Regeling van de Minister voor Klimaat en Energie van 5 maart 2022, nr. WJZ/ 21307522, houdende regels inzake de vergunningverlening windenergiegebied Hollandse Kust (west) kavel VI (Regeling vergunningverlening windenergiegebied Hollandse Kust (west) kavel VI)

De Minister voor Klimaat en Energie,

Gelet op de artikelen 10, tweede en derde lid, 12a, tweede, vijfde en zesde lid, 14, tweede lid, 14a, tweede lid, 15a, tweede en vierde lid, 25b, derde en vierde lid, van de Wet windenergie op zee;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

kavel VI:

kavel VI van het windenergiegebied Hollandse Kust (west) zoals aangewezen in Kavelbesluit VI windenergiegebied Hollandse Kust (west) (Stcrt. 2022, nr. 4381);

minister:

Minister voor Klimaat en Energie;

P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie:

de verwachte jaarlijkse energieproductie voor een gegeven combinatie van locatie en productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, die dient te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van 50%;

wet:

Wet windenergie op zee.

Artikel 2

De aanvraag voor een vergunning voor kavel VI wordt ingediend in de periode tussen 14 april 2022 en 12 mei 2022, 17:00 uur.

Artikel 3

  • 1. Het ontwerp voor het windpark, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel a, van de wet, omvat ten minste:

    • a. een windenergie-opbrengstberekening die is opgesteld door een onafhankelijke organisatie met expertise op het gebied van windenergie-opbrengstberekeningen, met gebruikmaking van gerenommeerde rekenmodellen, omgevingsmodellen, windmodellen en windkaarten en die ten minste de locatiegegevens, het merk, type, de technische specificaties, waaronder ashoogte, rotordiameter en vermogenscurve van de windturbines, de lokale windgegevens voor het windpark en een berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie van het windpark omvat;

    • b. de bescheiden waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat aan het van toepassing zijnde kavelbesluit wordt voldaan;

    • c. informatie die aannemelijk maakt dat tijdig de verklaring, bedoeld in artikel 6.16d, eerste lid, onderdeel c, van het Waterbesluit kan worden overgelegd.

  • 2. Bij de berekening van de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie zijn de beschikbaarheid, zogeffecten, elektriciteitsverliezen en terugregelverliezen opgenomen, waarbij voor het zogeffect uitsluitend rekening wordt gehouden met het windpark waarvoor de aanvraag wordt gedaan.

  • 3. In het tijdschema voor de bouw en exploitatie van het windpark, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel b, van de wet worden de realisatiedata vermeld van de volgende activiteiten:

    • a. de instemming door de exploitant van het windpark met de voorwaarden van de netbeheerder van het net op zee voor de aansluiting en het transport van elektriciteit overeenkomstig de Elektriciteitswet 1998;

    • b. de verstrekking van opdrachten aan leveranciers en installateurs;

    • c. de plaatsing van de eerste fundering;

    • d. de plaatsing van de eerste windturbine;

    • e. de start van de levering van elektriciteit;

    • f. de datum van ingebruikname van het gehele windpark; en

    • g. het buiten bedrijf stellen van het windpark.

  • 4. De raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel c, van de wet, omvat in ieder geval een exploitatieberekening met:

    • a. een specificatie van de investeringskosten per component van de productie-installatie;

    • b. een overzicht van alle kosten en opbrengsten van de productie-installatie;

    • c. een berekening van het projectrendement over de looptijd van het project.

  • 5. Tot de bij de bouw en exploitatie van het windpark betrokken partijen, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel d, van de wet, worden gerekend:

    • a. de aanvrager en indien de aanvrager een samenwerkingsverband betreft, elke deelnemer aan het samenwerkingsverband;

    • b. de verantwoordelijke partij voor het projectmanagement;

    • c. de leverancier van de windturbines;

    • d. de installateur van de windturbines;

    • e. de leverancier van de funderingen;

    • f. de installateur van de funderingen;

    • g. de leverancier van de parkbekabeling;

    • h. de installateur van de parkbekabeling; en

    • i. de verantwoordelijke voor het onderhoud en de bediening van het windpark.

  • 6. De beschrijving van de kennis en ervaring van de betrokken partijen, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel e, van de wet, betreft de kennis en ervaring bij windparken op zee en omvat:

    • a. het geïnstalleerd vermogen van de windparken waarvoor door de verantwoordelijke partij voor het projectmanagement tijdens de bouw het projectmanagement is gedaan;

    • b. het aantal door de leverancier geleverde windturbines;

    • c. het aantal door de installateur geïnstalleerde windturbines;

    • d. het aantal door de leverancier geproduceerde funderingen;

    • e. het aantal door de installateur geïnstalleerde funderingen;

    • f. het aantal elektriciteitsverbindingen op zee waarvoor door de leverancier bekabeling is geleverd;

    • g. het aantal windturbines dat door de installateur van de parkbekabeling is aangesloten; en

    • h. het geïnstalleerd vermogen van de windparken dat de verantwoordelijke voor het onderhoud en de bediening in onderhoud heeft en bedient.

Artikel 4

In aanvulling op artikel 12a, vierde lid, van de wet en artikel 3 bevat de aanvraag:

  • a. een samenvattende beschrijving van de realisatie, exploitatie en ontmanteling van het windpark;

  • b. een financieringsplan, inclusief de beoogde financiers en het beoogde aandeel dat zij zouden dragen;

  • c. indien de aanvrager een samenwerkingsverband betreft een door elke deelnemer ondertekende verklaring van deelname aan het samenwerkingsverband;

  • d. de meest recent vastgestelde jaarrekening van de aanvrager, de moederonderneming ervan, elk van de deelnemers aan het samenwerkingsverband of hun moederondernemingen, waarbij de jaarrekening betrekking heeft op een jaar dat ten hoogste drie kalenderjaren voor het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

  • e. indien van toepassing een beschrijving van de investeringen die bijdragen aan de ecologie van de Noordzee;

  • f. indien van toepassing een beschrijving van de innovaties die bijdragen aan de ecologie van de Noordzee; en

  • g. indien van toepassing een bewijs van financiële garanties van de moederorganisatie of- organisaties.

Artikel 5

  • 1. De kosten voor de behandeling van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 12a, zesde lid, van de wet bedragen € 0.

  • 2. De periode bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel d, van de wet bedraagt 48 maanden nadat de vergunning onherroepelijk is geworden.

Artikel 6

  • 1. Bij de beoordeling van de technische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met:

    • a. het door de aanvrager overgelegde ontwerp voor het windpark, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel a, van de wet;

    • b. de door de aanvrager overgelegde gegevens met betrekking tot kennis en ervaring met windparken op zee, bedoeld in artikel 3, zesde lid.

  • 2. Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel c, van de wet en de gegevens, bedoeld in artikel 4, onderdelen b, c en d. De omvang van het eigen vermogen van de aanvrager bedraagt ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Op verzoek van de aanvrager wordt voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen, bedoeld in het tweede lid, meegerekend:

    • a. indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, het eigen vermogen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

    • b. indien de aanvrager of een deelnemer aan een samenwerkingsverband een dochteronderneming is en mits de moederonderneming daarmee schriftelijk instemt, het overige eigen vermogen van de moederonderneming.

