Regeling van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs van 30 september 2022, nr. PO/FenV/34025865, houdende aanpassing van de bedragen voor bekostiging primair onderwijs voor het kalenderjaar 2023 en het vaststellen van de bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs kalenderjaar 2023 (Regeling bekostiging WPO en WEC 2023)

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs,

Gelet op de artikelen 116, zesde en elfde lid, 119, tweede en derde lid, 121, tweede lid, 122, vierde lid, en 124, derde en vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 114, zesde en tiende lid, 117, tweede en derde lid, en 119, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel 5.15, derde en vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, de artikelen 5, tweede lid, 13, vierde en vijfde lid, 14, tweede en vierde lid, 15, tweede lid, 16, achtste lid, 17, derde lid, 18, elfde lid, 19, tweede lid, 20, derde lid, en 22, derde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, de artikelen 4, tweede lid, 13, derde en vierde lid, 14, tweede lid, 15, zesde lid, en 16, vierde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, de artikelen B 15, derde lid, en C 11, derde lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO en artikel 6.30, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

achterstandsscore:

achterstandsscore als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022;

basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 WPO;

Instellingscode:

nummer waaronder een school staat geregistreerd in de Registratie instellingen en opleidingen;

BRP:

basisregistratie personen;

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond:

leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022 of artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022;

instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1 WEC;

samenwerkingsverband PO:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 WPO;

samenwerkingsverband VO:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.1 WVO 2020;

school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 WEC, niet zijnde een instelling;

speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 WPO;

vestiging:

hoofd- of nevenvestiging van een basisschool;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO 2020:

Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Loon- en prijsontwikkeling

  • 1. De ontwikkeling van de in deze regeling genoemde bedragen bedraagt ten opzichte van het voorgaande kalenderjaar 1,2695%.

  • 2. Ieder bedrag in deze regeling, is voor 89,15% gevoelig voor loonontwikkelingen als bedoeld in artikel 116, negende lid, WPO en artikel 114, achtste lid, WEC, en voor 10,85% van het bedrag gevoelig voor prijsontwikkeling als bedoeld in artikel 116, elfde lid, WPO en artikel 114, tiende lid, WEC.

  • 3. De aanpassing voor prijsontwikkeling, bedoeld in artikel 116, elfde lid, WPO en artikel 114, tiende lid, WEC, vindt plaats door de bedragen op basis van de werkelijke prijsontwikkeling voor het tweede jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bedragen worden vastgesteld, aan te passen overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het eerstbedoelde jaar en het prijsniveau in het daaropvolgende jaar, alsmede aan te passen overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de bedragen worden vastgesteld en het jaar waarvoor de bedragen worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 2. VASTSTELLING BEDRAGEN BASIS-, EXTRA EN ONDERSTEUNINGSBEKOSTIGING

Paragraaf 1. Basisscholen

Artikel 3. Bedrag per school en bedrag per leerling
  • 1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 116, tweede lid, WPO, bedraagt € 5.801,77.

  • 2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 13, vierde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022 bedraagt voor:

     

    Bedrag per school

    a. een basisschool met minder dan 100 leerlingen

    € 85.496,32

    b. een basisschool met 100 leerlingen of meer

    € 104.095,10

Artikel 4. Eenmalige startbekostiging nieuwe school

Het bedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt voor een basisschool € 17.190,24.

Artikel 5. Extra bekostiging (zeer) kleine basisscholen

Het startbedrag, het verminderingsbedrag en het basisbedrag, bedoeld in artikel 14, tweede, respectievelijk derde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, worden als volgt vastgesteld:

Artikel

Bedrag

14, tweede lid, (kleine scholen startbedrag)

€ 235.248,04

14, tweede lid, (kleine scholen verminderingsbedrag)

€ 1.568,32

14, derde lid, (zeer kleine scholen basisbedrag)

€ 415.927,98

Artikel 6. Extra bekostiging voor internationaal georiënteerd basisonderwijs
  • 1. Het bedrag per afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 36.296,50.

  • 2. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 650,29.

Artikel 7. Extra bekostiging groei

Het bedrag per leerling bij groei, bedoeld in artikel 16, achtste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 5.801,77.

Artikel 8. Extra bekostiging een of meer nevenvestigingen

Het bedrag per nevenvestiging, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 18.398,49.

Artikel 9. Extra bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding en Nederlands onderwijs anderstaligen
  • 1. Het bedrag per eenheid achterstandsscore, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 711,63.

  • 2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 123,36.

  • 3. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 21,57.

Artikel 10. Vermindering bekostiging bij verzelfstandiging van een vestiging
  • 1. Het bedrag, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, dat bij toepassing van artikel 116, achtste lid, WPO per leerling in mindering wordt gebracht op de bekostiging van de overblijvende school bedraagt € 5.801,77.

  • 2. De gegevens over het aantal leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar waarin de verzelfstandiging heeft plaatsgevonden dient voor 1 juli te zijn ontvangen door DUO.

  • 3. De gegevens over het aantal leerlingen op 1 februari van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de verzelfstandiging heeft plaatsgevonden dient voor 1 juli te zijn ontvangen door DUO.

Artikel 11. Bedragen voor scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden
  • 1. Het bedrag per school, bedoeld in artikel B 15, derde lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 438.325,41.

  • 2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel C 11, tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 571.325,25.

  • 3. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel C 11, tweede lid, van het Besluit trekkende bevolking WPO bedraagt € 5.801,77.

Paragraaf 2. Speciale scholen voor basisonderwijs

Artikel 12. Bedrag per school en bedrag per leerling
  • 1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de WPO, bedraagt € 6.685,01.

  • 2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 13, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022 bedraagt voor:

     

    Bedrag per school

    a. een speciale school voor basisonderwijs met minder dan 100 leerlingen

    € 80.633,58

    b. een speciale school voor basisonderwijs met 100 leerlingen of meer

    € 100.345,66

Artikel 13. Eenmalige startbekostiging nieuwe school

Het bedrag, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt voor een speciale school voor basisonderwijs € 18.940,37.

Artikel 14. Ondersteuningsbekostiging

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 121, eerste lid, WPO bedraagt € 6.318,14.

Artikel 15. Extra bekostiging nevenvestigingen

Het bedrag per nevenvestiging, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 20.625,33.

Artikel 16. Extra bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 18, tiende lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022, bedraagt € 3.334,85.

Paragraaf 3. Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in cluster 3 en 4

Artikel 17. Bedrag per school en bedrag per leerling
  • 1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 114, tweede lid, WEC, bedraagt:

    • a. voor een leerling in het speciaal onderwijs € 6.791,31.

    • b. voor een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs € 10.291,53.

  • 2. Het bedrag per school, bedoeld in artikel 13, derde en vierde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022 bedraagt voor:

     

    Bedrag per school

    a. een school voor speciaal onderwijs met minder dan 50 leerlingen

    € 126.340,85

    b. een school voor speciaal onderwijs met 50 leerlingen of meer

    € 146.081,88

    c. een school voor voortgezet speciaal onderwijs met minder dan 50 leerlingen

    € 129.859,71

    d. een school voor voortgezet speciaal onderwijs met 50 leerlingen of meer

    € 149.600,74

Artikel 18. Eenmalige startbekostiging nieuwe school

Het bedrag, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, bedraagt voor een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs € 18.313,30.

Artikel 19. Ondersteuningsbekostiging

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 119, eerste lid, WEC is per categorie onderverdeeld naar onderwijstype van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel:

 

categorie 1/l

categorie 2/m

categorie 3/h

per leerling SO

€ 12.321,36

€ 20.049,26

€ 29.921,24

per leerling VSO

€ 13.131,51

€ 22.919,65

€ 28.314,32

Artikel 20. Extra bekostiging onderwijsachterstanden

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, bedraagt € 3.334,85.

Artikel 21. Extra bekostiging schoolbad
  • 1. Het bedrag per bad, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 202,2 bedraagt voor een hydrotherapiebad € 10.873,27 en voor een watergewenningsbad € 23.510,10.

  • 2. Het bedrag per m3 waterinhoud, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, bedraagt voor een hydrotherapiebad € 316,55 en voor een watergewenningsbad € 183,99.

  • 3. Het bedrag voor de beweegbare bodem, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, bedraagt € 1.140,27.

  • 4. Het bedrag per m3 waterinhoud bij een beweegbare bodem, bedoeld in artikel 15, vijfde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, bedraagt € 86,22.

Artikel 22. Extra bekostiging brancardlift

Het bedrag per brancardlift, bedoeld in artikel 16, vierde lid, van het Besluit bekostiging WEC 2022, bedraagt € 7.001,11.

HOOFDSTUK 3. BEKOSTIGING SAMENWERKINGSVERBANDEN

Artikel 23. Bedragen lichte ondersteuning samenwerkingsverbanden

  • 1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 122, eerste lid, WPO, bedraagt € 339,36.

  • 2. Het bedrag per leerling dat in mindering wordt gebracht op de bekostiging van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 122, derde lid, WPO, bedraagt € 6.318,14.

Artikel 24. Bedrag bekostiging zware ondersteuning PO

  • 1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 124, eerste lid, WPO, bedraagt € 467,30.

  • 2. Het bedrag per leerling dat in mindering wordt gebracht op de bekostiging van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 124, vierde lid, WPO, is per categorie onderverdeeld naar onderwijstype van de leerlingen, weergegeven in onderstaande de tabel:

     

    categorie 1/l

    categorie 2/m

    categorie 3/h

    per leerling SO

    € 12.321,36

    € 20.049,26

    € 29.921,24

Artikel 25. Bedrag bekostiging zware ondersteuning VO

  • 1. Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 5.15, eerste lid, WVO 2020, bedraagt € 756,42.

