Beleidsregels van de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit inzake vergunningen voor het op afstand organiseren van kansspelen 2022 (Beleidsregels vergunning kansspelen op afstand 2022)

De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit,

gelet op artikel 30k, 31a, 31c, 31g, 31h, 31i, 31k, 31l, 33g, 33h en 35d van de Wet op de kansspelen, artikel 2.1, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 4.1, 4.3, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.12, 4.17, 4.18, 4.30, 4.32, 4.41, 4.53, 5.3 en 5.4 van het Besluit kansspelen op afstand, artikel 2, 3a, 7 en 11 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, artikel 3.19 van de Regeling kansspelen op afstand en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Paragraaf 1. Definities en toepassing

Artikel 1.1 Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

1. aanvraag:

aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet;

2. aanvrager:

degene die een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet aanvraagt;

3. CRUKS:

het centraal register uitsluiting kansspelen als bedoeld in artikel 33h van de wet;

4. integriteitsbeoordeling:

de gecombineerde beoordeling van de betrouwbaarheid als bedoeld in artikel 31i, eerste lid van de wet en de weigerings- en intrekkingsgronden als bedoeld in artikel 31i, derde lid, van de wet en in artikel 3 van de wet Bibob;

5. inschrijving:

de inschrijving als speler als bedoeld in artikel 31k van de wet;

6. keuringsrapport:

rapport als bedoeld in artikel 4.53, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand;

7. kwetsbare groepen van personen:

kwetsbare groepen als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, waaronder in ieder geval worden begrepen minderjarigen, personen die kenmerken van risicovol spelgedrag vertonen, consumenten met een lage sociaaleconomische status, laaggeletterden, consumenten met een beperkte kennis van de Nederlandse taal, consumenten op hoge leeftijd en consumenten met een verstandelijke beperking;

8. LBB:

het landelijke Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur als bedoeld in artikel 8 van de wet Bibob;

9. matchfixing:

de manipulatie van gebeurtenissen tijdens wedstrijden of sportcompetities of van uitslagen van wedstrijden of sportcompetities door op oneigenlijke wijze een wedstrijd of sportcompetitie te beïnvloeden;

10. raad van bestuur:

raad van bestuur als bedoeld in artikel 33a van de wet;

11. tegoeden van de spelers:

het totale saldo van de tegoeden van de afzonderlijke spelers bij een vergunninghouder, waaronder begrepen de door spelers behaalde speelwinsten en bonussen;

12. verklaring omtrent het gedrag:

verklaring als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

13. wervings- en reclameactiviteiten:

iedere vorm van communicatie waarmee een aanvrager voornemens is, al dan niet met behulp van derden, direct of indirect zijn product, dienst of bedrijf aan te prijzen;

14. wet:

Wet op de kansspelen;

15. wet Bibob:

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

16. Wwft:

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Artikel 1.2 Toepassing

Deze beleidsregels hebben betrekking op het indienen van een aanvraag na 1 mei 2022 voor het op afstand organiseren van kansspelen, op de beoordeling daarvan door de raad van bestuur en op voorschriften die aan de vergunning kunnen worden verbonden.

Paragraaf 2 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 Aanvraag

De aanvraag wordt ingediend via het formulier op het speciaal daartoe bestemde gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit.

Artikel 2.2 Taal

  • 1. Het formulier als bedoeld in artikel 2.1, de daarbij behorende bijlagen en alle overige bij de aanvraag behorende bescheiden of documenten worden ingevuld dan wel aangeleverd in de Nederlandse taal, tenzij anders is bepaald.

  • 2. Onverminderd hetgeen in het eerste lid is bepaald, kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken ook originele exemplaren van vertaalde bescheiden of documenten aan te leveren.

Paragraaf 3 Integriteitsbeoordeling

Artikel 3.1 Beoordeling

  • 1. Een aanvraag wordt door de raad van bestuur in alle gevallen onderworpen aan een integriteitsbeoordeling.

  • 2. Bij de integriteitsbeoordeling betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. of de betrouwbaarheid van de aanvrager, de personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en zijn uiteindelijke belanghebbenden buiten twijfel staat op grond van hun voornemens, handelingen of antecedenten, als bedoeld in artikel 31i, eerste lid, van de wet;

    • b. of sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstig gevaar dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet Bibob;

    • c. of sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstig gevaar dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet Bibob; en

    • d. of sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen dan wel doen vermoeden dat ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de wet Bibob.

Artikel 3.2 LBB

De raad van bestuur kan in ieder geval advies vragen bij het LBB als:

  • a. relevante vragen blijven bestaan over de organisatie-, eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de aanvrager of het concern waartoe de aanvrager behoort, ondanks de door de aanvrager verstrekte bescheiden of documenten;

  • b. relevante vragen blijven bestaan over de wijze van financiering, ondanks de door de aanvrager verstrekte bescheiden of documenten;

  • c. relevante vragen blijven bestaan over een (mogelijk) zakelijk samenwerkingsverband van de aanvrager, ondanks de door de aanvrager verstrekte bescheiden of documenten;

  • d. aanwijzingen naar voren zijn gekomen dat mogelijk sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstig gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob;

  • e. de officier van justitie de raad van bestuur heeft geadviseerd als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

  • f. er feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ten behoeve van de aanvraag een strafbaar feit is gepleegd.

Artikel 3.3 Betrokken (rechts)personen

  • 1. Bij de integriteitsbeoordeling kan de raad van bestuur in ieder geval de volgende (rechts)personen betrekken:

    • a. de aanvrager;

    • b. zijn directe, indirecte en uiteindelijke belanghebbenden;

    • c. de (rechts)personen die het beleid van de aanvrager bepalen of mede bepalen;

    • d. de (rechts)personen die direct of indirect leiding geven dan wel hebben gegeven aan de aanvrager;

    • e. de (rechts)personen die direct of indirect zeggenschap hebben dan wel hebben gehad over de aanvrager;

    • f. de (rechts)personen die direct of indirect vermogen verschaffen dan wel hebben verschaft aan de aanvrager;

    • g. de (rechts)personen die in een zakelijk samenwerkingsverband tot de aanvrager staan of hebben gestaan;

    • h. de rechtspersonen waaraan, waarover of waarvan de hierboven genoemde (rechts)personen:

    • i. het beleid bepalen of bepaald hebben;

      • ii. het beleid mede bepalen of mede bepaald hebben;

      • iii. direct of indirect belanghebbende zijn of zijn geweest;

      • iv. direct of indirect leiding geven of hebben gegeven;

      • v. direct of indirect zeggenschap hebben of hebben gehad.

  • 2. De raad van bestuur kan ook andere (rechts)personen onderzoeken om te beoordelen of zij kunnen worden aangemerkt als een van de in het eerste lid genoemde (rechts)personen.

Artikel 3.4 Bronnen

  • 1. Bij de integriteitsbeoordeling kan de raad van bestuur in ieder geval de volgende bronnen betrekken:

    • a. de aanvrager;

    • b. de informatie waarover de raad van bestuur in het kader van de uitvoering van de wettelijke taken beschikt;

    • c. het LBB;

    • d. de Justitiële Informatiedienst;

    • e. het Openbaar Ministerie;

    • f. de Nationale Politie;

    • g. de Rijksbelastingdienst;

    • h. de Basis Registratie Persoonsgegevens;

    • i. de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

    • j. De Nederlandsche Bank NV;

    • k. de Autoriteit Consument en Markt;

    • l. de Inspectie Leefomgeving en Transport;

    • m. het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen;

    • n. de Sociale Verzekeringsbank;

    • o. gemeenten, provincies en hun bestuursorganen;

    • p. de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • q. de afdeling Toezicht Rechtspersonen Analyse Controle en Kennisgeving van Justis;

    • r. buitenlandse (kansspel)toezichthouders en autoriteiten;

    • s. openbare bronnen, waaronder handelsregisters en kadasters.

  • 2. De raad van bestuur kan gegevens en bescheiden opvragen bij de aanvrager met betrekking tot in ieder geval:

    • a. de in artikel 3.3 genoemde (rechts)personen;

    • b. netwerktekeningen;

    • c. buitenlandse vergunningen;

    • d. buitenlandse equivalenten van verklaringen omtrent het gedrag;

    • e. de in artikel 3.5, eerste lid, genoemde antecedenten.

Artikel 3.5 Antecedenten

  • 1. Bij de integriteitsbeoordeling betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende typen antecedenten:

    • a. strafrechtelijke antecedenten;

    • b. toezichtantecedenten;

    • c. financiële antecedenten;

    • d. fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten; en

    • e. andere bestuursrechtelijke antecedenten.

  • 2. Bij de beoordeling van de in het eerste lid genoemde antecedenten kan de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten betrekken:

    • a. de mate van zekerheid dat antecedenten zich hebben voorgedaan;

    • b. het aantal of de duur van antecedenten;

    • c. de aard, ernst en context van antecedenten;

    • d. het tijdsverloop nadat antecedenten zich hebben voorgedaan of zijn bestraft;

    • e. de grootte van het op geld waardeerbare voordeel dat met antecedenten is verkregen; en

    • f. de aard van de relatie tussen de aanvrager en degene op wie het antecedent betrekking heeft.

  • 3. Bij de beoordeling van de in het tweede lid, onderdeel a, genoemde mate van zekerheid kan de raad van bestuur onder andere veroordelingen, strafbeschikkingen, transacties, schikkingen, beleidssepots, verdenkingen, bestuursrechtelijke sancties en voornemens tot het opleggen daarvan en inhoudelijke bewijsmiddelen betrekken. Een veroordeling of beschikking is niet vereist om voldoende zeker te zijn dat een antecedent zich heeft voorgedaan.

  • 4. Ook in het geval dat iemand niet is vervolgd voor een strafbaar feit of de vervolging niet is voortgezet, kan de raad van bestuur het desbetreffende strafbare feit betrekken bij de integriteitsbeoordeling, als bedoeld in artikel 3.1.

  • 5. Indien sprake is van een onherroepelijke vrijspraak of onherroepelijk ontslag van alle rechtsvervolging, betrekt de raad van bestuur het desbetreffende strafbare feit niet bij de integriteitsbeoordeling, als bedoeld in artikel 3.1.

  • 6. Bij de beoordeling van het in het tweede lid, onderdeel d, genoemde tijdsverloop houdt de raad van bestuur rekening met de duur van in detentie doorgebrachte tijd. De tijd die is doorgebracht in detentie maakt niet dat de raad van bestuur antecedenten minder zwaar meeweegt.

Artikel 3.6 Ernstige antecedenten

  • 1. Bij de integriteitsbeoordeling kan de raad van bestuur in ieder geval als ernstig antecedent beschouwen:

    • a. het verstrekken van onjuiste gegevens bij de aanvraag;

    • b. het niet of niet tijdig voldoen van door de raad van bestuur opgelegde boetes, verbeurde lasten onder dwangsom of kosten van toegepaste bestuursdwang;

    • c. het niet of niet tijdig voldoen van de verschuldigde kansspelbelasting of kansspelheffing door de aanvrager.

  • 2. Er is in ieder geval sprake van niet tijdig voldoen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b en c, indien de raad van bestuur of de Rijksbelastingdienst is overgegaan tot een dwanginvordering.

Artikel 3.7 Voornemens en handelingen

Bij de integriteitsbeoordeling betrekt de raad van bestuur ook voornemens en handelingen.

Paragraaf 4. Integriteitsbeleid

Artikel 4.1 Integriteitsbeleid

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat fraude met en misbruik van kansspelen wordt onderkend en wordt voorkomen en dat leidinggevenden, personen op sleutelposities en personen die bij het organiseren van kansspelen met spelers in aanraking komen betrouwbaar zijn, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag een kopie van zijn integriteitsbeleid, waaruit in ieder geval blijkt:

  • a. dat de inventarisatie, analyse en evaluatie van integriteitsrisico’s voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften; en

  • b. hoe het integriteitsbeleid intern wordt geïmplementeerd en toegepast.

Artikel 4.2 Beoordeling integriteitsbeleid

Bij de beoordeling van het in artikel 4.1 genoemde integriteitsbeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

  • a. de functies die de aanvrager heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig;

  • b. de door de aanvrager gehanteerde procedures bij de beoordeling van de functies die hij heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig;

  • c. de wijze waarop de aanvrager de betrouwbaarheid beoordeelt van de personen die de functies vervullen die de aanvrager heeft aangemerkt als integriteitsgevoelig; en

  • d. de maatregelen die de aanvrager treft met het oog op een integere bedrijfsvoering.

Paragraaf 5. Continuïteit

Artikel 5.1 Verklaringen

  • 1. Ten behoeve van de beoordeling of de continuïteit van de aanvrager, als bedoeld in artikel 31g, vierde lid, van de wet, redelijkerwijs is gewaarborgd, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval het ingevulde formulier dat daartoe beschikbaar is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-continuiteit, waarin de aanvrager verklaart dat er geen sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden en dat hij evenmin bekend is met nog aanhangige procedures ter vaststelling van één of meer van de volgende omstandigheden:

    • a. de aanvrager verkeert niet in staat van faillissement en er is geen sprake van liquidatie;

    • b. aan de aanvrager is geen surseance van betaling verleend;

    • c. op het vermogen van de aanvrager rust geen executoriale beslaglegging; of

    • d. indien er wel sprake is van executoriale beslaglegging, komt een zorgvuldige bedrijfsvoering met betrekking tot het aanbieden van de kansspelen waarvoor de vergunning is aangevraagd, daardoor redelijkerwijs niet in gevaar.

  • 2. De verklaring van de aanvrager mag niet ouder zijn dan dertig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag wordt ingediend.

Artikel 5.2 Bevestiging

  • 1. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager op verzoek van de raad van bestuur een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen, ter bevestiging van de verklaring van de aanvrager als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid.

  • 2. Het assurancerapport of rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in het eerste lid is opgesteld en ondertekend door een auditor:

    • a. als bedoeld in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2016 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen; en

    • b. die is ingeschreven in een openbaar register als bedoeld in artikel 15 van Richtlijn 2006/43/EG.

Paragraaf 6. Betalingstransacties

Artikel 6.1 Veilig verloop van betalingen

Ten behoeve van de beoordeling of passende waarborgen zijn getroffen voor een veilig verloop van de betalingen tussen de aanvrager en de speler, als bedoeld in artikel 31l, tweede lid, onderdeel a, van de wet, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval het ingevulde ‘Formulier betaalinstrumenten’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-betaalinstrumenten.