  • 4. Bij de beoordeling van de aannemelijkheid dat de bouw en exploitatie van een windpark gestart kan worden binnen vier jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden, wordt in ieder geval rekening gehouden met het door de aanvrager verstrekte tijdschema, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel b, van de wet.

  • 5. Bij de beoordeling van de economische haalbaarheid van de bouw en exploitatie van een windpark wordt in ieder geval rekening gehouden met de door de aanvrager overgelegde raming van de kosten en opbrengsten, bedoeld in artikel 12a, vierde lid, onderdeel c, van de wet.

Artikel 7

  • 1. De verlening van een vergunning geschiedt met de toepassing van de procedure van een vergelijkende toets met financieel bod.

  • 2. In aanvulling op artikel 25b, tweede lid, van de wet betrekt de minister bij de rangschikking de bijdrage van het project van een aanvrager aan de ecologie van de Noordzee vanuit het windpark op kavel VI.

  • 3. Het project van een aanvrager wordt geacht alleen bij te dragen aan de ecologie van de Noordzee:

    • a. voor zover een investering of innovatie wordt uitgevoerd binnen kavel VI; en

    • b. indien uit het tijdschema van de implementatie van het project blijkt dat een investering of innovatie uiterlijk 60 maanden na onherroepelijk worden van de vergunning in gebruik is genomen.

  • 4. Indien of voor zover het project, bedoeld in het derde lid, een demonstratie van innovatie betreft, is blijkens het projectplan bij de uitvoering van de demonstratie sprake van een prototype in een operationele omgeving in de vorm van een pilot.

Artikel 8

  • 1. De onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, genoemd in artikel 25b, tweede lid, onderdelen a, b en c, van de wet en artikel 7, eerste en tweede lid, vindt plaats overeenkomstig de waardering in punten zoals opgenomen in de bijlage waarbij een hoger aantal punten leidt tot een hogere rangschikking.

  • 2. Als bij de rangschikking van de aanvragen volgens de onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, bedoeld in het eerste lid, twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 7, tweede lid, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 25b, tweede lid, onderdelen a, b en c, gezamenlijk.

  • 3. Als bij toepassing van het tweede lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 25b, tweede lid, onderdeel c, van de wet, zwaarder dan de criteria, genoemd in artikel 25b, onderdelen a en b, van de wet.

  • 4. Als bij toepassing van het derde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt het criterium, genoemd in artikel 25b, tweede lid, onderdeel b, van de wet, zwaarder dan het criterium, genoemd in artikel 25, tweede lid, onderdeel a, van de wet.

  • 5. Als bij toepassing van het vierde lid twee of meer aanvragen gelijk als hoogste worden gerangschikt, weegt de waardering in punten voor het uitgebrachte financiële bod zwaarder.

Artikel 9

  • 1. De kosten, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet bedragen € 13.465.191,35.

  • 2. Degene aan wie de vergunning wordt verleend betaalt de vergoeding van de kosten op een door de minister bekendgemaakte rekening uiterlijk op de dag dat de termijn genoemd in artikel 10, tweede lid, verstrijkt.

Artikel 10

  • 1. De hoogte van de bankgarantie, bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet bedraagt € 70.000.000.

  • 2. De termijn waarbinnen de bankgarantie moet zijn verstrekt, bedraagt vier weken na de datum waarop de minister de vergunning heeft verleend.

  • 3. De periode waarvoor de bankgarantie moet zijn verstrekt eindigt uiterlijk op het moment dat de minister in kennis is gesteld van de volledige ingebruikneming van het windpark.

  • 4. De hoogte van de bankgarantie die op grond van artikel 15a, vierde lid, van de wet wordt verbeurd bedraagt:

    • a. € 7.000.000 per tijdvak waarbinnen de houder van de vergunning de voor dat tijdvak in de vergunning aangegeven activiteiten niet heeft verricht; en

    • b. € 7.000.000 voor elke maand volgend op het tijdvak waarbinnen het windpark volgens de vergunning volledige dient te zijn gerealiseerd.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2022.

Artikel 12

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergunningverlening windenergiegebied Hollandse Kust (west) kavel VI.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 5 maart 2022

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 8, EERSTE LID, VAN DE REGELING VERGUNNINGVERLENING WINDENERGIE OP ZEE KAVEL VI HOLLANDSE KUST (WEST)

Onderlinge weging van de rangschikkingscriteria, genoemd in artikel 25b, tweede lid, onderdelen a, b en c van de wet en artikel 7, eerste en tweede lid van de regeling

Tabel 1

Criterium: de hoogte van het financiële bod (artikel 25b, tweede lid, onderdeel a, van de wet)

Maximum aantal punten: 20

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De hoogte van het financiële bod

De hoogte van het financiële bod

Minder dan € 2,5 miljoen

0

≥ € 2,5 miljoen en < € 5 miljoen

1

≥ € 5 miljoen en < € 7,5 miljoen

2

≥ € 7,5 miljoen en < € 10 miljoen

3

≥ € 10 miljoen en < € 12,5 miljoen

4

≥ € 12,5 miljoen en < € 15 miljoen

5

≥ € 15 miljoen en < € 17,5 miljoen

6

≥ € 17,5 miljoen en < € 20 miljoen

7

≥ € 20 miljoen en < € 22,5 miljoen

8

≥ € 22,5 miljoen en < € 25 miljoen

9

≥ € 25 miljoen en < € 27,5 miljoen

10

≥ € 27,5 miljoen en < € 30 miljoen

11

≥ € 30 miljoen en < € 32,5 miljoen

12

≥ € 32,5 miljoen en < € 35 miljoen

13

≥ € 35 miljoen en < € 37,5 miljoen

14

≥ € 37,5 miljoen en < € 40 miljoen

15

≥ € 40 miljoen en < € 42,5 miljoen

16

≥ € 42,5 miljoen en < € 45 miljoen

17

≥ € 45 miljoen en < € 47,5 miljoen

18

≥ € 47,5 miljoen en < € 50 miljoen

19

≥ € 50 miljoen

20

Tabel 2

Criterium: de zekerheid van realisatie van het windpark (artikel 25b, tweede lid, onderdeel b, van de wet)

Maximum aantal punten: 40

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De kennis en ervaring van de partijen die verantwoordelijk zijn voor het project- management

Deze partijen hebben projectmanagement uitgevoerd voor windparken op zee.

Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van minder dan 25 MW.

0

Deze windparken hebben een gezamenlijke capaciteit van 25 MW of meer.

3

2

De kennis en ervaring van leveranciers van de funderingen

Deze partijen hebben funderingen geleverd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 10 funderingen geleverd.

0

Er zijn 10 of meer funderingen geleverd.

1

3

De kennis en ervaring van installateurs van de funderingen

Deze partijen hebben funderingen geïnstalleerd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 10 funderingen geïnstalleerd.

0

Er zijn 10 of meer funderingen geïnstalleerd.

1

4

De kennis en ervaring van leveranciers van de windturbines

Deze partijen hebben windturbines geleverd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 10 windturbines geleverd.

