Impulsregeling ZZP’ers en erfgoedvrijwilligers

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; en

de artikelen 27a en 27b van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19;

met instemming van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 9 februari 2021;

besluit tot de volgende uitgangspunten en beoordelingskaders voor subsidieverstrekking;

PARAGRAAF 1 - ALGEMEEN

Artikel 1.1 Definities

a. Actieve cultuurparticipatie:

kunstzinnige- of erfgoedactiviteiten die door een cultuurmaker in de vrije tijd worden beoefend.

b. Cultuureducatie:

het doelbewust leren over en door middel van kunst, erfgoed en media via gerichte instructie, zowel binnen als buiten de school,

c. Algemeen Subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

d. Corona:

het virus bekend onder de naam COVID-19.

e. Fonds:

stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

f. Koninkrijk der Nederlanden:

Nederland inclusief Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

g. Zelfstandige zonder personeel:

persoon die achttien jaar of ouder is maar de pensioenleeftijd nog niet heeft bereikt en die voor de voorziening in het bestaan aangewezen is op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier in Nederland, die daarbij geen personeel in dienst heeft, en die als zodanig ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel; verder aangeduid als ZZP’er.

h. Beoefenaar van traditionele ambachten:

persoon die specifieke producten van begin tot eind maakt, vanuit een historische en culturele basis, waarbij het vakmanschap van die maker terug te zien is in het product.

i. Culturele instelling:

een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, die zich inzet voor actieve cultuurparticipatie of cultuureducatie.

j. Penvoerder CmK:

een culturele instelling aan wie op basis van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2017-2020 of de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021-2024 een subsidie door het Fonds verstrekt is;

k. Erfgoedhuis:

provinciale erfgoedinstelling die bij inwerkingtreding van deze regeling aangesloten is bij het overleg provinciale erfgoedinstellingen Nederland.

l. Erfgoedvrijwilliger:

persoon die zich in zijn of haar vrije tijd actief inzet voor het beschermen, behouden, ontwikkelen, doorgeven en zichtbaar maken van cultureel erfgoed.

m. Vmbo:

voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs.

Artikel 1.2 Doel

Met deze subsidieregeling stimuleert het Fonds de artistieke en inhoudelijke ontwikkeling van ZZP’ers werkzaam op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie, en wordt ondersteuning geboden aan erfgoedvrijwilligers ten behoeve van de continuïteit van hun inzet voor cultureel erfgoed in verband met de coronacrisis.

Artikel 1.3 Onderscheid in maatregelen

  • 1. Paragraaf 2 richt zich uitsluitend op ZZP’ers werkzaam op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie, inclusief beoefenaars van traditionele ambachten.

  • 2. Paragraaf 3 richt zich uitsluitend op culturele instellingen en op penvoerders CmK.

  • 3. Paragraaf 4 richt zich uitsluitend op erfgoedhuizen.

Artikel 1.4 Indieningstermijnen

  • 1. Indien de aanvraag betrekking heeft op activiteiten zoals opgenomen in artikel 2.2 of artikel 3.2, eerste lid dan geldt een indieningstermijn tot en met 31 mei 2021, uiterlijk tot 13:00 Midden Europese Tijd.

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op activiteiten zoals opgenomen in artikel 3.2, tweede lid, of artikel 4.2 dan geldt een indieningstermijn tot en met 30 april 2021, uiterlijk tot 13:00 Midden Europese Tijd.

  • 3. De aanvraag wordt in behandeling genomen indien deze tijdig is ingediend en er ten minste aan de daartoe gestelde vereisten van deze regeling is voldaan.

PARAGRAAF 2. ZZP’ERS

Artikel 2.1 Wie kan aanvragen

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een ZZP’er werkzaam op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie, inclusief beoefenaars van traditionele ambachten.

Artikel 2.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. De aanvrager kan eenmalig subsidie aanvragen. Die aanvraag richt zich op een of meerdere activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie, gericht op het:

    • a. bevorderen van de eigen deskundigheid;

    • b. ontwikkelen van het vakmanschap;

    • c. door ontwikkelen van bestaande of ontwikkelen van nieuwe activiteiten voor cultuurmakers in de vrije tijd en op school;

    • d. digitaliseren van activiteitenaanbod; of

    • e. realiseren van andere randvoorwaarden die nodig zijn om hun artistiek inhoudelijke activiteiten in of na corona-tijd voort te zetten of op te starten.

  • 2. De activiteiten kennen een maximale looptijd van een jaar en starten uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening, maar niet eerder dan na het ontvangen van het subsidieverleningsbesluit.

Artikel 2.3 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 1.077.000.

  • 2. Van het subsidieplafond in het eerste lid is maximaal € 270.000 bestemd voor beoefenaars

    van traditionele ambachten.

  • 3. Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen.

  • 4. Het Fonds kan een tweede subsidieperiode en bijbehorend subsidieplafond instellen.

  • 5. Een besluit van het Fonds tot wijziging van het subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

Artikel 2.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt minimaal € 2.500 en maximaal € 5.000 per aanvraag.

Artikel 2.5 Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om de activiteiten uit te voeren.

  • 2. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 3. Slechts direct aan de activiteiten gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking. Het Fonds ondersteunt maximaal 100% van de in de aanvraag begrote kosten.

