Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 19 april 2022, kenmerk 3347955-1027360-S, houdende wijziging van de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en verhuurders sportaccommodaties COVID-19 in verband met schade geleden in het vierde kwartaal van 2021 en het eerste kwartaal van 2022

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Besluit:

ARTIKEL I

De Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en verhuurders sportaccommodaties COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het onderdeel TVL komt te luiden:

TVL:

Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19;

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van het artikel door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

vierde tranche:

periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022.

B

Artikel 7.6, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Op verzoek van de minister toont de ontvanger na de verlening aan dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 7 van deze beleidsregel door het overleggen van in ieder geval:

    • a. een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie in Q2 2021; en

    • b. een schriftelijke mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende Q2 2021 is kwijtgescholden.

C

Na Hoofdstuk 7 worden, onder vernummering van Hoofdstuk 8 tot Hoofdstuk 10 en onder vernummering van artikel 8.1 en 8.2 tot artikel 10.1 en 10.2, twee hoofdstukken ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk 8. Tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19: vierde tranche

Artikel 8.1. Verstrekking tegemoetkoming
  • 1. De minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan een amateursportorganisatie die in de vierde tranche ten minste 10% omzetverlies heeft geleden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.

  • 2. Een amateursportorganisatie komt in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 8 indien de amateursportorganisatie:

    • a. een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is;

    • b. geen winstoogmerk heeft; en

    • c. in het handelsregister staat ingeschreven met een SBI-code uit bijlage I.

  • 3. Een amateursportorganisatie komt slechts eenmaal in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 8.

  • 4. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid, indien de aanvrager voor de financiële schade, bedoeld in artikel 8.2, reeds een subsidie ontvangt op grond van de TVL.

Artikel 8.2. Financiële schade
  • 1. Voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, komt de financiële schade in aanmerking die de aanvrager als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 in de vierde tranche heeft geleden.

  • 2. De hoogte van financiële schade die de aanvrager in de vierde tranche heeft geleden, wordt gelijk gesteld aan 18% van de inkomsten van de aanvrager in het laatste afgesloten boekjaar voorafgaand aan de COVID-19 uitbraak.

Artikel 8.3. Hoogte van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming is afhankelijk van de hoogte van de financiële schade, bedoeld in artikel 8.2, van de aanvrager en bedraagt:

Financiële schade in vierde tranche

Tegemoetkoming (forfaitair)

€ 1.000 t/m € 3.000

€ 1.500

€ 3.001 t/m € 5.000

€ 3.000

€ 5.001 t/m € 8.500

€ 4.500

€ 8.501 t/m € 12.000

€ 6.000

€ 12.001 t/m € 15.500

€ 7.500

€ 15.501 t/m € 19.000

€ 9.000

€ 19.001 t/m € 23.000

€ 10.500

€ 23.001 t/m € 27.000

€ 12.000

€ 27.001 t/m € 32.000

€ 13.500

€ 32.001 t/m € 37.000

€ 15.500

€ 37.001 t/m € 42.000

€ 17.500

€ 42.001 t/m € 48.000

€ 20.500

€ 48.001 en hoger

€ 24.000

Artikel 8.4. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling
  • 1. Het totaal beschikbare bedrag voor het verstrekken van tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, bedraagt € 22.000.000.

  • 2. Indien het totaal aangevraagde bedrag het totaal beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, overschrijdt, wordt het totaal beschikbare bedrag naar rato verdeeld over de aanvragen die in de aanvraagperiode zijn ontvangen.

  • 3. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 8.

Artikel 8.5. De aanvraag
  • 1. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2. De aanvraag voor een tegemoetkoming kan worden ingediend in de periode van 25 april 2022 tot en met 30 mei 2022.

Artikel 8.6. Verlening en uitbetaling
  • 1. De minister beslist binnen dertien weken na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 8.5, tweede lid, op een aanvraag voor een tegemoetkoming.

  • 2. De verlening van een tegemoetkoming kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a. de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • b. een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet op behoorlijke wijze zal kunnen aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 8 van deze beleidsregel.

  • 3. De minister verleent bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, een voorschot van 100% dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 8.7. Vaststelling tegemoetkoming
  • 1. De minister kan een steekproef uitvoeren voor de vaststelling van de tegemoetkoming.

  • 2. Op verzoek van de minister toont de ontvanger van een tegemoetkoming in het kader van de steekproef aan dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 8 van deze beleidsregel door het overleggen van:

    • a. een overzicht van de omzet van de amateursportorganisatie waaruit blijkt dat deze ten opzichte van de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2020 een omzetverlies van ten minste 10% heeft geleden in de vierde tranche;

    • b. de jaarrekening van het laatst afgesloten boekjaar voorafgaand aan de COVID-19 uitbraak;

    • c. indien van toepassing een besluit tot toekenning van de subsidie op grond van de TVL.