0

Er zijn 10 of meer windturbines geleverd.

1

5

De kennis en ervaring van installateurs van de windturbines

Deze partijen hebben windturbines geïnstalleerd voor windparken op zee.

Er zijn minder dan 10 windturbines geïnstalleerd.

0

Er zijn 10 of meer windturbines geïnstalleerd.

1

6

De kennis en ervaring van leveranciers van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform

Deze partijen hebben bekabeling geleverd die gebruikt is voor elektriciteitsverbindingen op zee.

Bekabeling geleverd voor minder dan 10 verbindingen op zee

0

Bekabeling geleverd voor 10 of meer verbindingen op zee

1

7

De kennis en ervaring van installateurs van de bekabeling die de individuele windturbines verbindt en aansluit op het platform

Deze partijen hebben bekabeling geïnstalleerd die individuele windturbines verbindt en aansluit op een platform op zee.

Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van minder dan 10 windturbines met een platform

0

Bekabeling geïnstalleerd voor de verbinding van 10 of meer windturbines met een platform

1

8

De kennis en ervaring van partijen die verantwoordelijk zijn voor het onderhoud en de bediening van het windpark

Deze partijen hebben onderhoud en bediening van windparken op zee uitgevoerd.

Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijke capaciteit van minder dan 25 MW

0

Ervaring met onderhoud en bediening van windparken op zee met een gezamenlijke capaciteit van 25 MW of meer

1

9

Financiële sterkte van de aanvragende partij(en) die verantwoordelijk is/zijn voor het project

Het eigen vermogen van de partij in verhouding tot de investeringskosten in het windpark.

De omvang van het eigen vermogen is minder dan 20% van de investeringskosten in het windpark.

0

De omvang van het eigen vermogen is tenminste 20% en minder dan 40% van de investeringskosten in het windpark.

3

De omvang van het eigen vermogen is tenminste 40% en minder dan 60% van de investeringskosten in het windpark.

6

De omvang van het eigen vermogen is tenminste 60% en minder dan 80% van de investeringskosten in het windpark.

9

De omvang van het eigen vermogen is tenminste 80% en minder dan 100% van de investeringskosten in het windpark.

12

De omvang van het eigen vermogen is tenminste 100%.

15

10

Financiële garanties vanuit het concern

De moederorganisatie(s) hebben een moedermaatschappijgarantie afgegeven die voldoet aan de volgende eisen:

–de garantie moet onvoorwaardelijk zijn gegeven

–de garantie moet onder het Nederlands recht vallen

–de garantie moet tijdens de volledige bouwtijd van het windpark gelden.

De garantie is afgegeven voor een bedrag van minder dan € 100.000.000.

0

De garantie is afgegeven voor een bedrag van ten minste € 100.000.000 en minder dan € 200.000.000.

3

De garantie is afgegeven voor een bedrag van ten minste € 200.000.000 en minder dan € 300.000.000.

6

De garantie is afgegeven voor een bedrag van ten minste € 300.000.000 en minder dan € 400.000.000.

9

De garantie is afgegeven voor een bedrag van ten minste € 400.000.000 en minder dan € 500.000.000.

12

De garantie is afgegeven voor een bedrag van ten minste € 500.000.000.

15

Tabel 3

Criterium: de bijdrage van het windpark aan de energievoorziening (artikel 25 b, tweede lid, onderdeel c, van de wet)

Maximum aantal punten: 40

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaatstaf

Ptn.

1

De bijdrage van het windpark aan de energievoorziening

De berekende P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie per jaar geleverd aan het net op zee

Minder dan 3.000.000 MWh per jaar

2

Gelijk of meer dan 3.000.000 MWh en minder dan 3.100.000 MWh per jaar

8

Gelijk of meer dan 3.100.000 MWh en minder dan 3.200.000 MWh per jaar

16

Gelijk of meer dan 3.200.000 MWh en minder dan 3.300.000 MWh per jaar

24

Gelijk of meer dan 3.300.000 MWh en minder dan 3.400.000 MWh per jaar

32

Gelijk of meer dan 3.400.000 MWh per jaar

40

Tabel 4

Criterium: de bijdrage aan de ecologie van de Noordzee (artikel 25b, derde lid, van de wet en artikel 7, tweede lid, van de regeling)

Maximum aantal punten: 100

 

Kwalitatieve maatstaven

Beoordelingsmaat-staf

Subcategorieën

Pt.

1

Het stimuleren van investeringen in het windpark op kavel VI additioneel aan voorgeschreven maatregelen in het kavelbesluit VI Hollandse Kust (west) ten bate van de van nature in de Nederlandse Noordzee voorkomende biodiversiteit (soorten, populaties en habitats)

De investeringen dragen (potentieel) bij aan:

• het beperken van negatieve effecten op de instandhouding van op basis van de EU-Vogelrichtlijn (VR) en -Habitatrichtlijn (HR) beschermde soorten en populaties

of

• het bevorderen van positieve effecten op de instandhouding van mariene habitattypen van de EU-Habitatrichtlijn

of

• het bevorderen van positieve effecten op de milieutoestand (EU-Kaderrichtlijn mariene strategie; KRM) in de Nederlandse Noordzee voor 'visgemeenschap' en/of 'benthische habitats'.

De investeringen zijn geïntegreerd in het ontwerp, bouw en exploitatie van de door vergunninghouder te realiseren productie-installatie (waaronder ook begrepen de erosie beschermende bestorting en parkbekabeling) binnen het windpark op kavel VI.

De toegestane (bandbreedte aan) turbineafmetingen, het aantal turbines en het maximale rotoroppervlak per kavel, als bindend vastgelegd in voorschrift 3 van het kavelbesluit, worden niet meegewogen.

De investering moet uiterlijk 60 maanden na onherroepelijk worden van de vergunning in bedrijf zijn genomen.

Potentiële impact van de investering voor het windpark op kavel VI op:

• het beperken van negatieve effecten op de instandhouding van soorten en populaties (VR/ HR).

of

• het bevorderen van de instandhouding van mariene habitattypen (HR) en/of van (KRM; visgemeenschap; benthische habitats) in de Nederlandse Noordzee.

De potentiële impact van de investeringen op het verminderen of voorkomen van negatieve effecten op de in paragraaf 7.5.8.van Kavelbesluit VI Hollandse Kust (west) bedoelde populaties van de in bijlage I van het kavelbesluit genoemde soorten

0–6

0 – 30

De potentiële impact van de investeringen op het bevorderen van:

• een landelijk gunstige staat van instandhouding van mariene habitattypen H1110 of H1170 (HR)

of

• van een goede milieutoestand (KRM) in de Nederlandse Noordzee voor visgemeenschap (overkoepelend of D1C2 of D1C3) of voor benthische habitats (overkoepelend of D6C3 of D6C5), zoals geformuleerd in Mariene Strategie, deel 1 (2018)

0–4

De mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de investering met succes kan worden toegepast in een operationele omgeving

 

0–10

De mate waarin inzichtelijk is welke specifieke, meetbare en tijdsgebonden voortgang de investering zal kennen en hoe deze bij uitvoering van de investering kenbaar zal worden gemaakt

 

0–10

   

De mate waarin kennis en ervaring wordt gedeeld over de investeringen.

