Bekendmaking aan de scheepvaart nr. 204/2022, tevens Besluit ‘gemengd afmeren’ Rotterdam 2022

De Havenmeester van Rotterdam, werkzaam bij Havenbedrijf Rotterdam N.V.,

Gelet op:

  • de artikelen 2, eerste lid, onder a, sub 3, van de Scheepvaartverkeerswet;

  • artikel 3, eerste lid, onder a en onder d, van de Scheepvaartverkeerswet;

  • artikel 7.07, derde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement;

  • artikel 4.11, vijfde lid, van de Havenverordening Rotterdam 2020;

  • artikel 1 van de Aanwijzing bevoegde autoriteit Binnenvaartpolitiereglement Rotterdam 2010;

Overwegende dat:

  • de wens bestaat om ligplaats(en) ten behoeve van diverse categorieën binnenschepen flexibel(er) te kunnen gebruiken, mede gelet op de per 1 juli 2017 geëffectueerde wijziging van het ADN en de daarmee gepaard gaande verandering van de seinvoering voor methanol (UN1230) van 1 kegel naar 2 kegels;

  • de per april 2019 geëffectueerde wijziging van het ADN leidend tot een verbod op het varend ontgassen van ladingtanks in dichtbevolkte gebieden, alsmede de op handen zijnde aanpassing van het CDNI, waardoor een verbod op varend ontgassen voor steeds meer kegelvoerendebinnentankschepen gaat gelden;

  • voornoemde wijzigingen ertoe leiden dat er voor schepen die bepaalde categorieën gevaarlijke stoffen vervoeren, meer ligplaatscapaciteit nodig zal zijn, naast de reeds bestaande capaciteitsproblemen van ligplaatsen voor de gehele binnenvaart;

  • in Rotterdam van 5 april 2021 tot en met 31 december 2021 de pilot ‘gemengd afmeren’ heeft gedraaid waarbij een aantal ligplaatsen was aangewezen om gemengd afmeren zonder afmeerafstanden mogelijk te maken;

  • zowel de binnenvaartbranche als de havenmeester van Rotterdam de pilot ‘gemengd afmeren’ als positief heeft ervaren;

  • de binnenvaartsector nog steeds congestie ervaart en meer ligplaatsen wenst voor gemengd afmeren;

  • kleinere afstanden dan in artikel 7.07, eerste lid, Binnenvaartpolitiereglement (hierna: Bpr) zijn vermeld, op grond van artikel 7.07, derde lid, Bpr door de bevoegde autoriteit kunnen worden toegestaan;

  • de bijzondere gevallen genoemd in artikel 7.07, derde lid, Bpr ruimer kunnen worden geformuleerd gezien de verbeterde veiligheid van kegelvoerende binnenschepen ten aanzien van de constructie van deze binnenschepen sinds de totstandkoming van artikel 7.07 Bpr;

  • de ruimere formulering van artikel 7.07, derde lid, Bpr tevens wordt bevestigd door een risico-analyse die in 2020 heeft plaatsgevonden door het Havenbedrijf Rotterdam en waaruit is gebleken dat gemengd afmeren van kegelvoerende binnenschepen (zijnde binnenschepen die een bijkomend teken moeten voeren als bedoeld in artikel 3.14, eerste lid, Bpr en 3.14 lid 2 Bpr) en niet-kegelvoerende binnenschepen onder specifieke voorwaarden, verantwoord is zonder rekening te houden met de afmeerafstand uit artikel 7.07, eerste lid, Bpr;

  • er aanvullende risico-analyses zijn gedaan door Rijkswaterstaat en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;

  • er overleg heeft plaatsgevonden als bedoeld in artikel 6 van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer met belanghebbende openbare lichamen en instellingen (de Veiligheidsregio Rotterdam en DCMR);

  • zowel de risico-analyses als het overleg met de Veiligheidsregio Rotterdam en DCMR hebben uitgewezen dat er geen belemmeringen bestaan voor gemengd afmeren mits het gemengd afmeren zich beperkt tot de hierna genoemde bijzondere gevallen van schepen die bepaalde activiteiten niet verrichten;