Paragraaf 7. Voorziening spelerstegoeden

Artikel 7.1 Voorzieningen

  • 1. De tegoeden van de spelers, als bedoeld in artikel 31l, tweede lid, onderdeel b, en artikel 31l, derde lid, van de wet, zijn in ieder geval verzekerd dan wel voldoende afgescheiden van ander vermogen, indien de aanvrager aantoont dat hij passende maatregelen heeft getroffen die waarborgen dat deze tegoeden te allen tijde kunnen worden uitgekeerd, door middel van:

    • a. verzekering in de vorm van een bankgarantie;

    • b. gebruikmaking van een Nederlandse stichting derdengelden; of

    • c. gebruikmaking van een derdengeldenrekening.

  • 2. Indien de aanvrager met een andere voorziening dan genoemd in het eerste lid wil aantonen dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, kan de raad van bestuur advies vragen van een derde als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand, ten behoeve van de beoordeling of met deze voorziening voldoende kan worden gewaarborgd dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen.

Artikel 7.2 Aantonen bestaan maatregelen

  • 1. De aanvrager toont het bestaan aan van de voorzieningen die hij heeft getroffen voor het waarborgen van de tegoeden van spelers. Daartoe verstrekt hij in ieder geval de documenten als bedoeld in artikel 7.3.

  • 2. Indien de aanvrager ten tijde van zijn aanvraag nog niet in staat is om het daadwerkelijke bestaan van de door hem getroffen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers aan te tonen, dan toont hij in ieder geval de opzet van de betreffende voorziening aan. Daartoe overlegt hij in ieder geval de documenten als bedoeld in artikel 7.4. De aanvrager toont het bestaan van de voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers alsnog aan uiterlijk twee maanden na verlening van de gevraagde vergunning.

Artikel 7.3 Documentatievereisten aantonen bestaan van de voorziening

  • 1. De aanvrager toont het bestaan aan van de door hem genomen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers door het volgende over te leggen:

    • a. een beschrijving van de door hem getroffen voorziening en de documentatie behorende bij de door hem getroffen voorziening; en

    • b. het ingevulde ‘Formulier Spelerstegoeden’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden.

  • 2. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager op verzoek van de raad van bestuur een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen.

  • 3. Het assurancerapport of rapport van feitelijke bevindingen als bedoeld in het tweede lid is opgesteld en ondertekend door een auditor:

    • a. als bedoeld in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2016 betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen; en

    • b. die is ingeschreven in een openbaar register als bedoeld in artikel 15 van Richtlijn 2006/43/EG.

Artikel 7.4 Documentatievereisten aantonen opzet van de voorziening

De aanvrager toont de opzet van de door hem te treffen voorziening voor het waarborgen van de tegoeden van spelers aan door bij de aanvraag het volgende over te leggen:

  • a. een beschrijving van de maatregelen die hij zal gaan treffen voor het waarborgen van de tegoeden van spelers, welke gepaard gaat met eventueel reeds aanwezige documenten die het gestelde onderbouwen; en

  • b. het ingevulde ‘Formulier Spelerstegoeden’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden.

Artikel 7.5 Bankgarantie

Ten behoeve van de beoordeling of een verzekering in de vorm van een in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel a, bedoelde bankgarantie voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn verzekerd, verstrekt de aanvrager in ieder geval:

  • a. een digitaal exemplaar van de volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de bank die de bankgarantie verleent, waaruit in ieder geval blijkt:

    • i. voor welk doel de bankgarantie is verleend;

    • ii. wie de begunstigde van de bankgarantie is;

    • iii. welke partijen betrokken zijn bij de bankgarantie;

    • iv. welke partijen zekerheden verlenen;

    • v. onder welke voorwaarden de bankgarantie is verleend;

    • vi. welke looptijd de bankgarantie heeft; en

    • vii. voor welk bedrag, uitgedrukt in euro’s, de bankgarantie wordt afgesloten.

  • b. een document waaruit blijkt dat de bankgarantie is afgegeven door een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank.

Artikel 7.6 Nederlandse stichting derdengelden

Ten behoeve van de beoordeling of gebruikmaking van een in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel b, genoemde Nederlandse stichting derdengelden voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager in ieder geval:

  • a. de oprichtingsakte of de statuten van de stichting, waaruit blijkt dat de stichting tot doel heeft de afscheiding en het beheer van spelerstegoeden van een of meerdere vergunninghouders;

  • b. een uittreksel uit het handelsregister van de stichting, niet ouder dan zestig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend;

  • c. een volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de stichting, waaruit volgt dat de stichting voldoet aan de in het eerste lid en onderdeel b, c en d, van het vierde lid, van artikel 3.19 van de Regeling kansspelen op afstand opgenomen vereisten;

  • d. uit de overeenkomst blijkt tevens hoe de uitkering van tegoeden aan spelers door de stichting is gewaarborgd in het geval van financiële problemen bij de aanvrager, waaronder in ieder geval van faillissement of liquidatie van de aanvrager en na verlening van surseance van betaling aan de aanvrager; en

  • e. verklaringen omtrent het gedrag of buitenlandse equivalenten daarvan, van de bestuurders van de stichting en de leden van de raad van toezicht van de stichting, waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft vergewist van de betrouwbaarheid van de bestuurders van de stichting en de leden van de raad van toezicht van de stichting.

Artikel 7.7 Derdengeldenrekening

Ten behoeve van de beoordeling of gebruikmaking van een in artikel 7.1, eerste lid, onderdeel c, genoemde derdengeldenrekening voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager:

  • a. een volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de derde bij wie de rekening wordt aangehouden, waaruit in ieder geval volgt:

    • i. wie de rekeninghouder is en op wiens naam de rekening gesteld is;

    • ii. wie de derdengeldenrekening beheert;

    • iii. dat de rekening enkel bestemd is om de spelerstegoeden te beheren die de aanvrager aan de derde heeft toevertrouwd;

    • iv. dat de spelerstegoeden door de derde bij wie de rekening wordt aangehouden enkel kunnen worden gebruikt voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;

    • v. dat de derde die de spelerstegoeden namens de aanvrager beheert de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften naleeft en de werkzaamheden zodanig uitvoert dat het toezicht op de naleving van de wet en de gestelde voorschriften niet wordt belemmerd;

    • vi. de derde de speler van wie het tegoed wordt beheerd onverwijld de bedragen betaalt die die speler toekomt nadat het verzoek daartoe door of namens die speler is gedaan;

    • vii. dat de aanvrager jegens de derde uitsluitend aanspraak maakt op betaling van gelden die namens hem worden beheerd;

    • viii. welke maatregelen de derde neemt om onrechtmatige transacties met de tegoeden van de spelers tegen te gaan;

    • ix. een overzicht waaruit blijkt welke functionaris of functionarissen bevoegd is of zijn om de derdengeldenrekening te muteren en in te zien;

    • x. hoe wordt gewaarborgd dat duidelijk is welke speler recht heeft op welk bedrag;

    • xi. hoe spelers geïnformeerd worden over de manier waarop hun tegoeden zijn gewaarborgd en worden uitgekeerd ingeval van financiële problemen van de aanvrager; en

    • xii. welke maatregelen zijn genomen om de tegoeden van de spelers uit keren of te doen uitkeren aan de rechthebbende spelers in het geval de samenwerking tussen de aanvrager en de beheerder van die tegoeden van de spelers wordt beëindigd.

  • b. een document waaruit blijkt dat de derdengeldenrekening is geopend bij een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank.

Artikel 7.8 Overige voorzieningen

Ten behoeve van de beoordeling of een voorziening als bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, voldoende waarborgen biedt dat de tegoeden van de spelers voldoende zijn afgescheiden van ander vermogen, verstrekt de aanvrager:

  • a. een beschrijving van de door hem getroffen maatregelen, die gepaard gaat met documenten die het gestelde onderbouwen; uit de beschrijving blijkt in ieder geval:

    • i. hoe de tegoeden van de spelers worden verzekerd of worden afgescheiden van het andere vermogen;

    • ii. wie de beheerder is, dat wil zeggen: door wie de tegoeden van de spelers namens de aanvrager worden beheerd;

    • iii. namens wie de tegoeden van de speler worden beheerd;

    • iv. dat de beheerder de spelerstegoeden enkel kan gebruiken voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;

    • v. dat de beheerder zijn werkzaamheden onafhankelijk van de aanvrager en niet onder diens verantwoordelijkheid verricht;

    • vi. dat de beheerder de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften naleeft en zijn werkzaamheden zodanig uitvoert dat het toezicht op de naleving van de wet en de gestelde voorschriften niet wordt belemmerd;

    • vii. de beheerder de speler van wie het tegoed wordt beheerd, onverwijld de bedragen betaalt die die speler toekomen nadat het verzoek daartoe door of namens die speler is gedaan;

    • viii. dat de beheerder de spelerstegoeden enkel aanwendt voor het verrichten van betalingstransacties overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wet;

    • ix. dat de aanvrager jegens de beheerder uitsluitend aanspraak maakt op betaling van gelden die namens hem worden beheerd;

    • x. welke maatregelen de beheerder neemt om onrechtmatige transacties met de tegoeden van de spelers tegen te gaan;

    • xi. dat het door de derde voor de aanvrager verzekerde bedrag of aangehouden saldo voldoende is om de tegoeden van de spelers volledig te dekken;

    • xii. welke maatregelen zijn genomen om de tegoeden van de spelers uit keren of te doen uitkeren aan de rechthebbende spelers in het geval de samenwerking tussen de aanvrager en de beheerder van die tegoeden van de spelers wordt beëindigd; en

  • b. indien de verzekering of afscheiding van de spelerstegoeden plaatsvindt via een financiële onderneming, een document waaruit blijkt dat die financiële onderneming ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank; en

  • c. een toelichting waarin de aanvrager motiveert waarom de door hem gekozen voorziening minimaal dezelfde juridische waarborgen biedt als de in de artikelen 7.5 tot en met 7.7 beschreven voorzieningen. Indien de aanvrager gebruik maakt van een voorziening waarop wettelijke voorschriften van een andere jurisdictie dan Nederland van toepassing zijn, bevat de toelichting mede een beschrijving van de relevante wettelijke voorschriften van de betreffende jurisdictie met betrekking tot die voorziening.

Paragraaf 8. Financiële zekerheidstelling

Artikel 8.1 Financiële zekerheid

  • 1. De aanvrager stelt financiële zekerheid voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen, als bedoeld in artikel 5.4 van het Besluit kansspelen op afstand. De hoogte van de financiële zekerheidstelling ten tijde van de vergunningverlening bedraagt € 50.000.

  • 2. De aanvrager stelt de financiële zekerheid ter hoogte van het in het vorige lid genoemde bedrag in de vorm van:

    • a. een bankgarantie;

    • b. een waarborgsom;

    • c. een borgtocht; of

    • d. een andere vorm die gelijkwaardig is aan de in onderdeel a, b of c genoemde vormen.

  • 3. Ten behoeve van de beoordeling of de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bankgarantie voldoende zekerheid biedt voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval:

    • a. een digitaal en fysiek exemplaar van de volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de bank die de bankgarantie afgeeft, waaruit in ieder geval blijkt:

      • i. voor welk doel de bankgarantie is verleend;

      • ii. wie de begunstigde is van de bankgarantie;

      • iii. welke partijen betrokken zijn bij de bankgarantie;

      • iv. welke partijen zekerheden verlenen;

      • v. onder welke voorwaarden de bankgarantie is verleend;

      • vi. welke looptijd de bankgarantie heeft; en

      • vii. voor welk bedrag, uitgedrukt in euro’s, de bankgarantie is afgesloten.

    • b. een document waaruit blijkt dat de bankgarantie is afgegeven door een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en die in ieder geval is geverifieerd aan de hand van gegevens uit de openbare registers van De Nederlandsche Bank.

  • 4. Indien de aanvrager financiële zekerheid stelt in een van de in het eerste lid, onderdeel b, c of d, genoemde vormen, dient hij aannemelijk te maken dat de door hem gekozen vorm minimaal gelijkwaardig is aan de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde bankgarantie. In dat geval kan de raad van bestuur advies vragen van een derde als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand, ten behoeve van de beoordeling of de door de aanvrager gekozen vorm volstaat voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen.

Paragraaf 9. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

Artikel 9.1 Antiwitwasbeleid

  • 1. De aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag de onderdelen van zijn antiwitwasbeleid, als bedoeld in artikel 2c, eerste lid, van de Wwft, waaruit blijkt:

    • a. wat de werkwijze is omtrent het uitvoeren van een cliëntenonderzoek, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Wwft; en

    • b. wat de werkwijze is omtrent het onverwijld melden van een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie aan de Financiële inlichtingen eenheid, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wwft.

  • 2. Voor aanvragen voor een vergunning voor het op afstand organiseren van weddenschappen geldt als aanvullende verplichting dat in het antiwitwasbeleid ook de risico’s ten aanzien van matchfixing zijn verwerkt.

Artikel 9.2 Cliëntenonderzoek

  • 1. Bij de beoordeling van de wijze waarop een in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel a, genoemd cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd, betrekt de raad van bestuur in ieder geval:

    • a. de werkwijze omtrent de verificatie van de identiteit van een speler, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Wwft;

    • b. de werkwijze omtrent het toekennen van een risicoprofiel aan een speler, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, en achtste lid, van de Wwft;

    • c. de werkwijze omtrent de voortdurende controle op spelers en hun transacties, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, van de Wwft, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

      • i. de werkwijze omtrent de beoordeling van risico’s van witwassen, waaronder ook – voor zover van toepassing – het risico van manipulatie van een wedstrijd; en

      • ii. de werkwijze omtrent de beoordeling van een ongebruikelijke transactie, als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Wwft en artikel 4, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wwft 2018, in deze werkwijze zijn verwerkt.

    • d. de werkwijze omtrent het zo nodig uitvoeren van een onderzoek naar de bron van de middelen, als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel d, van de Wwft.