De bedoelde ecologische kennis en ervaring is relevant voor:

• het willen beperken van negatieve effecten op de instandhouding van op basis van de EU-Vogelrichtlijn (VR) en -Habitatrichtlijn (HR) beschermde soorten en populaties

of

• het bevorderen van positieve effecten op de instandhouding van mariene habitattypen van de EU-Habitatrichtlijn

of

• het bevorderen van positieve effecten op de milieutoestand (EU-Kaderrichtlijn mariene strategie; KRM) in de Nederlandse Noordzee voor 'visgemeenschap' en/of 'benthische habitats'.

De mate waarin kennis en ervaring bijdraagt aan kennisleemten (o.a. uit de MER van kavel VI) en in goede samenhang met bestaande onderzoekstrajecten plaatsvindt

   

0 – 10

   

De kwaliteit van een disseminatie- en communicatieplan, waaronder de mate waarin het disseminatie- en communicatieplan de te delen kennis, specifiek, meetbaar en tijdsgebonden beschrijft; en de mate waarin de doelgroepen zijn benoemd en de middelen die daarbij aansluiten.

   

2

Het stimuleren van innovatie en de ontwikkeling van oplossingen ten bate van de van nature in de Nederlandse Noordzee voorkomende biodiversiteit (soorten, populaties en habitats) vanuit het windpark op kavel VI van en toekomstige Nederlandse windparken op zee

Een bijdrage aan de ontwikkeling of demonstratie van innovatieve oplossingen voor:

• mitigatie van negatieve effecten op de instandhouding van op basis van de EU-Vogelrichtlijn (VR) en -Habitatrichtlijn (HR) beschermde soorten en populaties

of

• het versterken van positieve effecten op de instandhouding van mariene habitattypen van de EU-Habitatrichtlijn

of

• het bevorderen van positieve effecten op de milieutoestand (EU-Kaderrichtlijn mariene strategie; KRM) in de Nederlandse Noordzee voor 'visgemeenschap' en/of 'benthische habitats'

Voor iedere demonstratie moet ten tijde van de demonstratie ten minste sprake zijn van een prototype in een operationele omgeving (TRL7) in de vorm van een pilot.

Andere innovaties en oplossingen niet te ondervangen in een TRL-niveau dienen in voldoende mate te zijn ontwikkeld voor toepassing in een operationele omgeving.

De demonstratie en toepassingen van oplossingen moeten uiterlijk 60 maanden na onherroepelijk worden van de vergunning in bedrijf zijn genomen.

De innovaties zijn geïntegreerd in het ontwerp, bouw en exploitatie van de door vergunninghouder te realiseren productie-installatie (waaronder ook begrepen de erosie beschermende bestorting en parkbekabeling) binnen het windpark op kavel VI.

De toegestane (bandbreedte aan) turbineafmetingen, het aantal turbines en het maximale rotoroppervlak per kavel, als bindend vastgelegd in voorschrift 3 van het kavelbesluit, worden niet meegewogen.

Potentiële impact van de bijdrage aan de ontwikkeling of demonstratie van de innovatie vanuit het windpark op kavel VI en windparken op zee in de toekomst als de innovatie marktrijp wordt gemaakt op:

• het beperken van negatieve effecten op de instandhouding van soorten en populaties (VR/ HR).

of

• het bevorderen van de instandhouding van mariene habitattypen (HR) en/of van de milieutoestand (KRM; visgemeenschap; benthische habitats).

De potentiële impact van de innovatie of kennisontwikkeling op het verminderen of voorkomen van negatieve effecten op de in paragraaf 7.5.8.van Kavelbesluit VI Hollandse Kust (west) bedoelde populaties van de in bijlage I van het kavelbesluit genoemde soorten

0 – 12

0 – 50

De potentiële impact van de innovatie of kennisontwikkeling op het bevorderen van:

• een landelijk gunstige staat van instandhouding van mariene habitattypen H1110 of H1170 (HR)

of

• een goede milieutoestand (KRM) in de Nederlandse Noordzee voor visgemeenschap (overkoepelend of D1C2 of D1C3) of benthische habitats (overkoepelend of D6C3 of D6C5, zoals geformuleerd in Mariene Strategie, deel 1 (2018)

0 – 6

   

De mate waarin de innovatie vernieuwend en vindingrijk is t.o.v. de op dit moment beste op de markt beschikbare producten, diensten of processen

 

0–8

   

De mate waarin de innovatie gebaseerd is op de meest actuele wetenschappelijke inzichten ten tijde van het indienen van de aanvraag

 

0–8

   

De mate waarin aannemelijk wordt gemaakt dat de innovatie met succes kan worden toegepast in een operationele omgeving, enerzijds door onderbouwing vanuit de literatuur, anderzijds door monitoring van de effectiviteit na aanleg van de pilot

 

0–8

   

De mate waarin inzichtelijk is welke specifieke, meetbare en tijdsgebonden voortgang de demonstratie zal kennen en hoe deze bij uitvoering van de innovatie kenbaar zal worden gemaakt

 

0–8

   

De mate waarin kennis en ervaring wordt gedeeld over de innovatie die wordt demonstratie gedemonstreerd

De bedoelde ecologische kennis en ervaring is relevant voor:

• het willen beperken van negatieve effecten op de instandhouding van op basis van de EU-Vogelrichtlijn (VR) en -Habitatrichtlijn (HR) beschermde soorten en populaties

of

• het bevorderen van positieve effecten op de instandhouding van mariene habitattypen van de EU-Habitatrichtlijn

of

• het bevorderen van positieve effecten op de milieutoestand (EU-Kaderrichtlijn mariene strategie; KRM) in de Nederlandse Noordzee voor 'visgemeenschap' en/of 'benthische habitats'.

De bijdrage moet ten tijde van de indiening van de aanvraag additioneel zijn aan of in nauwe afstemming plaatsvinden met bestaand onderzoek.

De mate waarin kennis en ervaring bijdraagt aan kennisleemten (o.a. uit de MER van kavel VI) en in goede samenhang met bestaande onderzoekstrajecten plaatsvindt

   

0 – 10

   

De kwaliteit van een disseminatie- en communicatieplan, waaronder de mate waarin het disseminatie- en communicatieplan de te delen kennis, specifiek, meetbaar en tijdsgebonden beschrijft; en de mate waarin de doelgroepen zijn benoemd en de middelen die daarbij aansluiten