  • de gemengd afmeren-ligplaatsen bijdragen aan het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer en de veiligheid niet in het geding is;

  • de in dit besluit beschreven bijzondere gevallen waarin gemengd afmeren mag plaatsvinden van belang zijn voor het voorkomen of beperken van externe veiligheidsrisico’s;

  • de hieronder beschreven bijzondere gevallen waarin gemengd afmeren mag plaatsvinden in lijn zijn met het doel van de in artikel 7.07, derde lid, Bpr aan de bevoegde autoriteit gegeven bevoegdheid om af te wijken van de in het eerste lid van dat artikel vastgestelde afmeerafstanden, te weten: het voorkomen van congestie, waarbij de veiligheid is gewaarborgd. Er worden geen ligplaatsen aangewezen in de directe nabijheid van kwetsbare objecten zoals woningen.

Besluit vast te stellen:

Besluit ‘gemengd afmeren’ Rotterdam 2022

Artikel 1 Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. afmeren:

het kortstondig dan wel voor langere tijd ligplaats nemen, wachten of stilliggen, al dan niet met behulp van ankers of spudpalen;

b. ADN:

Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren;

d. binnenschip:

schip, niet zijnde een zeeschip, met uitzondering van zeeschepen waarvoor binnenvaartcertificaten zijn afgegeven;

e. binnenschip geschikt voor het gemengd afmeren:

alle binnenschepen met uitzondering van:

  • i. binnenschepen die gevaarlijke goederen vervoeren waarvoor drie bijkomende tekens zoals bedoeld in artikel 3.14, derde lid, Bpr gevoerd dienen te worden;

  • ii. binnenschepen die lading in droge bulk vervoeren waarbij de aanvullende eis VE03 uit randnummer 7.1.6.12 van het ADN van kracht is;

  • iii. binnenschepen geladen met bulklading in vaste vorm waarvan de lading met ontsmettingsmiddelen is behandeld en die nog onvoldoende vrij is van ontsmettingsmiddelen;

  • iv. een duwbak of duwbakken die niet aan een duwboot is of zijn gekoppeld;

  • v. passagiersschepen als bedoeld in artikel 1 van het Binnenvaartbesluit;

  • vi. pleziervaartuigen, als bedoeld in artikel 1 van het Binnenvaarbesluit;

  • vii. enkelwandige binnentankschepen die gevaarlijke stoffen vervoeren waarvoor op grond van artikel 3.14 Bpr één of meerdere bijkomende tekens zijn voorgeschreven, uitgezonderd bilgeboten;

  • viii. binnenschepen, waarbij de aan boord zijnde gevaarlijke lading niet is aangemeld in het IVS next met uitzondering van bunkerschepen die lading vervoeren met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger;

  • ix. binnenschepen met meer dan 12 gastankcontainers geladen met licht ontvlambare gassen aan boord; of

  • x. binnenschepen met meer dan 25 gastankcontainers geladen met toxische gassen aan boord;

f. binnentankschip:

binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading in ladingtanks;

g. Bpr:

Binnenvaartpolitiereglement;

h. bunkeren:

het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van binnenschepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van binnenschepen;

i. bunkerschip:

schip gebruikt voor het bunkeren;

j. gemengd afmeren:

direct of indirect afmeren door binnenschepen, zonder inachtneming van de afmeerafstanden als bedoeld in artikel 7.07, eerste lid, Bpr;

k. kegelvoerend schip:

binnenschip dat gevaarlijke stoffen vervoert waarvoor op grond van artikel 3.14, eerste lid, BPR dan wel artikel 3.14, tweede lid, Bpr één of twee bijkomende tekens zijn voorgeschreven;

l. LNG:

Liquefied Natural Gas;

m. ventileren:

het laten drogen van openstaande ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze met water zijn gewassen of op een andere wijze zijn schoongemaakt, waarbij de concentratie gevaarlijke gassen of dampen in het uitgeblazen mengsel op de plaats van uittreding niet meer dan 10% van de onderste explosiegrens (OEG) bedraagt of zich onder de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, bevindt.

