Besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 28 oktober 2022, WJZ/22517060, houdende aanwijzing van de reguliere onderzoeksinstituten die in het kader van de Subsidieregeling strategisch belangrijke onderzoeksprogramma’s (SBO) subsidie kunnen ontvangen

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling strategisch belangrijke onderzoeksprogramma’s (SBO);

Besluit:

Artikel 1

Als regulier onderzoeksinstituut als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling strategisch belangrijke onderzoeksprogramma’s (SBO) worden aangewezen:

  • a. Stichting Holst Centre; en

  • b. Stichting Wetsus, European centre of excellence for sustainable water technology.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 3 november 2022.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 oktober 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van dagtekening van deze publicatie in de Staatscourant een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20101, 2500 EK 's-Gravenhage.

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Dit besluit heeft betrekking op de aanwijzing van twee reguliere onderzoeksinstituten als bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de Subsidieregeling strategisch belangrijke onderzoeksprogramma’s (SBO). Een regulier onderzoeksinstituut is een onderzoeksinstituut waaraan op grond van de SBO subsidie verstrekt kan worden, omdat het desbetreffende onderzoeksinstituut door de minister is aangewezen als reguliere uitvoerder van strategisch belangrijke onderzoeksprogramma’s vanwege de belangrijke, substantiële of langdurige bijdrage die door dit onderzoeksinstituut met de uitvoering van onderzoeksprogramma’s geleverd is of naar verwachting geleverd zou kunnen worden aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de SBO.

In artikel 2, derde lid, onderdeel a, van de SBO wordt bepaald dat de minister de reguliere onderzoeksinstituten aanwijst waar de SBO op ziet. De minister is de minister behorend bij het ministerie ten laste van wiens begroting op grond van de SBO subsidie zal worden verstrekt aan het desbetreffende reguliere onderzoeksinstituut. In dit geval is dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat.

2. De aanwijzing van twee reguliere onderzoeksinstituten

Met dit besluit worden Stichting Holst Centre (hierna: Holst) en Stichting Wetsus, European centre of excellence for sustainable water technology (hierna: Wetsus) door de Minister van Economische Zaken en Klimaat als reguliere onderzoeksinstituten aangewezen, zodat ten laste van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) aan deze reguliere onderzoeksinstituten subsidie verstrekt kan worden op grond van de SBO.

Met deze aanwijzing is gekeken naar de achtergrond van de relatie tussen de voormelde reguliere onderzoeksinstituten en EZK, en dan met name naar de duur en aard van de (financiële) relatie (lees: de frequentie waarin, de mate waarin en wijze waarop eerdere subsidieverleningen hebben plaatsgevonden). Hierbij is de aanwezigheid van een langdurige (subsidie)relatie (van langer dan ten minste vijf jaar) een belangrijke positieve factor geweest voor het aanwijzen van een regulier onderzoeksinstituut, alsook de verwachting dat het desbetreffende reguliere onderzoeksinstituut een belangrijke, substantiële en/of langdurige bijdrage zou kunnen (blijven) leveren aan de onderzoeks- en innovatiedoelstellingen van EZK zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, van de SBO. Deze verwachting is onder meer gebaseerd op een verslag van een door een onafhankelijk adviesbureau uitgevoerd onderzoek (hierna het onderzoeksverslag), en ook eerdere ervaringen, betreffende de kwaliteit van één of meer uitgevoerde onderzoeksprogramma’s die door EZK gesubsidieerd zijn op grond van eerdere (incidentele) maatwerk subsidiebeschikkingen.

In het licht van het voorgaande is van belang dat vanaf 2004 en 2005 al in meerdere tranches subsidie aan Wetsus respectievelijk Holst is verstrekt. Vanwege het belang van de continuïteit van Holst en Wetsus voor de Nederlandse economie en bevindingen uit het voormelde onderzoeksverslag (en ook de eerdere ervaringen) komt daar nu de (structurele) subsidieverlening onder de SBO voor in de plaats. Voor de verdere achtergrond wordt verwezen naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van deze toelichting die achtereenvolgens ingaan op de aanwijzing van Holst respectievelijk Wetsus.

2.1 Aanwijzing van Holst

Holst is in 2005 opgericht en sindsdien hard gegroeid tot een internationaal gerespecteerd publiek-privaat onderzoeksinstituut. Holst is ontstaan uit een samenwerking tussen de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) en Stichting Imec Nederland. Holst werkt met een open innovatiemodel, wat betekent dat industriële en academische spelers vanuit de hele waardeketen samenwerken in gedeelde onderzoeksprogramma’s. De ontwikkelde (generieke) kennis loopt drie tot tien jaar vooruit op de marktintroductie en slaat daarmee de brug tussen fundamenteel (academisch) onderzoek en commerciële productontwikkeling.