  • 3. Indien de tegemoetkoming niet binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming uiterlijk 31 december 2023 ambtshalve vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

  • 4. Indien de tegemoetkoming binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de gegevens als bedoeld in het tweede lid vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

Artikel 8.8. Intrekking, wijziging en terugvordering
  • 1. De minister kan de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:

    • a. de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere verleningsbeschikking zou hebben geleid; of

    • b. de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dit wist, dan wel behoorde te weten.

  • 2. De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen aan tegemoetkoming terugvorderen.

Hoofdstuk 9. Tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19: vierde tranche

Artikel 9.1. Verstrekking tegemoetkoming
  • 1. De minister kan op aanvraag een tegemoetkoming verstrekken aan een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder voor de in de vierde tranche gederfde huurinkomsten als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.

  • 2. Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming indien de huurinkomsten als bedoeld in artikel 9.2 daadwerkelijk zijn kwijtgescholden aan een amateursportorganisatie.

  • 3. Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts eenmaal in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9.

  • 4. Indien een gemeente de huurinkomsten van een sportbedrijf of een particuliere verhuurder meeneemt in haar aanvraag, komt dit sportbedrijf of deze particuliere verhuurder voor diezelfde huurinkomsten niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van dit hoofdstuk.

  • 5. De minister beslist afwijzend op een aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid indien de aanvrager voor de in de vierde tranche gederfde huurinkomsten reeds een subsidie ontvangt op grond van de TVL.

Artikel 9.2. Gederfde huurinkomsten

De hoogte van de tegemoetkoming voor een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder bedraagt de totaal kwijtgescholden huurinkomsten voor gebruiksgebonden huur en niet-gebruiksgebonden huur in de vierde tranche.

Artikel 9.3. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling
  • 1. Het totaal beschikbare bedrag voor het verstrekken van tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, bedraagt € 47.000.000.

  • 2. Indien het totaal aangevraagde bedrag het totaal beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, overschrijdt, wordt het totaal beschikbare bedrag naar rato verdeeld over de aanvragen die in de aanvraagperiode zijn ontvangen.

  • 3. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 9.

Artikel 9.4. De aanvraag
  • 1. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 2. De aanvraag voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 9.1 kan worden ingediend in de periode van 25 april 2022 tot en met 30 mei 2022.

  • 3. De aanvraag van een particuliere verhuurder gaat vergezeld van een overzicht van de door de aanvrager kwijtgescholden gebruiksgebonden en niet-gebruiksgebonden huur per amateursportorganisatie.

Artikel 9.5. Verlening en uitbetaling
  • 1. De minister beslist binnen dertien weken na sluiting van de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 9.4, tweede lid, op een aanvraag voor een tegemoetkoming.

  • 2. De verlening van een tegemoetkoming kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a. de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid; of

    • b. een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet op behoorlijke wijze zal kunnen aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 9 van deze beleidsregel.

  • 3. De minister verleent bij het besluit, bedoeld in het eerste lid, een voorschot van 100% dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 9.6. Vaststelling tegemoetkoming tot € 100.000
  • 1. Indien de tegemoetkoming minder dan € 100.000 bedraagt, kan de minister een steekproef uitvoeren voor de vaststelling van de tegemoetkoming.

  • 2. Op verzoek van de minister toont de ontvanger in het kader van de steekproef aan dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 9 van deze beleidsregel door het overleggen van in ieder geval:

    • a. een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie in de vierde tranche;

    • b. een schriftelijke mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de vierde tranche is kwijtgescholden.

  • 3. Indien de tegemoetkoming niet binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming uiterlijk 31 december 2023 ambtshalve vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

  • 4. Indien de tegemoetkoming binnen de steekproef als bedoeld in het eerste lid valt, wordt de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de gegevens als bedoeld in het tweede lid, onder a en b, vastgesteld tot ten hoogste het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

Artikel 9.7. Vaststelling tegemoetkoming vanaf € 100.000
  • 1. Indien de tegemoetkoming meer dan € 100.000 bedraagt, dient de ontvanger, om aan te tonen dat hij voldoet aan de voorwaarden uit hoofdstuk 9 van deze beleidsregel, in de periode 13 februari 2023 tot en met 12 maart 2023 een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. Voor de aanvraag tot vaststelling van de tegemoetkoming wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a. een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie in de vierde tranche;

    • b. een mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de vierde tranche is kwijtgescholden.

  • 4. De minister besluit binnen dertien weken op een aanvraag tot vaststelling.