  • 2. Bij de beoordeling van de wijze waarop een in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel a, genoemd cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd, beoordeelt de raad van bestuur eveneens of wordt gewaarborgd:

    • a. dat voor iedere speler een cliëntenonderzoek wordt uitgevoerd als bedoeld in artikel 3, eerste lid en artikel 3, vijfde lid, onderdeel a, van de Wwft; en

    • b. dat de verificatie van de identiteit van een speler is afgerond voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wwft.

Artikel 9.3 Melden ongebruikelijke transacties

Bij de beoordeling van de wijze waarop de in artikel 9.1, eerste lid, onderdeel b, genoemde verplichting wordt uitgevoerd, betrekt de raad van bestuur in ieder geval de werkwijze omtrent de melding van een ongebruikelijke transactie, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wwft.

Paragraaf 10. Sanctiewet 1977

Artikel 10.1 Verklaring

Ten behoeve van de beoordeling of voldoende is gewaarborgd dat de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften zullen worden georganiseerd en dat het toezicht op naleving en de handhaving van de Sanctiewet 1977 doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend, als bedoeld in artikel 31c, eerste lid, van de wet, verklaart de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval dat hij de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften organiseert.

Paragraaf 11. Uitbestedingen

Artikel 11.1 Uitbesteding

  • 1. De aanvrager verstrekt bij zijn aanvraag:

    • a. zijn uitbestedingsbeleid;

    • b. een verklaring van de aanvrager waaruit blijkt dat de aanvrager zich heeft vergewist dat de derden aan wie de aanvrager werkzaamheden uitbesteedt de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 naleven; en

    • c. een overzicht van de werkzaamheden die worden uitbesteed of zullen worden uitbesteed en een overzicht van de derden aan wie de werkzaamheden worden uitbesteed of zullen worden uitbesteed.

  • 2. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager de relevante uitbestedingsovereenkomsten en service level agreements waarom de raad van bestuur verzoekt.

  • 3. De documenten als bedoeld in het tweede lid kunnen in de Engelse taal worden overgelegd. Ten behoeve van de beoordeling van de aanvraag kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken een Nederlandse vertaling van deze documenten over te leggen.

Artikel 11.2 Beoordeling uitbestedingsbeleid

  • 1. Bij de beoordeling van het in artikel 11.1, eerste lid, onderdeel a, genoemde uitbestedingsbeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

    • a. welke taken en werkzaamheden worden uitbesteed aan een derde;

    • b. welke risico’s zijn verbonden aan het uitbesteden van taken en werkzaamheden aan een derde en hoe deze risico’s worden afgedekt; en

    • c. hoe de aanvrager toezicht houdt op de uitbestede taken en werkzaamheden.

  • 2. Met betrekking tot het uitbesteden van de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde taken en werkzaamheden aan een derde, acht de raad van bestuur het in ieder geval niet mogelijk dat de taken en werkzaamheden van de leden van het bestuur of de functionaris als bedoeld in artikel 31h, vierde lid van de wet, worden uitbesteed aan een derde.

  • 3. Bij de beoordeling van de in het eerste lid, onderdeel b, genoemde risico’s betrekt de raad van bestuur in ieder geval:

    • a. hoe wordt gewaarborgd dat de aanvrager zich voldoende vergewist en passende maatregelen treft met betrekking tot de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977 door de derde;

    • b. hoe de geschiktheid en de betrouwbaarheid van de derde worden gewaarborgd; en

    • c. hoe de transparantie en kenbaarheid met betrekking tot de aanvrager voor de consument worden gewaarborgd.

  • 4. Bij de beoordeling van het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde toezicht betrekt de raad van bestuur in ieder geval:

    • a. hoe wordt gewaarborgd dat toezicht door de aanvrager op de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977 bij de derde mogelijk is;

    • b. hoe wordt gewaarborgd dat toezicht door de raad van bestuur op de naleving van de voorschriften gesteld bij of krachtens de wet en de Wwft bij de derde mogelijk is;

    • c. dat de getroffen maatregelen jegens de derde schriftelijk worden vastgelegd.

Paragraaf 12. CRUKS

Artikel 12.1 Aansluiting CRUKS

  • 1. De raad van bestuur stelt op de website www.kansspelautoriteit.nl/aansluiten-cruks de aansluitprocedure voor CRUKS beschikbaar en maakt via deze website bekend hoe organisaties op CRUKS aangesloten kunnen worden, welke bescheiden zij daarvoor moeten verstrekken en aan welke vereisten zij moeten voldoen.

  • 2. Ten behoeve van de beoordeling of de organisatie van de aanvrager aangesloten kan worden op CRUKS verstrekt de aanvrager het vrijgave-advies van de Kansspelautoriteit dat hij heeft ontvangen na het succesvol doorlopen van de in het eerste lid genoemde aansluitprocedure.

Paragraaf 13. Ontheffing vestigingsvereiste

Artikel 13.1 Geen ontheffing

De raad van bestuur verleent geen ontheffing, als bedoeld in artikel 31g, vijfde lid, van de wet.

Paragraaf 14. Intern toezicht

Artikel 14.1 Stelsel van intern toezicht

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager zorg draagt voor een stelsel van intern toezicht, als bedoeld in artikel 3.6 van het Besluit kansspelen op afstand, verstrekt hij een overzicht hoe het stelsel van intern toezicht is ingericht en welke functionarissen dit toezicht uitoefenen, dan wel een plan hoe hij voornemens is het stelsel van intern toezicht in te richten en welke functionarissen dit toezicht gaan uitoefenen, zodra de vergunning is verleend.

Paragraaf 15. Controledatabank

Artikel 15.1 Beoordeling van de controledatabank

  • 1. De aanvrager richt zijn controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, in conform de op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Specifications for the remote gambling data safe’ en het ‘Data Model for the remote gambling data safe’.

  • 2. Ten behoeve van de beoordeling van zijn controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, dient de aanvrager in ieder geval de op de website www.kansspelautoriteit.nl/formulier-cdb genoemde documenten in.

  • 3. De documenten, als bedoeld in het tweede lid, kunnen in de Engelse taal worden aangeleverd.

Artikel 15.2 Testprogramma

  • 1. Ten behoeve van de beoordeling of de controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand, naar behoren functioneert, stelt de aanvrager de raad van bestuur in staat zijn controledatabank te onderwerpen aan een testprogramma dat in ieder geval betrekking heeft op:

    • a. de technische verbindingen tussen de controledatabank van de aanvrager en de Kansspelautoriteit;

    • b. de gegevensverwerking, als bedoeld in de ‘Guidelines for data transfers’ van het op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Data Model for the remote gambling data safe’;

    • c. de scripts en logging die worden gebruikt om de data van de aanvrager te kunnen ontvangen; en

    • d. de onderdelen die specifiek betrekking hebben op de aanvrager.

  • 2. De raad van bestuur publiceert de generieke eisen van het testprogramma, als bedoeld in het eerste lid, op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb.

  • 3. Voorafgaand aan het uitvoeren van het testprogramma, als bedoeld in het eerste lid, stelt de raad van bestuur een individueel testprogramma vast per aanvrager, aan de hand van de door de aanvrager aangeleverde documenten.

  • 4. De raad van bestuur kan een aanvrager meerdere malen in de gelegenheid stellen om het individuele testprogramma te doorlopen. Als gedurende de eerste keer dat het testprogramma wordt doorlopen blijkt dat sprake is van een aanwijsbare tekortkoming van de kant van de aanvrager, wordt het testprogramma pas herhaald nadat de aanvrager deze tekortkoming heeft hersteld.

  • 5. Indien de raad van bestuur onvoldoende vertrouwen heeft dat de aanvrager in staat is het testprogramma succesvol te doorlopen, kan de raad van bestuur besluiten het in het derde lid genoemde testprogramma pas weer uit te voeren na een door de raad van bestuur te bepalen periode. Van onvoldoende vertrouwen is in ieder geval sprake als:

    • a. twee pogingen om de uitvoering van het testprogramma in te plannen zijn mislukt en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager; of

    • b. twee of meer onderdelen als genoemd in het eerste lid niet succesvol zijn doorlopen en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager.

Paragraaf 16. Spelsysteem

Artikel 16.1 Keuring

  • 1. Ten behoeve van de beoordeling of het gehele spelsysteem van de aanvrager is gekeurd aan de hand van het op de website www.kansspelautoriteit.nl/keuren-spelsysteem gepubliceerde schema tot conformiteitsbeoordeling, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag het ingevulde ‘Formulier keuring spelsysteem’ dat daartoe ter beschikking is gesteld op www.kansspelautoriteit.nl/formulieren-spelsysteem.

  • 2. Daarnaast verstrekt de aanvrager:

    • a. de keuringsrapporten, als bedoeld in artikel 4.53, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand, die betrekking hebben op de controledatabank, als bedoeld in artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand; en

    • b. de keuringsrapporten, als bedoeld in artikel 4.53, derde lid, van het Besluit kansspelen op afstand, die betrekking hebben op het informatiebeveiligingssysteem, als bedoeld in artikel 4.40 van het Besluit kansspelen op afstand; en

    • c. de keuringsrapporten waarin één of meer non-conformiteiten zijn vastgesteld.

  • 3. Indien daar naar het oordeel van de raad van bestuur aanleiding toe is, verstrekt de aanvrager de keuringsrapporten waarom de raad van bestuur verzoekt.

Paragraaf 17. Reclamebeleid

Artikel 17.1 Reclamebeleid

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat zijn wervings- en reclameactiviteiten voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of de aanvrager voldoende maatregelen heeft getroffen om de naleving daarvan te verankeren in systemen, procedures en afspraken, zowel intern als extern, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag een kopie van zijn reclamebeleid, waaruit in ieder geval blijkt:

  • a. dat voldoende is gewaarborgd dat de wervings- en reclameactiviteiten zullen voldoen aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften; en

  • b. hoe het reclamebeleid wordt geïmplementeerd en toegepast.

Artikel 17.2 Zorgvuldige en evenwichtige vormgeving

Bij de beoordeling van het in artikel 17.1 genoemde reclamebeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

  • a. hoe het reclamebeleid is afgestemd op de uitkomsten van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen;

  • b. welke maatregelen de aanvrager heeft genomen om agressieve wervings- en reclameactiviteiten te voorkomen;

  • c. welke maatregelen de aanvrager heeft genomen om misleidende wervings- en reclameactiviteiten te voorkomen; en

  • d. welke maatregelen de aanvrager heeft genomen om wervings- en reclameactiviteiten te voorkomen die leiden tot onmatige deelneming aan kansspelen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.

Artikel 17.3 Kwetsbare groepen van personen

Bij de beoordeling van het in artikel 17.1 genoemde reclamebeleid betrekt de raad van bestuur in ieder geval hoe wordt gewaarborgd dat:

  • a. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op minderjarigen; en

  • b. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op jongvolwassenen tussen de 18 en 24 jaar; en

  • c. de wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op personen die kenmerken van risicovol spelgedrag vertonen; en

  • d. de wervings- en reclameactiviteiten van de aanvrager niet gericht zijn op personen die zich hebben uitgesloten van deelname aan de door hem georganiseerde kansspelen.

Artikel 17.4 Interne implementatie en toepassing

Bij de beoordeling van de implementatie en toepassing van het reclamebeleid, als bedoeld in artikel 17.1, onderdeel b, betrekt de raad van bestuur in ieder geval de volgende aspecten:

  • a. hoe de implementatie en effectieve toepassing van het reclamebeleid binnen de organisatie van de aanvrager is gewaarborgd;

  • b. welke functionaris binnen de organisatie van de aanvrager verantwoordelijk is voor het implementeren, evalueren en actualiseren van het reclamebeleid en of daarmee deze functie gedegen is ingericht en ingebed in de organisatie;

  • c. welke functionaris binnen de organisatie van de aanvrager verantwoordelijk is voor reclamecampagnes en of daarmee deze functie gedegen is ingericht en ingebed in de organisatie;

  • d. hoe de aanvrager in samenwerking met derden bij wervings- en reclameactiviteiten waarborgt dat de wettelijke verplichtingen worden nageleefd; en

  • e. hoe het reclamebeleid past binnen het algemene compliancebeleid van de aanvrager.

Paragraaf 18. Verslavingspreventie

Artikel 18.1 Verslavingspreventiebeleid en andere documenten

Ten behoeve van de beoordeling of de aanvrager voldoende heeft geborgd dat de bij of krachtens de wet gestelde eisen met betrekking tot verslavingspreventie worden nageleefd, verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag in ieder geval:

  • a. een document waaruit blijkt dat de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand bevoegd zijn de aanvrager buiten rechte te vertegenwoordigen;

  • b. de contactgegevens van de vertegenwoordiger of vertegenwoordigers als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand; en

  • c. een kopie van zijn verslavingspreventiebeleid, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.

Paragraaf 19. Aanvullende voorschriften

Artikel 19.1 Voorschriften

De raad van bestuur verbindt in ieder geval de volgende voorschriften aan de vergunning:

  • a. De vergunninghouder meldt, voordat hij start met het aanbieden van kansspelen, en daarna bij elke wijziging, bij de Kansspelautoriteit alle merknamen, domeinnamen en applicatienamen die hij gebruikt bij het aanbieden van kansspelen onder deze vergunning. De melding gebeurt volgens de bij beleidsregels [...] voorgeschreven wijze;

  • b. Onverlet het bepaalde in artikel 4a tweede lid, van de Wet op de kansspelen maakt de vergunninghouder bij wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen in ieder geval geen gebruik van persoonsgegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat ze zijn verkregen in het kader van deelname van die personen aan een kansspel waarvoor de raad van bestuur geen vergunning heeft verleend als bedoeld in deze wet; en

  • c. Bij de inschrijving als bedoeld in artikel 4.11 van het Besluit kansspelen op afstand, maakt de vergunninghouder geen gebruik van gegevens met betrekking tot spelers, waarover hij reeds beschikte voordat hem een vergunning is verleend op grond van de Wet op de kansspelen. Bij deze inschrijving maakt de vergunninghouder evenmin gebruik van gegevens met betrekking tot spelers, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze zijn verworven door een andere aanbieder van kansspelen die ten tijde van die verwerving niet beschikte over een vergunning die is verleend op grond van de Wet op de kansspelen.

Paragraaf 20. Slotbepalingen

Artikel 20.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden met de toelichting gepubliceerd in de Staatscourant en treden in werking op 1 december 2022.

Artikel 20.2 Intrekking

De Beleidsregels vergunningverlening kansspelen op afstand (Staatscourant 2021, 13407) worden ingetrokken.