  • 2. Het bedrag per leerling dat in mindering wordt gebracht op de bekostiging van het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 5.15, vierde lid, WVO 2020, is per categorie onderverdeeld naar onderwijstype van de leerlingen, weergegeven in onderstaande tabel:

     

    categorie 1/l

    categorie 2/m

    categorie 3/h

    per leerling VSO

    € 13.131,51

    € 22.919,65

    € 28.314,32

Artikel 26. Bedrag overdracht bekostiging bij meer dan gemiddelde toename na 1 februari

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 20, tweede lid, van het Besluit bekostiging WPO 2022 en artikel 6.30, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020, is weergegeven in onderstaande tabel:

   

Bedrag

per leerling SBO

 

€ 13.003,15

per leerling SO categorie 1/l

 

€ 19.112,67

per leerling SO categorie 2/m

 

€ 26.840,57

per leerling SO categorie 3/h

 

€ 36.712,55

per leerling VSO categorie 1/l

 

€ 23.423,04

per leerling VSO categorie 2/m

 

€ 33.211,18

per leerling VSO categorie 3/h

 

€ 38.605,85

Artikel 27. Aanvullende bekostiging schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader van veiligheid en opvang risicoleerlingen

Aan het samenwerkingsverband PO, waarvan de som van de achterstandsscores van de vestigingen binnen het samenwerkingsverband 1 of meer is, wordt een bedrag van € 14,36 per eenheid achterstandsscore toegekend.

HOOFDSTUK 4. BEKOSTIGING INSTELLINGEN

Artikel 28. Basisbedragen

  • 1. Het bedrag per leerling van een instelling, bedoeld in artikel 114, tweede lid, WEC, bedraagt:

    • a. voor een leerling in het speciaal onderwijs € 6.791,31.

    • b. voor een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs: € 10.291,53.

Artikel 29. Bedragen voor bekostiging voor ondersteuning instellingen

De bedragen, bedoeld in artikel 119, tweede lid, van de WEC, worden in onderstaande tabel per instelling weergegeven.

 

Naam instelling

Ondersteuningsbedrag

25GP

Visio Onderwijsinstelling Noord

€ 4.532.907,95

25GR

Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen

€ 14.120.594,65

25HD

Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden

€ 8.028.636,93

25HE

Onderwijsinstelling Sensis

€ 17.117.951,14

01JO

Koninklijke Auris Groep

€ 92.202.081,88

08ZP

Zuid

€ 31.412.036,45

17GW

Koninklijke Kentalis

€ 134.860.111,94

20WR

VierTaal

€ 35.042.416,25

HOOFDSTUK 5. AANVULLENDE BEKOSTIGING KALENDERJAAR 2023

Artikel 30. Algemeen

  • 1. Het bevoegd gezag ontvangt, tenzij anders bepaald, uiterlijk 16 weken na ontvangst van een aanvraag voor aanvullende bekostiging als bedoeld in deze paragraaf een beschikking.

  • 2. Indien de peildatum, bedoeld in de artikelen 34 tot en met 36, of de aanvraagdatum, bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33, 37 en 39, valt op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag wordt als peildatum of aanvraagdatum de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is aangehouden.

Artikel 31. Aanwezigheid schipperskinderen

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 december 2023 wordt bezocht door drie of meer kinderen in de eerste vier verblijfsjaren op een reguliere basisschool, die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt vanaf drie ingeschreven schipperskinderen € 2.886,90 per leerling. Dit bedrag wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

  • 3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;

    • b. de datum waarop de kinderen zijn of worden toegelaten tot de school;

    • c. het totaal aantal schipperskinderen dat de school bezoekt in de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd; en

    • d. de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd.

  • 4. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie van de school of scholen waarvan de kinderen afkomstig zijn, onder vermelding van de desbetreffende schoolsoort met vermelding van het aantal verblijfsjaren, is opgenomen.

  • 5. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij de aanvraag wordt ingediend in januari. In dat geval is de ingangsdatum van de bekostiging 1 januari.

  • 6. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 december 2023 is ontvangen.

Artikel 32. Aanwezigheid van leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die voor 1 december 2023 wordt bezocht door vier of meer leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.

  • 2. De bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 3.888,75 per ingeschreven leerling met een culturele achtergrond van de Roma of Sinti. Dit bedrag wordt gedeeld door twaalf en vermenigvuldigd met het aantal maanden waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

  • 3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;

    • b. het totaal aantal leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti dat de school zal bezoeken in de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd; en

    • c. de periode waarvoor aanvullende bekostiging wordt gevraagd.

  • 4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij de aanvraag wordt ingediend in januari. In dat geval is de ingangsdatum van de bekostiging 1 januari.

  • 5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 december 2023 is ontvangen.

Artikel 33. Leerlingen afkomstig uit ‘Blijf van mijn lijf huizen’

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool, waar gedurende een periode van maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag ten minste tien leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’ nieuw zijn ingeschreven, kan aanvullende bekostiging aanvragen.

  • 2. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht; en

    • c. de ingangsdatum en de einddatum van de door het bevoegd gezag gekozen periode van maximaal 12 maanden als bedoeld in onderdeel b.

  • 3. Het bevoegd gezag verklaart door indiening van de aanvraag dat in de leerlingenadministratie een overzicht is opgenomen van het aantal ‘Blijf van mijn lijf huis’ leerlingen dat gedurende de periode van maximaal één jaar voor de aanvraag de basisschool heeft bezocht met de data van in- en uitschrijving.

  • 4. Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen, tenzij de aanvraag wordt ingediend in januari. In dat geval is de ingangsdatum van de van de bekostiging 1 januari.

  • 5. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 december 2023 is ontvangen.

Artikel 34. Eerste opvang asielzoekers en overige vreemdelingen basisscholen

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    asielzoeker:
    • a. vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a WPO; en

      • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

        • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet; of

        • 2°. door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van een verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h of j, van de Vreemdelingenwet 2000, en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van die wet; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

    • b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland; of

    • c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland;

    overige vreemdeling:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet zijnde een asielzoeker, die:

    • ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a WPO; en

    • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

      • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; of

      • 2°. van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland; en

    • nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

  • 2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar de eerste opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor ten minste vier asielzoekers en/of overige vreemdelingen, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.

  • 3. De aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:

    • a. 1 januari voor de periode januari tot en met maart;

    • b. 1 april voor de periode april tot en met juni;

    • c. 1 juli voor de periode juli tot en met september;

    • d. 1 oktober voor de periode oktober tot en met december.

  • 4. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de aanvullende bekostiging een aanvraag in die, indien de peildatum 1 juli betreft, moet zijn ontvangen binnen acht weken na de peildatum en, indien het een andere peildatum betreft, binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag is ontvangen na deze termijn.

  • 5. Een basisschool die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de aanvullende bekostiging van € 14.894,72.

  • 6. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de basisschool;

    • b. indien de peildatum 1 januari betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op 1 januari, en het aantal asielzoekers en het aantal overige vreemdelingen dat op 1 februari van het voorgaande schooljaar aan de basisschool stond ingeschreven of indien de peildatum niet 1 januari betreft het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen op de peildatum; en

    • c. in geval van toepassing van het vijfde lid, een verklaring dat de basisschool niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen respectievelijk de eerste opvang van asielzoekers of overige vreemdelingen heeft verzorgd.

  • 7. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt berekend volgens de formules:

    • Indien de peildatum 1 januari betreft:

      • indien Ap en Vp gezamenlijk groter is dan AVt: (Ap + Vp – AVt) x € 12.430,85 x 25,00% verhoogd met AVt x € 3.861,93 x 25,00%

      • indien Ap en Vp gezamenlijk niet groter is dan AVt: Ap x € 3.861,93 x 25,00% verhoogd met Vp x € 3.861,93 x 25,00%.

    • Indien de peildatum 1 april betreft: Ap x € 12.430,85 x 25,00% verhoogd met Vp x € 12.430,85 x 25,00%.

    • Indien de peildatum 1 juli of 1 oktober betreft: Ap x € 12.430,85 x 25,00% verhoogd met Vp x € 3.861,93 x 25,00%.

    waarin steeds:

    • Ap = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat asielzoeker is;

    • Vp = het aantal op de peildatum ingeschreven leerlingen dat overige vreemdeling is;

    • AVt = het totaal aantal op 1 februari van het voorgaande schooljaar ingeschreven leerlingen dat op de eerste schooldag asielzoeker of overige vreemdeling is.

Artikel 35. Onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdelingen na het eerste jaar in Nederland

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    asielzoeker:
    • a. vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a WPO;

      • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

        • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 8, onderdelen c, d, f, g, h of j, van die wet; of

        • 2°. door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers van een verklaring waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden in afwachting is van een aanvraag voor een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 8 onderdelen c, d, f, g, h of j, van de Vreemdelingenwet 2000, en daarom niet beschikt over het document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van die wet; en

      • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland indien de peildatum 1 januari of 1 april betreft en langer dan één jaar maar korter dan twee jaar woonachtig is in Nederland indien de peildatum 1 juli of 1 oktober betreft.

    • b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland indien de peildatum 1 januari of 1 april betreft en langer dan één jaar maar korter dan twee jaar woonachtig is in Nederland indien de peildatum 1 juli of 1 oktober betreft; of

    • c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een basisschool; en

      • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland indien de peildatum 1 januari of 1 april betreft en langer dan één jaar maar korter dan twee jaar woonachtig is in Nederland indien de peildatum 1 juli of 1 oktober betreft.

    overige vreemdeling:

    vreemdeling als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, niet zijnde een asielzoeker, die:

    • ingeschreven staat op een basisschool, niet zijnde een leerling die onderwijs volgt aan een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a, WPO;

    • in het bezit is gesteld of van wie ten minste één van de ouders of voogden in het bezit is gesteld:

      • 1°. door de Minister van Justitie en Veiligheid van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; of

      • 2°. van een paspoort of identiteitsbewijs waaruit blijkt dat de vreemdeling onderscheidenlijk een of beide ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland; en

    • langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland.

  • 2. Het bevoegd gezag van een basisschool waar onderwijs wordt verzorgd voor asielzoekers en/of overige vreemdelingen ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.

  • 3. De aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:

    • a. 1 januari voor de periode januari tot en met maart;

    • b. 1 april voor de periode april tot en met juni;

    • c. 1 juli voor de periode juli tot en met september;

    • d. 1 oktober voor de periode oktober tot en met december.

  • 4. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien de peildatum 1 juli betreft moet zijn ontvangen binnen acht weken na de peildatum en indien de peildatum niet 1 juli betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag is ontvangen na deze termijn.

  • 5. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de basisschool; en

    • b. het aantal ingeschreven asielzoekers en het aantal ingeschreven overige vreemdelingen volgens dit artikel op de peildatum.

  • 6. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt € 1.869,43 per asielzoeker vermenigvuldigd met 25,00% en € 1.869,43 per overige vreemdeling vermenigvuldigd met 25,00% indien de peildatum 1 januari of 1 april betreft en € 1.869,43 per asielzoeker vermenigvuldigd met 25,00% indien de peildatum 1 juli of 1 oktober betreft.