Artikel 9.8. Intrekking, wijziging en terugvordering
  • 1. De minister kan de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:

    • a. de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere verleningsbeschikking zou hebben geleid; of

    • b. de verlening of vaststelling van de tegemoetkoming anderszins onjuist was en de aanvrager dit wist, dan wel behoorde te weten.

  • 2. De minister kan onverschuldigd betaalde bedragen aan tegemoetkoming terugvorderen.

ARTIKEL II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

TOELICHTING

Algemeen deel

Inleiding

Het kabinet heeft besloten dat sportverenigingen extra ondersteund dienen te worden om de financiële gevolgen die zij ondervinden door de maatregelen om de verdere verspreiding van COVID-19 te beperken. Om amateursportorganisaties te ondersteunen, is de Beleidsregel tegemoetkoming amateursportorganisaties en verhuurders sportaccommodaties (Beleidsregel TASO en TVS) opgesteld.

Met onderhavige wijziging van de Beleidsregel TASO en TVS zijn de twee extra hoofdstukken toegevoegd op grond waarvan een financiële bijdrage beschikbaar wordt gesteld aan amateursportorganisaties en verhuurders van sportaccommodaties voor de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 (de vierde tranche). Het betreft de vierde periode waarvoor een tegemoetkoming kan worden aangevraagd. Tijdens deze periode zijn sportclubs opnieuw geconfronteerd met maatregelen ter bestrijding van COVID-19. Het betreft hier onder meer beperkingen op de aanwezigheid van publiek bij binnen- en buitensport en het verbod op buitensport na 17:00 en op binnensport in het geheel. Deze maatregelen zijn vanaf 11 januari 2022 geleidelijk versoepeld. Door de beperkingen hebben sportclubs in mindere mate of geen gebruik kunnen maken van de sportaccommodaties en zijn de inkomsten uit de sportkantine of kaartverkoop weggevallen.

Om het verlies aan inkomsten te compenseren stelt het kabinet een financiële bijdrage beschikbaar voor:

  • de financiële schade van amateursportorganisaties die tijdens de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 een omzetverlies van minimaal 10% hebben geleden ten opzichte van de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2020; en

  • de gederfde huurinkomsten van gemeenten, sportbedrijven en particuliere verhuurders tijdens de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022.

Het nieuwe hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor de financiële schade van amateursportorganisaties in de vierde tranche (het nieuwe Hoofdstuk 8) is aangepast ten opzichte van eerdere tranches van deze tegemoetkoming in die zin dat voor de berekening van de financiële schade niet langer wordt gekeken naar de optelsom van vaste lasten, personeelskosten, bondsafdrachten en kantineresultaat. In plaats daarvan bedraagt de financiële schade een vast percentage van de totale inkomsten van de aanvrager in het laatst afgesloten boekjaar dat voorafgaat aan de COVID-19 uitbraak. Deze wijziging is aangebracht om administratieve lasten bij aanvragers en de uitvoerder van de beleidsregel te beperken.

Het nieuwe hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor de huurinkomstenderving van verhuurders van sportaccommodaties in de vierde tranche (het nieuwe Hoofdstuk 9) is grotendeels gelijk aan het hoofdstuk dat betrekking heeft op de tegemoetkoming voor huurinkomstenderving van verhuurders van sportaccommodaties in Q2 2021 (Hoofdstuk 7 van de Beleidsregel TASO en TVS). Wel vervalt het onderscheid in vergoedingspercentages tussen gebruiksgebonden en niet-gebruiksgebonden huur, omdat de beperkende maatregelen tijdens de vierde tranche van dusdanige aard waren dat sportbeoefening bij beide vormen van huur vrijwel geheel werd beperkt.

De wijzigingen worden hieronder artikelsgewijs toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Aan de definities wordt een nieuwe periode toegevoegd, namelijk de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 (vierde tranche). Er is voor gekozen om deze periode de benaming vierde tranche te geven, omdat de periode geen gehele kwartalen beslaat en er één aanvraagmoment in de regeling is opgenomen die twee kwartalen gedeeltelijk omvat. Daarnaast is de definitie van de TVL in lijn gebracht met de huidige titel van de regeling.

B

In artikel 7.6, tweede lid, ontbrak de aanhef. Dit is gecorrigeerd.