Artikel 20.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels vergunningverlening kansspelen op afstand 2022.

Den Haag, 14 november 2022

De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, R.J.P. Jansen Voorzitter

TOELICHTING

Algemeen

Met deze beleidsregels beoogt de Kansspelautoriteit nadere invulling te geven aan de procedure voor het indienen van de aanvraag om een vergunning voor het op afstand organiseren van kansspelen en aan de beoordeling van die aanvraag. Tevens wordt hierin vastgesteld welke voorschriften in ieder geval aan de vergunning worden verbonden.

Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op aanvragen die zijn ingediend na 1 mei 2022. Op aanvragen die voor die datum zijn ingediend zijn de Beleidsregels vergunning kansspelen op afstand van toepassing.

Toelichting paragraaf 2

De artikelen in deze paragraaf hebben betrekking op het indienen van de aanvraag voor een vergunning voor het op afstand organiseren van kansspelen. Zo moet de aanvraag worden ingediend via een digitaal formulier op een speciaal daartoe bestemd gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit. Ook moeten de bij het formulier behorende bijlagen, (deel)formulieren en alle overige bij de aanvraag behorende bescheiden of documenten via het speciaal daartoe bestemde gedeelte op de website van de Kansspelautoriteit worden verstrekt. Zij moeten bovendien in het Nederlands worden ingevuld of aangeleverd, tenzij anders is bepaald. Dat betekent ook dat indien een document is opgesteld in een andere taal dan het Nederlands, daarvan een Nederlandse vertaling moet worden overgelegd. Indien de Kansspelautoriteit dat nodig acht, verzoekt zij de aanvrager tevens om de originele exemplaren van vertaalde bescheiden of documenten aan te leveren. Dit betreft derhalve de oorspronkelijke documenten of bescheiden die later naar het Nederlands zijn vertaald.

Toelichting paragraaf 3

Aan een vergunning voor het op afstand organiseren van kansspelen worden strenge eisen verbonden op het gebied van integriteit. Zowel de speler als de overheid moet kunnen vertrouwen op de integriteit van de aanvrager en de bij de organisatie van kansspelen op afstand betrokken personen. De betrouwbaarheid van de aanvrager, van degenen die bij het organiseren van de kansspelen op afstand betrokken zijn en van de uiteindelijk belanghebbenden moet buiten twijfel staan. Ook moet zo veel mogelijk worden voorkomen dat de Kanspelautoriteit ongewild criminele activiteiten faciliteert. Daartoe zal een aanbieder van kansspelen op afstand die voor een vergunning in aanmerking wil komen, moeten aantonen dat zijn betrouwbaarheid buiten twijfel staat.

In paragraaf 3 is omschreven op welke manier de Kanspelautoriteit de integriteit van de aanvrager en andere betrokken (rechts)personen beoordeelt. Deze beoordeling vindt plaats op grond van de wet, de Wet Bibob en de daarop gebaseerde regelgeving. Het gaat in deze paragraaf niet om het beoordelen van het integriteitsbeleid van een aanvrager. Daarop is paragraaf 4 van toepassing.

De beoordeling van de integriteit bestaat uit meerdere deelbeoordelingen. Op grond van artikel 31i, eerste lid, van de wet beoordeelt de Kanspelautoriteit of de betrouwbaarheid van de aanvrager, de personen die zijn beleid bepalen of mede bepalen en van zijn uiteindelijke belanghebbenden buiten twijfel staat. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet Bibob beoordeelt de Kanspelautoriteit of een gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten. Dit wordt de A-grond genoemd. Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de wet Bibob beoordeelt de Kansspelautoriteit of een gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Dit wordt de B-grond genoemd. Ten slotte beoordeelt de Kansspelautoriteit op grond van artikel 3, zesde lid, van de wet Bibob of ter verkrijging van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

Elk van deze deelbeoordelingen kan zelfstandig een grondslag zijn om een aanvraag af te wijzen. Binnen de Bibob-beoordeling kunnen de A-grond, de B-grond en het zesde lid van artikel 3 van de wet Bibob een grondslag zijn om een aanvraag af te wijzen. Als een aanvraag op grond van de A-grond, de B-grond of het zesde lid van artikel 3 van de wet Bibob wordt geweigerd en als deze weigering proportioneel is, dan leidt dat tot de conclusie dat de betrouwbaarheid van de aanvrager niet buiten twijfel staat. De betrouwbaarheidsbeoordeling is daarmee deels afhankelijk van de uitkomsten van de beoordelingen op grond van de wet Bibob.

Artikel 3.3 bevat een opsomming van de natuurlijke personen en rechtspersonen die de Kansspelautoriteit bij de integriteitsbeoordeling kan betrekken. De in het eerste lid, onderdeel a tot en met g, genoemde (rechts)personen zijn direct te herleiden tot artikel 31i, eerste lid, van de wet en artikel 3, vierde lid, van de wet Bibob. Daarbij gaat het in eerste instantie om de aanvrager zelf. Daarnaast zijn ook uiteindelijk belanghebbenden, zeggenschaphebbenden, (mede)beleidsbepalers, leidinggevenden, vermogensverschaffers en de (rechts)personen tot wie zij in een zakelijk samenwerkingsverband staan van belang.

Verder kan de Kansspelautoriteit bij de integriteitsbeoordeling ook rechtspersonen betrekken waarvan de zojuist genoemde (rechts)personen uiteindelijk belanghebbenden, zeggenschaphebbenden, (mede)beleidsbepalers of leidinggevenden zijn (geweest). Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van bijvoorbeeld een beleidsbepaler is ook van belang wat eerder is gebeurd bij andere ondernemingen waarvan hij ook beleidsbepaler is (geweest). In het kader van de integriteitsbeoordeling kan deze persoon verantwoordelijk worden gehouden voor misstanden bij die ondernemingen. Dit brengt onder andere met zich mee dat (moederbedrijven en bestuurders van) illegale aanbieders zich niet kunnen onttrekken aan de integriteitsbeoordeling door een nieuwe rechtspersoon op te richten en/of naar voren te schuiven.

In het tweede lid van artikel 3.3 is bepaald dat het onderzoek van de Kansspelautoriteit ook kan betekenen dat onderzoek wordt gedaan naar (rechts)personen om vast te stellen welke (rechts)personen van belang zijn voor de integriteitsbeoordeling.

Op het aanvraagformulier wordt overigens niet gevraagd naar alle in artikel 3.3 genoemde (rechts)personen. De Kansspelautoriteit benadrukt dat daaruit niet kan worden begrepen dat de desbetreffende (rechts)personen niet of minder van belang zijn voor de integriteitsbeoordeling. De Kansspelautoriteit kan in een later stadium alsnog gegevens opvragen over en onderzoek doen naar (rechts)personen die niet op het aanvraagformulier hoefden te worden vermeld.

Het eerste lid van artikel 3.4 bevat een opsomming van de bronnen die de Kansspelautoriteit in ieder geval kan raadplegen ten behoeve van de integriteitsbeoordeling. De genoemde bronnen zijn onder andere te herleiden uit artikel 31i, vierde lid, en artikel 33g, derde lid, van de wet, artikel 3.1 van het Reglement bescherming persoonsgegevens Kansspelautoriteit, artikel 3.2 en 3.4 van het Besluit kansspelen op afstand, artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 30 van de wet Bibob. Ook in diverse andere wet- en regelgeving staat welke bronnen de Kansspelautoriteit kan gebruiken voor de uitvoering van zijn taken, zoals artikel 4:3 van het Besluit politiegegevens.

In het tweede lid van artikel 3.4 staan de gegevens en bescheiden die de Kansspelautoriteit in ieder geval kan opvragen bij de aanvrager. Deze gegevens en bescheiden hebben onder andere betrekking op de in artikel 3.3 genoemde (rechts)personen en de in artikel 3.5 genoemde antecedenten. Verder kan de Kansspelautoriteit netwerktekeningen, buitenlandse equivalenten van de Nederlandse verklaring omtrent het gedrag en gegevens over buitenlandse vergunningen opvragen. Deze gegevens zijn noodzakelijk om de integriteit te kunnen beoordelen. De Kansspelautoriteit kan ook aanvullende en andere stukken opvragen die niet in het aanvraagformulier zijn genoemd, indien dat nodig is voor de integriteitsbeoordeling.

Artikel 3.5 gaat over de antecedenten die de Kansspelautoriteit betrekt bij de integriteitsbeoordeling. In het eerste lid van artikel 3.5 worden de verschillende typen antecedenten genoemd, te weten strafrechtelijke antecedenten, toezichtantecedenten, financiële antecedenten, fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten en andere bestuursrechtelijke antecedenten. In het tweede lid van artikel 3.5 worden verschillende aspecten van deze antecedenten genoemd die de Kansspelautoriteit kan betrekken bij de integriteitsbeoordeling. De wijze waarop dat gebeurt, verschilt per deelbeoordeling. Indien een aanvraag vanwege bepaalde antecedenten wordt afgewezen, kan de beoordeling van de overige antecedenten achterwege blijven.

Het eerste aspect betreft de mate van zekerheid dat een antecedent zich heeft voorgedaan. Om een aanvraag af te kunnen wijzen hoeft niet aan de strafrechtelijke bewijsmaatstaf van ‘overtuigend bewijs’ te zijn voldaan. Het afwijzen van een aanvraag is immers geen daad van vervolging. De bewijslast om een aanvraag af te wijzen is minder groot dan in het strafrecht. Het kan dus zo zijn dat feiten en omstandigheden die voldoende zijn om een aanvraag af te wijzen in het strafrecht onvoldoende zijn om het gepleegd hebben van een strafbaar feit te kunnen bewijzen. Daarbij geldt bovendien dat de te hanteren bewijsmaatstaf per deelbeoordeling kan verschillen. Voor een afwijzing van de aanvraag op grond van artikel 31, derde lid van de wet en artikel 3 van de wet Bibob kunnen ernstige vermoedens bijvoorbeeld voldoende zijn, terwijl het betrouwbaarheidscriterium van artikel 31i, eerste lid, van de wet inhoudt dat er redelijkerwijs geen twijfel mag zijn omtrent de betrouwbaarheid van de aanvrager. In het derde, vierde en vijfde lid van artikel 3.5 zijn enkele bewijsregels nader uitgewerkt. Een al dan niet onherroepelijke veroordeling of boetebeschikking is niet vereist om antecedenten bij de integriteitsbeoordeling te betrekken. Dat de officier van justitie heeft besloten een strafbaar feit niet te vervolgen, staat er niet aan in de weg dat de Kansspelautoriteit het desbetreffende strafbare feit alsnog betrekt bij de integriteitsbeoordeling. Een onherroepelijke vrijspraak door de rechter heeft echter wel gevolgen. Als iemand onherroepelijk is vrijgesproken, dan betrekt de Kansspelautoriteit het strafbare feit waarvoor diegene expliciet is vrijgesproken niet bij de integriteitsbeoordeling. Deze bepaling moet echter wel strikt worden gelezen. De Kansspelautoriteit kan het volgende onverkort bij de beoordeling (blijven) betrekken: veroordelingen van en verdenkingen jegens anderen in dezelfde strafzaak, de niet-strafbare, relevante betrokkenheid van de vrijgesproken partij bij strafbare feiten in dezelfde strafzaak en andere, niet ten laste gelegde, strafbare feiten, zelfs al is het bewijs daarvoor in de in vrijspraak eindigende strafzaak aan bod gekomen.

Het tweede aspect betreft het aantal en de duur van de antecedenten. Hoe meer antecedenten of hoe langer de antecedenten duren, des te groter is de kans op een negatieve uitkomst van de integriteitsbeoordeling. Het kan dus voorkomen dat een aanvraag wordt afgewezen omdat iemand meerdere keren hetzelfde strafbare feit heeft gepleegd, terwijl die aanvraag niet zou zijn afgewezen als dat feit slechts één keer is gepleegd. De Kansspelautoriteit benadrukt hierbij dat ook een kortdurend incident kan leiden tot het afwijzen van een aanvraag. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een ernstig strafbaar feit.

Het derde aspect betreft de aard, ernst en context van antecedenten. Niet elk antecedent is naar zijn aard even relevant. Ernstige antecedenten wegen doorgaans zwaarder mee dan minder ernstige antecedenten. Wat de context betreft zijn vooral strafbare feiten die eerder zijn gepleegd bij kansspel gerelateerde activiteiten bijzonder relevant. De Kansspelautoriteit benadrukt hierbij dat ook een antecedent in de privésfeer of een andere zakelijke context kan leiden tot het afwijzen van een aanvraag. Huiselijk geweld, drugshandel en belastingfraude met betrekking tot privé financiën zijn ook relevant.

Het vierde aspect betreft het tijdsverloop nadat antecedenten zich hebben voorgedaan of zijn bestraft. Hoe recenter de antecedenten, des te zwaarder wegen ze mee bij de integriteitsbeoordeling. Omgekeerd geldt dat oude antecedenten van iemand die al lange tijd van onbesproken gedrag is, vaak minder relevant zijn. Als er meerdere antecedenten zijn, is ook het tijdsverloop tussen die antecedenten van belang. De beoordeling van het tijdsverloop verschilt per deelbeoordeling. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid op grond van artikel 31i, eerste lid van de wet wordt in ieder geval acht jaar teruggekeken, maar ook oudere antecedenten kunnen worden betrokken bij de beoordeling. Dit hangt onder andere af van de aard, ernst en context van deze antecedenten. Als er binnen acht jaar antecedenten zijn, kijkt de Kansspelautoriteit ook naar oudere antecedenten. Bij het gevaar op de A-grond is de beoordeling voor een groot deel afhankelijk van het in het tweede lid, onderdeel e, genoemde voordeel. Hoe groter dit voordeel is, des te langer kan dit tot de conclusie leiden dat ernstig gevaar bestaat. Zeer grote voordelen kunnen ook na tientallen jaren nog leiden tot een afwijzing van de aanvraag.

In dit kader is in het zesde lid van artikel 3.5 bepaald dat de tijd die is doorgebracht in detentie niet maakt dat de Kansspelautoriteit antecedenten minder zwaar meeweegt. Stel dat iemand tien jaar geleden een misdrijf heeft gepleegd en daar zes jaar voor gevangen heeft gezeten. In dat geval wordt het misdrijf beoordeeld alsof het vier jaar geleden is gepleegd. Van belang is namelijk dat iemand heeft laten zien zich integer te gedragen, terwijl hij zich vrij in de samenleving heeft kunnen bewegen.