  • 4. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van het project.

  • 5. Maximaal 20% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project.

  • 6. Indien de aanvraag betrekking heeft op activiteiten zoals opgenomen in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel d, dan mag, in afwijking van hetgeen in het vijfde lid is bepaald, maximaal 75% van de subsidie van het Fonds worden ingezet voor materiële investeringen.

  • 7. Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten, zoals opgenomen in artikel 2.2, eerste lid, dan wordt het percentage zoals genoemd in het zesde lid alleen naar rato toegepast op de activiteiten die op digitalisering gericht zijn.

Artikel 2.6 Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de online aanvraagomgeving ‘Mijn Fonds’ middels een digitaal aanvraagformulier. Deze omgeving is te bereiken via de website van het Fonds.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van een curriculum vitae, een recent uittreksel van de KvK dat niet ouder is dan 3 maanden, een omschrijving van de activiteiten en een sluitende begroting.

  • 3. Beoefenaars van traditionele ambachten leveren ook een portfolio aan.

Artikel 2.7 Beoordelingscriteria

  • 1. Alle aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag, in relatie tot het doel van de regeling.

  • 2. Naast de in het eerste lid bedoelde criteria worden:

    • a. aanvragen die betrekking hebben op artikel 2.2, eerste lid onderdelen a en b, beoordeeld op het belang voor de aanvrager en de meerwaarde van de investering;

    • b. aanvragen die betrekking hebben op artikel 2.2, eerste lid onderdelen c, d en e, beoordeeld op hun organisatorische kwaliteit.

  • 3. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag te voldoen aan alle van toepassing zijnde criteria. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst, is terug te vinden in de toelichting bij deze regeling.

PARAGRAAF 3. CULTURELE INSTELLINGEN EN PENVOERDERS CmK

Artikel 3.1 Wie kan aanvragen

Subsidie kan worden aangevraagd door culturele instellingen of penvoerders CmK.

Artikel 3.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Een instelling zoals bedoeld in artikel 3.1 kan eenmalig subsidie aanvragen voor het realiseren van aanbod voor ZZP’ers werkzaam op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie waarmee zij kunnen werken aan een of meerdere activiteiten gericht op:

    • a. bevorderen van de deskundigheid;

    • b. ontwikkelen van vakmanschap;

    • c. door ontwikkelen van bestaande of het ontwikkelen van nieuwe activiteiten voor cultuurmakers in de vrije tijd of op school;

    • d. digitaliseren van activiteitenaanbod; of

    • e. realiseren van andere randvoorwaarden die nodig zijn om hun artistiek inhoudelijke activiteiten tijdens of na de coronapandemie voort te zetten of op te starten.

  • 2. Een penvoerder zoals bedoeld in lid 3.1, kan eenmalig subsidie aanvragen voor het realiseren van aanbod voor ZZP’ers die werkzaam zijn op het gebied van binnen schoolse cultuureducatie, voor:

    • a. digitalisering van het cultuureducatieaanbod op school; of

    • b. bevordering van deskundigheid, waarbij

      • i. in het bijzonder didactische vaardigheden;

      • ii. in het bijzonder voor het vmbo; en

      • iii. hedendaagse kunst- en cultuurbeleving.

  • 3. Het project heeft een maximale looptijd van 2 jaar en start uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening, maar niet eerder dan na het ontvangen van het subsidieverleningsbesluit.

Artikel 3.3 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 1.600.000.

  • 2. Van het subsidieplafond in het eerste lid is maximaal € 450.000 bestemd voor culturele instellingen.

  • 3. Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen.

  • 4. Het Fonds kan een tweede subsidieperiode en bijbehorend subsidieplafond instellen.

  • 5. Een besluit van het Fonds tot wijziging van het subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor aanvragen zoals bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, bedraagt de subsidie minimaal € 25.000 en maximaal € 50.000 per aanvraag.

  • 2. Voor aanvragen zoals bedoeld in artikel 3.2, tweede lid, bedraagt de subsidie minimaal € 25.000 en maximaal € 35.000 per aanvraag.

Artikel 3.5 Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om de activiteiten uit te voeren.

  • 2. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 3. Slechts direct aan het project gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking. Het Fonds ondersteunt maximaal 100% van de in de aanvraag begrote kosten.

  • 4. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer dan 5% van de totale kosten van het project bedragen. De coördinatielasten bedragen niet meer dan 7% van de projectbegroting.

  • 5. Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project.

  • 6. Voor penvoerders geldt dat de activiteiten moeten aansluiten op de doelen zoals geformuleerd in de Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021-2024.

Artikel 3.6 Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de online aanvraagomgeving ‘Mijn Fonds’ middels een digitaal aanvraagformulier. Deze omgeving is te bereiken via de website van het Fonds.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van een projectplan voor de gehele looptijd van het project en een sluitende begroting.

Artikel 3.7 Beoordelingscriteria

  • 1. Alle aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. verwacht aantal te bereiken ZZP’ers; en

    • c. organisatorische kwaliteit.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag te voldoen aan alle van toepassing zijnde criteria. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst, is terug te vinden in de toelichting bij deze regeling.

PARAGRAAF 4 ERFGOEDVRIJWILLIGERS

Artikel 4.1 Wie kan aanvragen

  • 1. Subsidie kan alleen worden aangevraagd door een erfgoedhuis of een samenwerkingsverband van erfgoedhuizen.