C
Hoofdstuk 8. Tegemoetkoming amateursportorganisaties COVID-19: vierde tranche
Artikel 8.1. Verstrekking tegemoetkoming

Een amateursportorganisatie kan in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming indien zij in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 ten minste 10% omzetverlies heeft geleden als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Het omzetverlies wordt bepaald op basis van het verschil tussen de l inkomsten in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022, ten opzichte van de inkomsten in de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2019. De amateursportorganisatie telt daarvoor de inkomsten mee uit de sportkantine, sponsoring, fondsenwervende activiteiten, entreegelden, subsidies, begrote contributie en verhuur van de accommodatie van de amateursportorganisatie. De amateursportorganisatie verklaart bij de aanvraag van de tegemoetkoming dat is voldaan aan de voorwaarde van ten minste 10% omzetverlies.

Om in aanmerking te kunnen komen voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 8 dient de amateursportorganisatie een privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk en met een SBI-code uit bijlage I te zijn. Op basis van het KvK-nummer van de amateursportorganisatie wordt gecontroleerd of de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel.

In het derde lid wordt de samenloop tussen hoofdstuk 8 van deze beleidsregel en andere regelingen binnen het rijksbrede COVID-19-steunpakket geregeld. Indien een amateursportorganisatie reeds een subsidie ontvangt op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL), komt deze op grond van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel. Het maakt daarbij niet uit of de amateursportorganisatie alleen TVL ontvangt voor het vierde kwartaal van 2021 of het eerste kwartaal van 2022, of voor beide kwartalen. Als een aanvrager TVL ontvangt voor een deel van de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022, komt de aanvrager in het geheel niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel. De aanvrager geeft in het aanvraagformulier aan of aan deze voorwaarde voldaan wordt.

Artikel 8.2. Financiële schade

De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld op grond van de financiële schade die de aanvrager als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 in de vierde tranche heeft geleden. De financiële schade die de aanvrager in de vierde tranche heeft geleden, wordt gelijk gesteld aan 18 procent van de totale inkomsten van de aanvrager in het laatste afgesloten boekjaar voorafgaand aan de COVID-19 uitbraak in maart 2020. Dit kan bijvoorbeeld het boekjaar 2019 zijn, of, zoals gebruikelijk bij sportverenigingen, het gebroken boekjaar 2018-2019. Het gebroken boekjaar augustus 2019-juli 2020 omvat ook de start van de COVID-19 uitbraak in maart 2020 en wordt daarom niet als referentiejaar gebruikt.

Het percentage ter hoogte van 18 procent is tot stand gekomen aan de hand van cijfers van NOC*NSF, het CBS, de Stichting Waarborgfonds Sport en het Mulier Instituut omtrent de gemiddelde inkomsten en uitgaven van amateursportorganisaties. Vervolgens is de verwachte impact van de beperkende maatregelen op de inkomsten en uitgaven van amateursportorganisaties berekend, en is dit verdisconteerd met de gemiddelde exploitatie van deze organisaties. Hieruit volgt het percentage verwachte financiële schade. In dit percentage verwachte financiële schade zijn vaste lasten, gemiste kantineopbrengsten en sportieve kosten en baten (zoals entreegelden en bondsafdrachten) verrekend. Personeelslasten zijn niet in dit percentage opgenomen, omdat voor de vierde tranche ook de NOW-regeling van toepassing was.

Door een standaard percentage aan financiële schade te hanteren, worden de administratieve lasten voor aanvragers beperkt. De aanvragers hoeven geen individuele schadeposten te berekenen en per schadepost bewijsmiddelen aan te leveren. Uit een analyse van de subsidieverstrekking in de eerdere aanvraagrondes van de TASO blijkt dat het standaardpercentage in de meeste gevallen niet leidt tot een veel hogere of lagere tegemoetkoming dan die verstrekt zou zijn op basis van de oude berekeningsmethode van de TASO. Daarnaast blijkt uit analyses van het Mulier Instituut over de financiële effecten van corona op de sport dat de financiële schade bij de amateursport in grote mate wordt gecompenseerd door steunmaatregelen, waardoor de ‘restschade’ in dit deel van de sector beperkt blijft. Dat maakt het ook opportuun om te kiezen voor deze wijze van het berekenen van schade, die iets minder specifiek is toegespitst op de situatie van de individuele aanvrager maar wel leidt tot lagere administratieve lasten.

Artikel 8.3. Hoogte van de tegemoetkoming

Als een aanvraag wordt toegewezen, bedraagt de tegemoetkoming voor amateursportorganisaties – afhankelijk van de hoogte van de door de aanvrager opgevoerde financiële schade – een forfaitair bedrag van € 1.000 tot maximaal € 24.000. Deze bedragen zijn gewijzigd ten opzichte van de TASO voor Q1 2021 en Q2 2021 om aan te sluiten bij de nieuwe berekening van de financiële schade, bedoeld in artikel 8.2, tweede lid. Op deze manier zullen de ontvangers voor de vierde tranche zo veel mogelijk hetzelfde bedrag aan tegemoetkoming ontvangen als voor Q1 2021 en Q2 2021. Ook de maximale hoogte van de tegemoetkoming is hetzelfde gebleven.