Artikel 2 Toestaan gemengd afmeren

Op grond van artikel 7.07, derde lid, Bpr wordt gemengd afmeren toegestaan op de in artikel 3 aangewezen ligplaatsen aan binnenschepen geschikt voor gemengd afmeren, mits:

  • a. geen hijswerkzaamheden over een langszij afgemeerd schip heen worden uitgevoerd;

  • b. geen vonkvorming wordt veroorzaakt of werkzaamheden worden verrichten of doen verricht die verband houden met de bedrijfsgereedheid aanpassing, herstel, of verbetering van het schip of voorwerp of onderhoudswerkzaamheden, zoals bijvoorbeeld aan het ladingsysteem, waarbij vonkvorming mogelijk is;

  • c. één of meer bemanningsleden aan boord zijn die het schip kunnen verhalen wanneer het schip niet direct aan de steiger afgemeerd ligt;

  • d. de bemanning zijn contactgegevens meldt aan het Haven Coördinatie Centrum bij het onbemand achterlaten van het schip wanneer het schip direct aan de steiger afgemeerd ligt;

  • e. geen LNG, methanol of waterstof wordt gebunkerd;

  • f. geen open vuur wordt gebruikt of wordt gerookt buiten de woning of het stuurhuis en in geval van open vuur of roken in de woning of het stuurhuis de deuren en ramen gesloten zijn;

  • g. geen open of deels gesloten monstername wordt toegepast, niet wordt schoongemaakt of om andere reden tanks worden geopend, indien het een binnentankschip betreft, met uitzondering van ventileren op de hiervoor aangewezen ligplaatsen genoemd in artikel 3, vijfde lid, van dit besluit;

  • h. niet wordt geventileerd, tenzij in artikel 3, vijfde lid, van dit besluit ventileren op een specifieke ligplaats is toegestaan en een meting als bedoeld in artikel 7.2.3.7.1.5 van het ADN aan de toezichthouder kan worden getoond waarbij vanaf het tijdstip van afmeren een meting kan worden overgelegd die niet ouder is dan een uur en nadien steeds iedere acht uur opnieuw aantoonbaar een meting is gedaan;

  • i. geen lading wordt overgeslagen;

  • j. geen walstroomkabel door de ladingzone van een naastgelegen schip of de naastgelegen binnenschepen loopt;

  • k. men zich niet binnen de ladingzone van een naastgelegen binnenschip of naastgelegen binnenschepen begeeft, of;

  • l. geen hinder of overlast wordt veroorzaakt voor naastliggende binnenschepen.

Artikel 3 Aanwijzing ligplaatsen gemengd afmeren

  • 1. Een binnenschip geschikt voor het gemengd afmeren en dat voldoet aan artikel 2 mag op de hiernavolgende ligplaatsen direct of indirect afmeren zonder inachtneming van de afmeerafstanden als bedoeld in artikel 7.07, eerste lid, Bpr:

    • a. de ligplaatsen gelegen aan steiger 5, 6 en 7 in de Prins Johan Frisohaven ter hoogte van oeverfrontnummers 2704, 2701 en 2694;

    • b. de ligplaatsen gelegen aan steiger 2 in de 2e Petroleumhaven ter hoogte van oeverfrontnummer 3008;

    • c. de ligplaatsen gelegen aan steiger 23 oostzijde in de Botlek ter hoogte van oeverfrontnummer 4212;

    • d. de ligplaatsen gelegen aan steiger 3, 4, 7 en 8 in het Hartelkanaal ter hoogte van oeverfrontnummers 5022, 5023, 6081 en 6079;

    • e. de ligplaatsen gelegen aan steiger A in de Mississippihaven ter hoogte van oeverfrontnummer 7062;

    • f. de ligplaatsen gelegen aan steiger A, B, en C in de Hartelhaven ter hoogte van oeverfrontnummers 7124, 7123 en 7122;

    • g. de ligplaatsen gelegen aan de kade 1 en 2 in de Amazonehaven ter hoogte van oeverfrontnummers 8050 en 8048;

    • h. de ligplaatsen gelegen aan de Antarcticakade tussen de bolders 17 tot en met 32 ter hoogte van de oeverfrontnummers 8246 en 8249;

    • i. de ligplaatsen gelegen aan steiger 1 en 2 in de Prinses Margriethaven ter hoogte van oeverfrontnummers 8364 en 8363;

    • j. de ligplaatsen gelegen aan steiger 1, 2, 3, 4, 5, 10 en 13 in het Calandkanaal, ter hoogte van oeverfrontnummers 5390, 5389, 5387, 5385, 5384, 5365 en 5323.