Het vijfde aspect betreft de grootte van het uit antecedenten verkregen voordeel. Dit is in ieder geval van belang bij het gevaar op de A-grond. Daarbij gaat de Kansspelautoriteit uit van het volgende. Hoe groter het voordeel, des te groter dit gevaar. Een totaal voordeel van minder dan € 7.500,– leidt in ieder geval niet tot de conclusie dat een ernstig gevaar op de A-grond bestaat.

Het zesde aspect betreft de aard van de relatie tussen de aanvrager en degene op wie het antecedent betrekking heeft. Het meest relevant zijn uiteraard antecedenten van de aanvrager zelf. Antecedenten van uiteindelijk belanghebbenden, (mede)beleidsbepalers, (rechts)personen die (indirect) zeggenschap hebben en (indirect) leidinggevenden zijn in beginsel ook relevant. Als het een antecedent betreft van een van de andere in artikel 3.3 genoemde (rechts)personen, dan kan het nodig zijn de aard van de relatie tussen deze persoon en de aanvrager te beoordelen. Evengoed zijn antecedenten van anderen ook van belang en deze kunnen ook leiden tot een afwijzing van de aanvraag.

Artikel 3.6, eerste lid, bevat een opsomming van antecedenten die de Kansspelautoriteit in ieder geval kan beschouwen als ernstig. In onderdeel c is sprake van een dwanginvordering met het uitvaardigen van een dwangbevel. Nadat een niet-tijdige betaling alsnog is voldaan, kan de Kansspelautoriteit het tijdsverloop sinds die betaling betrekken bij de integriteitsbeoordeling.

In artikel 3.7 is bepaald dat ook voornemens en handelingen worden betrokken bij de integriteitsbeoordeling. Artikel 3.4 van het Besluit kansspelen op afstand ligt hieraan ten grondslag. Het gaat onder andere om feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het door de aanvrager vertoonde gedrag leidt tot twijfel aan zijn betrouwbaarheid. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om het niet spreken van de waarheid, het weigeren openheid te geven over voor het toezicht relevante onderwerpen, het niet discreet omgaan met vertrouwelijke informatie of het zich niet houden aan afspraken. Verder valt te denken aan een voornemen tot wijziging van het spelsysteem terwijl dezelfde wijziging eerder door een keuringsinstelling is afgekeurd of aan handelen in strijd met een bindende aanwijzing van de Kansspelautoriteit. Ook kan worden gedacht aan het voornemen sportweddenschappen op jeugdwedstrijden aan te bieden of het uitbreiden van het aanbod met kansspelen die niet zijn toegestaan.

Toelichting paragraaf 4

Op grond van artikel 31i van de wet en artikel 4.5 van het Besluit kansspelen op afstand dient een aanbieder van kansspelen op afstand zorg te dragen voor het ontwikkelen, toepassen en onderhouden van een doeltreffend integriteitsbeleid. Dit integriteitsbeleid is tweeledig. Enerzijds dient de aanbieder van kansspelen op afstand beleid te ontwikkelen, toe te passen en te onderhouden dat is gericht op het onderkennen en voorkomen van fraude en misbruik van de vergunde kansspelen. Anderzijds dient de aanbieder van kansspelen op afstand beleid te ontwikkelen, toe te passen en te onderhouden waarmee de integriteit van leidinggevenden, personen op sleutelposities en personen die bij het op afstand organiseren van kansspelen met spelers in aanraking komen, wordt geborgd.

Het integriteitsbeleid van de aanvrager heeft betrekking op de controle en borging van de integriteit van de bij of voor de aanvrager werkzame personen. Het integriteitsbeleid van de aanvrager staat los van de integriteitsbeoordeling van de aanvrager, zoals omschreven in paragraaf 3.

De Kansspelautoriteit beoordeelt het integriteitsbeleid van een aanbieder van kansspelen op afstand ten tijde van de aanvraag. In het gedeelte van het integriteitsbeleid van de aanvrager dat is gericht op het onderkennen en voorkomen van fraude met en misbruik van de vergunde kansspelen, moet worden benoemd wat de integriteitsrisico’s zijn van de door de aanvrager georganiseerde kansspelen, welke maatregelen worden getroffen ter voorkoming en beheersing van deze risico’s, hoe deze maatregelen worden geïmplementeerd en hoe de toepassing daarvan wordt geborgd. Daartoe moet in ieder geval worden voldaan aan de vereisten die voortvloeien uit artikel 4.5, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand.

Het gedeelte van het integriteitsbeleid van de aanvrager dat betrekking heeft op de betrouwbaarheid van leidinggevenden, van personen op sleutelposities en personen die bij het organiseren van de vergunde kansspelen met spelers in aanraking komen, moet inzicht geven in de procedures en maatregelen die de aanvrager heeft getroffen met het oog op een integere bedrijfsvoering. Dit volgt uit artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand.

In het integriteitsbeleid moet in ieder geval worden opgenomen welke integriteitsgevoelige functies binnen de organisatie van de aanvrager voorkomen en op welke manier de aanvrager de betrouwbaarheid van deze personen beoordeelt. Hetzelfde geldt voor de beoordeling van door de aanvrager ingeschakelde derden die in belangrijke mate invloed (kunnen) uitoefenen op de bedrijfsvoering van de aanvrager.

De aanvrager moet zelf een afweging maken welke functies binnen zijn organisatie als integriteitsgevoelig moeten worden aangemerkt en van welke personen hij de betrouwbaarheid moet beoordelen. Daarbij gaat het in ieder geval om functies of personen die in hoge mate invloed (kunnen) uitoefenen op de bedrijfsvoering of de uitvoering en om personen die direct in contact staan met spelers. De integriteit van deze personen moet worden onderzocht als zij in dienst treden of als zij binnen de onderneming een overstap maken naar een integriteitsgevoelige functie. Volgens de Kansspelautoriteit moet in ieder geval de betrouwbaarheid van de volgende personen worden getoetst bij hun aanstelling of overstap:

  • bestuurders;

  • leden van de raad van commissarissen;

  • leden van de raad van toezicht;

  • managers;

  • leidinggevenden;

  • compliance officers;

  • beleidsmedewerkers;

  • juridisch medewerkers;

  • medewerkers die in direct contact staan met spelers en in zekere mate invloed op het speelgedrag kunnen uitoefenen; en

  • derden die betrokken zijn bij de werkzaamheden die door de vergunninghouder zijn uitbesteed.

Mede gezien de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager om personen of functies aan te wijzen als integriteitsgevoelig is de hierboven genoemde opsomming niet limitatief. De Kansspelautoriteit beoordeelt of de juiste personen en functies zijn opgenomen in het integriteitsbeleid en of de betrouwbaarheid op een deugdelijke manier wordt getoetst.

Het ligt daarbij voor de hand dat de aanvrager onderzoekt of deze personen wetsovertredingen hebben begaan. Hiervoor kan dan een verklaring omtrent gedrag of een buitenlands equivalent worden gebruikt. Daarnaast ligt het in de rede dat de aanvrager nagaat of er sprake is van belangenverstrengeling, bijvoorbeeld met een sportorganisatie die de aanvrager financiert of door wie de aanvrager wordt gefinancierd. Ook kan de aanvrager onderzoeken of er sprake is van andere relaties met derden die het vertrouwen in de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de vergunde kansspelen kunnen schaden.

Toelichting paragraaf 5

De financiële continuïteit van de aanvrager dient redelijkerwijs te zijn gewaarborgd. De Kansspelautoriteit beoordeelt de continuïteit van een aanbieder van kansspelen op afstand ten tijde van de aanvraag. In artikel 3.3, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand is opgenomen in welke gevallen de continuïteit van de aanbieder van kansspelen op afstand in ieder geval niet is gewaarborgd. Dat is het geval indien hij in staat van faillissement of liquidatie verkeert, indien surseance van betaling is verleend of indien beslag is gelegd op zijn vermogen of op een of meer bedrijfsmiddelen die een aanmerkelijk deel van zijn vermogen vormen. Voor de omschrijving van de termen in staat van faillissement en surseance van betaling zoekt de Kansspelautoriteit aansluiting bij de wettelijke omschrijvingen die daarvoor worden gegeven in de Faillissementswet. De aanvrager verkeert in liquidatie indien ten aanzien van zijn rechtspersoon een ontbindingsbesluit is genomen en hij eraan gehouden is om de titel ‘in liquidatie’ in zijn naam te voeren. Indien het faillissement, de surseance van betaling of de liquidatie door een buitenlandse rechter wordt uitgesproken of verleend, kan ook bij de daarop toepasselijke wettelijke omschrijvingen in de desbetreffende jurisdictie worden aangesloten. Voor de vraag of er beslag is gelegd op een aanmerkelijk deel van het vermogen van de aanvrager, betrekt de Kansspelautoriteit in ieder geval executoriale beslagen die een risico vormen voor de zorgvuldige bedrijfsvoering. Onder executoriale beslaglegging verstaat de Kansspelautoriteit niet alleen beslaglegging die is uitgesproken door een rechter. Het kan ook gaan om opgelegde executoriale beslaglegging door een overheidsinstelling of een bank. Indien sprake is van executoriale beslaglegging op het vermogen van de aanvrager, hoeft dat nog niet te betekenen dat de continuïteit van de aanvrager niet is gewaarborgd. De continuïteit van de aanvrager is niet (langer) gewaarborgd indien hij door de executoriale beslaglegging zijn bedrijfsvoering niet op zorgvuldige wijze kan uitoefenen, waardoor het zorgvuldig aanbieden van de kansspelen in gevaar komt. In dat geval zal de Kansspelautoriteit oordelen dat de continuïteit van de aanbieder van kansspelen op afstand niet redelijkerwijs is gewaarborgd.

De aanvrager overlegt bij zijn aanvraag een verklaring waarin hij verklaart dat geen van de omstandigheden zich voordoen op grond waarvan tot het oordeel dient te worden gekomen dat de continuïteit niet is gewaarborgd. Indien wel sprake is van enige executoriale beslaglegging op het vermogen, dient uit de verklaring te volgen waarom de zorgvuldige bedrijfsvoering van de aanvrager daardoor redelijkerwijs niet in gevaar komt. Gelet op de omstandigheid dat de continuïteit van de aanvrager redelijkerwijs dient te zijn gewaarborgd, verklaart de aanvrager tevens dat bij hem geen lopende procedures bekend zijn inzake een aanvraag voor of verzoek tot faillissement of liquidatie, surseance van betaling, of een voornemen tot executoriale beslagging op het vermogen van de aanvrager.

De aanvrager maakt voor zijn verklaring gebruik van het formulier dat te vinden is op de website van de Kansspelautoriteit (zie: www.kansspelautoriteit.nl/formulier-continuiteit). Het gebruik van dit formulier is verplicht en dient als bijlage te worden gevoegd bij de digitale aanvraag. De verklaring van de aanvrager mag niet ouder zijn dan dertig dagen voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag wordt ingediend.

Indien er aanwijzingen of signalen zijn dat de continuïteit van de aanvrager niet (langer) is gewaarborgd, kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken om een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen te verstrekken dat is opgesteld en ondertekend door een auditor, waarin de verklaring van de aanvrager wordt bevestigd dat geen van de omstandigheden zich voordoen op grond waarvan tot het oordeel dient te worden gekomen dat de continuïteit niet is gewaarborgd.

Toelichting paragraaf 6

In artikel 31l, tweede lid, onderdeel a, van de wet is bepaald dat een aanbieder van kansspelen op afstand passende waarborgen treft voor het veilige verloop van de betalingen tussen hem en de speler. De Kansspelautoriteit beoordeelt of een aanvrager passende waarborgen heeft getroffen voor een veilig verloop van de betalingen tussen de aanvrager en de speler. Daartoe vult de aanvrager het ‘Formulier betaalinstrumenten’ in dat te vinden is op de website van de Kansspelautoriteit (zie: www.kansspelautoriteit.nl/formulier-betaalinstrumenten). De aanvrager wordt daarbij onder meer geacht in te vullen van welke betaalinstrumenten en betaaldienstverleners gebruik zal worden gemaakt. Aan de hand daarvan kan de Kansspelautoriteit vervolgens vaststellen of is voldaan aan artikel 4.25 van het Besluit Kansspelen op afstand. Het gebruik van dit formulier is verplicht en dient als bijlage te worden gevoegd bij de digitale aanvraag.

Toelichting paragraaf 7

Op grond van artikel 31l, tweede lid, onderdeel b, en artikel 31l, derde lid, van de wet, dient een aanbieder van kansspelen op afstand ervoor te zorgen dat de tegoeden van de spelers geen deel uitmaken van zijn risicodragend vermogen. Hiermee wordt gewaarborgd dat de tegoeden van de spelers altijd kunnen worden uitbetaald, ook als zich (financiële) problemen voordoen bij een vergunninghouder, zoals een faillissement, liquidatie, surseance van betaling of in het geval van een storing.

Dit betekent dat de aanvrager zal moeten aantonen dat de tegoeden van de spelers veilig worden gesteld en dat ze geen onderdeel uitmaken van het risicodragend vermogen. Dit kan hij doen door bij de aanvraag documenten over te leggen die het bestaan aantonen van de door hem getroffen voorziening voor het waarborgen van de spelerstegoeden. Aangezien de hoogte van de spelerstegoeden fluctueert, zal de door hem getroffen voorziening moeten meebewegen gedurende de looptijd van de vergunning, zodat de spelerstegoeden altijd afdoende worden gewaarborgd. De aanvrager blijft ervoor verantwoordelijk dat het door hem verzekerde of afgescheiden saldo te allen tijde toereikend is voor het waarborgen van de tegoeden van spelers die bij hem staan ingeschreven. Ook blijft de aanvrager aanspreekpunt voor de Kansspelautoriteit ten aanzien van vragen die betrekking hebben op de door hem gekozen voorziening en het functioneren daarvan. Om die reden kan de Kansspelautoriteit niet als begunstigde of als beheerder worden aangewezen. Evenmin kan de Kansspelautoriteit treden in geschillen tussen spelers en vergunninghouders.