Artikel 8.4. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling

Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel is een bedrag van € 22.000.000 beschikbaar. Dit is een lager bedrag dan dat voor Q1 2021 en Q2 2021 beschikbaar was omdat de betreffende schadeperiode ook korter is dan in voorgaande rondes.

Wanneer het totale voor tegemoetkoming geclaimde bedrag hoger is dan € 22.000.000 zal de verdeling van de aangevraagde bedragen naar rato plaatsvinden. Op deze manier heeft de het moment van aanvragen geen invloed op de kans om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.

Het derde lid bepaalt dat artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van overeenkomstige toepassing is op het verstrekken van tegemoetkomingen. Dit betekent dat het beschikbare bedrag van € 22.000.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel 4:25 van de Awb geldt in beginsel voor subsidies en ziet op het vaststellen van een subsidieplafond en de gevolgen hiervan. De tegemoetkomingen die op basis van deze beleidsregel worden verstrekt zijn geen subsidies, nu geen sprake is van door een bestuursorgaan verstrekte financiële middelen voor het verrichten van bepaalde activiteiten door een aanvrager. Het tweede en derde lid van artikel 4:25 van de Awb zijn dus niet automatisch van toepassing, maar worden voor deze beleidsregel wel van toepassing verklaard.

Artikel 8.5. De aanvraag

Een tegemoetkoming wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel kan worden ingediend in de periode van 25 april 2022 tot en met 30 mei 2022. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. Dit formulier is te vinden op www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de aanvrager dient aan te leveren, zoals de naam, het adres, het KvK-nummer van de amateursportorganisatie, een bankafschrift op naam van de aanvrager (niet ouder dan drie maanden), de gegevens van de contactpersoon en een verklaring van het omzetverlies.

Artikel 8.6. Verlening en uitbetaling

Er wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen dertien weken na het sluiten van de aanvraagperiode (in afwijking van de standaard Awb-termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, opgenomen in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Aangezien het totaal beschikbare bedrag bij overschrijding naar rato wordt verdeeld, kan er slechts na sluiting van de aanvraagperiode besloten worden op de aanvragen. Om dezelfde reden kan een verzoek tot verhoging van de aangevraagde tegemoetkoming na sluiting van de aanvraagtermijn niet met zekerheid worden gehonoreerd. In het uiterste geval dat een beslissing binnen dertien weken niet haalbaar is, is artikel 4:14, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Conform artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop de aanvrager wordt uitgenodigd de aanvraag krachtens artikel 4:5 van de Awb aan te vullen.

Het tweede lid bepaalt wanneer een verlening van een tegemoetkoming in ieder geval kan worden geweigerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er bij de aanvraag een valse verklaring over het te verwachten omzetverlies of de financiële schade wordt aangeleverd.

Als een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 8 van deze beleidsregel wordt toegewezen, betaalt de minister het volledige bedrag van de tegemoetkoming na zijn besluit in één keer uit.

Artikel 8.7. Vaststelling tegemoetkoming

De minister heeft de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger van de tegemoetkoming daadwerkelijk aan alle voorwaarden uit de onderhavige beleidsregel heeft voldaan. Steekproefsgewijs kan de ontvanger worden gevraagd om hiervoor documenten aan te leveren. Het gaat ten eerste om een overzicht van de omzet waaruit blijkt dat de amateursportorganisatie in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 een omzetverlies van minstens 10% heeft geleden. De amateursportorganisatie kan dit omzetverlies aantonen aan de hand van een overzicht van de omzetcijfers in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 en de omzetcijfers in de periode van 1 november 2019 tot en met 31 januari 2020. Om de hoogte van de financiële schade vast te stellen, levert de amateursportorganisatie in het kader van de steekproef daarnaast de jaarrekening aan over het laatst afgesloten boekjaar voorafgaande aan de COVID-19 uitbraak. Indien de amateursportorganisatie voor het vierde kwartaal van 2021 of het eerste kwartaal van 2022 ook TVL heeft ontvangen, dient ook het besluit tot toekenning van deze tegemoetkoming te worden aangeleverd. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.

De minister heeft de mogelijkheid om één of meerdere steekproeven uit te voeren. De eerste steekproef start in het eerste kwartaal van 2023 en in het geval er meerdere steekproeven worden uitgevoerd, zullen deze plaatsvinden in het tweede en derde kwartaal van 2023. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die binnen de steekproef/steekproeven vallen geldt dat de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de opgevraagde verantwoordingsgegevens wordt vastgesteld. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die niet binnen de steekproef/steekproeven vallen, geldt dat de tegemoetkoming na het afronden van de steekproef (uiterlijk 31 december 2023) ambtshalve wordt vastgesteld.

De tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één van de situaties als bedoeld in artikel 8.8 zich voordoet.

Artikel 8.8. Terugvordering

Indien uit de controle blijkt dat de tegemoetkoming niet in overeenstemming met deze beleidsregel is verstrekt, kan de tegemoetkoming die ten onrechte is uitbetaald, geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van degene aan wie is uitbetaald. Dit zal het geval zijn als de ontvanger van de tegemoetkoming onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft of de ontvanger van de tegemoetkoming wist of behoorde te weten dat het besluit tot toekenning van de tegemoetkoming anderszins onjuist was. Hierbij kan gedacht worden aan het aanleveren van een valse verklaring over het te verwachten omzetverlies of de financiële schade.

Hoofdstuk 9. Tegemoetkoming verhuurders sportaccommodaties COVID-19: vierde tranche
Artikel 9.1. Verstrekking tegemoetkoming

Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt in aanmerking voor een eenmalige tegemoetkoming indien zij (een deel van) de door amateursportorganisaties verschuldigde huur voor sportaccommodaties in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 heeft kwijtgescholden. Voor de gederfde huurinkomsten als bedoeld in artikel 9.2 kan een tegemoetkoming worden aangevraagd. De gederfde huurinkomsten waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd moeten door de aanvrager daadwerkelijk zijn kwijtgescholden voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming wordt ingediend. Het risico dat uiteindelijk niet het volledig aangevraagde bedrag aan gederfde huurinkomsten wordt vergoed, ligt bij de aanvrager van de tegemoetkoming. De verhuurder mag wel afspraken maken met de huurder over een eventuele verrekening als het aangevraagde bedrag niet volledig wordt verleend, maar om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming dient het bedrag aan gederfde huurinkomsten waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd daadwerkelijk te zijn kwijtgescholden.

Een gemeente, sportbedrijf of particuliere verhuurder komt slechts in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van onderhavige beleidsregel indien de aanvrager voor de gederfde huurinkomsten geen aanspraak heeft gemaakt op een tegemoetkoming op grond van de TVL. De aanvrager geeft in het aanvraagformulier aan of aan deze voorwaarde voldaan wordt.

Een gemeente mag in haar aanvraag ook de gederfde huurinkomsten van een sportbedrijf of particuliere verhuurder meenemen die zijn kwijtgescholden aan een amateursportorganisatie. In dat geval komt het sportbedrijf of de particuliere verhuurder voor diezelfde gederfde huurinkomsten niet meer in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel. Voorbeeld: een sportbedrijf heeft de huur van amateursportorganisatie A, B en C voor de vierde tranche kwijtgescholden. Een gemeente vraagt vervolgens een tegemoetkoming aan voor de gederfde huurinkomsten van het sportbedrijf die het gevolg zijn van de kwijtschelding van de huur van amateursportorganisatie A en B. Het sportbedrijf kan vervolgens zelf alleen nog een aanvraag doen voor een tegemoetkoming voor de gederfde huurinkomsten die het gevolg zijn van de kwijtschelding van de huur van amateursportorganisatie C.

Artikel 9.2. Gederfde huurinkomsten

De hoogte van een tegemoetkoming die op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel wordt verstrekt, wordt bepaald aan de hand van de gederfde huurinkomsten van de aanvrager. Het betreft huur die voor de vierde tranche is kwijtgescholden aan de amateursportorganisatie. Voor zowel gebruiksgebonden huur (huur per uur/tijdvak) als niet-gebruiksgebonden huur geldt dat de totale kwijtgescholden huursom in aanmerking komt voor een tegemoetkoming. Het totale bedrag aan gederfde huurinkomsten is bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming. Indien de huur die aan een amateursportorganisatie in rekening wordt gebracht btw-belast is, en de huur inclusief btw geheel of deels is kwijtgescholden, wordt de btw niet gezien als gederfde huurinkomsten. De verhuurder kan dan de kwijtgescholden huur exclusief btw opvoeren voor een tegemoetkoming.

Er wordt in de vierde tranche van deze tegemoetkoming geen onderscheid gemaakt in de vergoeding voor gebruiksgebonden of niet-gebruiksgebonden huur. Dit onderscheid vervalt, omdat de beperkende maatregelen die tijdens de vierde tranche van toepassing waren ervoor zorgden dat normale sportbeoefening grotendeels onmogelijk was. Zo gold bijvoorbeeld lange tijd een avondlockdown vanaf 17:00, terwijl verreweg de meeste amateursport juist na dat tijdstip plaatsvindt. Daarom is gekozen om voor beide vormen van huur maximaal 100% kwijtschelding van de verschuldigde huur via de TVS te kunnen compenseren.