Artikel 36. Opvang vreemdelingen op speciale scholen voor basisonderwijs

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a. school:

    bekostigde speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de WPO;

    b. vreemdeling:
    • leerling die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt;

    • die door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000 en

    • onderscheidenlijk van wie ten minste één van de ouders of voogden door de Minister van Justitie en Veiligheid in het bezit is gesteld van een document of schriftelijke verklaring als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet 2000; en

    • nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan:

    • a. leerling

      • die ingeschreven staat op een school en die de school geregeld bezoekt;

      • van wie uit het paspoort of ander identiteitsbewijs blijkt dat hij zelf of één van zijn ouders of voogden burger is van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;

      • die op grond van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie in Nederland verblijft; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

    • b. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PbEU 2022, L 071) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een school; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland; of

    • c. ontheemde op wie de tijdelijke bescherming van artikel 7 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PbEU 2001, L 212) van toepassing is, die:

      • ingeschreven staat op een school; en

      • nog geen jaar woonachtig is in Nederland.

  • 3. Voor de toepassing van de peildata 1 januari en 1 april, zoals bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a en b, in dit artikel wordt onder vreemdeling mede verstaan: de vreemdeling, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, die langer dan één jaar maar korter dan vier jaar woonachtig is in Nederland.

  • 4. Het bevoegd gezag van een school waar de opvang in het onderwijs wordt verzorgd voor ten minste vier vreemdelingen die korter dan vier jaar in Nederland verblijven, indien het de peildata 1 januari en 1 april betreft, of ten minste vier vreemdelingen die korter dan een jaar in Nederland verblijven, indien het de peildata 1 juli en 1 oktober betreft, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.

  • 5. De aanvullende bekostiging heeft betrekking op een periode van drie maanden, met als peildata:

    • a. 1 januari voor de periode januari tot en met maart;

    • b. 1 april voor de periode april tot en met juni;

    • c. 1 juli voor de periode juli tot en met september;

    • d. 1 oktober voor de periode oktober tot en met december.

  • 6. Het bevoegd gezag dient ter verkrijging van de aanvullende bekostiging een aanvraag in die indien de peildatum 1 juli betreft, moet zijn ontvangen binnen acht weken na de peildatum en indien het een andere peildatum betreft binnen vier weken na de peildatum. De aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag is ontvangen na deze termijn.

  • 7. Een school die niet eerder eerste opvang van vreemdelingen verzorgde, komt in aanmerking voor een eenmalige aanvulling op de aanvullende bekostiging van € 14.894,72.

  • 8. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school;

    • b. het aantal ingeschreven vreemdelingen volgens dit artikel op de peildatum;

    • c. de periode waarvoor de bekostiging wordt gevraagd; en

    • d. in geval van toepassing van het zevende lid, een verklaring dat de school niet eerder de eerste opvang van vreemdelingen heeft verzorgd.

  • 9. De bekostiging, bedoeld in het vierde lid, bedraagt per ingeschreven vreemdeling € 3.861,93 vermenigvuldigd met 25,00%.

Artikel 37. Opvang asielzoekers in procesopvanglocaties en gezinslocaties

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder asielzoeker: een leerling die verblijft in een procesopvanglocatie, zijnde de verblijfplaats van vreemdelingen tijdens de rust- en voorbereidingstermijn voorafgaand aan de algemene asielprocedure en gedurende de algemene asielprocedure door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, dan wel leerling die verblijft in een gezinslocatie voor gezinnen met minderjarige kinderen die geen recht meer hebben op verstrekkingen conform de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

  • 2. Het bevoegd gezag van de basisschool waar op 1 februari 2022 asielzoekers worden opgevangen, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.

  • 3. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt per asielzoeker € 1.130,17.

  • 4. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. de instellingscode van de school waar de asielzoekers worden opgevangen;

    • b. het aantal asielzoekers op 1 februari 2022 onder de instellingscode zoals opgenomen in de aanvraag; en

    • c. een verklaring van het bevoegd gezag dat voor het aantal asielzoekers zoals opgenomen in de aanvraag, tevens in de leerlingenadministratie documenten zijn opgenomen, waarin het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers de school noemt als opvang school voor deze kinderen.

  • 5. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, wordt in ieder geval afgewezen indien de aanvraag op of na 1 februari 2023 is ontvangen.

Artikel 38. Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor Cluster 4

  • 1. Het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen met een vestiging die fungeert als gesloten justitiële inrichting waarbinnen het onderwijs georganiseerd wordt, dan wel is verbonden aan een instelling voor gesloten jeugdzorg, ontvangt aanvullende bekostiging.

  • 2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per vestiging € 45.070,75, per capaciteitsplaats € 5.189,47 en per onbezette capaciteitsplaats € 22.563,54.

  • 3. Het aantal capaciteitsplaatsen per vestiging is gelijk aan de door de Minister van Justitie en Veiligheid toegekende capaciteit als het een justitiële jeugdinrichting betreft, en is de door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toegekende capaciteit als het een instelling voor gesloten jeugdzorg betreft, op 1 januari 2023. Het aantal onbezette capaciteitsplaatsen is het verschil tussen het aantal capaciteitsplaatsen van de school en de som van het aantal leerlingen per justitiële jeugdinrichting vestiging dan wel gesloten justitiële inrichting vestiging op 1 februari 2022.

  • 4. De bekostiging van een nieuwe vestiging vangt aan op 1 augustus van enig jaar. De bekostiging voor het kalenderjaar waarin de bekostiging aanvangt wordt berekend overeenkomstig het tweede lid vermenigvuldigd met 41,67%.

  • 5. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, wordt voorafgaand aan het bekostigingsjaar voorlopig vastgesteld op basis van het aantal capaciteitsplaatsen op 1 januari 2022 en indien het een nieuwe vestiging betreft op basis van het aantal capaciteitsplaatsen op 1 augustus 2022.

Artikel 39. Leerlingen met een ernstige meervoudige beperking

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een leerling met een ernstige meervoudige beperking: een leerling met een combinatie van een ernstige of zeer ernstige verstandelijke beperking (IQ tot 35), een lichamelijke beperking en bijkomende stoornissen, voor wie naast extra ondersteuning in het onderwijs ook extra zorg nodig is, die op 1 februari 2022 ingeschreven stond op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en voor wie het bevoegd gezag bekostiging categorie 3 (hoog) ontvangt.

  • 2. Het bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs waar op 1 februari 2022 een of meer leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waren ingeschreven, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging.

  • 3. Voor het indienen van een aanvraag wordt gebruikgemaakt van het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam, instellingscode, postcode en plaats van de school; en

    • b. het aantal op 1 februari 2022 ingeschreven leerlingen met een ernstige meervoudige beperking als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. De aanvraag, bedoeld in het tweede lid, dient voor 1 februari 2023 ontvangen te zijn. Aanvragen die op of na die datum worden ontvangen, worden afgewezen.

  • 5. De bekostiging, bedoeld in het tweede lid, bedraagt per ingeschreven leerling met een ernstige meervoudige beperking maximaal € 8.000.

  • 6. Voor de aanvullende bekostiging op grond van dit artikel is voor het kalenderjaar 2023 een bedrag van maximaal € 10.000.000 beschikbaar.

  • 7. Indien het bekostigingsplafond, bedoeld in het zesde lid, wordt overschreden, wordt het bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking, bedoeld in het vijfde lid, verlaagd naar rato van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor de bekostiging wordt toegekend.

  • 8. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs beslist uiterlijk 16 weken na 1 februari 2023 over de aanvraag.

Artikel 40. Samenvoeging

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs ontvangt aanvullende bekostiging voor het eerste en tweede kalenderjaar volgend op een samenvoeging als bedoeld in artikel 117, eerste en tweede lid, WPO en artikel 115, eerste lid, WEC.

  • 2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt berekend volgens de formule X – Y, waarin:

    X = de som van de bekostiging van alle scholen die onderdeel uitmaken van de samenvoeging, berekend op grond van artikel 116, tweede lid, WPO, artikel 114, tweede lid, WEC, en de artikelen 14, 17, 18 en 19 van het Besluit bekostiging WPO 2022, in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging, wanneer de samenvoeging niet zou hebben plaatsgevonden; en

    Y = de som van de bekostiging van de fusieschool, berekend op grond van artikel 116, tweede lid, WPO, artikel 114, tweede lid, WEC, en de artikelen 14, 17, 18 en 19 van het Besluit bekostiging WPO 2022, in het eerste kalenderjaar na de samenvoeging.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het eerste kalenderjaar volgend op de samenvoeging 100% van de uitkomst van de formule in het tweede lid en voor het tweede kalenderjaar volgend op de samenvoeging 50% van de uitkomst van de formule in het tweede lid.

  • 4. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het derde lid, wordt aangepast voor loon- en prijsontwikkelingen.

  • 5. Indien een school op grond van dit artikel aanvullende bekostiging ontvangt of op grond van de Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC bijzondere bekostiging ontvangt, betrokken is bij een samenvoeging, als bedoeld in het eerste lid, en daarvoor aanvullende bekostiging ontvangt, als bedoeld in het tweede lid, dan vervalt vanaf het moment van laatstbedoelde samenvoeging de eerdere aanspraak op aanvullende of bijzondere bekostiging.

  • 6. Dit artikel is niet van toepassing op een samenvoeging van scholen waarbij één of meer van de scholen die onderdeel uitmaken van de samenvoeging op het moment van deze samenvoeging minder dan 8 jaar worden bekostigd.

Artikel 41. Samengaan van een basisschool met een speciale school voor basisonderwijs

  • 1. Het bevoegd gezag van een basisschool die per 1 augustus 2023 samengaat met een speciale school voor basisonderwijs, die wordt opgeheven met ingang van 1 augustus 2023 én waarvan blijkens de registratie in het register onderwijsdeelnemers ten minste 25% van de leerlingen op 1 augustus 2023 is ingeschreven op de basisschool, ontvangt op aanvraag aanvullende bekostiging voor het restant van het kalenderjaar van samengaan en de eerste twee volledige kalenderjaren na samengaan.