Indien en voor zover de aanvrager bij de indiening van zijn aanvraag nog niet in staat is het daadwerkelijke bestaan van de door hem gekozen voorziening ter verzekering of afscheiding van de tegoeden van spelers aan te tonen, toont hij daarvan in ieder geval de opzet aan. In dat geval toont de aanvrager het bestaan van de voorziening zo snel mogelijk daarna aan, maar uiterlijk binnen twee maanden na verlening van de gevraagde vergunning. Mocht het bestaan van de voorziening niet binnen twee maanden na verlening van de vergunning zijn aangetoond, dan kan de Kansspelautoriteit beslissen de vergunning te schorsen of in te trekken.

Verzekering in de vorm van een bankgarantie of afscheiding van het vermogen door gebruikmaking van een Nederlandse stichting derdengelden of een derdengeldenrekening zijn door de Kansspelautoriteit beter en sneller te beoordelen dan andere voorzieningen. Indien de aanvrager kiest voor een andere voorziening, kan dit ertoe leiden dat de Kansspelautoriteit omwille van een zorgvuldige afweging, advies moet inwinnen van een externe deskundige. Dit kan in geval van bijvoorbeeld een financiële constructie die buiten Nederland gangbaar is maar waarmee de Kansspelautoriteit niet of onvoldoende bekend is. Als de Kansspelautoriteit beslist om advies in te winnen van een externe deskundige met de vraag of de betreffende voorziening voldoende waarborg biedt dat de tegoeden van de spelers buiten het risicodragend vermogen vallen, kan de Kansspelautoriteit gebruik maken van de mogelijkheid de beslistermijn met maximaal zes maanden te verlengen. Daardoor wordt dan mogelijk niet binnen zes maanden na indiening op de aanvraag beslist.

De aanvrager moet er bovendien rekening mee houden dat het in Nederland in beginsel verboden is om in de uitoefening van een bedrijf, van het publiek opvorderbare gelden aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben. Voor houders van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand kan hiervan vrijstelling worden verleend op grond van artikel 24c van de Vrijstellingsregeling van de Wet op het financieel toezicht, voor zover zij opvorderbare gelden aanhouden op een rekening als bedoeld in artikel 31l van de wet. Vrijstelling van het hierboven genoemd verbod wordt ook verleend aan stichtingen die voldoen aan het gestelde in artikel 24c, onderdeel b, sub 1 tot en met 3, Vrijstellingsregeling van de Wet op het financieel toezicht.

In artikel 7.3 is bepaald hoe het bestaan van de getroffen voorziening wordt aangetoond. In artikel 7.4 is bepaald hoe de opzet van de getroffen voorziening wordt aangetoond. In beide gevallen dient in ieder geval het ‘Formulier Spelerstegoeden’ te worden overgelegd. Dit formulier is te vinden op www.kansspelautoriteit.nl/formulier-spelerstegoeden. Het gebruik van dit formulier is verplicht en dient als bijlage te worden gevoegd bij de digitale aanvraag.

Daarnaast gelden er, afhankelijk van de gekozen voorziening, specifieke vereisten voor het aantonen van het bestaan van de getroffen voorziening. Deze eisen worden genoemd in de desbetreffende artikelen per voorziening. Van belang is in ieder geval dat er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verzekerde of afgescheiden saldo toereikend is voor het waarborgen van de cumulatieve tegoeden van de betreffende spelers.

Indien de door de aanvrager verstrekte documentatie daartoe aanleiding geeft, kan de raad van bestuur de aanvrager verzoeken een assurancerapport of een rapport van feitelijke bevindingen te verstrekken dat is opgesteld door een auditor die zijn bevindingen baseert op methodes en maatstaven die in het financiële verkeer gebruikelijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het raadplegen van daartoe geëigende registers en het raadplegen van financiële stukken van de aanvrager. De auditor dient het rapport volgens gangbare standaarden op te stellen. Daarbij kan worden gedacht aan de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS) volgens de Nederlandse Beroepsvereniging van Accountants (NBA). De assuranceverklaring of het rapport van feitelijke bevindingen wordt door de auditor ondertekend. Indien het verstrekken van zo’n rapport op verzoek van de Kansspelautoriteit de nodige tijd vergt, kan de Kansspelautoriteit gebruik maken van de mogelijkheid de beslistermijn met maximaal zes maanden te verlengen. Daardoor wordt dan mogelijk niet binnen zes maanden na indiening op de aanvraag beslist.

Indien de aanvrager voor het waarborgen van de tegoeden van spelers gebruik maakt van de diensten van een bank, dan dient dit een bank te zijn die op grond van de Wet op het financieel toezicht het bedrijf van bank (ook) in Nederland mag uitoefenen. Daarvoor is een vergunning nodig die kan worden aangevraagd bij De Nederlandsche Bank. Op grond van de Capital Requirements Directive is het een buitenlandse Europese bank die een zogenaamd Europees paspoort heeft onder bepaalde voorwaarden toegestaan om, op basis van een verkregen vergunning in het land van herkomst, ook actief te zijn in andere landen. De Nederlandsche Bank houdt een register bij van buitenlandse Europese banken die genotificeerd zijn hun diensten aan te bieden in Nederland. De Kansspelautoriteit zal dit register raadplegen ten behoeve van de aanvraag. Daarnaast is het van belang dat de bedrijfsnaam en handelsgegevens (waarbij in ieder geval wordt gedacht aan de statutaire naam, het vestigingsadres en de registratienummers in het handelsregister) duidelijk zijn opgenomen in de overeenkomst tussen de aanvrager en de begunstigde van de bankgarantie.

Toelichting paragraaf 8

Op grond van artikel 35d van de wet moet een aanbieder van kansspelen op afstand financiële zekerheid stellen voor het nakomen van financiële verplichtingen. Deze verplichtingen volgen uit de kansspelheffing en uit de bestuurlijke sancties die de Kansspelautoriteit kan opleggen wegens overtreding van de wet. Daarbij gaat het om bestuurlijke boetes, dwangsommen en de kosten van de uitoefening van bestuursdwang.

Ingevolge artikel 5.4 van het Besluit kansspelen op afstand kan de Kansspelautoriteit van een vergunninghouder financiële zekerheidsstelling vereisen ten genoegen van de raad van bestuur voor het nakomen van zijn financiële verplichtingen. Voorafgaande aan de vergunningverlening vereist de Kansspelautoriteit van iedere aanvrager een uniforme zekerheidsstelling voor een bedrag van € 50.000.

Bij het vaststellen van het bedrag waarvoor financiële zekerheid moet worden gesteld, houdt de Kansspelautoriteit het proportionaliteitsbeginsel in het oog. Gelet op de hoogte van de heffingen, de hoogte van eventueel op te leggen boetes en de maximale hoogte van het bedrag waarvoor zekerheid verlangd mag worden (€ 900.000), wordt uitgegaan van een bedrag van ten minste € 50.000. Dat is voor geen enkele aanvrager een onevenredig hoog bedrag.

Voor de Kansspelautoriteit heeft een financiële zekerheidsstelling in de vorm van een bankgarantie of een waarborgsom de voorkeur. Indien de aanvrager kiest voor een andere vorm, dan kan dit worden voorgelegd aan een externe deskundige voor advies met de vraag of deze vorm volstaat voor het nakomen van financiële verplichtingen. In dat geval kan de Kansspelautoriteit gebruik maken van de mogelijkheid de beslistermijn met zes maanden te verlengen.

Kiest de aanvrager voor een bankgarantie, dan moet hij bij zijn aanvraag zowel een digitaal als een fysiek exemplaar van de volledige en ondertekende overeenkomst tussen de aanvrager en de bank die de bankgarantie afgeeft, verstrekken. Daarbij is van belang dat de bankgarantie een looptijd heeft van tenminste vijf jaar en zes maanden na de dag waarop de aanvraag is ingediend. Kiest de aanvrager voor een waarborgsom, dan kan intern worden nagegaan of de waarborgsom daadwerkelijk is verstrekt aan de Kansspelautoriteit.

De Kansspelautoriteit zal het instrument van financiële zekerheidstelling vooral risico gestuurd inzetten. Indien en zodra op enig moment na vergunningverlening gegronde vrees bestaat dat een vergunninghouder zijn financiële verplichtingen inzake de kansspelheffing of eventuele bestuurlijke sancties niet zal nakomen, kan de Kansspelautoriteit, naast de reeds gestelde zekerheid, aanvullende financiële zekerheid vereisen.

Toelichting paragraaf 9

Op grond van artikel 31c, eerste lid, van de wet wordt een aanvraag voor een vergunning voor het op afstand organiseren van kansspelen afgewezen indien onvoldoende is gewaarborgd dat de kansspelen op afstand overeenkomstig de Wwft zullen worden georganiseerd en dat het toezicht op naleving en de handhaving van de Wwft doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend. De Wwft kent een groot aantal voorschriften waaraan moet worden voldaan. Bij de beoordeling van een aanvraag voor kansspelen op afstand zal de Kansspelautoriteit zich in ieder geval richten op de kernverplichting van de Wwft; het uitvoeren van cliëntenonderzoeken en het melden van transacties aan de Financiële inlichtingen eenheid.

Voor aanvragen voor een vergunning voor het op afstand organiseren van weddenschappen is matchfixing een specifiek witwasrisico. Er wordt gesproken van matchfixing als het resultaat van een sportwedstrijd volledig of gedeeltelijk bepaald wordt door een deelnemer (bijvoorbeeld speler, trainer, scheidsrechter) die moedwillig verliest of vals speelt. Matchfixing is op zichzelf geen gronddelict. Wel is bij matchfixing vaak sprake van omkoping, oplichting, belastingfraude en witwassen en daarvoor kan de deelnemer strafrechtelijk vervolgd worden. Het plaatsen van een weddenschap (inzet) is een transactie in de zin van de Wwft. Dat betekent dat inzetten waaruit mogelijke manipulatie van een wedstrijd blijkt, ook onder de Wwft vallen. Dit geldt ook voor een wedpatroon waaruit mogelijke manipulatie blijkt, aangezien een wedpatroon wordt veroorzaakt door transacties.

De beperkte toetsing bij de aanvraag neemt niet weg dat een vergunninghouder, zodra hij kansspelen op afstand gaat aanbieden, zal moeten voldoen aan alle voorschriften van de Wwft. Na vergunningverlening zal het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wwft betrekking hebben op de volledige Wwft en niet alleen op de in deze beleidsregels genoemde onderwerpen. Als een vergunninghouder niet voldoet aan de Wwft kunnen maatregelen worden opgelegd op grond van de Wwft en kan de vergunning worden ingetrokken op grond van artikel 4c en artikel 31d, eerste lid, onderdeel b, van de wet. Als hulpmiddel bij het opstellen van het antiwitwasbeleid wordt verwezen naar de ‘Leidraad Wet ter voorkoming witwassen en financieren van terrorisme’ van de Kansspelautoriteit.

Toelichting paragraaf 10

Op grond van de Sanctiewet 1977 is het verboden om bij te dragen aan elke ondersteuning van een activiteit of transactie van een gesanctioneerd persoon, entiteit of land. Op grond van artikel 31c, eerste lid van de wet, dient de aanvraag te worden afgewezen indien een aanbieder van kansspelen op afstand onvoldoende heeft gewaarborgd dat de kansspelen op afstand overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften zullen worden georganiseerd en het toezicht op naleving en de handhaving van de Sanctiewet 1977 doelmatig en doeltreffend kan worden uitgeoefend. De Kansspelautoriteit gaat ervan uit dat de aanvrager aan deze verplichtingen voldoet, als hij op het aanvraagformulier verklaart dat hij de kansspelen op afstand organiseert overeenkomstig de bij of krachtens de Sanctiewet 1977 gestelde voorschriften.

Toelichting paragraaf 11

Het uitgangspunt is dat aanbieders van kansspelen op afstand binnen de door de wet en regelgeving gestelde kaders vrij zijn om bepaalde werkzaamheden uit te besteden. Op zich is het uitbesteden van werkzaamheden niet bezwaarlijk. Daarbij gelden wel randvoorwaarden. De aanbieder van kansspelen op afstand is verantwoordelijk voor de naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977, ook voor de werkzaamheden die hij aan derden heeft uitbesteed. De aanvrager moet zijn bedrijfsvoering zo inrichten dat een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand is gewaarborgd. Ook moet intern toezicht en toezicht door de Kansspelautoriteit op de naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 mogelijk zijn. Het uitbesteden van werkzaamheden mag hieraan niet in de weg staan. Met uitbesteding mogen de eisen aan de aanvrager niet worden omzeild. De betreffende derde en zijn bedrijfsvoering moeten voldoen aan de eisen waaraan de aanvrager zelf moet voldoen (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nr. 3, p. 104; toelichting bij artikel 4.3 van het Besluit kansspelen op afstand).

Indien de aanvrager of de Kansspelautoriteit geen doelmatig en doeltreffend toezicht kan uitoefenen, komen de belangen die de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 beogen te beschermen in het gedrang. Voor de uitoefening van het toezicht is het van belang dat de aanvrager en de Kansspelautoriteit alle informatie krijgen op grond waarvan zij kunnen beoordelen of alle werkzaamheden, en dus ook de uitbestede werkzaamheden, worden uitgevoerd conform de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977. Hierbij geldt overigens dat de Kansspelautoriteit op grond van artikel 34n van de wet bindende aanwijzingen kan geven aan aanbieders van kansspelen op afstand met betrekking tot de naleving van de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften. Daarmee kan de Kansspelautoriteit ook aanwijzingen geven ten aanzien van de uitbestede werkzaamheden. De Wwft kent een eigen toezichts- en handhavingsinstrumentarium.

In deze beleidsregels is nader uitgewerkt op grond van welke normen de aanvraag wordt beoordeeld met betrekking tot het onderdeel uitbesteding. Onder uitbesteding wordt in dit verband ook verstaan uitbesteding aan andere personen of rechtspersonen binnen hetzelfde concernverband.