  • 2. Een binnenschip geschikt voor het gemengd afmeren met uitzondering van binnentankschepen en dat voldoet aan artikel 2 mag op de hiernavolgende ligplaatsen direct of indirect afmeren zonder inachtneming van de afmeerafstanden als bedoeld in artikel 7.07, eerste lid, Bpr:

    • a. de ligplaatsen gelegen aan steiger 1, 2, 3 en 4 in de Waalhaven 4 noordzijde ter hoogte van oeverfrontnummer 2211, 2212, 2214 en 2215, zodra deze in gebruik worden genomen en zijn voorzien van borden als bedoeld in lid 6;

    • b. de ligplaatsen gelegen aan de palen 1 in de Prinses Beatrixhaven ter hoogte van oeverfrontnummer 2744.

  • 3. Een binnenschip geschikt voor het gemengd afmeren met uitzondering van droge ladingschepen (binnenschepen niet zijnde binnentankschepen) en dat voldoet aan artikel 2 mag op de hiernavolgende ligplaatsen direct of indirect afmeren zonder inachtneming van de afmeerafstanden als bedoeld in artikel 7.07, eerste lid, Bpr:

    • a. de ligplaatsen gelegen aan steiger 0, 1 en 3 in de 2e Petroleumhaven ter hoogte van oeverfrontnummer 3011, 3009 en 3013;

    • b. de ligplaatsen gelegen aan steiger 1, 2, 3 en 4 in de Geulhaven ter hoogte van oeverfrontnummers 4024, 4023, 4022 en 4021:

    • c. de ligplaatsen gelegen aan steiger 1 en 2 in de 3e Petroleumhaven ter hoogte van oeverfrontnummers 4053 en 4054;

    • d. de ligplaatsen gelegen aan steiger 1 en 2 in de Welplaathaven ter hoogte van oeverfrontnummers 4134 en 4135;

    • e. de ligplaatsen gelegen in de Neckarhaven westzijde en oostzijde ter hoogte van oeverfrontnummer 6015;

    • f. de ligplaatsen gelegen aan de palen B1 en B2 in het Yangtzekanaal ter hoogte van oeverfrontnummer 9813.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, mogen in de Prinses Beatrixhaven aan de palen 1 ook bunkerschepen afmeren.

  • 5. Op de volgende ligplaatsen mag tijdens het gemengd afmeren geventileerd worden, mits voorafgaand aan het ventileren dit overeenkomstig artikel 4.11, achtste lid, van de Havenverordening Rotterdam 2020 aan de havenmeester is gemeld:

    • a. de ligplaatsen gelegen aan steiger 3 in de Geulhaven ter hoogte van oeverfrontnummer 4022;

    • b. de ligplaatsen gelegen aan palen B1 en B2 in het Yangtzekanaal ter hoogte van oeverfrontnummer 9813.

  • 6. De ligplaatsen, als bedoeld in dit artikel, worden aangeduid met:

    • a. een teken E.7 als bedoeld in Bijlage 7 van het Bpr en bijkomend teken F.4 als bedoeld in Bijlage 7 van het Bpr met daarop in elk geval de tekst ‘Gemengd afmeren’; of

    • b. een teken E.5.2 als bedoeld in Bijlage 7 van het Bpr en bijkomend teken F.4 als bedoeld in Bijlage 7 van het Bpr met daarop de tekst ‘Gemengd afmeren’.

