Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën van 8 juli 2022, nr. WJZ/ 22273638, houdende regels over de Adviescommissie Nationaal Groeifonds (Regeling adviescommissie Nationaal Groeifonds)

De Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën,

Gelet op artikel 9, vijfde lid, van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds;

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

commissie:

Adviescommissie Nationaal Groeifonds als bedoeld in artikel 9 van de wet;

ministers:

de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën;

wet:

Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds.

Artikel 2. Taak

  • 1. De taak van de commissie, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet houdt in:

    • a. de Minister van Economische Zaken en Klimaat op zijn verzoek te adviseren omtrent een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6, aanhef en onderdeel a, van de wet;

    • b. de ministers op hun verzoek te adviseren over een verzoek om een bijdrage als bedoeld in artikel 6, aanhef en onderdeel b, van de wet;

    • c. de ministers op hun verzoek te adviseren over de voortgang, met inbegrip van de wijziging of stopzetting, van de uitvoering van investeringsvoorstellen waarvoor financiële middelen beschikbaar zijn gesteld.

  • 2. De commissie brengt een advies uit binnen een door de ministers bij het verzoek opgegeven redelijke termijn en kan slechts in overeenstemming met de ministers van die termijn afwijken.

  • 3. De adviezen van de commissie gaan vergezeld van een deugdelijke motivering.

  • 4. De commissie verstrekt de ministers jaarlijks een rapportage waaruit blijkt hoe de kwaliteit is en de voortgang verloopt van de uitvoering van investeringsvoorstellen waarvoor financiële middelen beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 3. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste 14 andere leden.

  • 2. De leden dragen uit hun midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter ter benoeming aan de ministers voor.

  • 3. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid.

  • 4. De voorzitter en de andere leden worden benoemd voor een periode van 3 jaar. Zij kunnen tweemaal voor een periode van drie jaar worden herbenoemd.

Artikel 4. Onafhankelijkheid

  • 1. De voorzitter en de andere leden nemen op persoonlijke titel deel aan de commissie en oefenen hun adviesfunctie onafhankelijk uit.

  • 2. Zowel de commissie als geheel als ieder individueel lid vermijdt de invloed van persoonlijke belangen bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet en waakt tegen belangenverstrengeling en de schijn daarvan.

  • 3. Ieder belang van een lid dat niet behoort tot de belangen die de commissie uit hoofde van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet behoort te behartigen is een persoonlijk belang.

  • 4. Persoonlijke belangen zijn in ieder geval:

    • a. familie- en privébelangen;

    • b. professionele en zakelijke belangen;

    • c. financiële en economische belangen;

    • d. markt- en sectorgerelateerde belangen;

    • e. belangen uit hoofde van nevenfuncties.

  • 5. De commissie stelt een reglement op met betrekking tot de omgang met de persoonlijke belangen van de voorzitter en de andere leden van de commissie en maakt dit openbaar.

  • 6. Het reglement bevat in ieder geval regels over:

    • a. omgang met persoonlijke belangen die deelname aan advisering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, geheel of gedeeltelijk uitsluiten;

    • b. beheersmaatregelen voor de voorzitter en de leden van commissie over de omgang met persoonlijke belangen;

    • c. transparantie omtrent de omgang met persoonlijke belangen door de voorzitter en de leden van de commissie.

  • 7. Bij de benoeming van een lid van de commissie kunnen nadere voorwaarden worden verbonden aan deelname aan de besluitvorming van de commissie, indien de aard van de maatschappelijke positie van het lid hiertoe aanleiding geeft.

Artikel 5. Inrichting

  • 1. De ministers voorzien in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie bewaard in het archief van dat ministerie.

Artikel 6. Advisering

  • 1. De commissie kan zich bij haar werkzaamheden laten bijstaan door externe deskundigen.

  • 2. De commissie wint ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, advies in bij het Centraal Planbureau over de bijdrage van de voorstellen aan het duurzaam verdienvermogen.

Artikel 7. Verslaglegging en evaluatie

  • 1. De commissie brengt jaarlijks voor 1 april verslag uit aan de ministers van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. In het verslag, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens aandacht besteed aan de wijze waarop de commissie haar onafhankelijkheid heeft bewaakt bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet door inzicht te bieden in de persoonlijke belangen van de voorzitter en de andere commissieleden bij voorstellen en de overwegingen die aan gehele of gedeeltelijke uitsluiting tot deelname aan advisering ten grondslag liggen.

  • 3. Op verzoek van de ministers stelt de commissie uiterlijk september 2023 en daarna ten minste elk derde jaar een evaluatieverslag op waarin aandacht wordt besteed aan haar taakvervulling.

Artikel 8. Inlichtingen

De commissie verstrekt desgevraagd aan de ministers de voor de uitoefening van de taak van de ministers benodigde inlichtingen. De ministers kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van de taak van de ministers redelijkerwijs nodig is.

