Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 9 december 2021, kenmerk ACM/18/034674 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 over de implementatie van de Verordening (EU) 2017/2196

Ons kenmerk: ACM/UIT/549605

Zaaknummer: ACM/18/034674

Datum:

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 4 van de Verordening (EU) 2017/2196;

Besluit

ARTIKEL I

De Netcode Elektriciteit wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 9.27 komt te luiden als volgt:

Artikel 9.27

  • 1 Aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid van het type C of D, waarop overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) van toepassing is, dragen er zorg voor dat de levering van de frequentierespons voor het werkzaam vermogen, zoals bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, geactiveerd wordt bij een frequentiedrempelwaarde van 49,8 Hz en met een statiek van 5%.

  • 2 Aangeslotenen die beschikken over een elektriciteitsproductie-eenheid van het type A, B, C of D, waarop overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG) van toepassing is, dragen er zorg voor dat de levering van de frequentierespons voor het werkzaam vermogen, zoals bedoeld in artikel 3.13, vierde lid, geactiveerd wordt bij een frequentiedrempelwaarde van 50,2 Hz en met een statiek van 5%.

B

Artikel 9.28 komt te luiden als volgt:

Artikel 9.28

  • 1 Uitsluitend met toestemming van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vindt wederinschakeling plaats van:

    • a. door middel van frequentierelais afgeschakelde belasting, of

    • b. handmatig afgeschakelde belasting, voor zover de afschakeling valt onder de coördinatie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 2 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verwerft black-startmogelijkheden in een door hem te bepalen omvang. Hij bepaalt waar zij bij voorkeur gelokaliseerd moeten zijn en hanteert de productspecificaties als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b, van Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER) die zijn opgenomen in bijlage 5.

  • 3 De in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER) bedoelde lijst met soorten significante netgebruikers en de door hen toe te passen maatregelen is opgenomen in bijlage 6.

  • 4 Significante netgebruikers met hoge prioriteit, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel d, van Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER), zijn aangeslotenen waarvan de installatie is aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet en:

    • a. waarvan de installatie onderdeel is van het landelijk gastransportnet, een gasproductienet of een gasproductie-installatie en naar het gezamenlijke oordeel van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de netbeheerder van het landelijk gastransportnet cruciaal is voor het in stand houden van de openbare gasvoorziening of de gasvoorziening van gasgestookte elektriciteitsproductie-eenheden, aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet; of

    • b. waarvan de installatie een elektriciteitsproductie-installatie is die nucleaire energie als primaire energiebron heeft.

  • 5 Regionale netbeheerders en aangeslotenen, die beschikken over een verbruiksinstallatie als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC) jo. artikel 4.7, vierde lid, dragen er zorg voor dat hun distributienet of verbruiksinstallatie na een spanningsloze toestand van (een deel van) het landelijk hoogspanningsnet weer onder spanning gebracht wordt zodra de spanning in het landelijk hoogspanningsnet is hersteld.

  • 6 De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan, indien de hersteltoestand van kracht is, aangeslotenen die beschikken over een synchrone elektriciteitsproductie-eenheid van het type C of D, opdragen de dode band van de frequentiegevoelige modus, zoals bedoeld in artikel 3.24, derde lid, uit te schakelen, in welk geval de aangeslotenen deze opdracht onverwijld uitvoeren.

  • 7. Indien de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vermogen vordert van een marktpartij in het bescherm- en hertelproces zonder toepassing van een onbalansaanpassing, als bedoeld in artikel 10.39, derde lid, biedt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een vergoeding aan de BRP voor de onbalanskosten als gevolg van de vermogensvordering die de BRP redelijkerwijs niet kan voorkomen.

C

Artikel 9.29 wordt als onderdeel van paragraaf 9.8 toegevoegd en komt te luiden als volgt:

Artikel 9.29

  • 1 Indien marktactiviteiten als genoemd in artikel 35. tweede lid, van de Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER), niet of niet volledig uitvoerbaar zijn voor één of meer betrokken partijen door een fout in één of meer systemen, zijn, overeenkomstig artikel 36, eerste lid, van de Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER), de volgende back-up- en fallbackprocedures van deze marktactiviteiten van toepassing:

    • a. de aanlevering van zoneoverschrijdende capaciteit voor capaciteitstoewijzing bij de overeenkomstige biedzonegrenzen voor elke markttijdseenheid, als wordt verwacht dat het landelijk hoogspanningsnet niet tot de normale of alarmtoestand wordt hersteld overeenkomstig artikel 2, derde lid, van de Verordening (EU) 2015/1222 (GL CACM) en artikel 42 en 46 van de Verordening (EU) 2016/1719 (GL FCA), alsmede de op deze artikelen gebaseerde methodologieën en overeenkomsten;

    • b. de indiening van biedingen voor balanceringscapaciteit en balanceringsenergie door een aanbieder van een balanceringsdienst overeenkomstig de gepubliceerde fallbackprocedures op de website van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

    • c. de aanlevering van een gebalanceerde positie aan het einde van het day-aheadtijdsbestek door een BRP, als dat volgens de voorwaarden met betrekking tot balancering vereist is overeenkomstig artikel 10.14, vijfde lid;

    • d. de aanlevering van positiewijzigingen van BRP's overeenkomstig de fallbackprocedures overeenkomstig artikel 10.14, vijfde lid, zoals gepubliceerd op de website van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, waarbij geldt dat indien op de dag waarop de positiewijziging betrekking heeft een noodtoestand of een blackouttoestand in Nederland heeft plaats gevonden, of indien er een fout in de systemen van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet heeft plaats gevonden, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het in artikel 10.14, zevende lid, genoemde tijdstip kan uitstellen naar een later moment;