Artikel 9.3. Het beschikbare bedrag en wijze van verdeling

Voor het verstrekken van tegemoetkomingen op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel is een bedrag van € 47.000.000 beschikbaar. Wanneer het totale voor tegemoetkomingen geclaimde bedrag hoger is dan € 47.000.000 zal de verdeling naar rato van de aangevraagde bedragen plaatsvinden. Op deze manier heeft de het moment van aanvragen geen invloed op de kans om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming.

Het derde lid bepaalt dat artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing is op het verstrekken van tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel. Dit betekent dat het beschikbare bedrag van € 47.000.000 niet wordt overschreden, tenzij niet tijdig op een aanvraag zou worden beslist, of als een aanvraag in de bezwaar- of beroepsfase of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak alsnog wordt toegewezen. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb worden van overeenkomstige toepassing verklaard, omdat dit artikel in beginsel geldt voor subsidies en ziet op het vaststellen van een subsidieplafond en de gevolgen daarvan. De tegemoetkomingen die op basis van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel worden verstrekt zijn geen subsidies, nu er geen sprake is van door een bestuursorgaan verstrekte financiële middelen voor het verrichten van bepaalde activiteiten door een aanvrager. Artikel 4:25, tweede en derde lid, van de Awb zijn daarom niet automatisch van toepassing, maar worden voor deze beleidsregel wel van toepassing verklaard.

Artikel 9.4. De aanvraag

Een tegemoetkoming wordt alleen op aanvraag verstrekt. De aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel kan worden ingediend in de periode van 25 april 2022 tot en met 30 mei 2022. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt. Dat formulier is te vinden op www.dus-i.nl. Uit dit formulier blijkt welke gegevens de aanvrager dient aan te leveren.

Als de aanvrager een gemeente of gemeentelijke sportbedrijf is (medeoverheid), geeft de aanvrager aan hoeveel huur er is kwijtgescholden van amateursportorganisaties in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022.

Als de aanvrager een particuliere verhuurder is, volgt deze dezelfde stappen als een gemeente of gemeentelijk sportbedrijf. Aanvullend levert de aanvrager een overzicht aan waaruit blijkt hoeveel huur aan welke amateursportorganisatie is kwijtgescholden. Dit was in de eerste TVS alleen nodig als de aanvraag na de steekproef of na de aanvraag tot vaststelling nader gecontroleerd werd. Het aanleveren van dit overzicht is van belang voor de vaststelling van de definitieve tegemoetkoming. Om terugvorderingen te voorkomen wordt dit overzicht bij deze beleidsregel al aangeleverd bij de aanvraag.

Artikel 9.5. Verlening en uitbetaling

Er wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen dertien weken na het sluiten van de aanvraagperiode (in afwijking van de standaard Awb-termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag, opgenomen in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Aangezien het totaal beschikbare bedrag bij overschrijding naar rato wordt verdeeld, kan er slechts na sluiting van de aanvraagperiode besloten worden op de aanvragen. Om dezelfde reden kan een verzoek tot verhoging van de aangevraagde tegemoetkoming na sluiting van de aanvraagtermijn niet met zekerheid worden gehonoreerd. In het uiterste geval dat een beslissing binnen dertien weken niet haalbaar is, is artikel 4:14, eerste lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing.

Indien voorafgaand aan de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag wordt vastgesteld dat een aanvraag (nog) niet compleet is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze binnen een redelijke, door de minister te stellen termijn aan te vullen, conform artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Als een aanvraag niet binnen de geboden termijn wordt aangevuld, en dus onvoldoende gegevens bevat om een goede beoordeling mogelijk te maken, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen. Conform artikel 4:15, eerste lid, onder a, van de Awb wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort met ingang van de dag na die waarop de aanvrager wordt uitgenodigd de aanvraag krachtens artikel 4:5 van de Awb aan te vullen.

In de verleningsbeschikking zal worden aangegeven of de aanvrager onder het verantwoordingsregime van artikel 9.6 dan wel het verantwoordingsregime van artikel 9.7 valt en welke bewijsstukken de aanvrager bij (de aanvraag tot) vaststelling moet overleggen.

Het tweede lid bepaalt wanneer een verlening van een tegemoetkoming in ieder geval kan worden geweigerd. Dit is bijvoorbeeld het geval indien er bij de aanvraag een valse verklaring over de kwijtgescholden huur wordt aangeleverd.