  • 2. Een aanvraag voor de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt per brief ingediend bij DUO en moet voor 1 oktober 2023 door DUO ontvangen zijn. Aanvragen die op of na deze datum worden ontvangen, worden afgewezen. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende gegevens:

    • a. naam en instellingscode van de basisschool;

    • b. naam en instellingscode van de op te heffen speciale school voor basisonderwijs; en

    • c. het BRIN-mutatieformulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs wordt gemeld of een kopie van het BRIN-mutatie formulier waarmee de opheffing van de speciale school voor basisonderwijs is gemeld.

  • 3. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het restant van het kalenderjaar van samengaan gelijk aan de bekostiging op grond van artikel 116, tweede lid, WPO, die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in de eerste vijf maanden na de opheffing.

  • 4. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het eerste volledige kalenderjaar na het samengaan gelijk aan de bekostiging op grond van artikel 116, tweede lid, WPO, die de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het eerste kalenderjaar na de opheffing.

  • 5. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, is voor het tweede volledige kalenderjaar na het samengaan gelijk aan het bekostigingsbedrag per school op grond van artikel 116, tweede lid, WPO, dat de opgeheven speciale school voor basisonderwijs zou hebben ontvangen in het kalenderjaar van de opheffing, vermenigvuldigd met 50%.

  • 6. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het vierde en vijfde lid, wordt aangepast voor loon- en prijsontwikkelingen.

  • 7. Het bevoegd gezag ontvangt de beschikking uiterlijk 16 weken na 30 september 2023.

Artikel 42. Overgangsrecht lopende aanspraken op bijzondere bekostiging bij fusies

  • 1. De Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC, zoals die luidde op 31 december 2022 blijft van toepassing op een aanspraak op bijzondere bekostiging die op grond van artikel 3, 10 of 15 van die regeling aan het bevoegd gezag van een school is toegekend, met dien verstande dat deze per kalenderjaar wordt toegekend.

  • 2. De bijzondere bekostiging waarop een bevoegd gezag op grond van de artikelen 6, 8, 13 of 18 van de Regeling bijzondere bekostiging bij fusie en opheffing van scholen in het primair onderwijs en beleidsregel interpretatie samenvoeging in WPO en WEC, zoals die luidde op 31 december 2022, na 31 december 2022 nog aanspraak maakt, wordt in 2023 in één termijn uitbetaald.

  • 3. De bijzondere bekostiging voor het samengaan van een basisschool met een speciale school voor basisonderwijs op 1 augustus 2022 of eerder, zoals bedoeld in artikel 39 van de Regeling bekostiging personeel PO 2022–2023 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2022–2023, waarop een bevoegd gezag na 31 december 2022 nog aanspraak maakt, wordt in 2023 in één termijn uitbetaald.

Artikel 43. Professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders

Het bedrag per leerling, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders bedraagt voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 juli 2023 € 55,59.

HOOFDSTUK 6. BETAALRITME

Artikel 44. Betaalritme

  • 1. Onverminderd het tweede lid en artikel 42, tweede en derde lid, worden de bekostigingsbedragen, bedoeld in deze regeling, uitbetaald in maandelijkse termijnen van gelijke omvang.

  • 2. De bekostigingsbedragen, bedoeld in de artikelen 34, 35 en 36 worden in één termijn uitbetaald.

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 45. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling heeft betrekking op het kalenderjaar 2023 en vervalt met ingang van 1 januari 2028.

Artikel 46. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging WPO en WEC 2023.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma

TOELICHTING

I. Algemeen

De bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per kalenderjaar toegekend. In deze regeling worden voor het kalenderjaar 2023 de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.

1.1 Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen: vereenvoudiging bekostiging

De belangrijkste inhoudelijke wijziging in deze regeling ten opzichte van eerdere regelingen komen voort uit de Wet vereenvoudiging bekostiging primair onderwijs en samenwerkingsverbanden.1 Hiermee is onder andere het verschil tussen materiële instandhouding en personele bekostiging, de bekostiging op basis van de gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) en het onderscheid in de bekostiging tussen onderbouw- en bovenbouwleerlingen komen te vervallen. Dit resulteert in minder verschillende bekostigingsbedragen – een aparte regeling voor materiële instandhouding is bijvoorbeeld niet meer nodig – en wordt het budget eenvoudiger berekend, waardoor scholen en schoolbesturen er beter op kunnen anticiperen.

Kalenderjaarbekostiging

In de oude systematiek werd de personele bekostiging per schooljaar toegekend en de materiële bekostiging per kalenderjaar. In de nieuwe systematiek bestaat het onderscheid tussen personele en materiële bekostiging niet meer en wordt de toekenning van de gehele bekostiging op kalenderjaarbasis berekend. Dit geldt voor alle soorten bekostiging: de basisbekostiging, extra bekostiging, aanvullende bekostiging en de ondersteuningsbekostiging. Met het overgaan naar kalenderjaarbekostiging wordt ook het betaalritme vereenvoudigd. Eerder werd er met verschillende betaalritmes gewerkt. Dat maakte de bekostiging en de financiële administratie daarvan complex. In de huidige systematiek wordt in de kalenderjaarbekostiging uitgegaan van een betaalritme in gelijke maandelijkse termijnen. Alleen in specifieke gevallen wordt hier expliciet van afgeweken, zoals bij de aanvullende bekostiging voor asielzoekers en overige vreemdelingen (artikelen 34 tot en met 36).

Overgangsbekostiging

Kalenderjaar 2023 is het eerste jaar waarin de vereenvoudiging van de bekostiging effect heeft. Om de overgang van het oude bekostigingssysteem naar het vereenvoudigde bekostigingssysteem zo soepel mogelijk te laten verlopen, is er een overgangsregeling van kracht. Voor de eerste drie kalenderjaren na de invoering van de vereenvoudigde bekostiging (2023 t/m 2025) wordt de vereenvoudigde systematiek stapsgewijs ingevoerd (in 2023 voor 25% op basis van de vereenvoudigde systematiek, 75% op basis van de oude systematiek, in 2024 respectievelijk 50% en 50% en in 2025 respectievelijk 75% en 25%) en worden gedurende de drie overgangsjaren de herverdeeleffecten gemaximeerd tot respectievelijk (-)1%, (-)2% en (-)3%. Dit geeft schoolbesturen de kans om het financiële beleid geleidelijk aan te passen aan de nieuwe situatie. De bedragen voor de overgangsbekostiging worden in een separate regeling vastgesteld, namelijk de Regeling overgangsbekostiging vereenvoudiging bekostiging WPO en WEC.

2. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen

2.1 Beperking van wijzigingen

De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een kalenderjaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen voor bekostiging in eerste instantie in het najaar voorafgaande aan het kalenderjaar vastgesteld. De eventueel noodzakelijke aanpassingen van de bedragen gedurende het kalenderjaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling in de zomer of het najaar van het kalenderjaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

2.2 Clustering van regelingen

Om het aantal regelingen beperkt te houden, zijn de verschillende bekostigingsonderwerpen in deze regeling samengebracht. Op grond van de WPO en de WEC kan de minister aanvullende bekostiging toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan aanvullende bekostiging kan worden aangevraagd.

3. Bijzondere omstandigheden

3.1 Algemeen

In geval van bijzondere ontwikkelingen in het primair onderwijs kan de minister op grond van artikel 119, eerste lid, WPO of artikel 117, eerste lid, WEC, aanvullende bekostiging verstrekken. Ook kan het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen, op grond van artikel 120, eerste lid, WPO of artikel 118, eerste lid, WEC een verzoek indienen voor aanvullende bekostiging. Deze aanvullende bekostiging is opgenomen in hoofdstuk 5 van deze regeling. Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen aan scholen die in een kalenderjaar worden geconfronteerd met bijzondere situaties die niet zijn geregeld in hoofdstuk 5 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen, maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt en derhalve niet voor aanvullende bekostiging in aanmerking gebracht zullen worden.

Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 120, eerste lid, WPO of artikel 118, eerste lid, WEC dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO 2022 respectievelijk het Besluit bekostiging WEC 2022 een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend, en dat slechts in uitzonderlijke situaties aanvullende bekostiging wordt toegekend. Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige aanvragen wordt voorkomen. Per aanvraag wordt bezien in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging niet toereikend geacht kan worden.

  • Aanvragen om meer aanvullende bekostiging voor het huidige kalenderjaar dan er voor het voorgaande kalenderjaar aan aanvullende bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere afgewezen.

  • Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag aanvullende bekostiging met ingang van de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • Aan toegekende aanvullende bekostiging in voorgaande jaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het kalenderjaar 2023.

  • Aanvragen om aanvullende bekostiging op basis van een bepaalde peildatum (artikel 34 tot en met 36) die worden ingediend vóór bedoelde peildatum worden afgewezen, omdat dan de benodigde informatie niet kan worden vastgesteld.

  • Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.

  • Uiterlijk vier maanden na ontvangst van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.

  • Aanvragen ontvangen na 1 december 2023 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden tot bekostiging in het kalenderjaar waarop de regeling van toepassing is.

Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan aanvullende bekostiging worden toegekend. Alleen zeer uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.

3.2 Basisscholen

Niet ingewilligd worden in ieder geval aanvragen van basisscholen in verband met:

  • Aanwezigheid van nevenvestigingen: deze worden al bekostigd op grond van de WPO;

  • Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de bekostiging voor lichte en zware ondersteuning die de samenwerkingsverbanden ontvangen, wordt geacht daarin te voorzien. Wellicht ten overvloede zij erop gewezen dat dit ook geldt voor leerlingen met autisme.

3.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Niet ingewilligd worden in elk geval aanvragen van (v)so scholen in verband met:

  • Groei van het aantal leerlingen.

  • Bijzondere hoedanigheid van leerlingen: de hoedanigheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij tot een (v)so-onderwijssoort zijn toegelaten. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 118, eerste lid, WEC. In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde (v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke individuele aandacht te geven.

  • Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde schoolorganisatie te realiseren.

3.4 Procedure

Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerde aanvraag indienen bij DUO/BEK onder vermelding van aanvullende bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

  • De instellingscode van de school;

  • Waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;

  • Voor welke soort personeel de school aanvullende bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;

  • Bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking.

In de regeling wordt steeds verwezen naar het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. Een aanvraag kan elektronisch worden ingediend via het formulier dat beschikbaar is na inloggen op het zakelijk portaal. Ook kan een schriftelijke aanvraag worden ingediend.