Op grond van artikel 11.1 moet de aanvrager bij zijn aanvraag een kopie van zijn uitbestedingsbeleid verstrekken, een verklaring dat hij zich ervan heeft vergewist dat de derde de wettelijke voorschriften naleeft en een overzicht van de werkzaamheden die zijn uitbesteed en aan welke partijen die zijn uitbesteed. Naast bovenbedoelde verklaring kan de Kansspelautoriteit ook de documenten opvragen op basis waarvan de aanvrager zich heeft vergewist dat de derde de wettelijke voorschriften naleeft. De Kansspelautoriteit kan daartoe besluiten als er naar haar oordeel aanleiding toe is, bijvoorbeeld omdat er een risico bestaat dat de derde bepaalde voorschriften niet zal naleven. Daartoe kan de Kansspelautoriteit kopieën van relevante uitbestedingsovereenkomsten (en service level agreements) opvragen. De uitbestedingsovereenkomsten (en service level agreements) kunnen in de Engelse taal worden overgelegd, maar de Kansspelautoriteit kan de aanvrager verzoeken om een Nederlandse vertaling, indien zij dat nodig acht voor de beoordeling van de aanvraag.

In artikel 11.2 is bepaald op grond waarvan de Kansspelautoriteit het uitbestedingsbeleid van de aanvrager beoordeelt. Daarin moet bepaald zijn hoe de aanvrager omgaat met uitbesteding en hoe hij ervoor zorgt dat naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 gewaarborgd is, ook bij werkzaamheden die zijn uitbesteed. De aanvrager moet in zijn uitbestedingsbeleid in ieder geval vastleggen welke risico’s bij uitbestedingen te verwachten zijn en hoe hij deze risico’s wil afdekken. Aan de hand daarvan kan de Kansspelautoriteit beoordelen of de aanvrager in staat is werkzaamheden verantwoord uit te besteden en uitbesteding niet in de weg zal staan aan een verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen. Meer specifiek moet de aanvrager in zijn uitbestedingsbeleid opnemen hoe hij de naleving van de wet, de Wwft en de Sanctiewet 1977 en de geschiktheid en de betrouwbaarheid van derden beoordeelt en waarborgt. De aanvrager kan bijvoorbeeld in zijn beleid opnemen in hoeverre hij opleidingseisen stelt aan derden of welke contractuele afspraken worden gemaakt over informatievoorziening, audits en betrouwbaarheidsbeoordelingen van het personeel van derden. Ook moet de aanvrager vastleggen hoe hij bij uitbestedingen de transparantie en kenbaarheid voor de consument wil waarborgen. Daarbij valt vooral te denken aan contractuele afspraken. Daarnaast moet de aanvrager in zijn uitbestedingsbeleid vastleggen hoe hij ervoor zorgt dat bij uitbesteding adequaat intern toezicht door de aanvrager en extern toezicht door de Kansspelautoriteit bij de derde kan plaatsvinden. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan contractuele afspraken over informatievoorziening, medewerking en toegang bij de derde voor een compliance officer van de aanvrager en medewerkers van de Kansspelautoriteit. Ook moet in het uitbestedingsbeleid zijn opgenomen dat zulke voorzieningen schriftelijk worden vastgelegd. Daarmee kan worden nagegaan of de uitbesteding van de werkzaamheden geen afbreuk doet aan de vereisten en de waarborgen van de wet, de Wwft of de Sanctiewet 1977. Tenslotte moet in het uitbestedingsbeleid worden opgenomen dat de aanvrager wijzigingen in de uitbesteding van essentiële werkzaamheden onverwijld meedeelt aan de Kansspelautoriteit.

De werkzaamheden en taken van de leden van het bestuur en de functionaris als bedoeld in artikel 31h, vierde lid van de wet (bijvoorbeeld een compliance officer) kunnen niet worden uitbesteed. De reden daarvoor is dat deze functies een cruciale rol spelen in de exploitatie van en de controle op de kansspelen waarop de vergunning ziet. Deze functies moeten worden uitgeoefend door natuurlijke personen die aan de aanvrager zijn verbonden en voor de toezichthouder beschikbaar zijn. Gewaarborgd moet zijn dat de natuurlijke persoon die voor de functie is aangesteld een duurzame relatie met de aanvrager en de toezichthouder onderhoudt. Het bestuur moet beschikken over deskundigheid en draagt een belangrijke verantwoordelijkheid. Het bestuur moet deskundig genoeg zijn om de geschiktheid van derden te beoordelen (Kamerstukken II 2013/14, 33 996, nr. 3, p 105–106). Deze essentiële taak van het bestuur wordt ondermijnd indien de eigen deskundigheid en de beoordeling van de geschiktheid van derden uitbesteed zou worden aan derden. De deskundigheid van de aanvrager zou onvoldoende gewaarborgd zijn als hij deze werkzaamheden zou uitbesteden.

Dat betekent niet dat de persoon die deze werkzaamheden uitvoert, verplicht werkzaam moet zijn op basis van een arbeidsovereenkomst met de aanvrager. Deze persoon kan bijvoorbeeld ook worden ingehuurd of via zijn eigen management-BV worden ingezet. Het gaat erom dat de aanvrager de regie heeft en de uitvoering van de werkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvindt. Bij uitbesteding van de betreffende werkzaamheden is die regie er niet, althans onvoldoende. Het spreekt vanzelf dat de betreffende persoon voldoende deskundig moet zijn en permanent en daadwerkelijk beschikbaar moet zijn voor de aanvrager. Dat moet blijken uit de afspraken die gemaakt zijn in de onderliggende overeenkomsten.

De functionaris als bedoeld in artikel 31h, vierde lid, van de wet moet bij de werkzaamheden voor het op afstand organiseren van kansspelen intern toezicht houden op de naleving van de wettelijke voorschriften. Dat geldt ook voor zover werkzaamheden zijn uitbesteed aan derden. De interne auditfunctie is een belangrijk hulpmiddel voor de aanbieder van kansspelen op afstand om de naleving van de relevante voorschriften en de procedures en maatregelen ter beheersing van risico’s te borgen. De interne auditfunctie beschikt bovendien over vaktechnische deskundigheid, detailkennis van de structuur van de organisatie en moet permanent beschikbaar zijn. Het uitbesteden van deze functie belemmert de borging van de kwaliteit van de interne controle. Evenals bij de bestuursfunctie betekent dat niet dat de persoon in dienst moet zijn bij aanvrager. De aanvrager kan hem ook inhuren mits duidelijk is dat hij voldoende deskundig is en permanent beschikbaar is voor de aanvrager.

Voor alle duidelijkheid merkt de Kansspelautoriteit het volgende op. De eisen voor de betrouwbaarheid van de aanvrager staan in artikel 31i van de wet en zijn nader uitgewerkt in artikel 3.2, artikel 3.4 en artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand. Deze eisen mogen niet worden omzeild door uitbesteding. Ook derden moeten betrouwbaar zijn voor wat betreft hun werkterrein en voor zover zij de uitbestede werkzaamheden uitvoeren. De aanvrager moet zich dus vergewissen van de betrouwbaarheid van de derde. Daarvoor moet hij in ieder geval nagaan of de derde de relevante wet- en regelgeving kent en naleeft. Daarnaast kan de Kansspelautoriteit bij de beoordeling als bedoeld in artikel 31i, eerste en derde lid, van de wet, ook derden betrekken waaraan bepaalde werkzaamheden zijn uitbesteed. Op grond van artikel 31i, tweede lid van de wet en artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand moet de aanvrager ook een integriteitsbeleid hebben. De beoordeling van de betrouwbaarheid van het personeel moet voldoen aan de eisen van artikel 4.6 van het Besluit kansspelen op afstand en moet worden geregistreerd. Ook deze verplichtingen mogen niet worden omzeild door uitbesteding. In dit kader wordt ook verwezen naar de beleidsregels met betrekking tot de integriteitsbeoordeling (paragraaf 3) en het integriteitsbeleid (paragraaf 4).

Toelichting paragraaf 12

De organisatie van een aanbieder van kansspelen op afstand moet zijn aangesloten op CRUKS. In artikel 4.12 en artikel 4.18 van het Besluit kansspelen op afstand is bepaald dat de aanbieder van kansspelen op afstand verplicht is CRUKS te raadplegen bij iedere inschrijving en aanmelding van een speler. De Kansspelautoriteit heeft op de website www.kansspelautoriteit.nl/aansluiten-cruks bekendgemaakt welke aansluitprocedure en technische voorwaarden voor CRUKS gelden en welke bescheiden de aanvrager voor deze aansluitprocedure moet verstrekken. Bij de aanvraag van een vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand zal de aanvrager ten behoeve van de beoordeling of de organisatie van de aanvrager is aangesloten op CRUKS een vrijgave-advies moeten verstrekken. Hiermee toont de aanvrager aan dat hij de aansluitprocedure succesvol heeft doorlopen en dat hij CRUKS kan raadplegen.

Toelichting paragraaf 13

Op grond van artikel 31g, eerste lid, van de wet, moet de statutaire zetel van een aanbieder van kansspelen op afstand, zijn hoofdbestuur of zijn hoofdvestiging gevestigd zijn in de EU of in de EER. Artikel 31g, vijfde lid, van de wet geeft de Kansspelautoriteit de bevoegdheid hiervan ontheffing te verlenen, indien het recht van die staat voldoende waarborgen biedt voor de belangen die de wet beoogt te beschermen. Uit de memorie van toelichting blijkt dat de wetgever zo’n ontheffing alleen wenselijk acht wanneer dat nodig is voor de gewenste kanalisatie. In de huidige markt is er echter voldoende aanbod vanuit de EU of de EER. Veel internationale aanbieders van kansspelen op afstand hebben namelijk meerdere vestigingen, waaronder in de EU of de EER. Het verlenen van een ontheffing is op grond van de huidige stand van zaken dan ook niet nodig voor de kanalisatiedoelstelling.

Toelichting paragraaf 14

Op grond van artikel 3.6, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand, moet een aanbieder van kansspelen op afstand zorgdragen voor een stelsel van intern toezicht. Het interne toezicht moet worden uitgeoefend door een of meer ter zake kundige functionarissen. Ten behoeve van de beoordeling van de inrichting van het stelsel van intern toezicht verstrekt de aanvrager een overzicht hoe het stelsel van intern toezicht is ingericht en welke functionarissen het interne toezicht uitoefenen, dan wel een plan hoe hij voornemens is het stelsel van intern toezicht in te richten en welke functionarissen dit toezicht gaan uitoefenen, zodra de vergunning is verleend. Daarbij zal de aanvrager in ieder geval moeten aantonen dat de functionarissen voldoen aan de in artikel 3.6, eerste lid, van het Besluit kansspelen op afstand, genoemde voorwaarden en dat het stelsel van intern toezicht voldoet aan de in artikel 3.6, tweede lid, van het Besluit kansspelen op afstand, genoemde waarborgen.

Toelichting paragraaf 15

Op grond van artikel 5.3 van het Besluit kansspelen op afstand onderhoudt een aanbieder van kansspelen op afstand een controledatabank. Deze controledatabank moet worden ingericht conform de op de website www.kansspelautoriteit.nl/inrichten-cdb gepubliceerde ‘Specifications for the remote gambling data safe’ en het ‘Data Model for the remote gambling data safe’. Daarnaast moet worden voldaan aan de specificaties zoals deze worden vastgesteld door de Belastingdienst.

Ten behoeve van de beoordeling van de controledatabank door de Kansspelautoriteit dient de aanvrager in ieder geval de op de website www.kansspelautoriteit.nl/formulier-cdb genoemde documenten in. Deze documenten kunnen in het Engels worden aangeleverd.

De Kansspelautoriteit beoordeelt de werking van de controledatabank tijdens de behandeling van de aanvraag op verschillende onderdelen, te weten de technische verbinding tussen de controledatabank van de aanvrager en de Kansspelautoriteit, de gegevensverwerking, de scripts en logging die worden gebruikt om de data van de aanvrager te kunnen ontvangen en de onderdelen die specifiek betrekking hebben op de aanvrager. Per aanvrager stelt de Kansspelautoriteit een individueel testprogramma vast, aan de hand van de door de aanvrager overgelegde documenten. Deze beoordeling betreft uitsluitend het deel dat betrekking heeft op de werking ten behoeve van het gebruik door de Kansspelautoriteit en niet het deel dat betrekking heeft op het gebruik door de Belastingdienst. Voor het laatst genoemde deel dient de aanvrager zich daarom te wenden tot de Belastingdienst.

De Kansspelautoriteit kan een aanvrager meerdere malen in de gelegenheid stellen het testprogramma te doorlopen. Als gedurende de eerste keer dat het testprogramma wordt doorlopen blijkt dat sprake is van een aanwijsbare tekortkoming van de kant van de aanvrager, dan wordt het testprogramma pas herhaald nadat de aanvrager deze tekortkoming heeft hersteld. Indien de Kansspelautoriteit onvoldoende vertrouwen heeft dat de aanvrager in staat is het testprogramma succesvol te doorlopen, kan de Kansspelautoriteit besluiten het testprogramma pas weer uit te voeren na een door de Kansspelautoriteit te bepalen periode. Hiervan is in ieder geval sprake als twee pogingen om het testprogramma in te plannen zijn mislukt en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager of als twee of meer onderdelen niet succesvol zijn doorlopen en dit te wijten is aan tekortkomingen van de aanvrager. Dat kan ertoe leiden dat het langer duurt om de aanvraag te behandelen. Ook het feit dat een aanvrager niet in staat is om zelfstandig het testprogramma te doorlopen beschouwt de Kansspelautoriteit als een aanwijsbare tekortkoming. Er is geen uitputtende opsomming van eventuele tekortkomingen omdat niet voorzien kan worden of en zo ja welke technische problemen zich kunnen voordoen. De Kansspelautoriteit heeft immers geen zicht op de technische aanpak van de aanvrager, zijn hardware en de door hem gebruikte software, noch op de bij aanvrager beschikbare capaciteit en het kennisniveau.

Toelichting paragraaf 16

De Kansspelautoriteit beoordeelt of het gehele spelsysteem van de aanvrager is gekeurd aan de hand van het schema tot conformiteitsbeoordeling. Dit schema is gepubliceerd op de website www.kansspelautoriteit.nl/keuren-spelsysteem. Daartoe verstrekt de aanvrager bij zijn aanvraag het volledig ingevulde ‘Formulier keuring spelsysteem’, dat is gepubliceerd op www.kansspelautoriteit.nl/formulieren-spelsysteem.