Als een aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel wordt toegewezen, betaalt de minister het volledige bedrag van de tegemoetkoming na zijn besluit in één keer uit.

Artikel 9.6. Vaststelling tegemoetkoming tot € 100.000

De minister heeft de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger van een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel van minder dan € 100.000 daadwerkelijk aan alle voorwaarden uit de onderhavige beleidsregel heeft voldaan. Steekproefsgewijs kan de ontvanger van de tegemoetkoming gevraagd worden om een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie te overleggen inclusief een mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties dat de huur gedurende de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 is kwijtgescholden. Deze mededeling is vormvrij, maar dient wel schriftelijk te zijn. Uit het document moet in ieder geval blijken dat de huur daadwerkelijk is kwijtgescholden. De kwijtschelding mag dus niet voorwaardelijk zijn. Wel mag de verhuurder afspraken maken met de huurder over een eventuele verrekening als het aangevraagde bedrag niet volledig wordt verleend. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.

De minister heeft de mogelijkheid om één of meerdere steekproeven uit te voeren. De eerste steekproef start in het eerste kwartaal van 2023 en in het geval er meerdere steekproeven worden uitgevoerd, zullen deze plaatsvinden in het tweede kwartaal van 2023. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die binnen de eerste steekproef vallen, geldt dat de tegemoetkoming binnen dertien weken na ontvangst van de door de minister opgevraagde verantwoordingsgegevens wordt vastgesteld. Voor ontvangers van een tegemoetkoming die niet binnen de steekproef/steekproeven vallen, geldt dat de tegemoetkoming na het afronden van de steekproef/steekproeven (uiterlijk 31 december 2023) ambtshalve wordt vastgesteld.

De tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één van de situaties als bedoeld in artikel 9.8 zich voordoet.

Artikel 9.7. Vaststelling tegemoetkoming vanaf € 100.000

Wanneer er een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 9 van deze beleidsregel is ontvangen voor een bedrag van meer dan € 100.000 dient de ontvanger in de periode van 13 februari 2023 tot en met 12 maart 2023 een aanvraag tot vaststelling in.

Bij de aanvraag tot vaststelling wordt een overzicht van de kwijtgescholden huur per amateursportorganisatie overgelegd. Ook wordt er een schriftelijke mededeling van de gemeente, het sportbedrijf of de particuliere verhuurder aan de amateursportorganisaties overgelegd waarin staat dat de huur gedurende de periode van 1 november 2021 tot en met 31 januari 2022 is kwijtgescholden. Deze schriftelijke mededeling is vormvrij, maar uit het document moet in ieder geval blijken dat de huur daadwerkelijk is kwijtgescholden. De minister kan besluiten dat er meer documenten nodig zijn om de rechtmatigheid van de verstrekking van de tegemoetkoming te controleren.

De tegemoetkoming wordt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling vastgesteld overeenkomstig de verlening, tenzij één van de situaties als bedoeld in artikel 9.8 zich voordoet.

Artikel 9.8. Terugvordering

In dit artikel wordt bepaald dat een verlening of vaststelling van een tegemoetkoming kan worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger kan worden gewijzigd indien een ontvanger onjuiste of onvolledige informatie heeft verschaft. Dit geldt ook indien de ontvanger anderszins redelijkerwijs had kunnen weten dat de tegemoetkoming (deels) ten onrechte is toegekend. Hier is bijvoorbeeld sprake van indien de aanvrager een valse verklaring aanlevert over de kwijtgescholden huur of indien de aanvrager de kwijtgescholden huursom waarvoor een tegemoetkoming is ontvangen alsnog bij de amateursportorganisatie in rekening brengt in het jaar 2022 of 2023 (bijvoorbeeld door verhoging van de oorspronkelijke huursom). Onverschuldigd betaalde bedragen kunnen door de minister worden teruggevorderd.

Bij de herziening van een tegemoetkoming kan de tegemoetkoming slechts op een lager bedrag of op nihil worden vastgesteld. Het herzien van het bedrag van een tegemoetkoming in positieve zin (de tegemoetkoming wordt hoger vastgesteld dan de verlening) is niet mogelijk in verband met de verdeling van het totaal beschikbare bedrag.

Artikel II

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. De beleidsregel wordt minder dan twee maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding gepubliceerd. Hiermee wordt afgeweken van de minimale periode van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding van regelingen. Dit is wenselijk omdat amateursportorganisaties en verhuurders van sportaccommodaties zo spoedig mogelijk een tegemoetkoming moeten kunnen aanvragen en ontvangen voor de geleden schade in verband met de maatregelen ter bestrijding van COVID-19.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

Naar boven