4. Opbouw en werking van de regeling

Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort de lumpsumbedragen vastgesteld. Hoofdstuk 3 bevat de aan de samenwerkingsverbanden primair onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen voor lichte ondersteuning en de aan de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs te verstrekken lumpsumbedragen voor zware ondersteuning. In hoofdstuk 4 staan de bedragen voor de instellingen cluster 1 en cluster 2. Hoofdstuk 5 bevat de bedragen en procedures voor de aanvullende bekostiging en in hoofdstuk 6 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 7 bevat de slotbepalingen. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO 2022, het Besluit bekostiging WEC 2022, de bedragen die worden vastgesteld in deze regeling en het aantal leerlingen op de teldatum, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.

5. Administratieve lasten

Deze regeling betreft het eerste jaar van het ingaan van de vereenvoudiging bekostiging. Door de gewijzigde bekostigingssystematiek verandert een aantal zaken voor scholen waarop zij hun administratie zullen moeten aanpassen. Echter, als gevolg van de Wet vereenvoudiging bekostiging po zullen de administratieve lasten voor scholen, besturen, samenwerkingsverbanden en andere stakeholders daarna afnemen. Doordat het aantal bekostigingsparameters en de complexiteit van de bekostigingsformules aanzienlijk afnemen, krijgen schoolbesturen beter inzicht in hoe de bekostiging in elkaar zit. De specifieke maatregelen met betrekking tot het afnemen van de bekostigingsparameters, zoals de afschaffing van de GGL, zijn in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel uitgewerkt.

6. Prijsaanpassingen

De opgenomen prijsaanpassingen ten opzichte van de definitief vastgestelde bedragen voor de eerste vijf maanden van het schooljaar 2022-2023 betreffen een aanpassing voor prijsontwikkeling (artikel 2), verwerking van de middelen voor een arbeidsmarkttoelage voor schoolleiders en verwerking van een deel van de middelen voor het dichten van de loonkloof in het (v)so middels een hoger bedrag per leerling.

Voor 2023 is met het Onderwijsakkoord ruim € 19 miljoen beschikbaar gekomen voor een arbeidsmarkttoelage voor schoolleiders. Deze middelen zijn verwerkt in de bekostiging door een ophoging van het vaste bedrag per school, uitgesplitst per sector. Met het Onderwijsakkoord zijn vanaf 2022 al extra middelen in de bekostiging verwerkt voor het dichten van de loonkloof. Deze extra middelen zijn per sector verdeeld. Ten tijde van het verwerken van deze middelen in de bekostiging was een deel van deze middelen voor het vso voor 2022 al verplicht en beschikt door DUO. Daarom is in de Definitieve Regeling Bekostiging personeel PO 2022-2023 een extra artikel (artikel 38a) toegevoegd, zodat voor alle leerlingen in het (v)so hetzelfde bedrag in 2022 werd ontvangen. Voor 2023 is dit extra artikel niet meer nodig en zijn de resterende middelen voor het dichten van de loonkloof uit het oude artikel 38 en 38a verwerkt in een hoger bedrag per (v)so-leerling.

In het bedrag per leerling voor alle sectoren zijn middelen opgenomen bestemd voor cultuureducatie. Deze middelen blijven specifiek inzichtelijk en betreffen € 17,11 per leerling. Daarnaast is in het bedrag per leerling ook een deel voor de aanpak van werkdruk bestemd. Het bedrag per leerling voor werkdruk voor het basisonderwijs bedraagt € 261,91 per leerling, het bedrag per leerling in het speciaal basisonderwijs bedraagt € 392,87 per leerling en het bedrag per leerling in het (voortgezet) speciaal onderwijs bedraagt € 523,82.

Voor schooljaar 2021–2022 en 2022–2023 is een deel van de middelen uit het in 2014 afgesloten bestuursakkoord verstrekt voor professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders. Scholen ontvangen hiervoor een bedrag per leerling. Per augustus 2023 is de Regeling professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders afgelopen en moeten nieuwe afspraken gemaakt worden over de inzet van deze middelen. Vanwege het aflopen van deze regeling is het bedrag voor 2023 verlaagd naar € 55,59 per leerling. Zodra er nieuwe afspraken zijn gemaakt komen deze middelen weer toe aan de sector.

Met het Nationaal Programma Onderwijs is het budget van samenwerkingsverbanden vo voor lichte en zware ondersteuning tijdelijk verhoogd. Ook zijn de voorwaarden voor aanvullende bekostiging voor onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdelingen naar aanleiding van het Nationaal Programma Onderwijs verruimd. Vanwege het aflopen van de financiering vanuit het Nationaal Programma Onderwijs per augustus 2023 is het budget voor samenwerkingsverbanden vo in 2023 met 7/12e deel, € 10,52 per leerling, verhoogd. Vanaf 2024 vindt geen ophoging meer plaats. Vanaf peildatum 1 juli 2023 loopt ook de verruiming van de voorwaarden voor aanvullende bekostiging voor onderwijs aan asielzoekers en overige vreemdeling af.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2

In dit artikel wordt het percentage voor de loon- en prijsontwikkeling vastgesteld. In het tweede lid wordt onderscheid gemaakt tussen een loongevoelig en prijsgevoelig gedeelte van de bedragen. Dit is noodzakelijk omdat de prijsbijstelling voorafgaand aan het kalenderjaar wordt geraamd en verwerkt in de bedragen. De loon- en prijsgevoelige percentages worden in ieder geval één keer per vijf jaar vastgesteld, zodat ontwikkelingen die invloed hebben op deze verhouding worden meegenomen. Het percentage kan ook eerder worden aangepast bij grote ontwikkelingen.

De berekening van de hoogte van de prijsbijstelling is gebaseerd op de prijsontwikkeling (prijs netto materiele overheidsconsumptie), zoals die bij de Macro Economische Verkenning van het Centraal Planbureau is beschreven. De prijsbijstelling van een bekostigingsjaar wordt berekend op basis van de werkelijke prijsontwikkeling in het tweede jaar voorafgaand aan het bekostigingsjaar, de geactualiseerde prijsontwikkeling in jaar voorafgaand aan het bekostigingsjaar en de verwachte prijsontwikkeling in het bekostigingsjaar. Dit is gelijk aan de systematiek die onder de oude regelgeving werd toegepast.

Artikel 3

De basisbekostiging voor basisscholen bestaat uit een vast bedrag per leerling en een vast bedrag per school. Het bedrag per school is afhankelijk van het aantal leerlingen: voor scholen met 100 leerlingen of meer is het bedrag hoger dan voor scholen met minder dan 100 leerlingen. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen (€ 261,91 per leerling) en de middelen voor het professionaliseren van leraren (€ 40,74 per leerling). In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 17,11 opgenomen voor cultuureducatie.

Artikel 4

Een nieuwe school ontvangt voorafgaand aan de start startbekostiging. Dit is bekostiging voor één personeelslid en wordt verstrekt voor de maanden juni en juli voorafgaand aan de start van de school.

Artikel 5

Voor basisscholen tot 150 leerlingen wordt extra bekostiging voor kleine scholen verstrekt. De kleinescholentoeslag is een belangrijk middel om het basisonderwijs toegankelijk te houden en om de pluriformiteit te waarborgen. Daarnaast spelen kleine scholen een belangrijke rol in de leefbaarheid van lokale gemeenschappen. Het bedrag voor de extra bekostiging zeer kleine scholen is gebaseerd op een school met 23 leerlingen. Indien een school minder bekostiging (basisbekostiging, kleine scholentoeslag en toeslag nevenvestiging) krijgt dan dit bedrag, wordt de bekostiging aangevuld tot dit bedrag.

Artikel 6

Het internationaal georiënteerd basisonderwijs (IGBO) is onderwijs bestemd voor leerlingen die in verband met de internationale arbeidsmobiliteit van de ouders voor langere tijd zijn aangewezen op onderwijs in het buitenland en nu tijdelijk in Nederland verblijven. Tijdens het verblijf in Nederland vallen deze leerlingen onder de Leerplichtwet 1969.

Scholen met een IGBO-afdeling ontvangen extra bekostiging op basis van een vast bedrag per IGBO-afdeling en een vast bedrag per IGBO-leerling. In het Registratie Instellingen en Opleidingen (RIO) wordt op basis van door het Ministerie van OCW afgegeven beschikkingen vastgelegd of een school IGBO mag geven. In het Register Onderwijsdeelnemers (ROD) legt de school per leerling vast of deze op de IGBO-afdeling onderwijs ontvangt. Op basis hiervan wordt de extra bekostiging ambtshalve door DUO verstrekt. Er hoeft dus geen aanvraag meer ingediend te worden.

Het IGBO is ontstaan uit de praktijk, vanuit scholen, internationale bedrijven en gemeenten. Vanaf het begin (1984) is de overheid bereid om een bijdrage te leveren aan de extra kosten van het IGBO. Dit op grond van pedagogische overwegingen, maar ook vanwege de economische betekenis van het IGBO voor het vestigingsklimaat ter plaatse. Binnen het IGBO is de mobiliteit van leerlingen groot. Kinderen verblijven – gezien de mobiliteit van de ouders – relatief kort in het IGBO. Dit stelt speciale eisen aan inrichting en organisatie van het onderwijs: de groepen kunnen niet te groot zijn. Verder zijn de personeelskosten (werving, vestiging, bijscholing in internationaal verband) relatief hoog evenals de kosten van de Engelstalige leermiddelen. De IGBO bekostiging is een tegemoetkoming in de kosten en niet kostendekkend. Er is sprake van een geldelijke bijdrage die voor een aanmerkelijk deel wordt betaald door de internationale bedrijven of organisaties waar één van de ouders werkzaam is.

Artikel 7

Groeibekostiging wordt verstrekt als een schoolbestuur in een bepaalde maand met 4% of meer is gegroeid ten opzichte van het aantal basisschoolleerlingen op de teldatum (1 februari van het voorgaande jaar). Groei wordt maandelijks berekend op basis van het aantal basisschoolleerlingen dat op de eerste dag van de maand staat ingeschreven. De groeibekostiging wordt berekend door het aantal leerlingen waarmee het bestuur is gegroeid ten opzichte van de teldatum te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. Het bedrag per leerling is 1/12e van het reguliere bedrag per leerling zoals bedoeld in artikel 3.