Artikel 4 Preferenties

Voor de veiligheid van de scheepvaart wordt bij het gemengd afmeren op de ligplaatsen als bedoeld in artikel 3, geadviseerd om:

  • a. bij het ligplaats nemen te zorgen dat de woning, het stuurhuis en de machinekamer niet naast de ladingzone van een kegelvoerend schip ligt;

  • b. personen jonger dan 14 jaar niet zonder begeleiding via een kegelvoerend schip de wal of een ander schip te laten betreden;

  • c. deuren van de accommodatie en machinekamer gesloten te houden;

  • d. te zorgen dat de ventilatieopeningen van de ladingtankruimten van een binnentankschip niet terhoogte van de woning en stuurhuis van langszij liggende binnenschepen komen te liggen, of;

  • e. te zorgen dat een onbemand binnenschip, indien deze direct aan de steiger ligt, onder toezichtis gesteld van een persoon die binnen een uur kan ingrijpen, voor zover er geen wachtsman conform artikel 7.08, eerste lid, Bpr aan boord is vereist.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant en treedt in werking op 12 januari 2023 en is op een ligplaats van kracht op het moment dat de verkeerstekens als bedoeld in artikel 3 lid 6 zijn aangebracht.

Artikel 6 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit ‘gemengd afmeren’ Rotterdam 2022.

Aldus vastgesteld op 5 december 2022

DE HAVENMEESTER VAN ROTTERDAM, R.J. de Vries

Bezwaarclausule

Ingevolge de Algemene Wet Bestuursrecht kan een belanghebbende binnen zes weken na bekendmaking bezwaar maken tegen dit besluit door het indienen van een bezwaarschrift. Het bezwaarschrift dient te worden gericht aan de Havenmeester van Rotterdam ter attentie van de Afdeling Beleid, Wetgeving en Handhaving, postbus 6622, 3002 AP Rotterdam.

Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht, alsmede de gronden van het bezwaar.

Indien u er voor kiest om u te laten vertegenwoordigen, verzoeken wij u om een machtiging te (laten) overleggen. Het indienen van een bezwaar heeft geen schorsende werking. Indien onverwijlde spoed dit vereist kan, hangende de bezwaarschriftenprocedure, een schorsing of voorlopige voorziening worden gevraagd van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam, sector Bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM te Rotterdam. Hieraan zijn griffiekosten verbonden.

Correspondentieadres:

Havenbedrijf Rotterdam N.V.

Divisie Havenmeester

Haven Coördinatie Centrum

tel: 010-252 1000

fax: 010-252 1600

vhf: Kanaal 14

HCC@portofrotterdam.com

World Port Center

Bezoekadres: Wilhelminakade 909 / Havennummer 1247

Postadres: Postbus 6622, 3002 AP Rotterdam

TOELICHTING

De huidige wetgeving waarin de afmeerafstanden tussen binnenschepen met verschillende seinvoering of het uit elkaar houden van binnentankschepen en droge ladingschepen is geregeld, is tientallen jaren oud. In de tussentijd heeft de ontwikkeling van de techniek niet stilgestaan. Zowel bij de regelgevende autoriteiten, de marktpartijen, toezichthouders en alle andere betrokkenen was de vraag of de argumenten nog valide zijn die indertijd aanleiding gaven voor deze afmeerafstanden.

Samen met alle partijen is een risico-analyse uitgevoerd waaruit blijkt dat de huidige afmeerafstanden verantwoord aangepast kunnen worden met behoud van het huidige hoge veiligheidsniveau.

Onder bepaalde condities is het verantwoord om binnenschepen met verschillende seinvoering naast elkaar af te meren. Dit geldt ook voor binnentankschepen en droge ladingschepen.

Hierdoor is het mogelijk om de bestaande infrastructuur voor ligplaatsen voor de binnenvaart efficiënter te gebruiken en kunnen lange wachttijden en een zoektocht naar ligplaatsen voor de binnenvaart worden voorkomen.

Er is een proces ingezet om de Europese regelgeving op dit gebied aan te passen. Vooruitlopend daarop wordt gewerkt aan aanpassing van de landelijke wetgeving door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Om de voorwaarden voor gemengd afmeren, die uit de risico-analyse naar voor zijn gekomen, in de praktijk te toetsen is op enkele ligplaatsen in de haven van Rotterdam een pilot gehouden.