Artikel 9. Overgangsrecht

  • 1. Voor zover aan verzoeken als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdelen a en b, van het Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, gevolg wordt gegeven, wordt hieraan door de adviescommissie op grond van deze regeling gevolg gegeven.

  • 2. De leden van de Adviescommissie Nationaal Groeifonds, genoemd in artikel 3, vierde lid, van het Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds, zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, zullen voor de resterende duur van hun benoeming worden benoemd als lid van de commissie. Artikel 3, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10. Intrekking Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds

Het Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2022.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling adviescommissie Nationaal Groeifonds.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 juli 2022

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding en doel

Met de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds wordt de Adviescommissie Nationaal Groeifonds ingesteld (artikel 9, eerste lid, Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds). De commissie adviseert de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën over investeringsvoorstellen voor het beschikbaar stellen van financiële middelen uit het Nationaal Groeifonds (artikel 9, tweede lid, Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds). Dit betreffen zowel de aanvragen voor subsidies ten laste van het fonds als de investeringsvoorstellen die door de departementen worden ingediend voor financiering uit het fonds.

Deze regeling vervangt het Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds (Besluit van de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 4 september 2020, nr. 167075, houdende instelling van de Adviescommissie Nationaal Groeifonds (Stcrt. 2020, 47298)). Dit besluit komt daarmee te vervallen. De Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds voorziet namelijk al in de instelling en de taak van de adviescommissie. De wet bevat een grondslag voor nadere regels over de taak van de adviescommissie, de onafhankelijkheid van de leden van de adviescommissie en het afleggen van verantwoording door de adviescommissie. Deze zaken zijn nader uitgewerkt in deze regeling, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het instellingsbesluit. Hiermee wordt voorzien in een bestendige inbedding van de rol van de adviescommissie.

2. Regeldruk

Deze regeling stelt nadere regels over de taak van de adviescommissie, de onafhankelijkheid van de leden van de adviescommissie en het afleggen van verantwoording door de adviescommissie. Er volgen geen verplichtingen uit voor burgers, bedrijven en professionals. Daarmee vloeien er ook geen regeldrukkosten uit deze regeling voort. Een concept van deze regeling is ter advisering aan het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: het ATR) voorgelegd. ATR heeft het voorstel niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting geen gevolgen voor de regeldruk heeft.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen die van belang zijn voor de Regeling adviescommissie Nationaal Groeifonds

Met de ministers worden in dit besluit de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën gezamenlijk bedoeld.

Artikel 2 Taak

In dit artikel is de taak van de adviescommissie opgenomen.

Uit artikel 9 van de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds volgt dat de adviescommissie tot taak heeft om de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken en Klimaat te adviseren over investeringsvoorstellen die meedingen naar financiering uit het fonds. Dit betreffen zowel de aanvragen voor subsidies ten laste van het fonds als de investeringsvoorstellen die door de departementen worden ingediend voor financiering uit het fonds. In artikel 2, derde en vierde lid, van de wet zijn criteria opgenomen op basis waarvan de adviescommissie adviseert of investeringen uit het fonds kunnen worden gefinancierd. De in de wet opgenomen criteria worden, voor zover nodig, in bestuurlijke afspraken of in de subsidieregeling op grond van de wet nader uitgewerkt.

Daarnaast adviseert de adviescommissie over de voortgang, waaronder ook wijziging en stopzetting, van de investeringsvoorstellen waarvoor financiële middelen ter beschikking zijn gesteld.

Verder is in het vierde lid opgenomen dat de adviescommissie jaarlijks een verslag uitbrengt over de voortgang van de uitvoering van de investeringsvoorstellen.

Artikel 3 Samenstelling

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de adviescommissie ten hoogste uit 15 leden bestaat. In het vierde lid is opgenomen dat de leden van de adviescommissie worden benoemd voor een periode van 3 jaar. De leden kunnen tweemaal worden herbenoemd.

Artikel 4 Onafhankelijkheid

In dit artikel zijn voorschriften opgenomen over het vermijden van invloed van persoonlijke belangen en het waken tegen belangenverstrengeling en de schijn daarvan bij de advisering.

Het eerste lid bepaalt dat de leden van de adviescommissie op persoonlijke titel worden benoemd en dat de adviescommissie haar werkzaamheden onafhankelijk uitvoert.

In het tweede lid is opgenomen dat de leden van de adviescommissie niet oordelen over voorstellen waar ze op enige wijze bij betrokken zijn en belangenverstrengeling en elke schijn daarvan dienen te voorkomen.

In het derde en vierde lid wordt het begrip persoonlijk belang nader uitgewerkt.

In het vijfde lid is opgenomen dat de omgang met persoonlijke belangen door de leden van de adviescommissie nader wordt uitgewerkt in een reglement van de adviescommissie. Het reglement wordt door de adviescommissie openbaar gemaakt op de website van het Nationaal Groeifonds.