Artikel 8

De toeslag nevenvestiging is bestemd voor basisscholen met een nevenvestiging. De toeslag bestaat uit een vast bedrag per nevenvestiging en een gedeelte dat afhankelijk is van het aantal leerlingen op de school en nevenvestiging(en). In deze regeling wordt alleen het vaste bedrag per nevenvestiging vastgesteld. Het ‘leerlingafhankelijke’ gedeelte volgt uit het Besluit bekostiging WPO 2022. Deze extra bekostiging voor basisscholen met een nevenvestiging wordt bepaald op basis van het verschil tussen de kleine scholentoeslag van alle vestigingen van de school als ware deze zelfstandige scholen en de kleine scholentoeslag die de basisschool werkelijk ontvangt. Van dit verschil wordt 60% toegekend als extra bekostiging voor de nevenvestiging. Deze manier van berekenen verschilt niet veel van de oude systematiek. Alleen het percentage is verlaagd van 75% naar 60%. Dit heeft te maken met het feit dat nu de samengevoegde personele en materiele bekostiging onderdeel zijn geworden van de berekening. Om de wijziging budgetneutraal uit te voeren is het percentage verlaagd naar 60%.

Artikel 9, 16 en 20

Een bevoegd gezag van een school met een risico op onderwijsachterstanden ontvangt extra bekostiging om achterstanden te voorkomen en tegen te gaan. In het basisonderwijs is de verdeling van deze middelen gebaseerd op de CBS-indicator. Met de CBS-indicator wordt op basis van achtergrondkenmerken (land van herkomst, opleidingsniveau ouders, verblijfsduur van de moeder en of ouders in de schuldsanering zitten) een onderwijsscore per leerling bepaald. Per school worden de onderwijsscores van de leerlingen opgeteld die landelijk gezien behoren tot de laagste 15% laagst scorende leerlingen. Daar wordt een drempel over berekend, wat resulteert in een achterstandsscore per school. Op basis van deze achterstandsscores wordt het budget voor onderwijsachterstanden verdeeld. Daarnaast is er ook budget voor Nederlands onderwijs aan anderstaligen (NOAT) in het basisonderwijs en leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond (CUMI) in het speciaal basisonderwijs (sbo) en (v)so. Een bevoegd gezag dat bekostiging ontvangt voor NOAT of CUMI, dient in de eigen schooladministratie bewijsstukken te bewaren waaruit blijkt dat de school in aanmerking komt voor de toekenning van deze bekostiging.

Dit is alleen nodig voor leerlingen waarvan niet uit de Basisregistratie Personen (BRP) blijkt dat ze voor NOAT- dan wel CUMI-middelen in aanmerking komen.

Artikel 10

Als een onderdeel van een school verder gaat als zelfstandige school, wordt het bedrag per leerling dat in dit artikel genoemd staat in mindering gebracht op de bekostiging van de overblijvende school. Een deel van de leerlingen die op 1 oktober in het kalenderjaar van de verzelfstandiging en op 1 februari van het daaropvolgende kalenderjaar op de verzelfstandigde locatie staan ingeschreven, tellen ook mee in de bekostiging van de overblijvende school. Dit zou betekenen dat het overblijvende deel van de school in de laatste vijf maanden van het kalenderjaar volgend op de verzelfstandiging en het kalenderjaar daarna teveel bekostiging ontvangt. Om deze dubbele bekostiging te ondervangen, wordt tweemaal een bedrag in mindering gebracht op het overblijvende deel van de school. Deze verminderingsbekostiging wordt voor het kalenderjaar van verzelfstandiging bepaald op grond van het aantal leerlingen, dat op de andere locatie stond ingeschreven op 1 februari van het voorgaande jaar. Het totale verminderingsbedrag wordt berekend met een bedrag per leerling voor de maanden augustus tot en met december. Voor het kalenderjaar na verzelfstandiging wordt de verminderingsbekostiging ook vastgesteld op grond van het aantal leerlingen van de andere locatie op de teldatum die voor kalenderjaar na verzelfstandiging van toepassing is. De verzelfstandigde school ontvangt geen onderwijsachterstandenbudget en de overblijvende school wordt niet gekort op het onderwijsachterstandenbudget. In het artikel staat ook beschreven hoe de aantallen leerlingen voor verzelfstandiging moeten worden doorgegeven.

Artikel 11

Voor ligplaatsscholen geldt dat er een vast bedrag per school en een vast bedrag per leerling wordt verstrekt. De rijdende scholen krijgen een vast bedrag per school. Bij de vaststelling van dit bedrag is uitgegaan van 20 leerlingen. Indien aanvullende bekostiging wordt toegekend, wordt ook uitgegaan van 20 leerlingen per school.

Artikel 12

De basisbekostiging voor sbo-scholen bestaat uit een bedrag per leerling en een bedrag per school. Het bedrag per school is afhankelijk van het aantal leerlingen: voor scholen met 100 leerlingen of meer is het bedrag hoger dan voor scholen met minder dan 100 leerlingen. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen (€ 392,87 per leerling) en de middelen voor het professionaliseren van leraren (€ 61,11 per leerling). In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 17,11 opgenomen voor cultuureducatie.

Anders dan in de memorie van toelichting bij de wet staat, zijn verschillende bedragen per leerling per sector vastgesteld. Om de bedragen per leerling per sector gelijk te kunnen houden, zijn correcties in de ondersteuningsbekostiging per leerling nodig. Hiermee blijft een school per saldo evenveel geld krijgen per leerling, maar loopt er een groter gedeelte via de samenwerkingsverbanden in plaats van direct via het Rijk. Omdat er steeds meer onderscheid in budgetten gemaakt wordt tussen het bo, sbo en (v)so, bijvoorbeeld bij de werkdrukmiddelen en de middelen voor het dichten van de loonkloof, moet er meer geld via het samenwerkingsverband lopen. Op macroniveau klopt dit, maar op individueel niveau kunnen samenwerkingsverbanden die relatief veel leerlingen hebben doorverwezen daardoor onder de streep minder overhouden. Dit is onwenselijk. Daarom worden aparte bedragen per leerling per sector vastgesteld.

Artikel 13

Een nieuwe sbo-school ontvangt voorafgaand aan de start startbekostiging. Dit is bekostiging voor één personeelslid en wordt verstrekt voor de maanden juni en juli voorafgaand aan de start van de school.

Artikel 14

Voor sbo-scholen worden ondersteuningsmiddelen bekostigd op basis van het aantal ingeschreven leerlingen en een bedrag per leerling in het sbo. Scholen dienen de toelaatbaarheidsverklaringen (tlv) te registreren volgens een vast format en uit te wisselen met DUO.

Artikel 15

De toeslag nevenvestiging is bestemd voor sbo-scholen met een nevenvestiging en behelst een vast bedrag per nevenvestiging.

Artikel 17

De basisbekostiging voor scholen voor (v)so cluster 3 en 4 bestaat uit een leerlingafhankelijke gedeelte en een gedeelte met vaste bedragen per school. Het leerlingafhankelijke gedeelte wordt berekend met een bedrag per leerling dat verschillend is voor het so en het vso. Dit verschil heeft met name te maken met de kleinere klassen in het vso. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen (€ 523,82 per leerling) en de middelen voor het professionaliseren van leraren (€ 81,48 per leerling). In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 17,11 opgenomen voor cultuureducatie. Voor het gedeelte met de vaste bedragen per school wordt onderscheid gemaakt tussen so-scholen en vso-scholen en voor scholen met 50 leerlingen of meer geldt een hoger bedrag dan voor scholen met minder dan 50 leerlingen.

Anders dan in de memorie van toelichting bij de wet staat, zijn verschillende bedragen per leerling per sector vastgesteld. Om de bedragen per leerling per sector gelijk te kunnen houden, zijn correcties in de ondersteuningsbekostiging per leerling nodig. Hiermee blijft een school per saldo evenveel geld krijgen per leerling, maar loopt er een groter gedeelte via de samenwerkingsverbanden in plaats van direct via het Rijk. Omdat er steeds meer onderscheid in budgetten gemaakt wordt tussen het bo, sbo en (v)so, bijvoorbeeld bij de werkdrukmiddelen en de middelen voor het dichten van de loonkloof, moet er meer geld via het samenwerkingsverband lopen. Op macroniveau klopt dit, maar op individueel niveau kunnen samenwerkingsverbanden die relatief veel leerlingen hebben doorverwezen daardoor onder de streep minder overhouden. Dit is onwenselijk. Daarom worden aparte bedragen per leerling per sector vastgesteld.

Artikel 18

Een nieuwe (v)so-school in cluster 3 en 4 ontvangt voorafgaand aan de start startbekostiging. Dit is bekostiging voor één personeelslid en wordt verstrekt voor de maanden juni en juli voorafgaand aan de start van de school.

Artikel 19

Voor ondersteuning voor (v)so-scholen in cluster 3 en 4 is het bedrag gebaseerd op het aantal leerlingen in het (v)so en op een bedrag per leerling, afhankelijk van de in de tlv opgenomen ondersteuningscategorie (laag, midden of hoog). Voor open residentieel geplaatste leerlingen hoeft er geen toelaatbaarheidsverklaring te zijn. Als die er niet is, wordt het bedrag voor ondersteuning afgeleid van de onderwijssoort van de school. Voor leerlingen ingeschreven in een justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en instellingen voor gesloten jeugdzorg (GJI) wordt uitgegaan van bekostiging op basis van ondersteuningscategorie laag. Scholen dienen de tlv’s te registreren volgens een vast format en uit te wisselen met DUO.

Artikel 21

Voor (v)so-scholen in cluster 3 en 4 met onderwijssoorten lichamelijk gehandicapte kinderen (lg), zeer moeilijk lerende kinderen (zmlk) en de combinatie lg+zmlk is extra bekostiging mogelijk voor schoolbaden (watergewenningsbaden en baden voor bewegingstherapie of hydrotherapie). Voor schoolbaden geldt een vast bedrag per bad, een bedrag per m3 en een toeslag voor een beweegbare bodem. Er wordt in de bedragen steeds onderscheid gemaakt tussen watergewenningsbaden en baden voor bewegingstherapie of hydrotherapie. Scholen kunnen meerdere schoolbaden hebben. Voor nieuw of gewijzigd gebruik van een zwembad wordt een aanvraag ingediend bij DUO. De bekostiging vangt aan met ingang van de maand volgend op de melding. De school dient binnen acht weken aan DUO melding te maken als een wijziging optreedt.