Deze pilot is geslaagd. Zowel de branche als de bevoegde autoriteit zien de voordelen van het efficiënt inzetten van ligplaatsen in het Rotterdamse havengebied en willen meer locaties om gemengd te kunnen afmeren. Vooruitlopend op aanpassing van de wet- en regelgeving maakt de Havenmeester van Rotterdam als bevoegde autoriteit wederom gebruik van zijn bevoegdheid op grond van artikel 7.07, derde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement om af te wijken van de afmeerafstanden genoemd in artikel 7.07, eerste lid, van het Binnenvaartpolitiereglement. In onderhavig besluit is bepaald voor welke bijzondere gevallen gemengd afmeren is toegestaan en op welke ligplaatsen. Op de ligplaatsen waar gemengd afmeren is toegestaan zal de bebording worden aangepast.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 zijn de definities opgenomen waaronder die van gemengd afmeren en die van binnenschepen die geschikt zijn voor gemengd afmeren.

Een aantal categorieën van binnenschepen zijn uitgesloten van het gemengd afmeren. Dit komt door de individuele risicoprofielen van deze binnenschepen of omdat zij bepaalde activiteiten uit moeten voeren die niet verenigbaar zijn met gemengd afmeren.

Verder worden er binnenschepen met droge bulk genoemd waarbij wordt verwezen naar het ADN, waar een aanvullende eis wordt gesteld als er bij het vervoer van een bepaald product gas of damp kan ontwikkelen. Ook de binnenschepen die deze stoffen vervoeren worden uitgesloten voor gemengd afmeren.

Van binnenschepen die gemengd afmeren en die gevaarlijke lading aan boord hebben is het noodzakelijk om altijd te weten welke gevaarlijke lading zij aan boord hebben. Het is van belang als er incidenten zijn dat hulpverleners direct kunnen worden geïnformeerd of en zo ja, welke gevaarlijke lading aan boord is. Als er immers gemengd wordt afgemeerd, is het niet met zekerheid te zeggen of er sprake is van een incident met gevaarlijke stoffen. Via IVS next wordt door schippers altijd aangegeven welke lading er aan boord is als zij vertrekken uit Rotterdam of Rotterdam aandoen. Voor verhaalreizen binnen Rotterdam gebeurt dit echter niet. Bij gemengd afmeren is dit een onwenselijke situatie. Om die reden moeten de binnenschepen die gemengd afmeren en gevaarlijke lading aan boord hebben ook voor verhaalreizen hun lading melden in IVS Next. Deze verplichting geldt niet voor bunkerschepen die lading vervoeren met een vlampunt van 55 graden Celsius of hoger.

Binnenschepen die geladen zijn met bulklading in vaste vorm waarvan de lading met ontsmettingsmiddelen is behandeld en die nog onvoldoende vrij is van ontsmettingsmiddelen kunnen een risico voor de omgeving zijn en zijn daarom uitgesloten van gemengd meren. Alleen als een Erkend deskundige als bedoeld in de Wet Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden de lading voldoende vrij van ontsmettingsmiddelen heeft gemeten is het (weer) toegestaan om gemengd af te meren. Deze meting moet te allen tijde aan een toezichthouder kunnen worden overhandig teneinde aan te tonen een binnenschip te zijn dat geschikt is voor gemengd afmeren.

Artikel 2

In dit artikel wordt de toestemming voor gemengd afmeren geregeld. Een binnenschip dat in principe geschikt is voor gemengd afmeren heeft niet onder alle omstandigheden toestemming om gemengd af te meren. Er kan sprake zijn van bepaalde activiteiten die uitgevoerd mogen worden op binnenschepen als zij samen afgemeerd liggen met soortgelijke binnenschepen. Die activiteiten kunnen echter onverenigbaar zijn als het afmeren gemengd plaatsvindt. Daarom is op basis van de risico-analyse bepaald wanneer een binnenschip dat geschikt is voor gemengd afmeren wel en onder welke omstandigheden deze geen toestemming heeft om gemengd af te meren.

Als er sprake is van omstandigheden waardoor een binnenschip geen toestemming heeft om gemengd af te meren, dan moet er een andere ligplaats gekozen worden dan een ligplaats die is aangewezen voor gemengd afmeren.