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op een samenwerkingsverband:

    • a. treedt een van de erfgoedhuizen in het samenwerkingsverband namens dat samenwerkingsverband als aanvrager op;

    • b. wordt een door de partijen in het samenwerkingsverband getekende verklaring overgelegd, waaruit blijkt dat de rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt gemachtigd is het samenwerkingsverband in en buiten rechte te vertegenwoordigen; en

    • c. wordt de subsidie verleend aan de rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband optreedt.

Artikel 4.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Een aanvrager kan eenmalig subsidie aanvragen voor het realiseren van aanbod voor erfgoedvrijwilligers en organisaties die met erfgoedvrijwilligers werken om de inzet van vrijwilligers voor cultureel erfgoed te behouden.

  • 2. Het project heeft een maximale looptijd van 2 jaar en start uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening, maar niet eerder dan na het ontvangen van het subsidieverleningsbesluit.

Artikel 4.3 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 200.000.

  • 2. Het Fonds kan het subsidieplafond wijzigen.

  • 3. Het Fonds kan een tweede subsidieperiode en bijbehorend subsidieplafond instellen.

  • 4. Een besluit van het Fonds tot wijziging van het subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl.

Artikel 4.4 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal € 20.000 per aanvraag.

  • 2. Bij samenwerkingsverbanden bedraagt de subsidie maximaal het aantal erfgoedhuizen dat deelneemt aan het samenwerkingsverband vermenigvuldigt met € 20.000.

Artikel 4.5 Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om de activiteiten uit te voeren.

  • 2. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 3. Slechts direct aan het project gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking. Het Fonds ondersteunt maximaal 100% van de in de aanvraag begrote kosten.

  • 4. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer dan 5% van de totale kosten van het project bedragen. De coördinatielasten bedragen niet meer dan 7% van de projectbegroting.

  • 5. Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project.

Artikel 4.6 Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de online aanvraagomgeving ‘Mijn Fonds’ middels een digitaal aanvraagformulier. Deze omgeving is te bereiken via de website van het Fonds.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van een projectplan voor de gehele looptijd van het project en een sluitende begroting.

Artikel 4.7 Beoordelingscriteria

  • 1. Alle aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. verwacht aantal te bereiken erfgoedvrijwilligers; en

    • c. organisatorische kwaliteit.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag te voldoen aan alle van toepassing zijnde criteria. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst, is terug te vinden in de toelichting bij deze regeling.

Paragraaf 5. AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 5.1 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:5 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie in ieder geval geweigerd als:

    • a. voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is of zal worden verleend door het Fonds of door één van de andere rijkscultuurfondsen;

    • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten tijde van de aanvraag reeds worden uitgevoerd; of

    • c. als de activiteiten niet, of niet voldoende aansluiten bij het doel van de regeling.

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd als:

    • a. een aanvrager in voorgaande jaren subsidie van het Fonds heeft ontvangen en niet of niet geheel heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; of

    • b. de aanvraag gericht is op activiteiten die kunnen worden aangemerkt als reguliere of terugkerende activiteiten dan wel redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere budget van de aanvrager.

Artikel 5.2 Bijzondere verplichtingen

Bij de uitvoering van de activiteiten dient rekening te worden gehouden met de landelijke richtlijnen en protocollen die gelden in verband met de coronamaatregelen.

PARAGRAAF 6. BEOORDELING TOT VASTSTELLING

Artikel 6.1 Beoordelen aanvragen

In afwijking van artikel 9 van het Huishoudelijk reglement beoordeelt het Fonds de aanvragen en het bestuur van het Fonds besluit over de aanvragen.

Artikel 6.2 Beoordelingswijze

  • 1. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, waarbij alleen complete aanvragen in behandeling worden genomen.

  • 2. Niet complete aanvragen dienen binnen de in artikel 1.4 genoemde indieningstermijn te worden aangevuld.

Artikel 6.3 Beslistermijn

  • 1. Het Fonds beslist binnen 13 weken nadat een volledige aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het moment waarop een niet volledig complete aanvraag op de juiste wijze wordt aangevuld, wordt beschouwd als het moment waarop de aanvraag is ingediend.

Artikel 6.4 Voorschotten

  • 1. Bij subsidies tot en met € 25.000 wordt een voorschot verstrekt van 100%.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 25.000 wordt het toegekende bedrag in gedeelten en bij wijze van voorschot verstrekt:

    • a. het eerste gedeelte van het voorschot betreft 90%; en

    • b. na de subsidievaststelling wordt de resterende 10% verstrekt.

Artikel 6.5 Verantwoording en vaststelling subsidies tot en met € 25.000

  • 1. Bij subsidies tot en met € 25.000 kan het Fonds de subsidie direct vaststellen. Dat gebeurt binnen 13 weken na de aanvraag.

  • 2. Indien de subsidie niet direct wordt vastgesteld:

    • a. wordt in het subsidieverleningsbesluit aangegeven op welke datum de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, en binnen 22 weken na die datum wordt de subsidie vastgesteld; en

    • b. toont de subsidieontvanger op verzoek van het Fonds aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen.

Artikel 6.6 Verantwoording en vaststelling subsidies boven € 25.000 tot en met € 125.000

  • 1. De subsidieontvanger toont aan de hand van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld maximaal 22 weken na:

    • a. het in het verleningsbesluit opgenomen moment dat de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn uitgevoerd; of

    • b. de aanvraag van de vaststelling.

Artikel 6.7 Verantwoording en vaststelling subsidies hoger dan € 125.000

  • 1. De subsidieontvanger legt rekening en verantwoording af aan de hand van een financieel verslag en een inhoudelijk voortgangsverslag.

  • 2. Het financieel verslag gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid, afgegeven door een accountant zoals bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2, van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. De subsidieontvanger bedingt bij de accountant dat deze zijn onderzoek verricht overeenkomstig een controleprotocol, indien dat door het Fonds wordt vereist.

  • 4. In de verklaring geeft de accountant tevens een oordeel over de naleving door de subsidieontvanger van de in het protocol genoemde voorschriften.

  • 5. De subsidieontvanger onderhoudt een goede en inzichtelijke administratie van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. De subsidieontvanger bewaart de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende zeven jaar na vaststelling van de subsidie.

  • 6. De subsidie wordt vastgesteld maximaal 22 weken na:

    • a. het in het verleningsbesluit opgenomen moment dat de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn uitgevoerd; of

    • b. de aanvraag van de vaststelling.

Artikel 6.8 Meldingsplicht

Bij subsidieverstrekking boven de € 25.000 wordt aan een subsidie de verplichting voor de subsidieontvanger verbonden om direct een melding te doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig, of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

PARAGRAAF 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1 Hardheidsclausule

In bijzondere of uitzonderlijke gevallen, waar bij het opstellen van deze regeling geen rekening mee is gehouden en die een onredelijke uitwerking hebben, kan het Fonds ten gunste van de aanvrager afwijken van de rechten en plichten die in de oorspronkelijke subsidieregeling zijn opgenomen.

Artikel 7.2 Algemeen subsidiereglement

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag nadat deze in de Staatscourant is gepubliceerd.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2023. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 7.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als:

Impulsregeling ZZP’ers en erfgoedvrijwilligers

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, directeur-bestuurder Hedwig Verhoeven

TOELICHTING

ALGEMEEN

Doel van de regeling

De Minister van OCW heeft middels een Kamerbrief op 28 augustus 2020 een tweede steunpakket voor de culturele en creatieve sector beschikbaar gesteld, voor het opvangen van de gevolgen van de coronacrisis. De rijkscultuurfondsen richten zich bij de uitvoering daarvan op de zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers). Veel zelfstandigen in de kunst- en cultuursector kwamen en komen niet in aanmerking voor de pakketten met generieke noodsteun van de rijksoverheid, omdat zij niet aan de gestelde criteria voldoen. Zo zijn in het bijzonder artistiek begeleiders, kunstdocenten en ambachtslieden wezenlijk voor cultuurparticipatie en cultuureducatie, maar zij kunnen vaak geen beroep doen op de generieke noodsteun.

Het Fonds voor Cultuurparticipatie (hierna: Fonds) verleent geen inkomenssteun, maar kan wel mede zorgen dat het aandeel van de ZZP’ers in de infrastructuur van cultuurparticipatie en cultuureducatie in stand gehouden en verstevigd wordt, daar waar dit door de coronacrisis verzwakt is of dreigt te worden.

Met de Impulsregeling ZZP’ers en erfgoedvrijwilligers (hierna: regeling) wil het Fonds ervoor zorgen dat ZZP’ers werkzaam op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie zich artistiek en inhoudelijk verder kunnen ontwikkelen, ze zo hun positie in de markt van cultuurparticipatie en cultuureducatie in stand kunnen houden of verbeteren en hun activiteiten in of na de coronacrisis (beter) kunnen opstarten of voortzetten.

In deze regeling is ook de groep erfgoedvrijwilligers meegenomen. Ondersteuning van de erfgoedsector is onderdeel van de uitvoering van de middelen van het eerste steunpakket voor de creatieve en culturele sector. Hier zien we dat de infrastructuur voor erfgoedparticipatie is verzwakt, doordat vrijwilligers hun werk niet meer kunnen of durven doen. Het Fonds wil met de regeling ook zorgen dat erfgoedvrijwilligers hun vrijwilligerswerk kunnen blijven doen of opstarten, of elkaar op alternatieve wijzen kunnen (blijven) ontmoeten om zich later weer actief te kunnen inzetten.

Voor wie

Om de doelen van deze regeling te bereiken, hebben individuele ZZP’ers een mogelijkheid om subsidie aan te vragen. Daarnaast kunnen culturele instellingen een aanvraag indienen om ondersteuningsaanbod voor ZZP’ers of erfgoedvrijwilligers te ontwikkelen en/of uit te voeren.

ARTIKELSGEWIJS

PARAGRAAF 1 - ALGEMEEN

Artikel 1.2 Doel

Het doel van deze subsidieregeling is om de genoemde ZZP’ers een eenmalige impuls/ondersteuning te geven, die zich richt op hun artistieke en inhoudelijke ontwikkeling. De doelgroep betreft ZZP’ers die werkzaam zijn op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie. Daarnaast wordt ook extra ondersteuning geboden aan erfgoedvrijwilligers, Deze ondersteuningsmaatregelen zijn gekozen in verband met de coronacrisis.

Artikel 1.3 Onderscheid in maatregelen

In dit artikel wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende doelgroepen die een aanvraag kunnen indienen en de wijze waarop zij gebruik kunnen maken van deze regeling. Aangezien de doelgroepen niet (volledig) op dezelfde wijze worden ondersteund, is er gekozen voor specifieke paragrafen waarin de regeling per doelgroep is uitgewerkt.

Artikel 1.4 Indieningstermijnen

Aanvragen van ZZP’ers en culturele instellingen kunnen uiterlijk tot en met 31 mei 2021, 13:00 Midden Europese Tijd bij het Fonds worden ingediend. Aanvragen die betrekking hebben op binnenschoolse cultuureducatie of aanbod voor erfgoedvrijwilligers, hebben een indieningstermijn tot en met 30 april 2021, 13:00 Midden Europese Tijd. Midden Europese Tijd is Amsterdamse tijd.

PARAGRAAF 2. ZZP’ERS

Artikel 2.1 Wie kan aanvragen

Subsidie kan worden aangevraagd door een ZZP’er werkzaam op het gebied van cultuurparticipatie en/of cultuureducatie. Deze regeling is bedoeld voor ZZP’ers die een artistieke en /of inhoudelijke bijdrage leveren aan cultuurparticipatie en cultuureducatie. Hier worden niet bedoeld ZZP’ers met een technisch beroep, zoals bijvoorbeeld een geluidstechnicus, die deelnemen in projecten voor cultuurparticipatie en cultuureducatie.

Deze regeling is ook bedoeld voor de beoefenaars van traditionele ambachten, die ZZP’er zijn. Een ambacht is handwerk dat wordt aangeleerd om een beroep mee uit te oefenen. In het Unesco Verdrag ter bescherming van Immaterieel Cultureel Erfgoed wordt gesproken over traditionele ambachten. Voorbeelden zijn, maar beperken zich niet tot klompenmaker, touwslager, mandenvlechter en glasblazer. De regeling richt zich niet op de beoefenaars van hedendaagse ambachten, zoals timmerman, metselaar, bakker en slager.

Artikel 2.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

ZZP’ers kunnen eenmalig aanvragen voor een of meerdere van de genoemde onderdelen. Te denken valt aan het doen van een cursus of training op het gebied van deskundigheid en vakmanschap, maar ook aan andersoortige activiteiten die de deskundigheid of het vakmanschap bevorderen, waarbij eigen ureninzet nodig is. Ook voor het (door)ontwikkelen van activiteiten is eigen ureninzet van de ZZP’er nodig, en mag aangevraagd worden. Naast inhoudelijke ontwikkeling zijn ook activiteiten subsidiabel die randvoorwaardelijk zijn voor het uitvoeren van activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie en cultuureducatie, zoals digitalisering van aanbod voor cultuurmakers en beoefenaars van immaterieel erfgoed.

Artikel 2.3 Subsidieplafond

Beoefenaars van traditionele ambachten hebben binnen het subsidiebudget een eigen plafond. Indien al de aanvragen van deze ambachtslieden (bij elkaar opgeteld) dit bedrag bereiken, is het voor hen niet langer mogelijk een aanvraag in te dienen. Het bereiken van dat maximum wordt op de website van het Fonds vermeld.

Artikel 2.4 Hoogte van de subsidie

Er kunnen alleen bedragen tussen € 2.500 en € 5.000 worden aangevraagd. Aanvragen met bedragen onder € 2.500 of boven € 5.000 worden niet in behandeling genomen.

Artikel 2.5 Voorwaarden en beperkingen

Vijfde lid

Maximaal 20% van de subsidie van het Fonds mag worden besteed aan materiële investeringen, zoals aanschaf van apparatuur of instrumenten. Er is hierbij een onderscheid tussen materiële investeringen en materiaalkosten. Investeringen hebben betrekking op goederen die in de tijd langer meegaan dan de projectperiode, zoals bijvoorbeeld een laptop, camera of een videoprojector. Materiaalkosten betreffen zaken die aangeschaft worden om tot eindproducten te komen, zoals bijvoorbeeld kantoorartikelen, papier, etc.

Rekenvoorbeeld: In een aanvraag van 5.000 euro mag er maximaal 1.000 euro worden geïnvesteerd in apparatuur.

Zesde lid

Indien ervoor wordt gekozen om subsidie aan te vragen voor het digitaliseren van aanbod zoals opgenomen in artikel 2.2, eerste lid, onderdeel d, dan mag maximaal 75% van de subsidie van het Fonds worden besteed aan materiële investeringen. Bij digitalisering van aanbod is een investering in apparatuur onmisbaar om de activiteit uit te kunnen voeren en is dus een hoger percentage toegestaan.

Rekenvoorbeeld: In een aanvraag van 5.000 euro mag er maximaal 3.750 euro worden geïnvesteerd in apparatuur.

Zevende lid

Indien een aanvraag betrekking heeft op meerdere activiteiten dan geldt het percentage van 75% naar rato alleen voor de digitaliseringsactiviteiten waar voor wordt aangevraagd.

Rekenvoorbeeld: Als een aanvraag van 3.000 euro bestaat uit 2.000 euro deskundigheidsbevordering en 1.000 euro digitalisering van aanbod mag maximaal 75% van 1.000 euro is 750 euro worden geïnvesteerd in apparatuur.

Artikel 2.6 Indieningsvereisten

Tweede lid

In de omschrijving van de activiteiten wordt benoemd om welke activiteit(en) het gaat:

  • a. bevorderen van de eigen deskundigheid;

  • b. ontwikkelen van het vakmanschap;

  • c. (door)ontwikkelen van (nieuwe) activiteiten;

  • d. digitaliseren van activiteitenaanbod;

  • e. realiseren van andere randvoorwaarden die nodig zijn om hun artistieke en inhoudelijke activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie of cultuureducatie in of na coronatijd voort te zetten of op te starten.

Per activiteit wordt kort beschreven wat deze inhoudt, wanneer deze uitgevoerd wordt en hoe deze bijdraagt aan de artistieke en/of inhoudelijke ontwikkeling van de (werkzaamheden van de) aanvrager. In de begroting mogen uitvoeringsuren van de aanvrager (ZZP’er) worden opgenomen, die redelijkerwijs nodig zijn om de activiteit te kunnen uitvoeren.

Derde lid

Met een portfolio wordt bedoeld: een overzicht van geproduceerd werk, werkstukken of producten die recent gemaakt zijn door de beoefenaar van traditionele ambachten. Een portfolio kan bijvoorbeeld bestaan uit een gerangschikte verzameling van foto’s inclusief beschrijving. Hierbij is het niet de bedoeling een volledig en uitputtend overzicht te verstrekken, maar een samenvatting van de, naar het oordeel van de ambachtsbeoefenaar, meest belangrijke werken.

Artikel 2.7 Beoordelingscriteria

Eerste lid

Alle aanvragen worden getoetst aan de inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag in relatie tot het doel van de regeling. Binnen dit criterium wordt beoordeeld in welke mate waarin activiteiten waarvoor men aanvraagt bijdragen aan de artistieke en inhoudelijke ontwikkeling van de ZZP’er. Dit mag een indirecte bijdrage zijn, als het gaat om het realiseren van randvoorwaarden die als gevolg van de coronacrisis relevant zijn, zoals bijvoorbeeld het geval bij digitalisering.

Tweede lid, onder a

Dit betreft aanvragen waarmee de eigen deskundigheid van de ZZP’er wordt bevorderd of het vakmanschap verder wordt ontwikkeld. Aanvragen worden getoetst op het belang voor de aanvrager en de meerwaarde van de investering. Binnen deze criteria wordt er getoetst of de aanvraag inzichtelijk beschrijft wat het startpunt en eindresultaat is van de gewenste ontwikkeling.

Tweede lid, onder b

Dit betreft aanvragen waarmee bestaande activiteiten worden doorontwikkeld of nieuwe activiteiten worden ontwikkeld, het activiteitenaanbod wordt gedigitaliseerd of op andere wijze wordt bijgedragen aan het voortzetten van de activiteiten. Aanvragen worden hierbij getoetst aan de organisatorische kwaliteit. Binnen dit criterium wordt er beoordeeld op de volgende aspecten:

  • Er wordt getoetst of het activiteitenplan een duidelijke en haalbare planning heeft en een realistische begroting.

  • Er wordt getoetst of de inkomsten en uitgaven een duidelijke verbinding hebben met de activiteiten zoals genoemd in het plan.

Derde lid

Alleen aanvragen die op alle van toepassing zijnde beoordelingscriteria minimaal als voldoende zijn beoordeeld, komen in aanmerking voor subsidie. Indien het subsidieplafond nog niet is bereikt, en aan alle overige vereisten is voldaan (zoals tijdigheid en volledigheid van de aanvraag), wordt de subsidie toegewezen. Aanvragen die niet op alle beoordelingscriteria als voldoende zijn beoordeeld, worden afgewezen.

PARAGRAAF 3 CULTURELE INSTELLINGEN EN PENVOERDERS CmK

Artikel 3.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid

Culturele instellingen kunnen eenmalig subsidie aanvragen voor een of meerdere van de genoemde onderdelen. Hiermee wordt aanbod gecreëerd voor ZZP’ers, waarmee zij kunnen werken aan de activiteiten zoals in dit artikel vermeld. Hierbij kan je denken aan een cursus of training als het gaat om deskundigheid en vakmanschap, maar ook aan andersoortige activiteiten die de deskundigheid of het vakmanschap bevorderen. Naast inhoudelijke ontwikkeling zijn ook activiteiten subsidiabel die rand voorwaardelijk zijn voor het uitvoeren van activiteiten op het gebied van cultuurparticipatie en -educatie, zoals digitalisering van aanbod voor cultuurmakers in de vrije tijd of op school.

Tweede lid

Penvoerders kunnen eenmalig subsidie aanvragen voor het realiseren van aanbod voor ZZP’ers die werkzaam zijn op het gebied van binnenschoolse cultuureducatie. Hierbij kan het gaan om digitalisering van het cultuureducatieaanbod op school of om deskundigheidsbevordering.

Artikel 3.5 Voorwaarden en beperkingen

Vierde lid

Het percentage dat besteed mag worden aan coördinerende werkzaamheden is maximaal 7% van de totale projectbegroting. Coördinerende werkzaamheden zijn hierbij bijvoorbeeld overleggen waarin wordt afgestemd over de voortgang, prioritering van werkzaamheden, overheadkosten, etc.

Vijfde lid

Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden besteed aan materiële investeringen, zoals aanschaf van apparatuur of instrumenten. Er is hierbij een onderscheid tussen materiële investeringen en materiaalkosten. Investeringen hebben betrekking op goederen die in de tijd langer meegaan dan de projectperiode, zoals bijvoorbeeld een laptop, camera of een videoprojector. Materiaalkosten betreffen zaken die aangeschaft worden om tot eindproducten te komen, zoals bijvoorbeeld kantoorartikelen, papier, etc.

Rekenvoorbeeld: In een aanvraag van 30.000 euro mag er maximaal 3.000 euro worden geïnvesteerd in apparatuur.

Zesde lid

In de Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021-2024 ligt de focus op het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie. Dit mede door middel van intensieve samenwerking tussen het onderwijs en de culturele sector. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor leerlingen. De samenwerking is gestoeld op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen. De activiteiten waarvoor penvoerders subsidie aanvragen dienen in algemene zin aan te sluiten op deze doelen. Samenwerking met het onderwijs is voor een aanvraag in deze regeling geen vereiste.

Artikel 3.6 Indieningsvereisten

Tweede lid

Ten aanzien van culturele instellingen:

In de omschrijving van de activiteiten wordt benoemd om welke activiteit(en) het gaat:

  • a. bevorderen van de deskundigheid;

  • b. ontwikkelen van vakmanschap;

  • c. doorontwikkelen van bestaande of het ontwikkelen van nieuwe activiteiten voor cultuurmakers in de vrije tijd of op school;

  • d. digitaliseren van activiteitenaanbod; of

  • e. realiseren van andere randvoorwaarden die nodig zijn om hun artistiek-inhoudelijke activiteiten tijdens of na de coronapandemie voort te zetten of op te starten.

Per activiteit wordt kort beschreven wat deze inhoudt, wanneer deze uitgevoerd wordt en hoe deze bijdraagt aan de artistieke en/of inhoudelijke ontwikkeling van de ZZP’er.

Ten aanzien van penvoerders CmK:

In de omschrijving van de activiteiten wordt benoemd om welke activiteit(en) het gaat: a) digitalisering van het cultuureducatieaanbod op school; of b) bevordering van deskundigheid, waarbij

  • i. in het bijzonder didactische vaardigheden;

  • ii. in het bijzonder voor de VMBO-doelgroep; en

  • iii. hedendaagse kunst- en cultuurbeleving.

Per activiteit wordt kort beschreven wat deze inhoudt, wanneer deze uitgevoerd wordt, hoe deze bijdraagt aan de artistieke en/of inhoudelijke ontwikkeling van de ZZP’er en op welke wijze de activiteit aansluit op de doelen zoals genoemd in de Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021-2024.

Artikel 3.7 Beoordelingscriteria

Alle aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag in relatie tot het doel van de regeling;

  • b. verwacht aantal te bereiken ZZP’ers; en

  • c. organisatorische kwaliteit.

Eerste lid, onder a

Alle aanvragen worden getoetst aan de inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag in relatie tot het doel van de regeling. Binnen dit criterium wordt beoordeeld in welke mate activiteiten waarvoor men aanvraagt bijdragen aan de artistieke en/of inhoudelijke ontwikkeling van de ZZP’er en aansluiten op de doelen zoals genoemd in de Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021-2024. Dit mag een indirecte bijdrage zijn, als het gaat om het realiseren van randvoorwaarden die als gevolg van de coronacrisis relevant zijn, zoals bijvoorbeeld het geval bij digitalisering.

Eerste lid, onder b

Alle aanvragen worden getoetst op het verwachte aantal te bereiken ZZP’ers. Binnen dit criterium wordt er beoordeeld hoeveel ZZP’ers de aanvrager verwacht te bereiken en in welke verhouding dit staat tot het totaal aangevraagde bedrag.

Eerste lid, onder c

Alle aanvragen worden getoetst op de organisatorische kwaliteit. Binnen dit criterium wordt er beoordeeld op de volgende aspecten:

  • Er wordt getoetst of het activiteitenplan een duidelijke en haalbare planning heeft en een realistische begroting.

  • Er wordt getoetst of de inkomsten en uitgaven een duidelijke verbinding hebben met de activiteiten zoals genoemd in het plan.

PARAGRAAF 4 ERFGOEDVRIJWILLIGERS

Artikel 4.1 Wie kan aanvragen

Subsidie kan alleen worden aangevraagd door een erfgoedhuis of een samenwerkingsverband van erfgoedhuizen. Indien er voor een gezamenlijke aanvraag wordt gekozen dan is het van belang dat één van de erfgoedhuizen hierbij als aanvrager optreedt. Bij de aanvraag wordt een ondertekende verklaring gevoegd waarin de betrokken erfgoedhuizen verklaren dat dit erfgoedhuis namens het samenwerkingsverband optreedt.

Artikel 4.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om het organiseren van contact- en inspiratiedagen, het inzetten van social media om de doelgroep betrokken te houden en activiteiten waarmee de kennis van vrijwilligers van materieel en immaterieel erfgoed kan worden bevorderd.