Artikel 22

Voor alle (v)so-scholen in cluster 3 en 4 is extra bekostiging mogelijk voor brancardliften. Er wordt per brancardlift een bedrag verstrekt. Scholen kunnen meerdere brancardliften hebben. Voor nieuw of gewijzigd gebruik van een brancardlift wordt een aanvraag ingediend bij DUO. De bekostiging vangt aan met ingang van de maand volgend op de melding. De school dient binnen acht weken aan DUO melding te maken als er een wijziging optreedt, bijvoorbeeld als een lift buiten gebruik wordt gesteld.

Artikel 23

De bekostiging voor lichte ondersteuning PO per samenwerkingsverband hangt af van het aantal basisschoolleerlingen in een samenwerkingsverband op de teldatum en het aantal door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s. Het samenwerkingsverband ontvangt een bedrag per basisschoolleerling die op de teldatum is ingeschreven op een vestiging die onder het samenwerkingsverband valt. Voor elke tlv die het samenwerkingsverband heeft afgegeven wordt een bedrag in mindering gebracht. Het bedrag is gelijk aan het ondersteuningsbedrag dat de sbo-school per leerling krijgt.

Artikel 24

De bekostiging voor zware ondersteuning PO per samenwerkingsverband hangt af van het aantal basisschoolleerlingen en leerlingen in het sbo in een samenwerkingsverband op de teldatum en het aantal door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s. Het samenwerkingsverband ontvangt een bedrag per basisschoolleerling en leerling in het sbo die op de teldatum is ingeschreven op een vestiging die onder het samenwerkingsverband valt. In het bedrag per leerling is een bedrag van € 15,14 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen. Voor elke tlv die het samenwerkingsverband heeft afgegeven wordt een bedrag in mindering gebracht. Het bedrag is gelijk aan het ondersteuningsbedrag dat de sbo-school per leerling krijgt.

Artikel 25

De bekostiging voor zware ondersteuning VO per samenwerkingsverband hangt af van het aantal bekostigde leerlingen in het voortgezet onderwijs in een samenwerkingsverband op 1 oktober voorafgaand aan het bekostigingsjaar en het aantal door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s op 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar. Het samenwerkingsverband ontvangt een bedrag per bekostigde leerling in het voortgezet onderwijs die op 1 oktober voorafgaand aan het bekostigingsjaar (de teldatum voor het voortgezet onderwijs) is ingeschreven op een vestiging die onder het samenwerkingsverband valt. Dat betekent dat leerlingen in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs teruggekeerd gezakt voor 50% meetellen en herprofileerders niet meetellen. Wel worden ook de nieuwkomers, die korter dan een jaar in Nederland zijn, meegeteld. In het bedrag per leerling is een bedrag van € 15,74 meegenomen voor hoogbegaafde leerlingen. Voor elke tlv die het samenwerkingsverband heeft afgegeven wordt een bedrag in mindering gebracht. Het bedrag is gelijk aan het ondersteuningsbedrag dat de vso-school per leerling krijgt, op basis van teldatum 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar.

Artikel 26

De verschuiving van de teldatum naar 1 februari heeft tot gevolg dat de bestaande, landelijke groeiregeling voor sbo-scholen en het (v)so niet langer nodig is. Wel dient het samenwerkingsverband in het ondersteuningsplan op te nemen wat er qua financiële compensatie gebeurt als er wordt vastgesteld dat er een meer dan gemiddelde toename is bij een school na 1 februari. In het ondersteuningsplan dient het samenwerkingsverband aan te geven op welke wijze wordt vastgesteld of sprake is van een meer dan gemiddelde toename van het aantal ingeschreven leerlingen met een door het samenwerkingsverband afgegeven tlv’s en hoe dit wordt gecompenseerd. De datum waarop wordt bepaald of er sprake is van een meer dan gemiddelde toename moet liggen tussen 1 februari en 1 juni. Indien er sprake is van een meer dan gemiddelde toename, dient het samenwerkingsverband voor elke extra leerling na 1 februari bekostiging te verstrekken aan de school. Dit bedrag bestaat uit het basisbedrag per leerling plus de ondersteuningsbekostiging die bij de afgegeven tlv hoort. Via het Steunpunt Passend Onderwijs is hiervoor een handreiking beschikbaar gesteld.

Artikel 27

Samenwerkingsverbanden in het primair onderwijs ontvangen aanvullende bekostiging voor schoolmaatschappelijk werk. Dit bedrag is afhankelijk van de achterstandsscores van de basisscholen die onder het samenwerkingsverband vallen. De gehanteerde achterstandsscore is gelijk aan de score die voor de extra bekostiging van basisscholen voor onderwijsachterstanden wordt gebruikt.

Artikel 28

De basisbekostiging voor instellingen voor (v)so voor cluster 1en 2 bestaat uit een bedrag per leerling voor leerlingen in het so en een bedrag per leerling voor leerlingen in het vso. In het bedrag per leerling zitten ook de werkdrukmiddelen (€ 523,82 per leerling) en de middelen voor het professionaliseren van leraren (€ 81,48 per leerling). In het bedrag per leerling is ook een bedrag van € 17,11 opgenomen voor cultuureducatie.

Anders dan in de memorie van toelichting bij de wet staat, zijn verschillende bedragen per leerling per sector vastgesteld. Om de bedragen per leerling per sector gelijk te kunnen houden, zijn correcties in de ondersteuningsbekostiging per leerling nodig. Hiermee blijft een school per saldo evenveel geld krijgen per leerling, maar loopt er een groter gedeelte via de samenwerkingsverbanden in plaats van direct via het Rijk. Omdat er steeds meer onderscheid in budgetten gemaakt wordt tussen het bo, sbo en (v)so, bijvoorbeeld bij de werkdrukmiddelen en de middelen voor het dichten van de loonkloof, moet er meer geld via het samenwerkingsverband lopen. Op macroniveau klopt dit, maar op individueel niveau kunnen samenwerkingsverbanden die relatief veel leerlingen hebben doorverwezen daardoor onder de streep minder overhouden. Dit is onwenselijk. Daarom worden aparte bedragen per leerling per sector vastgesteld.

Artikel 29

Voor ondersteuning in het (v)so cluster 1 en 2 wordt een bedrag vastgesteld, dat per instelling verschilt. Voor cluster 1 en 2 zijn in het verleden de scholen voor visueel gehandicapten en auditief gehandicapten samengevoegd tot 4 cluster 1 en 4 cluster 2 instellingen. Deze instellingen ontvangen een vast ondersteuningsbudget onafhankelijk van het aantal ingeschreven leerlingen.

Artikel 30

In gevallen waarin een indieningstermijn eindigt in een weekend of een algemeen erkende feestdag, worden de aanvragen die bij DUO ingediend worden op de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, als tijdig aangemerkt. Als de peildata of aanvraagdata in de artikelen 31 tot en met 37 en 39 in een weekend of op een feestdag vallen, kan de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is, als peildatum of aanvraagdatum gehanteerd worden.

Artikelen 31, 33, 38 en 39

Het bevoegd gezag hoeft alleen de gevraagde aantallen en gegevens op te sturen naar DUO. Het is niet de bedoeling om persoonsgegevens als bijlage mee te sturen. De in de regeling genoemde bewijsstukken worden bewaard in de eigen schooladministratie.

Artikel 31

Een basisschool ontvangt aanvullende bekostiging voor het aantal maanden dat er schipperskinderen onderwijs krijgen op de school. De drempel voor bekostiging is ten minste drie schipperskinderen in de eerste vier verblijfsjaren op een reguliere basisschool, die verblijven in een internaat of pleeggezin en van wie de vader of moeder het schippersbedrijf uitoefent of heeft uitgeoefend. De aanvullende bekostiging is bedoeld om extra ondersteuning te kunnen bieden aan deze kinderen. Het bevoegd gezag dient een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging.

Artikel 32

Een basisschool ontvangt aanvullende bekostiging voor het aantal maanden dat er leerlingen met een culturele achtergrond van de Roma en Sinti onderwijs krijgen op de school. De drempel voor bekostiging is ten minste vier van deze leerlingen. De aanvullende bekostiging is bedoeld om extra ondersteuning te kunnen bieden aan deze kinderen. Vanwege de gevoeligheid rondom het registreren van etniciteit van leerlingen met een culturele achtergrond van Roma en Sinti is besloten om het hanteren van een bewijsstuk, zoals de ouderverklaring of het noteren van etniciteit in de leerlingadministratie, te laten vervallen. Het bevoegd gezag dient een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging.

Artikel 33

Een basisschool ontvangt op maandbasis aanvullende bekostiging voor kinderen die afkomstig zijn uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De drempel voor bekostiging is ten minste 10 nieuw ingeschreven leerlingen uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De aanvullende bekostiging is bedoeld om extra ondersteuning te kunnen bieden aan deze kinderen. Het bedrag is vanwege herleidbaarheid en privacy niet opgenomen in de regeling. Het bevoegd gezag dient een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging.

Artikel 34 tot en met 36

Het bevoegd gezag van een school dat onderwijs biedt aan asielzoekers en overige vreemdelingen kan aanvullende bekostiging aanvragen. Deze nieuwkomersbekostiging is bedoeld om onder andere extra taalonderwijs te kunnen bieden, kleinere klassen te vormen en extra aandacht te geven. De nieuwkomersbekostiging in het basisonderwijs geldt voor asielzoekers die korter dan twee jaar in Nederland zijn en voor overige vreemdelingen die korter dan één jaar in Nederland zijn. Met het Nationaal Programma Onderwijs is deze bekostiging tot en met schooljaar 2022-2023 uitgebreid naar 4 jaar voor zowel asielzoekers als overige vreemdelingen en is het bedrag voor asielzoekers en overige vreemdelingen gelijk getrokken. Dit raakt voor kalenderjaar 2023 nog de aanvullende bekostiging op basis van peildata 1 januari en 1 april. In verband met de afloop van dit programma, wordt de aanvullende bekostiging voor peildata 1 juli en 1 oktober berekend conform de wijze waarop dat voor het Nationaal Programma Onderwijs gebeurde. Asielzoekers en overige vreemdelingen die korter dan één jaar in Nederland zijn ontvangen een hoger bedrag dan in latere jaren, omdat zij veelal in het eerste jaar geen basisbekostiging ontvangen. Het bevoegd gezag van een school die voor het eerst asielzoekers en overige vreemdelingen opvangt kan daarnaast eenmalig een aanvulling op de bekostiging aanvragen. Bij sbo-scholen geldt de nieuwkomersbekostiging voor vreemdelingen.