   
  • 2. Indicatieve waardes op een continuschaal van 0 tot 100 in procenten voor de criteria, bedoeld in artikel 25b, vierde lid, van de wet en voor onderdeel 2 in de tabel 'Criterium: de bijdrage aan de ecologie van de Noordzee', bedoeld in onderdeel 1 van deze bijlage:

    indicatieve tussenwaardes op een continuschaal

    Uitstekend, met toegevoegde waarde

    100%

    Zeer goed, met enige toegevoegde waarde

    90%

    Goed

    80%

    Ruim voldoende

    70%

    Voldoende

    60%

    Matig

    50%

    Onvoldoende

    40%

    Ruim onvoldoende

    30%

    Slecht

    20%

    Zeer slecht

    10%

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Op 27 maart 2018 heeft het kabinet-Rutte III met de publicatie van de ‘routekaart windenergie op zee 2030’ invulling gegeven aan de ambitie om meer kavels beschikbaar te stellen voor windenergie op zee.1 Het grote potentieel voor windenergie op zee voor de realisatie van de klimaatdoelen van 2030 en 2050 werd bevestigd in het op 28 juni 2019 gepubliceerde Klimaatakkoord. Het Klimaatakkoord is een pakket aan maatregelen met een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak, dat de actieve steun heeft van zoveel mogelijk bijdragende partijen en waarmee het politieke broeikasgassen reductiedoel van 49% in 2030 wordt gerealiseerd. Om tot dit reductiedoel te komen is in het Klimaatakkoord afgesproken om de elektriciteitsproductie uit hernieuwbare bronnen op te schalen tot 84 TWh in 2030. Hiervan komt 49 TWh voor het aandeel van windenergie op zee. In de Europese klimaatwet2 is voor 2030 een Europese doelstelling van 55% CO2-reductie opgenomen waardoor mogelijk meer windparken op zee nodig zijn. Hierbij gelden randvoorwaarden zoals voldoende ruimte voor natuur en visserij alsmede goede bestuurlijke afspraken over ruimtelijke ordening. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat voor de periode tot en met 2030 ten minste de vastgestelde routekaart 2030 wordt gerealiseerd. Ook is hierin afgesproken dat na 2030 verdere opschaling van windenergie op zee zal plaatsvinden. Voorwaarde hierbij is dat de bouw van nieuwe grote parken afhankelijk is van en idealiter gelijk oploopt met de groeiende vraag naar groene stroom. Tot slot wordt in het op 15 december 2021 gepubliceerde Coalitieakkoord 2021 – 2025 ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ ingezet op aanvullende windenergie op zee.

Het windpark van kavel VI van routekaart 2030 en de verdere ontwikkeling van windenergie op zee bouwt voort op het in 2013 gesloten Energieakkoord en daaruit volgende gunning van de negen kavels voor windparken en het innovatiekavel: kavels Borssele I, II, III en IV, Borssele innovatiekavel V, kavels Hollandse Kust (zuid) I, II, III en IV en Hollandse Kust (noord) kavel V.

Met de inwerkingtreding van de Wet van 30 juni 2021 houdende wijziging van de Wet windenergie op zee (ondersteunen opgave windenergie op zee) (Stb. 424) op 11 november 2021 is het integraal wettelijk kader ten grondslag aan de uitrol van windenergie op zee aangepast aan gewijzigde omstandigheden en houdt meer rekening met mogelijke toekomstige verdere veranderingen. Zo is het aantal procedures voor de vergunningverlening uitgebreid zodat beter kan worden omgegaan met de situatie waarin windenergie op zee geen subsidie meer nodig heeft. De gewijzigde wet voorziet in vier procedures voor vergunningverlening van kavels: veilen, een vergelijkende toets met financieel bod, een vergelijkende toets zonder financieel bod en vergunningverlening gekoppeld aan subsidie. Tevens is de nieuwe bevoegdheidsverdeling van ministers vastgelegd en is de wet geschikt gemaakt voor andere energiedragers dan elektriciteit.

De onderhavige regeling behelst een van de twee regelingen voor de verlening van de vergunning van een kavel uit de routekaart 2030 en is tevens een van de twee eerste regelingen op grond van nieuwe grondslagen in de Wet windenergie op zee (hierna: de wet). De andere regeling betreft de Regeling vergunningverlening windenergiegebied Hollandse Kust (west) kavel VII) en deze wordt gelijktijdig met onderhavige regeling gepubliceerd.

In de onderhavige regeling is een procedure zonder subsidie neergelegd. Van de drie beschikbare procedures van vergunningverlening zonder subsidie maakt onderhavige regeling gebruik van de procedure van een vergelijkende toets met financieel bod. Dit is gezien de huidige marktcondities, schaarste aan ruimte op de Noordzee en grote concurrentie hierom en het grote belang van ecologische innovatie voor de doorgroei van windenergie op zee, de meest geëigende procedure voor vergunningverlening.

De technologie voor windenergie op zee is volop in ontwikkeling. De kosten van een windpark op zee variëren sterk naar gelang de keuzes die een producent maakt omtrent turbinetechniek, funderingstechniek en de operationele aanpak. In de afgelopen jaren is een flinke kostendaling gerealiseerd. Daarbij heeft de ambitieuzere inzet op klimaatdoelstellingen vanuit de private en publieke sector een positieve impact op de vraagontwikkeling. Met het oog op deze (internationale) ontwikkelingen en de constatering dat het windenergiegebied in Hollandse Kust (west) erg vergelijkbaar is met dat in Hollandse Kust (noord), terwijl de periode waarvoor de vergunning wordt verleend vijf jaar langer is, is het gepast nu een stap verder te zetten door een financieel bod toe te voegen aan de procedure.

Op grond van artikel 14a, tweede lid, van de wet zijn voorafgaand aan de keuze voor een procedure de marktcondities onderzocht en is hierover overleg gevoerd met de Minister van Financiën. Ondanks dat veilen momenteel echt een stap te ver is voor de businesscase van windenergie op zee (Afry, 2020) gelet op de onzekerheid over vooral de toekomstige vraag naar hernieuwbare elektriciteit en het kannibalisatie-effect, vertegenwoordigt dit kavel een significante marktwaarde. Om het verband tussen kosten en opbrengsten en afwegingen inzichtelijk te maken en de kavels tegen een eerlijke(re) prijs te vergunnen is de toevoeging van een zorgvuldig vormgegeven financieel bod wenselijk. Daarbij is het ex ante niet bekend wat de oplossingen op het vlak van ecologie zullen zijn. Dit maakt het stellen van minimumvoorwaarden op voorhand bij bijvoorbeeld een veiling of kavelbesluit niet mogelijk. De vergelijkende toets met een financieel bod is daarentegen een integraal sturingsmechanisme dat expliciete prikkels afgeeft om de markt te laten pionieren in ecologische innovatie additioneel aan wat reeds is voorgeschreven.

2. Aanwijzing kavels windenergie op zee

Kavels worden uitsluitend aangewezen binnen een gebied dat is aangewezen in het nationaal waterplan. Het nationaal waterplan is een beleidsplan dat op basis van de Waterwet is vastgesteld. In het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 is onder meer het windenergiegebied Hollandse Kust aangewezen. Dit Waterplan is in 2016 gewijzigd om de mogelijkheid te bieden windparken te bouwen binnen een strook van 10 – 12 zeemijl van de kust. In het kavelbesluit wordt bepaald waar en onder welke voorwaarden een windpark gebouwd en geëxploiteerd mag worden. TenneT is aangewezen als netbeheerder van het net op zee en wordt daarmee verantwoordelijk voor de aansluiting van de windparken op het net op zee. Het technisch concept van TenneT gaat uit van platforms waarop ten hoogste 760 MW aan windvermogen kan worden ingevoed. Indien binnen de voorwaarden van het kavelbesluit, het totaal geïnstalleerd vermogen groter is dan 760 MW, worden alle aanwezige turbines geacht onderdeel uit te maken van het windpark. Eventuele aansluiting van turbines op andere aansluitpunten dan het net op zee zijn in dit kavelbesluit niet gereguleerd. De plaatsing van aanvullende aansluitpunten, elektrolyse-installaties bijvoorbeeld, alsmede de aansluiting van turbines op die aanvullende aansluitpunten, wordt derhalve vergunningplichtig op grond van de Waterwet geacht.

