagd.

Artikel 2.7. Verantwoording

De gemeente verstrekt jaarlijks de verantwoordingsinformatie dient te in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering, op uiterlijk 15 juli. Aangezien de specifieke uitkering wordt verstrekt in 2023, dient de verantwoordingsinformatie op uiterlijk op 15 juli 2024 te worden ingediend.

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).

Artikel 2.8. Hoogte van de uitkering en vaststelling

De specifieke uitkering wordt vastgesteld op ten hoogste het voorschot meerkosten 2022 en het voorschot meerkosten 2023. Wel kan de specifieke uitkering lager worden vastgesteld indien de daadwerkelijke meerkosten 2023 per openbaar zwembad lager zijn dan het voorschot meerkosten 2023. In dat geval wordt de specifieke uitkering verminderd met het te veel bevoorschotte bedrag.

De daadwerkelijke meerkosten 2023 worden bepaald door het verschil te nemen tussen de energiekosten die een openbaar zwembad gerealiseerd heeft in 2023 en een berekening van de kosten die een openbaar zwembad gemaakt zou hebben in 2023 wanneer de prijzen niet gestegen zouden zijn, op basis van het referentietarief. De daadwerkelijke meerkosten 2023 worden per kwartaal berekend op basis van 1/4e deel van de daadwerkelijke kosten en het verbruik van een openbaar zwembad over 2023. Per kwartaal komt een deel van de meerkosten voor een specifieke uitkering in aanmerking, van 60 procent in Q1 2023 tot 30 procent in Q4 2023. Dit zal worden berekend via onderstaande formules:

Daadwerkelijke meerkosten Q1 2023 = ((¼ x gerealiseerde energiekosten 2023) – (referentietarief x ¼ x verbruik 2023)) x 0,6.

Daadwerkelijke meerkosten Q2 2023 = ((¼ x gerealiseerde energiekosten 2023) – (referentietarief x ¼ x verbruik 2023)) x 0,5.

Daadwerkelijke meerkosten Q3 2023 = ((¼ x gerealiseerde energiekosten 2023) – (referentietarief x ¼ x verbruik 2023)) x 0,4.

Daadwerkelijke meerkosten Q4 2023 = ((¼ x gerealiseerde energiekosten 2023) – (referentietarief x ¼ x verbruik 2023)) x 0,3.

Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 3.1. Hardheidsclausule

Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Een gemeente kan onderbouwd een beroep doen op de hardheidsclausule indien sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. De hardheidsclausule zal met grote terughoudendheid worden toegepast. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling.

Artikel 3.2. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 31 december 2024, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven