Bestuursreglement College van Beroep voor het bedrijfsleven

Gelet op artikel 4 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie in verbinding met artikel 20, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie stelt het bestuur van het College van Beroep voor het bedrijfsleven het volgende reglement vast:

Artikel 1. Vestigingsplaats en zittingsplaatsen

  • 1. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven, verder te noemen het College, is op grond van artikel 2 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie gevestigd in Den Haag.

  • 2. Het College houdt zitting in Den Haag en kan zitting houden in de andere zittingsplaatsen zoals vermeld in de artikelen 1 en 2 van het Besluit zittingsplaatsen gerechten.

Artikel 2. Openingstijden administratie

De administratie van het College is geopend van maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 17.00 uur.

Artikel 3. Organisatiestructuur

Het College is onderverdeeld in de volgende organisatorische eenheden:

  • a. het bestuur;

  • b. clusters voor de behandeling van zaken zoals vermeld in de bijlage, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

  • c. de administratie;

  • d. het bedrijfsbureau.

Artikel 4. Vaststellen van de bezetting

  • 1. Het bestuur stelt jaarlijks per 1 januari de rechterlijke bezetting van de clusters vast.

  • 2. Raadsheren-plaatsvervangers, met uitzondering van raadsheren-plaatsvervangers met een aanwijzing als bedoeld in artikel 3b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, worden niet ingedeeld in de clusters.

  • 3. Het bestuur kan de rechterlijke bezetting van de clusters tussentijds wijzigen.

Artikel 5. Toedeling van zaken

  • 1. De toedeling van zaken aan rechters vindt plaats overeenkomstig de regeling in de bijlage bij dit reglement.

  • 2. Door of onder verantwoordelijkheid van het bestuur worden voor de clusters roosters gemaakt, waarin rechters worden ingedeeld afhankelijk van de omvang van hun aanstelling en de werkbelasting die met de behandeling van de onderscheiden categorieën zaken en zittingen is gemoeid.

Artikel 6. Kwaliteit van bestuurlijke en organisatorische werkwijze

Het bestuur heeft het bestuurlijke en organisatorische kwaliteitsbeleid van het College vastgelegd in afzonderlijke documenten.

Artikel 7. Bevordering van juridische kwaliteit en uniforme rechtstoepassing

  • 1. Het bestuur heeft het juridische kwaliteitsbeleid van het College vastgelegd in afzonderlijke documenten.

  • 2. Ter bevordering van de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing voert het bestuur ten minste twee keer per jaar overleg met de gerechtsvergadering.

Artikel 8. Externe gerichtheid en externe contacten

  • 1. Het bestuur heeft een voorziening ingericht voor externe oriëntatie en advies, onder de benaming klankbordgroep College van Beroep voor het bedrijfsleven.

  • 2. Het bestuur overlegt periodiek met niet-rechterlijke externe partners. Het overleg heeft geen betrekking op individuele zaken.

  • 3. Het bestuur besteedt in het jaarverslag, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, aandacht aan:

    • a. de wijze waarop het bestuur bij de beleidsvorming en de beleidsuitvoering acht heeft geslagen op hetgeen leeft in de maatschappij;

    • b. de wijze waarop het bestuur bij de beleidsvorming en de beleidsuitvoering acht heeft geslagen op hetgeen in de klankbordgroep College van Beroep voor het bedrijfsleven is opgemerkt en geadviseerd.

Artikel 9. Slotbepalingen

  • 1. Dit reglement wordt aangehaald als: Bestuursreglement College van Beroep voor het bedrijfsleven.

  • 2. Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 april 2021.

  • 3. Het bestuursreglement van 22 januari 2013 (Stcrt.2013, 2699) wordt ingetrokken.

Den Haag, 19 november 2020

Het bestuur van het College van Beroep voor het bedrijfsleven T.G.M. Simons President

BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 5, EERSTE LID, VAN HET BESTUURSREGLEMENT COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Artikel 1. Clusters

De clusters, bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b, van het Bestuursreglement College van Beroep voor het bedrijfsleven zijn:

  • a. de basisclusters: Dieren, Landbouw, Meststoffen en Varia;

  • b. de gespecialiseerde clusters: Financieel toezicht en consumentenbescherming, Gezondheid en geneesmiddelen, Mededinging, Regulering en Tucht.

Artikel 2. Behandeling van zaken

  • 1. De behandeling van zaken, waaronder de agendering voor een behandeling ter zitting, gebeurt volgens het beginsel dat de oudste zaken het eerst worden behandeld.

  • 2. Van dit beginsel kan worden afgeweken in onder meer de volgende zaken of gevallen:

    • a. bij clustering, voeging of anderszins samenhang;

    • b. bij verhindering van partijen;

    • c. als dringende behoefte is aan juridische duidelijkheid;

    • d. als sprake is van andere spoedeisende omstandigheden, zoals ernstige ziekte van een procespartij;

    • e. als sprake is van een dreigende schending van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Artikel 3. Toedeling van zaken

  • 1. De door een cluster te behandelen zaken worden door of onder verantwoordelijkheid van het bestuur toegedeeld aan een rechter die werkzaam is in het desbetreffende cluster. Om reden van doelmatigheid kan hiervan worden afgeweken.

  • 2. Een rechter heeft geen invloed op de toedeling van individuele zaken.

  • 3. Binnen een cluster worden, met inachtneming van het vierde lid, de zaken in beginsel aselect toegedeeld.

  • 4. Bij de toedeling van zaken aan een rechter wordt in ieder geval rekening gehouden met de volgende factoren:

    • a. de mate van expertise, ervaring, beschikbaarheid en inzetbaarheid;

    • b. de evenwichtige samenstelling van de meervoudige of grote kamer die de zaak behandelt;

    • c. de eerdere betrokkenheid bij een zaak;

    • d. de wenselijkheid van projectmatige behandeling van zaken;

    • e. de wenselijkheid van clustering van gelijksoortige zaken;

    • f. het bevorderen van de rechtseenheid tussen de hoogste rechterlijke colleges.

Artikel 4. Procesbeslissingen

Voorafgaand aan de toedeling van een zaak worden niet onomkeerbare procesbeslissingen genomen door of onder verantwoordelijkheid van een rechter die werkzaam is in het desbetreffende cluster.

Artikel 5. Zaak volgt rechter

  • 1. Als de behandeling van een zaak wordt geschorst of heropend, volgt die zaak de rechter aan wie de zaak is toegedeeld.

  • 2. Als een meervoudig behandelde zaak na de schorsing of heropening wordt verwezen naar een enkelvoudige kamer, bestaat de enkelvoudige kamer uit een lid van de verwijzende meervoudige kamer.

  • 3. Van het eerste lid kan onder bijzondere omstandigheden worden afgeweken, bijvoorbeeld als sprake is van samenhang met andere zaken, als is gebleken dat de expertise van een andere rechter zou moeten worden ingeroepen of als een meervoudig behandelde zaak wordt verwezen naar een grote kamer.

  • 4. Van het eerste en het tweede lid kan worden afgeweken bij ontstentenis van een rechter, bijvoorbeeld bij calamiteiten, onverwachte verhinderingen, langdurige afwezigheid wegens ziekte of ontslag.

Artikel 6. Bekendmaking namen

  • 1. In de kennisgeving voor de zitting wordt de naam van de rechter die de zaak behandelt bekendgemaakt. Als een zaak niet op zitting wordt behandeld, dan volgt een brief waarmee de sluiting van het onderzoek wordt medegedeeld en de naam van de behandelend rechter bekendgemaakt. Na deze bekendmaking vindt wisseling van de behandelend rechter slechts plaats na mededeling daarvan, en onder opgave van de reden voor wisseling, aan partijen.

  • 2. Onder opgave van reden aan partijen kan in een concrete zaak op grond van gewichtige redenen van het eerste lid, eerste volzin, worden afgeweken, bijvoorbeeld als de bekendmaking van de naam van de rechter leidt tot veiligheidsrisico’s voor die rechter. In dat geval wordt de naam van de rechter niet eerder dan op de zitting bekendgemaakt.

  • 3. Het eerste lid, tweede volzin, is niet van toepassing op zaken waarin met toepassing van de artikelen 8:54, 8:54a en 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak wordt gedaan.

Artikel 7. Voorkomen wraking en verschoning

  • 1. Onverminderd het in de Algemene wet bestuursrecht bepaalde over wraking en verschoning, draagt de rechter er zoveel mogelijk zorg voor dat wordt voorkomen dat de behandeling van een zaak aanleiding geeft tot een discussie over de onpartijdigheid.

  • 2. Indien de rechter tot de conclusie komt dat hij of zij de aan hem of haar toegedeelde zaak niet (meer) kan behandelen, de naam van de behandelend rechter nog niet is bekendgemaakt en ook de bemoeienis nog niet verplicht tot het indienen van een verzoek om verschoning, dan kan de rechter besluiten zich (alsnog) terug te trekken. In dat geval meldt de rechter dit zo spoedig mogelijk aan het bestuur. Door of onder verantwoordelijkheid van het bestuur wordt de zaak dan aan een andere rechter toegedeeld, tenzij het bestuur vindt dat de rechter geen goede reden heeft voor terugtreding of dat alsnog een verzoek om verschoning moet worden ingediend.

Artikel 8. Werkingssfeer

  • 1. In deze regeling wordt onder rechter verstaan: raadsheer, senior raadsheer dan wel raadsheer-plaatsvervanger.

  • 2. In deze regeling is onder het enkelvoud ‘rechter’ ook begrepen het meervoud: rechters.

Naar boven