Het bevoegd gezag kan een aanvraag voor aanvullende nieuwkomersbekostiging indienen via het daarvoor beschikbaar gestelde formulier op www.duo.nl. Hiervoor gelden vier peilmomenten in het jaar; 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.

Ten opzichte van eerdere regelgeving is een aantal wijzigingen en verduidelijkingen in de nieuwkomersbekostiging doorgevoerd, met onder andere het doel de bekostig eenvoudiger te maken. Vanwege het verschuiven van de teldatum van 1 oktober naar 1 februari is de aftrek voor groei in de bekostiging voor eerstejaars asielzoekers en overige vreemdelingen komen te vervallen. De aftrek voor het totaal aantal leerlingen dat op 1 februari t-1 stond ingeschreven blijft bestaan. Daarnaast zijn leerlingen van een afdeling voor internationaal georiënteerd basisonderwijs als bedoeld in artikel 85a uitgesloten voor nieuwkomersbekostiging. Tevens is de nieuwkomersbekostiging, net als in 2022, uitgebreid voor ontheemden uit Oekraïne, vanwege de grote aantallen ontheemden vanuit Oekraïne naar Nederland, waaronder veel leerplichtige kinderen.

Voor de aanvullende bekostiging voor asielzoekers en overige vreemdelingen is geregeld dat er geen bewijsstukken meer nodig zijn. Wel moet in de aanvraag nog steeds worden opgegeven hoeveel asielzoekers en/of overige vreemdelingen op de school onderwijs ontvangen. Hierop kunnen nog steeds controles worden uitgevoerd. De school hoeft daarbij dan geen bewijsstukken te overleggen, maar in plaats daarvan worden dan bijvoorbeeld reeds bij de overheid bekende gegevens gebruikt om de aanvragen op juistheid te controleren.

Artikel 37

Scholen kunnen aanvullende bekostiging aanvragen voor leerlingen die op 1 februari van het voorgaande jaar in een procesopvanglocatie of gezinslocatie verblijven. Het gaat om een bedrag per leerling en er is geen drempel voordat een recht ontstaat op deze aanvullende bekostiging. De aanvraag kan worden ingediend vanaf het moment van publicatie van de eerste bekostigingsregeling tot 1 februari in het bekostigingsjaar.

Artikel 38

Een (v)so-school met een vestiging die fungeert als justitiële jeugdinrichting (JJI) of is verbonden aan een gesloten justitiële inrichting (GJI) kan aanvullende bekostiging ontvangen. De aanvullende bekostiging bestaat uit een bedrag per vestiging, een bedrag per capaciteitsplek en een bedrag per onbezette capaciteitsplek. De peildatum voor de capaciteit is 1 januari van het bekostigingsjaar.

De onbezette capaciteit is het verschil tussen de totale capaciteit op 1 januari van het bekostigingsjaar en het aantal leerlingen dat op de teldatum 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar is ingeschreven. Indien een school meerdere GJI- of JJI-vestigingen heeft, dan wordt de onbezette capaciteit over het totaal berekend. De onbezette capaciteit kan niet kleiner dan ‘0’ zijn.

In eerste instantie wordt voor een vestiging een voorlopige beschikking toegekend, op basis van de capaciteit op 1 januari voorafgaand aan het bekostigingsjaar. Deze beschikking wordt herzien op basis van de (definitieve) capaciteit op 1 januari van het bekostigingsjaar. Voor vestigingen die worden gesticht tijdens het bekostigingsjaar, start de bekostiging vanaf 1 augustus en wordt de bekostiging voor dat jaar voor 5/12e toegekend. De gehanteerde capaciteit is de capaciteit op 1 januari van het bekostigingsjaar en dient voor 1 juli van het bekostigingsjaar te zijn vastgelegd. Aangezien er op de teldatum voor het aantal leerlingen (1 februari van het voorgaande jaar) nog geen leerlingen stonden ingeschreven wordt de volledige capaciteit als onbezet aangemerkt.

Als een vestiging wordt opgeheven, loopt de aanvullende bekostiging door tot het einde van de

bekostigingsperiode.

Om als vestiging verbonden aan een gesloten justitiële inrichting voor aanvullende bekostiging in aanmerking te komen, dienen op de vestiging alleen leerlingen van de betrokken gesloten justitiële inrichting ingeschreven te zijn. Indien ook andere leerlingen op deze vestiging zijn ingeschreven, wordt de vestiging geacht niet te voldoen aan de voorwaarden in dit artikel.

Artikel 39

Voor het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking dat op de teldatum 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar is ingeschreven op de school, kan aanvullende bekostiging worden aangevraagd. Het gaat voor kalenderjaar 2023 om een bedrag van maximaal € 8.000 per leerling. Het werkelijke bedrag per leerling met een ernstige meervoudige beperking is afhankelijk van het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor aanvullende bekostiging is aangevraagd en het totale beschikbare budget. Het totale beschikbare bedrag is voor kalenderjaar 2023 € 10,0 miljoen per jaar. De school dient voor 1 februari 2023 een aanvraag in bij DUO om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging. Het aantal leerlingen met een ernstige meervoudige beperking waarvoor aanvullende bekostiging aangevraagd kan worden is maximaal het aantal leerlingen met een toelaatbaarheidsverklaring in de ondersteuningscategorie hoog.

Artikel 40

Sommige fusies worden als samenvoeging aangemerkt, waardoor er bepaalde bekostigingsfaciliteiten beschikbaar komen. Een fusie wordt als samenvoeging aangemerkt als:

 De fusie plaatsvindt op 1 augustus en binnen vier weken na de fusiedatum wordt gemeld bij DUO. Eventuele bewijsstukken hiervoor kunnen op een later moment aangeleverd worden;

  • 25% van het aantal leerlingen dat in het nieuwe schooljaar nog in dezelfde onderwijssector zitten van de opgeheven school naar de overblijvende school gaat. Dus bijvoorbeeld basisschoolleerlingen die in beide jaren op een basisschool zitten tellen wel mee in het totaal, maar basisschoolleerlingen die naar een sbo-school of school voor voortgezet onderwijs zijn gegaan, tellen niet mee;

  • alle scholen die onderdeel uitmaken van de fusie op het moment van deze fusie niet minder dan acht schooljaren bekostigd worden.

Indien er sprake is van een samenvoeging, dan:

  • Wordt de bekostiging van de samengevoegde scholen gehandhaafd tot het einde van het kalenderjaar waarin de fusie plaatsvindt;

  • Wordt de bekostiging voor het kalenderjaar volgend op de fusie bepaald op basis van het aantal leerlingen dat op de teldatum stond ingeschreven op alle bij de samenvoeging betrokken scholen;

  • Wordt aanvullende bekostiging verstrekt voor de twee kalenderjaren volgend op de fusie. Voor de bekostiging in het kalenderjaar volgend op de samenvoeging wordt een nieuwe achterstandsscore berekend voor de nieuwe school als geheel. Als de samenvoeging voor 1 augustus van het jaar van samenvoeging is gemeld, wordt de nieuwe achterstandsscore bij aanvang van de bekostiging van het daaropvolgende kalenderjaar gebruikt. Als de samenvoeging later wordt gemeld, wordt de bekostiging berekend zonder de parameter onderwijsachterstandsscore, maar wordt die later berekend en bekostigd.

Indien een fusie geen samenvoeging is of als de samenvoeging te laat wordt gemeld, gelden bovenstaande voordelen niet. In dat geval wordt de bekostiging van de opgeheven school of scholen stopgezet op het moment van fusie. De bekostiging voor het kalenderjaar daaropvolgend gaat dan alleen uit van het aantal leerlingen op 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar van de overgebleven school.

Artikel 41

Indien een sbo-school samengaat met een basisschool kan het schoolbestuur ook in aanmerking komen voor aanvullende bekostiging. Net als in artikel 40 is ook hierbij van belang dat 25% van de leerlingen van de sbo-school op de basisschool zijn ingeschreven op 1 augustus. Om in aanmerking te komen voor de aanvullende bekostiging dient de school voor 30 september een aanvraag in te dienen.

Artikel 42

Voor scholen die voor of op 1 augustus 2022 zijn gefuseerd, of, in geval een bassischool en een sbo-school, zijn samengegaan, worden lopende verplichtingen in één keer uitbetaald in 2023. Reden hiervoor is dat dit de uitvoering van DUO eenvoudiger maakt. Uitzondering hierop is de bijzondere bekostiging voor fusies waarbij sprake is van substantiële fusie-instroom. In de oude systematiek werd er per schooljaar bijzondere bekostiging verstrekt, maar dit wordt nu aangepast in aanvullende bekostiging per kalenderjaar.

Artikel 43

Een basisschool, sbo-school of (v)so-school ontvangt ambtshalve aanvullende bekostiging voor professionalisering en begeleiding van starters en schoolleiders. De hoogte van de aanvullende bekostiging wordt bepaald op basis van het aantal ingeschreven leerlingen op 1 februari voorafgaand aan het bekostigingsjaar. De regeling loopt tot en met schooljaar 2022-2023. Dat betekent dat de aanvullende bekostiging ziet op de periode tot 1 augustus 2023 en er voor na deze periode nieuwe afspraken gemaakt moeten worden over de inzet van deze middelen. Het bedrag betreft daarom € 55,59 per leerling.

Artikel 44

Het betaalritme is aangepast naar maandelijks gelijke termijnen voor alle bekostigingsonderwerpen, met uitzondering van de aanvullende bekostiging voor asielzoekers en (overige) vreemdelingen bedoeld in artikelen 34, 35 en 36 van deze regeling.

Artikel 45

Vanwege aanvraagtermijnen voor 1 januari 2023 en het tijdig kunnen versturen van beschikkingen wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie in de Staatscourant. Daarmee is het mogelijk om voor 1 januari 2023 aanvragen voor aanvullende bekostiging in te dienen en beschikkingen voor 2023 uit te sturen, zodat besturen en scholen tijdig geïnformeerd worden.

De Minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Wet van 25 februari 2021 tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (Stb. 2021, 171).

Naar boven