Holst wordt aangewezen als regulier onderzoeksinstituut. De reden hiervoor is dat Holst onderzoek uitvoert dat gericht is op de maatschappelijke uitdagingen waar Nederland voor gesteld staat op het vlak van zes hightech innovatiedomeinen. Binnen deze domeinen wordt op basis van roadmaps programmatisch samengewerkt met ondernemingen en kennisinstellingen. Hierbij ligt de maatschappelijke impact van Holst vooral in de toepassing van door Holst (of samen met anderen partners) ontwikkelde technologie die (regelmatig) ligt op het gebied van gezondheidszorg. Zo werkt Holst onder andere aan smart-sensing technologieën en wearables die moeten bijdragen aan betere en betaalbaardere zorg. Ook op het gebied van diverse andere maatschappelijke uitdagingen (bijvoorbeeld op het gebied van energietransitie, duurzaamheid, veiligheid, landbouw, water en voedsel) levert Holst een belangrijke bijdrage. De verwachting is dan ook dat Holst een bijdrage zou kunnen leveren aan de doelstelling zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de SBO betreffende de ontwikkeling en toepassing van kennis ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke vraagstukken op één of meer beleidsterreinen van EZK (in dit geval het beleidsterrein innovatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies).

Ook wordt Holst als regulier onderzoeksinstituut aangewezen omdat Holst kwalitatief hoogwaardig onderzoek verricht. Dit volgt onder meer uit de laatste evaluatie van Holst uit april 2019 dat door ‘Technopolis’ is uitgevoerd. Uit deze evaluatie volgt onder meer dat het onderzoek van Holst tot de internationale top behoort. De samenwerkingspartners van Holst (ondernemingen en kennisinstellingen) blijken zeer tevreden te zijn over de samenwerking met Holst waarbij Holst een belangrijke brugfunctie vervult tussen fundamenteel onderzoek en de ontwikkeling van producten bij ondernemingen. Ook volgt uit de evaluatie dat Holst voor een verbeterde kennispositie bij Nederlandse ondernemingen zorgt en regelmatig bepaalde toepassingen ontwikkelt, zoals demonstrators/prototypes en proof-of-concepts. Holst draagt hiermee bij aan de verdere ontwikkeling van een technologie richting de markt. Daarnaast speelt Holst een belangrijke rol in het innovatiesysteem van Noord-Brabant en Nederland als geheel, en vormt Holst met haar samenwerkingspartners een interessant netwerk voor ondernemingen. De verwachting is dan ook dat Holst een bijdrage zou kunnen leveren aan de doelstellingen zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de SBO betreffende het vergroten van de innovatiekracht van Nederland via het (eventueel in overleg of in samenwerking met in Nederland gevestigde ondernemingen of maatschappelijke organisaties) ontwikkelen van producten en diensten die vernieuwend zijn ten opzichte van de internationale stand van onderzoek of techniek en het breed verspreiden van kennis ten behoeve van de brede implementatie en toepassing van deze ontwikkelde producten of diensten

2.2 Aanwijzing van Wetsus

Wetsus verricht interdisciplinair onderzoek op het gebied van watertechnologie en is in 2003 gestart langs het model van de Technologische topinstituten, op initiatief van een aantal ondernemingen, universiteiten en regionale overheden, en ondersteund door onder andere het Ministerie van Economische Zaken (EZ, voorloper van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat). In 2007 is Wetsus door EZ als Technologisch Topinstituut aangewezen. Binnen Wetsus werken ruim 100 ondernemingen en ruim 20 nationale en internationale kennisinstellingen (overwegend universiteiten) strategisch samen in onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s op het gebied van winstgevende en duurzame watertechnologie.

Wetsus wordt aangewezen als regulier onderzoeksinstituut. De reden hiervoor is dat Wetsus onderzoek uitvoert dat gericht is op de maatschappelijke uitdagingen waar Nederland voor gesteld staat op het vlak van watertechnologie. Wetsus versterkt daarmee ook de watersector en draagt tevens bij aan het creëren van randvoorwaarden voor bredere economische groei. Het onderzoeksprogramma van Wetsus kent vier hoofdthema’s: (1) ‘Duurzaam water’, (gericht op de ontwikkeling van duurzame watertechnologie, bijvoorbeeld het verminderen van het gebruik van chemicaliën bij zuiveringsprocessen in de waterketen), (2) ‘Gezonde omgeving’ (betreffende onder meer een betere grip op betrouwbaarheid van waterzuiverings-processen en waterinfrastructuur met behulp van onder meer Artificial Intelligence (AI)), (3) ‘Herwinning grondstoffen’ (gericht op het mogelijk maken van terugwinning van onder meer polymeren, macro- en micronutriënten, energie en metalen vanuit water- en afvalstromen) en (4) ‘Weerbaarheid tegen droogte’ (betreffende het herstel van balans in de watercyclus). De verwachting is dan ook dat Wetsus een bijdrage kan leveren aan de doelstelling zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de SBO betreffende de ontwikkeling en toepassing van kennis ten behoeve van het oplossen van maatschappelijke vraagstukken op één of meer beleidsterreinen van EZK (in dit geval het beleidsterrein innovatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies).