Het kan zijn dat binnenschepen geladen of leeg van gevaarlijke stoffen afgemeerd liggen naast andere binnenschepen. Daarbij zullen deze andere binnenschepen rekening moeten houden met de risico’s die samenhangen met de gevaarlijke lading aan boord van het binnenschip dat ernaast ligt. Dit houdt in dat ontstekingsbronnen voorkomen moeten worden. Andersom geldt dat een binnenschip met gevaarlijke stoffen met zijn activiteiten weer rekening dient te houden met de binnenschepen die ernaast afgemeerd kunnen liggen. Het vrijkomen van ladingdampen moet in dat geval voorkomen worden.

Onder hijswerkzaamheden als bedoeld in artikel 2, onder a, wordt onder andere het van en aan boord zetten van een auto, verstaan. Wanneer het binnenschip direct aan de steiger ligt afgemeerd, waardoor de kraan niet over een langszij afgemeerd binnenschip heen hoeft te draaien, mag er wel gebruik worden gemaakt van die kraan. Het is ook belangrijk dat bij betreding van een binnenschip, bijvoorbeeld bij het nemen van overpad om het eigen binnenschip te bereiken, rekening gehouden wordt met de risico’s van het binnenschip dat betreden moet worden. In dat geval moet men zich conformeren aan de regels die gelden voor het betreden van de ladingzone van dat binnenschip. Het is ook niet toegestaan om lading over te slaan. Het is wel toegestaan om een binnenschip of een ander binnenschip te voorzien van vloeibare brandstoffen voor de voortstuwing (het bunkeren) of bijvoorbeeld drinkwater of proviand aan boord te brengen.

Bij gemengd afmeren is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met de mogelijkheid om tijdig in te kunnen grijpen in geval van een incident. Om die reden is het niet toegestaan een binnenschip onbemand te laten liggen in een zodanige positie dat andere binnenschepen niet direct kunnen vertrekken. Dit is ook de reden dat bij het onbemand achterlaten van een binnenschip dat direct aan de steiger afgemeerd ligt, dit gemeld moet worden aan het Haven Coördinatie Centrum zodat er altijd contactgegevens bekend zijn.

Bij gemengd afmeren zal er ook een variëteit ontstaan in de opvarenden aan boord van binnenschepen. Niet iedereen zal op de hoogte zijn van de activiteiten of risico’s die gangbaar zijn op het binnenschip dat ernaast ligt. Daarom moet extra gelet worden op het voorkomen van hinder en gevaar. Denk daarbij aan stank-, licht- of geluidsoverlast. Wat op het ene binnenschip een heel normale gang van zaken is, kan hinder veroorzaken voor het binnenschip dat ernaast ligt afgemeerd.

Artikel 3

In artikel 3 zijn de ligplaatsen genoemd waar gemengd mag worden afgemeerd door de in artikel 1, sub e, genoemde binnenschepen die geschikt zijn voor het gemengd afmeren. Deze ligplaatsen zijn voor gemengd afmeren gereserveerd. Alleen de binnenschepen die geschikt zijn voor gemengd afmeren en op grond van artikel 1 toestemming hebben om gemengd af te meren mogen op de ligplaatsen als vastgesteld in artikel 3 afmeren. Daarbij is wel een onderscheid gemaakt tussen ligplaatsen waar die schepen allemaal gemengd mogen afmeren (lid 1), ligplaatsen waar alleen droge ladingschepen gemengd mogen afmeren (lid 2) en ligplaatsen waar enkel binnentankschepen gemengd mogen afmeren (lid 3).

Het is verder van groot belang voor de ligplaats aan steiger 2 in de 2e Petroleumhaven tevens het vrijstellingsbesluit 'Vrijstelling toegelaten binnenschepen in de 2e Petroleumhaven' (stcrt. 2021, 13385) op grond van Havenverordening Rotterdam 2020 na te leven.

Artikel 4

Om het gemengd afmeren in de praktijk soepel en zonder problemen te laten verlopen zijn er aanbevelingen opgesteld in artikel 4, Preferenties. Dit zijn aanbevelingen waarbij een beroep wordt gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de schipper. Een aantal van deze aanbevelingen is in praktijk niet altijd realiseerbaar, dat is ook de reden waarom deze niet verplicht zijn.

Naar boven