Artikel 4.5 Voorwaarden en beperkingen

Vierde lid

Het percentage dat besteed mag worden aan coördinerende werkzaamheden is maximaal 7% van de totale projectbegroting. Dit percentage geldt ook voor aanvragen van samenwerkingsverbanden. Coördinerende werkzaamheden zijn hierbij bijvoorbeeld: overleggen waarin wordt afgestemd over de voortgang, prioritering van werkzaamheden, overheadkosten, etc.

Vijfde lid

Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden besteed aan materiële investeringen, zoals aanschaf van apparatuur of instrumenten. Er is hierbij een onderscheid tussen materiële investeringen en materiaalkosten. Investeringen hebben betrekking op goederen die in de tijd langer meegaan dan de projectperiode, zoals bijvoorbeeld een laptop, camera of een videoprojector. Materiaalkosten betreffen zaken die aangeschaft worden om tot eindproducten te komen, zoals bijvoorbeeld kantoorartikelen, papier, etc.

Rekenvoorbeeld: In een aanvraag van 20.000 euro mag er maximaal 2.000 euro worden geïnvesteerd in apparatuur.

Artikel 4.6 Indieningsvereisten

In het projectplan wordt benoemd om welke activiteit(en) het gaat. Per activiteit wordt kort beschreven wat deze inhoudt, wanneer deze uitgevoerd wordt en op welke wijze hiermee de inzet van vrijwilligers voor cultureel erfgoed behouden blijven. In de begroting mogen uitvoeringsuren van de aanvrager worden opgenomen, die redelijkerwijs nodig zijn om de activiteit te kunnen uitvoeren, waarbij aangetekend dat er maximaal 7% coördinatielasten mogen worden opgevoerd.

Artikel 4.7 Beoordelingscriteria

Eerste lid, onder a

Alle aanvragen worden getoetst op de inhoudelijke kwaliteit van de aanvraag in relatie tot het doel van de regeling. Binnen dit criterium wordt beoordeeld in welke mate de activiteiten waarvoor men aanvraagt bijdragen om de inzet van vrijwilligers te behouden voor cultureel erfgoed.

Eerste lid, onder b

Daarnaast worden alle aanvragen getoetst op het verwachte aantal te bereiken erfgoedvrijwilligers. Binnen dit criterium wordt er beoordeeld hoeveel erfgoedvrijwilligers de aanvrager verwacht te bereiken en in welke verhouding dit staat tot het totaal aangevraagde bedrag.

Eerste lid, onder c

Ten slotte worden aanvragen getoetst op organisatorische kwaliteit. Binnen dit criterium wordt er beoordeeld op de volgende aspecten:

  • Er wordt getoetst of het activiteitenplan een duidelijke en haalbare planning heeft en een realistische begroting.

  • Er wordt getoetst of de inkomsten en uitgaven een duidelijke verbinding hebben met de activiteiten zoals genoemd in het plan.

PARAGRAAF 5. AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 5.2 Bijzondere verplichtingen

Het is van belang dat de aanvrager zich conformeert aan alle maatregelen die rondom de coronapandemie zijn genomen.

PARAGRAAF 6. BEOORDELING TOT VASTSTELLING

Artikel 6.1 Beoordelen aanvragen

Om een aantal redenen is er voor gekozen om af te wijken van artikel 9 van het Huishoudelijk Reglement. Er wordt voor gekozen om, in afwijking van lid 1 onder a, aanvragen die hoger zijn dan

€ 25.000 euro middels interne commissies te beoordelen.

Allereerst zijn de subsidiemiddelen slechts tot 1 juli 2021 beschikbaar en is snelheid in de uitvoering geboden. Hierbij speelt dat een interne commissie sneller kan worden samengesteld dan een externe commissie en bovendien ook minder voorbereidingstijd nodig heeft.

Daarnaast heeft deze coronacrisis een grote impact op de culturele sector en de positie van ZZP’ers in het bijzonder. De noodzaak om middelen zo snel mogelijk terecht te laten komen bij de doelgroep die het nodig heeft is groot. Nu de cultuursector vrijwel stilligt, hebben ZZP’ers tijd voor subsidiabele activiteiten en kunnen zij hun positie verbeteren voordat de sector weer opstart. Ook is er tijd om binnen afzienbare tijd alternatieven te ontwikkelen die in coronatijd wel inzetbaar zijn.

Tenslotte zijn penvoerders CmK, Erfgoedhuizen en culturele instellingen doelgroepen waarmee het Fonds goed bekend is. Het betreft ook doelgroepen die het Fonds goed kennen. Het Fonds heeft zicht op en vertrouwen in de inhoudelijke en organisatorische kwaliteit van deze aanvragers. Gezien het crisiskarakter van deze regeling, vinden we dit ruim voldoende om met interne commissies te werken.

Artikel 6.2 - 6.3 Beoordelingswijze en beslistermijn

Deze twee artikelen bepalen dat een niet volledige aanvraag pas wordt beoordeeld op het moment dat de aanvraag volledig is. Als de aanvraag buiten de indieningstermijnen wordt aangevuld, wordt de aanvraag beschouwd als ingediend buiten de termijn. Dan wordt de aanvraag niet meer in behandeling genomen.

Naar boven