Verder vindt de aanwijzing van Wetsus plaats omdat Wetsus kwalitatief hoogwaardig onderzoek verricht. Dit wordt onder meer onderschreven door een adviesrapport van ‘de expertgroep watertechnologisch onderzoek’ en op basis van onafhankelijke evaluaties. Uit een evaluatie uit 20171, waarin een onderzoeksprogramma van Wetsus op grond van het SEP-Protocol door een commissie van internationaal vooraanstaande wetenschappers geëvalueerd is, volgt dat Wetsus een maximale score toegekend heeft gekregen op alle toepasselijke beoordelingscriteria (kwaliteit, relevantie en vitaliteit), alsook dat Wetsus beschouwd moet worden als “wereld leidend (uitstekend) onderzoeksinstituut”. Wetsus voorziet de sector van waardevolle wetenschappelijke inzichten die de ondernemingen in staat stelt om internationaal beter te kunnen concurreren. In samenwerking met universiteiten en ondernemingen is een innovatieve omgeving gecreëerd die niet alleen van grote waarde is voor de ondernemingen en academische samenwerkingspartners, maar die ook de maatschappij als geheel ten goede komt. Ook een evaluatie uit 20192, die in opdracht van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) is uitgevoerd, bevat een positieve beoordeling van de kwaliteit en meerwaarde van het onderzoek van Wetsus en het publiek-private samenwerkingsmodel dat zij hanteert. In deze evaluatie wordt Wetsus onder meer getypeerd als een ‘centrale hub’ van laagdrempelige services en faciliteiten vooral voor mkb-ondernemingen). Wetsus heeft een gerenommeerde positie in de Europese watertechnologiesector en is een gewaardeerde samenwerkingspartner voor kennisinstellingen en ondernemingen. Wetsus is het middelpunt van een levendig en goed verbonden sectoraal ecosysteem en voorziet in probleemgestuurd wetenschappelijk onderzoek in nauwe samenwerking met ondernemingen. De verwachting is dan ook dat Wetsus een bijdrage zou kunnen leveren aan de doelstellingen zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de SBO, betreffende het vergroten van de innovatiekracht van Nederland via het (eventueel in overleg of in samenwerking met in Nederland gevestigde ondernemingen of maatschappelijke organisaties) ontwikkelen van producten en diensten die vernieuwend zijn ten opzichte van de internationale stand van onderzoek of techniek en het breed verspreiden van kennis ten behoeve van de brede implementatie en toepassing van deze ontwikkelde producten of diensten.

3. Geldigheidsduur en intrekking van deze aanwijzing

De voorgaande aanwijzing van Holst en Wetsus is van toepassing tot dat deze aanwijzing wordt ingetrokken. Van belang is dat op grond van deze aanwijzing ten minste eenmaal aan het desbetreffende reguliere onderzoeksinstituut subsidie verleend wordt op grond van de SBO. Bij iedere daaropvolgende nieuwe aanvraag om subsidieverlening zal echter worden beoordeeld of de aanwijzing van het desbetreffende reguliere onderzoeksinstituut van kracht blijft of ingetrokken moet worden. Deze beoordeling zal gebaseerd worden op een verslag van een door een onafhankelijk adviesbureau uitgevoerd onderzoek betreffende de kwaliteit van een eerder op grond van de SBO gesubsidieerd onderzoeksprogramma (zie artikelen 3, tweede lid, en 10, vierde lid, onderdeel e, van de SBO). Dit verslag moet, voor zover van toepassing, bij de aanvraag om subsidieverlening worden aangeleverd. Uit dit verslag moet volgen dat het desbetreffende onderzoeksprogramma dat eerder op grond van de SBO gesubsidieerd is, heeft geleid tot kwalitatief hoogwaardig onderzoek. Indien dit niet het geval is, is het mogelijk dat de aanwijzing van een regulier onderzoeksinstituut wordt ingetrokken. Ook door het wijzigen van beleidsdoelstellingen of het ontbreken van budget kan de subsidierelatie met een aangewezen regulier onderzoeksinstituut via een (per brief) meegedeeld afbouwschema worden afgebouwd en uiteindelijk de aanwijzing worden ingetrokken (zie hiervoor uitgebreider de artikelsgewijze toelichting op artikelen 3 en 10 van de SBO).

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Naar boven