Naast het hierboven genoemde formulier legt de aanvrager ook de keuringsrapporten over die betrekking hebben op de controledatabank, de keuringsrapporten die betrekking hebben op het informatiebeveiligingssysteem én de keuringsrapporten waarin één of meer non-conformiteiten zijn vastgesteld. Aan de hand van deze keuringsrapporten kan de Kansspelautoriteit de betrouwbare verwerking van gegevens vaststellen, dan wel vaststellen onder welke omstandigheden de non-conformiteiten tot stand zijn gekomen. Mede aan de hand daarvan kan de Kansspelautoriteit bepalen in hoeverre de betreffende non-conformiteiten van invloed zijn op de te verlenen vergunning en of de noodzaak bestaat om aanvullende voorschriften aan de vergunning te verbinden.

Indien de Kansspelautoriteit dat nodig acht, kan de Kansspelautoriteit de aanvrager bovendien verzoeken alsnog bepaalde keuringsrapporten over te leggen, alvorens de Kansspelautoriteit tot een oordeel komt. Dat kunnen derhalve ook rapporten zijn waarin geen non-conformiteiten zijn vastgesteld.

Toelichting paragraaf 17

De wetgever heeft een aantal uitgangspunten en specifieke verboden benoemd ten aanzien van reclame- en wervingsactiviteiten voor kansspelen. Daarnaast heeft de Kansspelautoriteit de Beleidsregels verantwoord spelen vastgesteld, waarin nadere invulling wordt gegeven aan de wet- en regelgeving die van toepassing is op de wervings- en reclameactiviteiten van aanbieders van kansspelen.

Bij de aanvraag wil de Kansspelautoriteit kunnen vaststellen of de aanvrager van plan is de voorschriften na te leven die bij of krachtens de wet zijn gesteld ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten en of de aanvrager maatregelen heeft getroffen om de naleving hiervan te waarborgen binnen zijn organisatie en in samenwerking met externe partners. Om dit te kunnen beoordelen moet de aanvrager een kopie van zijn reclamebeleid overleggen. Daaruit moet in ieder geval blijken dat de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat de voorschriften die bij of krachtens de wet zijn gesteld worden nageleefd en dat de naleving daarvan is verankerd binnen zijn organisatie. Ook is in het reclamebeleid omschreven op welke manier de aanvrager zijn reclamebeleid zal implementeren en toepassen binnen zijn organisatie.

De aanvrager dient bewust om te gaan met een aantal uitgangspunten uit de voorschriften die bij of krachtens de wet zijn gesteld ten aanzien van wervings- en reclameactiviteiten. Zo dient hij ervoor te zorgen dat zijn wervings- en reclameactiviteiten op zorgvuldige en evenwichtige wijze worden vormgegeven. Reclame- en wervingsactiviteiten moeten terughoudend zijn. Ze mogen niet aanzetten tot onmatige deelneming aan kansspelen en ze mogen niet agressief of misleidend zijn. Onmatige deelneming is uitgewerkt in artikel 2, eerste lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. Hieronder wordt begrepen risicovol spelgedrag dat kan leiden tot kansspelverslaving. De Kansspelautoriteit heeft nadere invulling van deze uitgangspunten gegeven in de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 van paragraaf 2 van de Beleidsregels verantwoord spelen.

In artikel 2.5 van de Beleidsregels verantwoord spelen is bepaald wat mede wordt verstaan onder onverantwoorde wervings- en reclameactiviteiten naar aanleiding van de uitkomsten van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 3a van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. Bij de aanvraag beoordeelt de Kansspelautoriteit op welke wijze het reclamebeleid is afgestemd op die risicoanalyse.

Verder mogen reclame- en wervingsactiviteiten zich niet richten op kwetsbare groepen van personen. In artikel 2.4 van de Beleidsregels verantwoord spelen is de Kansspelautoriteit nader ingegaan op wervings- en reclameactiviteiten die gericht zijn op deze kwetsbare groepen van personen. Bij de aanvraag beoordeelt de Kansspelautoriteit of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat zijn wervings- en reclameactiviteiten niet gericht zijn op kwetsbare groepen van personen.

Het reclamebeleid van de aanvrager wordt bepaald door personen die deskundig zijn in verband met de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van kansspelen op afstand. Uit artikel 3.5 van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat een aanbieder van kansspelen op afstand ervoor dient te zorgen dat zijn medewerkers bekend zijn met het bepaalde bij of krachtens de wet en met het reclamebeleid. Tevens moeten medewerkers het reclamebeleid goed en volledig kunnen uitvoeren. Ook bij uitbesteding blijft de aanbieder van kansspelen op afstand verantwoordelijk voor de naleving van de voorschriften.

Bij de aanvraag beoordeelt de Kansspelautoriteit of de aanvrager voldoende heeft gewaarborgd dat het reclamebeleid wordt geïmplementeerd en toegepast binnen zijn organisatie en bij de samenwerking met externe partners. De compliance-afdeling, of in ieder geval de afdeling die verantwoordelijk is voor het interne toezicht, is daarbij een belangrijke schakel. Een aanbieder van kansspelen op afstand is verplicht compliance officer(s) aan te wijzen die binnen de organisatie verantwoordelijk en beschikbaar zijn voor zowel de uitvoering van de Nederlandse kansspelregelgeving als het interne toezicht daarop. Daarom betrekt de Kanspelautoriteit bij de beoordeling van de aanvraag ook de manier waarop het reclamebeleid past binnen het algemene compliancebeleid van de aanvrager. Tevens dient de aanvrager te specificeren welke functionarissen op welke afdeling(en) verantwoordelijk zijn voor de reclamecampagnes en de evaluatie en actualisatie van het reclamebeleid. Hiermee beoordeelt de Kansspelautoriteit of deze functies gedegen in de organisatie zijn ingericht en ingebed. Uitgangspunt is dat de aanvrager op enigerlei wijze waarborgt dat het reclamebeleid zorgvuldig wordt opgesteld en goed wordt nageleefd binnen de organisatie.

Toelichting paragraaf 18

Het voorkomen en tegengaan van kansspelverslaving is een van de primaire doelen van het Nederlandse kansspelbeleid. De wetgever heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd ten aanzien van preventie van kansspelverslaving. Daarnaast heeft de Kansspelautoriteit de Beleidsregels verantwoord spelen vastgesteld, waarin nadere invulling wordt gegeven aan de wet- en regelgeving die van toepassing is op het verslavingspreventiebeleid van aanbieders van kansspelen. De Kansspelautoriteit beoordeelt het verslavingspreventiebeleid van een aanbieder van kansspelen op afstand ten tijde van de aanvraag. Om dit te kunnen beoordelen moet de aanvrager een aantal documenten overleggen. In dit artikel is aangegeven welke documenten en informatie verstrekt moeten worden.

De aanvrager moet gegevens en bescheiden overleggen waaruit blijkt dat hij een vertegenwoordiger heeft gevolmachtigd om buiten rechte in Nederland op te treden met betrekking tot het verslavingspreventiebeleid van de aanvrager. Verder is het nodig dat de contactgegevens van de vertegenwoordiger vooraf bekend zijn bij de Kansspelautoriteit, zeker nu de vertegenwoordiger het aanspreekpunt is voor onder andere de Kansspelautoriteit en die contactgegevens op de website van de Kansspelautoriteit gepubliceerd moeten worden.

Ten aanzien van (de uitvoering van) zijn verslavingspreventiebeleid moet de aanvrager aantonen dat hij een verslavingspreventiebeleid heeft dat voldoet aan de eisen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving en de Beleidsregels verantwoord spelen. Daartoe moet hij een kopie van zijn verslavingspreventiebeleid overleggen. Het verslavingspreventiebeleid moet in ieder geval voldoen aan de in artikel 7, eerste en tweede lid, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, artikel 12 van de Regeling werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen en paragrafen 3.1 en 3.3 van de Beleidsregel verantwoord spelen genoemde voorwaarden.

Toelichting paragraaf 19

Uit artikel 31a, derde lid, van de wet volgt dat de Kansspelautoriteit voorschriften kan verbinden aan de vergunning in het belang van de verantwoorde, betrouwbare en controleerbare organisatie van de kansspelen. Op grond van deze bepaling zal de Kansspelautoriteit voorschriften aan de vergunningen verbinden. Sommige van die voorschriften zullen specifiek afhangen van de feiten en omstandigheden betreffende de individuele vergunninghouder. Andere voorschriften zullen aan alle vergunningen worden verbonden. Drie van de voorschriften uit de laatst genoemde categorie zijn opgenomen in artikel 19.1.

Het eerst genoemde voorschrift heeft betrekking op de merknamen, domeinnamen en applicatienamen die de vergunninghouder gebruikt bij het aanbieden van de kansspelen die hij op grond van de vergunning aanbiedt. Als de aanbieder deze namen tijdig verstrekt, wordt het door de Kansspelautoriteit te houden toezicht aanzienlijk effectiever en efficiënter. Daarmee wordt het immers eenvoudiger om bepaald aanbod te kunnen koppelen aan de betreffende vergunninghouder en zijn vergunning. De organisatie van de kansspelen wordt zo aanmerkelijk beter controleerbaar. Hoe de melding van de merknamen, domeinnamen en applicatienamen dient te geschieden, wordt bepaald in mede daartoe strekkende beleidsregels van de Kansspelautoriteit.

Het tweede voorschrift dat in artikel 19.1 wordt genoemd, wordt aan de vergunning verbonden in het belang van de verantwoorde organisatie van de kansspelen. De wetgever hecht er een groot belang aan dat spelers zich pas inschrijven bij een aanbieder van online kansspelen nadat zij zich bewust hebben gemaakt van de daaraan verbonden specifieke risico’s. Zo moet bijvoorbeeld voorkomen worden dat spelers die al deelnemen aan kansspelen met weinig risico’s, lichtvaardig overstappen naar risicovoller aanbod. Daarom verbiedt artikel 4a, tweede lid, van de wet dat vergunninghouders hun klanten persoonlijk benaderen om deel te nemen aan risicovollere kansspelen. In lijn hiermee ligt het voor de hand dat ook vergunninghouders die spelers hebben geworven zonder te beschikken over de daarvoor vereiste vergunning, die klanten niet persoonlijk mogen benaderen om deel te nemen aan zulke risicovolle kansspelen. Ook deze klanten moeten immers op eigen initiatief, welbewust en weloverwogen de beslissing nemen dat zij aan het online aanbod van de vergunninghouder willen deelnemen. Zij zijn geworven in een tijd dat de betreffende aanbieder nog niet over de vereiste vergunning beschikte en waarin geen toezicht werd gehouden op het inschrijvingsproces, spelaanbod en preventiebeleid. Omdat deze spelers zo’n aanbieder al kennen, zullen ze makkelijker te overtuigen zijn om zich in te schrijven bij diezelfde aanbieder zodra deze een vergunning heeft, dan spelers die er nooit eerder waren ingeschreven. Dat kan afbreuk doen aan de noodzaak om zich alleen welbewust en weloverwogen in te schrijven. Uit het oogpunt van verslavingspreventie en consumentenbescherming acht de Kansspelautoriteit dit voorschrift daarom noodzakelijk. Deze bepaling staat er eveneens aan in de weg dat vergunninghouders spelers benaderen die zijn geworven door een andere aanbieder, die ten tijde van die verwerving niet over een ingevolge de Wet op de kansspelen verleende vergunning beschikte. Hiermee wordt onder andere voorkomen dat het doel van deze bepaling gefrustreerd kan worden door een nieuwe rechtspersoon op te richten die vervolgens de vergunning aanvraagt of doordat aanbieders binnen hetzelfde concern deze gegevens met elkaar uitwisselen.

Het derde voorschrift ziet op het volgende. Uit artikel 31k van de wet en artikel 4.11 van het Besluit kansspelen op afstand volgt dat een vergunninghouder een speler slechts gebruik mag laten maken van zijn aanbod nadat die speler zich heeft ingeschreven conform de eisen die hoofdstuk 4, afdeling 3, van het Besluit kansspelen op afstand daaraan stelt. De speler zal daartoe de gegevens moeten verstrekken die in hoofdstuk 4, afdeling 3, van het Besluit kansspelen op afstand genoemd worden. Sommige vergunninghouders zullen echter al over alle of een deel van deze gegevens beschikken doordat de betreffende spelers zich al eerder bij hen ingeschreven hadden. Een aantal van die vergunninghouders heeft in het verleden mogelijk kansspelen aangeboden zonder over een vereiste vergunning te beschikken. Voor zulke vergunninghouders geldt dat zij al over klantgegevens hebben beschikt terwijl dat verboden was. Die gegevens mogen niet gebruikt worden bij de inschrijvingsprocedure. Dat betekent in de praktijk dat deze gegevens niet door de vergunninghouder mogen worden ingevuld en dat inschrijving slechts plaatsvindt nadat de speler zijn of haar gegevens, na de vergunningverlening, opnieuw aan de vergunninghouder heeft verstrekt. Het gaat er daarbij om dat de speler zelf het initiatief neemt tot inschrijving en dat er dus een bewuste handeling plaatsvindt. Een oude inschrijving uit de tijd dat de aanbieder nog geen vergunning had mag niet met de spreekwoordelijke druk op de knop overgezet worden naar een nieuwe inschrijving in de zin van de Wet Kansspelen op afstand. Ook als de vergunninghouder weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat gegevens die hij heeft verworven van een derde, niet zijnde de betreffende speler, direct of indirect afkomstig zijn van een aanbieder van kansspelen die ten tijde van die verwerving niet beschikte over een vergunning die is verleend op grond van de wet, mag hij deze gegevens niet gebruiken bij de inschrijvingsprocedure, zoals hierboven omschreven. Hiermee wordt onder andere voorkomen dat het doel van deze bepaling gefrustreerd kan worden door een nieuwe rechtspersoon op te richten die vervolgens de vergunning aanvraagt of doordat aanbieders binnen hetzelfde concern deze gegevens met elkaar uitwisselen. Nadat de speler de betreffende gegevens eenmaal conform deze procedure heeft verstrekt, kan de vergunninghouder ze uiteraard blijven gebruiken. Voor vergunninghouders die reeds eerder kansspelen hebben aangeboden op grond van een ingevolge de wet verleende vergunning geldt deze beperking niet. Zij hebben deze gegevens immers niet in strijd met een verbod verkregen. Uit het bovenstaande volgt dat alleen vergunninghouders aan wie al voorafgaande aan de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 31a, eerste lid, van de wet, een andere vergunning is verleend op grond van de wet, bij de inschrijvingsprocedure zelf alvast gegevens van de speler mogen invullen.

Naar boven