3. Aanvragen vergunning

Voor de verlening van de vergunning voor de bouw en exploitatie van het windpark op kavel VI worden bij onderhavige regeling nadere regels gesteld in verband met de aanvraag, de beoordeling van de aanvraag en de onderlinge weging van criteria voor de rangschikking die noodzakelijk is indien twee of meer aanvragen voor een vergunning in aanmerking komen.

Op grond van de wet wordt per kavel één vergunning verleend. In artikel 2 van de onderhavige regeling is de periode vastgesteld waarbinnen de aanvragen voor de vergunning voor het kavel VI kunnen worden ingediend. Deze periode loopt parallel aan de aanvraagperiode voor de vergunning van kavel VII (Regeling vergunningverlening windenergiegebied Hollandse Kust (west) kavel VII).

Via de website van RVO.nl wordt een middel beschikbaar gesteld voor de aanvraag. In het middel wordt aangegeven naar welk adres de aanvraag dient te worden verstuurd. Welke gegevens en bescheiden bij de aanvraag dienen te worden overlegd, is geregeld in artikelen 3 en 4 van onderhavige regeling. Bij de te overleggen gegevens over de P50-waarde voor de netto elektriciteitsproductie op grond van artikel 3, tweede lid, van onderhavige regeling zal worden uitgegaan van een beschikbaarheid van 96%.

De regels omtrent de bankgarantie als opschortende voorwaarde bedoeld in artikel 15a van de wet, zijn vastgesteld in artikel 10 van onderhavige regeling. Voor het behandelen van een aanvraag voor een vergunning worden geen kosten in rekening gebracht. In artikel 5 van deze regeling wordt kosten hiervoor op nul euro vastgesteld. Wel worden de kosten die de overheid heeft gemaakt bij de voorbereiding van het kavelbesluit voor kavel VI in rekening gebracht bij degene aan wie de vergunning wordt verleend. Dit bedrag is in artikel 9 vastgesteld op € 13.465.191,35. In dit artikel is ook opgenomen wanneer en op welke wijze dit bedrag betaald moet worden. Tot slot zal degene aan wie de vergunning wordt verleend zijn uitgebrachte bod moeten betalen. In de vergunning zal worden opgenomen binnen welke termijn en op welke wijze dit moet geschieden.

Er is gekozen om geen beperkingen te stellen aan het aantal aanvragen dat per aanvrager kan worden ingediend. Ten gevolge hiervan wordt een variatie aan projectvoorstellen voor ecologie en de hoogte van het financiële bod verwacht. Deze variaties bieden mogelijk inzicht in de markttechnische kosten en baten, haalbaarheid en afwegingen ten aanzien van ecologie. Hiermee kan het ministerie kennis opdoen die relevant is voor de vormgeving van toekomstige vergunningsprocedures van windenergie-op-zee-parken.

4. Beoordeling van aanvragen

De wet voorziet in vier procedures voor vergunningverlening van kavels: veilen, een vergelijkende toets met financieel bod, een vergelijkende toets zonder financieel bod en een vergunningverlening gekoppeld aan de verlening van subsidie. Bij alle procedures wordt de vergunning slechts verleend als de bouw en exploitatie van het windpark uitvoerbaar is, technisch, financieel en economisch haalbaar is, alsmede voldoet aan het kavelbesluit en gestart kan worden binnen vier jaar na de datum waarop de vergunning onherroepelijk wordt. In artikel 4 van de onderhavige regeling zijn waar nodig aanvullende regels gesteld ten aanzien van deze beoordelingscriteria.

Bij de beoordeling van de financiële haalbaarheid wordt onder meer gekeken naar de omvang van het eigen vermogen. De bouw en de exploitatie van een windpark worden slechts financierbaar geacht indien uit de aanvraag blijkt dat het eigen vermogen van de aanvrager ten minste 20% van de totale investeringskosten voor het windpark omvat. Voor het bepalen van de omvang van het eigen vermogen kan, indien de aanvrager een samenwerkingsverband is, het eigen vermogen van de deelnemers aan het samenwerkingsverband en hunner moederonderneming(en) worden meegerekend. Als de aanvrager een dochteronderneming is, kan het eigen vermogen van een moederonderneming(en) worden meegerekend. Van een aanvraag van een samenwerkingsverband is sprake indien de aanvraag is ingediend door de samenwerkende partijen tezamen. Indien verscheidene partijen samen een vennootschap oprichten die de aanvraag indient, wordt de aanvraag aangemerkt als aanvraag van deze vennootschap en niet als aanvraag van een samenwerkingsverband.

Het windparkkavel waarvoor op grond van onderhavige regeling een vergunning wordt verleend is niet gelegen in Nederlandse territoriale wateren. Derhalve wordt voor de bouw van installaties op deze bodem van de dit kavel geen opstalrecht gevestigd dat door de verkrijger van de vergunning zal moeten worden bekostigd. Wel worden de kosten van de milieueffectenrapportage (MER) en de door RVO uitgevoerde locatie-studies ter waarde van € 13.465.191,35 in rekening gebracht. Dit bedrag is niet netto-contant, omdat dit de door de Minister van Economische Zaken en Klimaat gemaakte kosten zijn ter voorbereiding van het kavelbesluit. Daarnaast moet als onderdeel van de aanvraag een financieel bod worden ingediend. Indien een aanvraag geen financieel bod bevat, wordt de aanvraag op grond van artikel 25a van de wet afgewezen. Om de financiële en economische haalbaarheid van een project te beoordelen wordt derhalve ook gekeken of de aanvrager rekening heeft gehouden met de kosten die op grond van artikel 9 moeten worden betaald en zijn uitgebrachte financieel bod.

De vermogenseis in artikel 6, tweede lid, van onderhavige regeling dient er ertoe te voorkomen dat de vergunning wordt verleend aan partijen die financieel onvoldoende solide zijn. Een aanvrager kan ook financieel voldoende solide zijn op basis van het vermogen van anderen die participeren in de aanvraag. Dit komt tot uitdrukking in artikel 6, derde lid. Het vermogen van andere entiteiten wordt slechts meegerekend op verzoek van de aanvrager. De schriftelijke instemming van de moederonderneming is vereist voor het meerekenen van diens eigen vermogen.

Het wordt niet beoogd dat die ander moet instaan voor verplichtingen van de aanvrager. Daarom moeten de begrippen moeder- en dochteronderneming in artikel 6 van deze regeling ruim worden uitgelegd. Zo kan, indien de aanvrager een joint venture is, het eigen vermogen van alle joint venture partners en diens moederondernemingen worden meegerekend. In geval van een besloten vennootschap in oprichting kan zowel het vermogen van de moederonderneming(en) als van de oprichtende partij worden meegerekend. Bij een aanvraag door een commanditaire vennootschap (hierna: CV) kan naast het afgescheiden vermogen van de CV ook het eigen vermogen van de beherend vennoot en diens moederonderneming(en) worden meegerekend.