In het zesde lid is opgenomen welke voorschriften dit reglement in ieder geval dient te bevatten. Allereerst bevat het reglement voorschriften over de omgang met persoonlijke belangen die deelname aan de advisering gedeeltelijk dan wel geheel uitsluiten. Verder dient het reglement beheersmaatregelen te bevatten. Deze maatregelen hebben tot doel te voorkomen dat een lid van de adviescommissie met een persoonlijk belang de advisering beïnvloedt. Tot slot bevat het reglement voorschriften over de transparantie over de omgang met persoonlijke belangen bij de advisering door de adviescommissie.

Verder bepaalt het zevende lid van dit artikel dat bij de benoeming van een lid van de adviescommissie nadere voorschriften kunnen worden gesteld aan deelname aan de advisering indien de maatschappelijke positie van het te benoemen lid daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Inrichting

In dit artikel is opgenomen dat de ministers voorzien in het secretariaat van de commissie. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat zal voorzien in het secretariaat.

Artikel 6 Advisering

In het eerste lid van dit artikel wordt bepaald dat de adviescommissie zich ten behoeve van de advisering kan laten voorlichten door externe deskundigen. Het inschakelen van deskundigen kan bijvoorbeeld zinvol zijn om op een zeer specifiek deelterrein nadere informatie te verkrijgen.

Op grond van het tweede lid vraagt de adviescommissie advies aan het Centraal Planbureau (hierna: CPB) over de investeringsvoorstellen waarvoor financiële middelen beschikbaar worden gesteld. Om de onafhankelijke positie van het CPB te bewaken zal het CPB niet meebeslissen over de selectie van investeringsvoorstellen. Het oordeel van het CPB wordt openbaar gemaakt, in principe als bijlage bij het advies van de adviescommissie.

Artikel 7 Verslaglegging en evaluatie

In dit artikel is opgenomen dat de adviescommissie over haar werkzaamheden rapporteert in een jaarlijks verslag. Hierin licht ze onder meer toe hoe de adviezen tot stand zijn gekomen, welk proces hierbij is doorlopen en welke analytische methoden zijn gebruikt. Ook de evaluaties van afgeronde projecten worden hierin opgenomen, inclusief eventuele lessen die getrokken worden voor de beoordeling van toekomstige projecten.

Op grond van het tweede lid dient de adviescommissie in het jaarverslag aan de ministers op te nemen hoe de onafhankelijkheid gestalte heeft gekregen door inzicht te bieden in de persoonlijke belangen die tot gehele of gedeeltelijke uitsluiting van deelname aan de advisering hebben geleid.

Artikel 8 Inlichtingen

Dit artikel strekt ertoe een informatieplicht voor de adviescommissie ten opzichte van de betrokken ministers vast te leggen.

Artikel 9 Overgangsrecht

Dit artikel bevat het overgangsrecht voor het Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds over de aanhangige adviezen bij de adviescommissie en de duur van de benoeming van de leden van de adviescommissie.

De Adviescommissie Nationaal Groeifonds waarover in deze regeling wordt gesproken, is een ononderbroken voortzetting van de huidige adviescommissie. Om verwarring over de geldigheid van de benoemingen van de huidige leden van de commissie te voorkomen, voorziet artikel 9, tweede lid, in het overgangsrecht. Daaruit volgt dat personen die – voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling – op grond van het Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds als leden van de adviescommissie waren benoemd, worden benoemd als leden van de adviescommissie voor de resterende duur van hun benoeming. Deze leden kunnen tweemaal worden herbenoemd.

Artikel 10. Intrekking Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal groeifonds

In dit artikel is opgenomen dat het Instellingsbesluit Adviescommissie Nationaal Groeifonds wordt ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel voorziet in de inwerkingtreding van de regeling op 1 augustus 2022. Dit is geen vast verandermoment als bedoeld in aanwijzing 4.17, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Evenmin wordt voldaan aan aanwijzing 4.17, vierde lid, op grond waarvan tussen de publicatiedatum en het tijdstip van inwerkingtreding een termijn van minimaal twee maanden in acht wordt genomen. Deze afwijkingen worden gerechtvaardigd op grond van de eerste uitzonderingsgrond van het vijfde lid, van aanwijzing 4.17, ter voorkoming van aanmerkelijke ongewenste publieke voor- of nadelen. Inwerkingtreding van deze regeling dient plaats te vinden op 1 augustus 2022 omdat dit de datum is waarop de Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds in werking treedt. Omdat deze wet voorziet in de instelling van de adviescommissie, dient vanaf inwerkingtreding van de wet het tot op heden geldende Instellingsbesluit adviescommissie Nationaal Groeifonds te vervallen en te worden vervangen door deze regeling.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel bevat de citeertitel van deze regeling.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Naar boven