5. Rangschikking van aanvragen

Op grond van artikel 25b, vierde lid, van de wet vindt bij twee of meer aanvragen voor een vergunning die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikelen 12a en 14 van de wet, de verlening van de vergunning plaats volgens de rangschikking op grond van de drie in artikel 25b, tweede lid, van de wet genoemde kwalitatieve criteria. Daarbij is het mogelijk om, zoals het geval is in onderhavige regeling, nadere regels te stellen aan de criteria en aanvullende criteria vast te stellen die bij de rangschikking worden betrokken.

In de bijlage bij de regeling is omschreven hoe de rangschikkingscriteria onderling worden gewogen. Bij rangschikking van de aanvragen wordt het meeste gewicht toegekend aan het criterium dat bijdraagt aan de ecologie van de Noordzee. Daarom krijgt dit criterium, een maximum van 50% van de totale score, maximaal 100 punten.

Bij het criterium ‘de hoogte van het financiële bod’ (tabel 1) wordt een aanvraag gerangschikt naargelang een gestaffelde hoogte van het bod in euro’s. Hierbij wordt het maximale puntenaantal verdiend bij een financieel bod van € 50 miljoen of meer.

Bij het criterium ‘de zekerheid van realisatie van het windpark’ (tabel 2) wordt een aanvraag hoger gerangschikt langs twee lijnen; van ervaring en van financiële sterkte en garanties. Ofwel, naarmate de belangrijkste betrokken partijen bij de bouw en exploitatie van het windpark meer ervaring hebben bij het realiseren van een windpark op zee én hoe groter het eigen vermogen in verhouding tot de investeringskosten in het windpark is en financiële garanties kunnen worden gegeven, des te hoger de rangschikking op dit criterium.

Bij het criterium ‘de bijdrage van het windpark aan de energievoorziening’ (tabel 3) wordt een aanvraag hoger gerangschikt naarmate er – binnen de grenzen van het kavelbesluit – een hogere jaarlijkse elektriciteitsproductie wordt ingevoed op het net op zee. Het is aannemelijk dat meer geïnstalleerd vermogen bijdraagt aan een hogere energieproductie van het windpark.

Bij het criterium ‘de bijdrage aan de ecologie van de Noordzee’ (tabel 4) worden aanvragen hoger gerangschikt naarmate de kwaliteit van de aanvragen beter beoordeeld wordt door de onafhankelijke expertcommissie. Tabel 4 van de bijlage zet de maatstaven en beoordelingscriteria uiteen langs twee brede lijnen:

  • 1) Investeringen in het windpark op kavel VI van Hollandse Kust (west) additioneel aan voorgeschreven maatregelen in het kavelbesluit VI Hollandse Kust (west) ten bate van de van nature in de Nederlandse Noordzee voorkomende biodiversiteit (soorten, populaties en habitats).

  • 2) Innovatie en de ontwikkeling van oplossingen ten bate van de van nature in de Nederlandse Noordzee voorkomende biodiversiteit (soorten, populaties en habitats) vanuit het windpark op kavel VI van Hollandse Kust (west) en toekomstige Nederlandse windparken op zee.

Om voldoende onderscheidend te kunnen zijn, wordt het criterium ‘de bijdrage aan ecologie van de Noordzee’ gewogen op basis van een continuschaal in procenten. Bij de overige criteria zijn stapsgewijze schalen aangehouden voor maximale transparantie voor de aanvragers.

Het is mogelijk dat twee of meer aanvragen in de beoordeling een zelfde puntenaantal krijgen toegewezen. In dat geval worden de rangschikkingscriteria volgens artikel 8, tweede tot en met vijfde lid, gewogen. De weging geeft volgens artikel 8, tweede lid, het criterium ‘de bijdrage van het windpark aan de van nature in de Nederlandse Noordzee voorkomende biodiversiteit’ de doorslag. Indien dan nog steeds twee of meer aanvragen per kavel als hoogste worden gerangschikt wordt het derde lid toegepast, waardoor in dat geval het criterium ‘bijdrage van het windpark aan de energievoorziening’ doorslaggevend is. Overeenkomstig het voorgaande wordt indien nodig het criterium ‘de zekerheid van realisatie op grond van het vierde lid toegepast. Tot slot wordt indien nodig het vijfde lid, over de hoogte van de waardering in punten voor het financieel bod, toegepast.

6. Juridische aspecten

Op grond van de onderhavige wordt een vergunning voor de exploitatie van een windpark op zee verleend. Het betreft een schaarse vergunning en derhalve wordt potentiële gegadigden op een competitieve en non-discriminatoire wijze in de gelegenheid gesteld om mee te dingen naar vergunning. Omdat de procedure voor de verlening van de vergunning op deze wijze wordt ingericht is ook geen sprake van staatssteun. Er zou sprake zijn van het verlenen van verboden staatssteun in de vorm van vermeden kosten voor onderzoeken in het kader van de milieueffectrapportage en Passende Beoordeling die bij de voorbereiding van het kavelbesluit door de Minister van Economische Zaken en Klimaat zijn gemaakt. Om dit te voorkomen worden deze kosten in rekening gebracht bij de uiteindelijke vergunninghouder.

7. Consultatie

Het ontwerp van de regeling is van 23 december 2021 tot en met 11 januari 2022 informeel geconsulteerd via de website www.rvo.nl. Voorafgaand aan deze consultatie zijn de potentiële aanvragers in januari 2021 en in oktober 2021in de gelegenheid gesteld om in een drietal workshops en bilaterale gesprekken hun opvattingen over de op te stellen regeling mondeling dan wel schriftelijk kenbaar te maken. Met deze opvattingen is waar mogelijk rekening gehouden. Nadere verduidelijkingen die zijn gevraagd worden via de website van RVO beschikbaar gesteld.

Naar aanleiding van de informele consultatie van het ontwerp zijn geen fundamentele bezwaren ingebracht. Wel zijn naar aanleiding van opmerkingen een aantal aanpassingen in de regeling gedaan. Het betreft verbeteringen van fouten en omissies en verbeteringen van wetgevingstechnische, tekstuele en grammaticale aard.

Tevens is de regeldrukparagraaf toegevoegd. Deze was niet meegenomen in het ontwerp dat werd geconsulteerd, omdat deze op dat moment nog niet compleet was. Inmiddels heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk een advies uitgebracht.

8. Regeldruk

Bij onderhavige regeling moet informatie worden verstrekt over hoe het projectvoorstel presteert op de rangschikkingscriteria die in de regeling zijn uitgewerkt. Deze informatie is echter grotendeels bij aanvragers al beschikbaar omdat deze relevant is voor de interne besluitvorming over het project. Het is de verwachting dat op grond van onderhavige regeling aanvragen worden ingediend die zeer uiteenlopend kunnen zijn qua inzet, voorbereidingstijd, complexiteit en omvang. Daarbij is het niet ongebruikelijk dat vaste medewerkers hier (ver) voorafgaand aan de publicatie van onderhavige regeling voorbereidingen voor treffen of dat indien wenselijk additionele expertise wordt ingezet. Het bepalen van de administratieve lasten voor onderhavige regeling is daarom een vooral een benadering gebaseerd op enkele algemene uitgangspunten (zie hieronder toegelicht).

De keuze voor deze vergunningsprocedure is onder meer gebaseerd op de resultaten van een bedrijfsvertrouwelijke marktconsultatie. Aan deze consultatie namen marktpartijen deel die hebben aangegeven interesse te hebben in een kavel in het windenergiegebied Hollandse Kust (west). Uit deze consultatie bleek dat er geen voorkeur bij desbetreffende marktpartijen bestond voor een procedure zoals een veilingprocedure die minder administratieve lasten met zich mee brengt.

Het grootste onderscheid met voorgaande ministeriële regelingen is dat de onderdelen C, D, E en F uit artikel 23, tweede lid, van de Wet windenergie op zee, zoals deze luidde tot en met 10 november 2021, niet langer verplicht zijn als onderdeel van de aanvraag. Daarentegen wordt nu voor de eerste keer op basis van artikel 25b, tweede en derde lid, de hoogte van het financiële bod en de bijdrage van het windpark aan de ecologie van de Noordzee meegewogen. Op basis van onderhavige regeling is in totaal maar één vergunning beschikbaar. Aanvragers hoeven dus maar één aanvraag in te dienen. Twee of meer aanvragen per aanvrager zijn mogelijk, overeenkomstig met artikel 14a, vierde lid van de Wet, echter er zal zoals gesteld slechts 1 vergunning in totaal worden verleend.

Aanvraag

De aanvrager moet voor een aanvraag gegevens overleggen op basis waarvan de technische en financiële haalbaarheid wordt beoordeeld. Ook de productieramingen maken hier onderdeel van uit. In artikel 3 en 4 van de onderhavige regeling wordt deze informatieverplichting verder uitgewerkt, ook ten behoeve van de toetsing aan de rangschikkingscriteria. Bij het berekenen van de administratieve lasten is uitgegaan van een inzet van ca. 10 FTE gedurende een tijdsduur van drieënhalve maand (tijd tussen publicatie van onderhavige regeling en sluiting vergunningsaanvraag) en een vast uurtarief van € 60 euro. Dit resulteert in ca. € 370.000 administratieve lasten voor het indienen van een aanvraag. De verwachting is dat er 8 aanvragen zullen worden ingediend. De totale kosten voor deze fase komen daarmee naar verwachting uit op ongeveer € 3.000.000.

Monitoring / verantwoording

Gedurende de bouw van de productie-installatie dient jaarlijks gerapporteerd te worden over de voortgang van het project in relatie tot de planning. Het gaat om een korte beschrijving van de voortgang van het project in relatie tot een aantal ijkmomenten. Op deze wijze kan worden beoordeeld wanneer de productie-installatie in gebruik kan worden genomen en of dit binnen vier jaar gebeurt na de datum waarop de vergunning onherroepelijk is geworden. Voor de jaarlijkse verplichtingen wordt uitgegaan van vier uur per jaar. Dit resulteert in ca. € 240 per toegekende vergunning. Er wordt één vergunning verleend, hiermee komen de jaarlijkse kosten uit op ongeveer € 240. Voor een periode van vijf jaar komen de kosten derhalve uit op € 1.200.

Bankgarantie

Bij het aanvragen van een bankgarantie zal de regeldruk voor partijen toenemen. Dit ligt in het feit dat deze aangevraagd dient te worden en dat gedurende de looptijd van de bankgarantie een maandelijks bedrag zal moeten worden voldaan. Daarbij wordt uitgegaan van maximaal 5 jaar tussen aanvraag en de aanwending van de bankgarantie voor (gedeeltelijke) betaling van het verschuldigde bedrag. In vergelijking met de andere optie die de Wet biedt, een waarborgsom, is de regeldruk bij een bankgarantie relatief groter. Echter gelet op het financiële element, de doelmatigheid van investeringsprikkels vanuit onderhavige regeling en om aan te sluiten bij de systematiek van voorgaande procedures is gekozen voor een bankgarantie.

Uitgaande van een gemiddelde zekerheidsstelling van € 70.000 000 en de kosten van 1% per jaar komen de kosten van een bankgarantie gemiddeld uit op ongeveer € 700.000 per jaar. Dit komt uit op ca. € 3.500 000 in totaal.

Bezwaarprocedures

Iedere aanvrager heeft de mogelijkheid om bezwaar en vervolgens beroep aan te tekenen tegen de vergunningverlening, respectievelijk het besluit op bezwaar. Voor het bepalen van de administratieve lasten wordt uitgegaan van in totaal drie bezwaar- en beroepsprocedures. De lasten van bezwaar dienen tot het begrip regelkosten te worden gerekend. Beroepsprocedures tellen hierin niet mee omdat deze onder bestuursrecht vallen. De administratieve lasten voor bezwaarprocedures bedragen ongeveer € 10.000. De totale eenmalige kosten voor bezwaarprocedures komen daarmee naar verwachting uit op € 30.000 euro.

De totale eenmalige kosten komen dus uit op circa € 3.030.000 en de totale cumulatieve jaarlijkse kosten op ongeveer € 3.501.200.

In vergelijking, voor hoeverre het mogelijk is om binnen de onzekerheidsmarges een indicatie te geven, bij een conservatief ingeschatte gemiddelde elektriciteitsprijs van € 40 per megawattuur (zie captured price voor wind op zee (Elektriciteit, WOZ), afkomstig uit KEV2021-werkprijspad) zal een windpark van 760 megawatt, 4000 vollasturen gedurende 30 productiejaren een verwachte omzet draaien van ca. € 3,6 miljard. In deze vergelijking bedragen de eenmalige regeldrukkosten 0,8% van een verwachte hypothetische omzet en de structurele kosten percentueel 0,1%.

Tot slot, deze regeling heeft geen regeldrukgevolgen voor de voor burgers en Midden- en Kleinbedrijven (MKB), omdat zij naar verwachting geen aanvragen zullen indienen. Er is daarom geen mkb-toets uitgevoerd.

9. Inwerkingtreding

Onderhavige regeling treedt in werking op 1 april 2022. Dit is in overeenstemming met het beleid inzake de vaste verandermomenten van ministeriële regelingen. De periode tussen publicatie van de regeling en de inwerkingtredingsdatum is korter dan twee maanden. Dit is gerechtvaardigd omdat de sector windenergie op zee reeds op 23 december 2021 is geïnformeerd over de data waarop aanvragen kunnen worden ingediend en omdat uitstel van de inwerkingtreding niet in het belang is van de sector en van het behalen van de doelstellingen op het gebied van de productie van duurzame energie.

De Minister voor Klimaat en Energie, R.A.A. Jetten


X Noot
1

Regeerakkoord 2017 – 2021 ‘Vertrouwen in de toekomst’.

X Noot
2

Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999.

Naar boven