    • e. de aanlevering van de schema's als bedoeld in artikel 111, eerste en tweede lid, van de Verordening (EU) 2017/1485 (GL SO):

      • 1°. indien deze betrekking hebben op prognoses als bedoeld in artikel 13.11, achtste en negende lid, artikel 13.12, zevende en achtste lid, artikel 13.13, zesde en zevende lid, artikel 13.14, zesde en zevende lid, artikel 13.15, achtste en negende lid en artikel 13.17, zevende en achtste lid, overeenkomstig de fallbackprocedures gepubliceerd op de website van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

      • 2°. indien deze betrekking hebben op commerciële handelsprogramma's overeenkomstig de fallbackprocedures overeenkomstig artikel 10.14, vijfde lid, zoals gepubliceerd op de website van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, waarbij geldt dat indien op de dag waarop het energieprogramma betrekking heeft een noodtoestand of een black-outtoestand in Nederland heeft plaats gevonden of indien er een fout in de systemen van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet heeft plaats gevonden, de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het in artikel 10.14. zevende lid, genoemde tijdstip kan uitstellen naar een later moment.

  • 2 Indien marktactiviteiten, als genoemd in artikel 35, tweede lid, van de Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER), niet volledig uitvoerbaar zijn voor één of meer betrokken partijen doordat een buitenlandse instelling als bedoeld in artikel 16, tweede lid, onderdeel h van de Elektriciteitswet 1998, haar markt heeft opgeschort, zijn, overeenkomstig artikel 36, eerste lid, van de Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER), de volgende back-up en fallbackprocedures van de marktactiviteiten van toepassing;

    • a. capaciteitstoewiizing door transmissierechten voor jaar- en maandtransporten overeenkomstig artikel 21, derde lid, van de Verordening (EU) 2015/1222 (GL CACM) en artikel 42 en 46 van de Verordening (EU) 2016/1719 (GL FCA), alsmede de op deze artikelen gebaseerde methodologieën en overeenkomsten;

    • b. prijskoppeling voor day-aheadtransporten overeenkomstig artikel 36, derde lid, artikel 44, artikel 50 en artikel 72 van de Verordening (EU) 2015/1222 (GL CACM), alsmede de op deze artikelen gebaseerde methodologieën en overeenkomsten;

    • c. prijskoppeling voor intradaytransporten overeenkomstig artikel 36, derde lid, en artikel 72 van de Verordening (EU) 2015/1222 (GL CACM), alsmede de op deze artikelen gebaseerde methodologieën en overeenkomsten;

    • d. binnenlandse intradayhandel op een NEMO overeenkomstig artikel 36, derde lid, artikel 44, artikel 50 en artikel 72 van de Verordening (EU) 2015/1222 (GL CACM), alsmede de op deze artikelen gebaseerde methodologieën en overeenkomsten;

    • e. balanceringsmarkten overeenkomstig artikel 146 en artikel 147 van de Verordening (EU) 2017/1485 (GL SO);

    • f. binnenlandse intradayhandel buiten de NEMO's om overeenkomstig artikel 10.1, derde lid;

    • g. onbalansverrekening overeenkomstig artikel 10.1, derde lid.

  • 3 De in het eerste en tweede lid genoemde fallbackprocedures alsmede de interactie van de marktprocessen met het real-time herstelproces worden nader toegelicht op de website van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

D

Er wordt een bijlage 5 ingevoegd, luidend:

Bijlage 5 bij artikel 9.28, tweede lid: productspecificaties blackstartvoorziening

  • 1. Er zijn tenminste twee synchrone elektriciteitsproductie-eenheden van elk minimaal 200 MW op de locatie aanwezig die als onderdeel van de blackstartvoorziening kunnen worden ingezet. Ook als één elektriciteitsproductie-eenheid in onderhoud is, is te allen tijde minimaal 200 MW beschikbaar. Het voor de betreffende blackstartvoorziening overeengekomen minimumvermogen wordt in de overeenkomst inzake het leveren van de blackstartvoorziening vastgelegd. Indien de voorziening bestaat uit meerdere kleinere synchrone elektriciteitsproductie-eenheden wordt de redundantie op andere wijze vastgesteld in overeenstemming met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet waarbij altijd minimaal 200 MW beschikbaar is.

  • 2. De blackstartvoorziening is binnen 4 uur na afroep door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in staat om met een of meer elektriciteitsproductie-eenheden te koppelen aan een spanningsloos netdeel en vervolgens het vermogen in het eerste lid te leveren.

  • 3. De blackstartvoorziening en de overeen te komen inschakelsectie zijn bestand tegen de inrush-stroom en -spanning als gevolg van het bijschakelen van de assets van de inschakelsectie. Indien direct inschakelen niet mogelijk is, is er een mogelijkheid om deze inschakelsectie op te spannen. In ieder geval wordt aan de tweede voorwaarde voldaan. De voorkeur gaat uit naar beide mogelijkheden,

  • 4. De ingezette elektriciteitsproductie-eenheden van de blackstartvoorziening regelen na het onder spanning brengen en belasten van de inschakelsectie op tot minimum stabiel vermogen. De hoogte van het minimale stabiele vermogen wordt in de overeenkomst inzake het leveren van de blackstartvoorziening vastgelegd. De benodigde tijd hiervoor is afhankelijk van:

    • a. de opregelsnelheid. Deze is afhankelijk van de toestand (warm, koud) van de elektriciteitsproductie-eenheden van de blackstartvoorziening. De opregelsnelheid bedraagt gemiddeld minimaal 4 MW per minuut; en

    • b. de snelheid waarmee de desbetreffende netbeheerder belasting bijschakelt.

  • 5. Na het bereiken van het in het vierde lid bedoelde minimale stabiele vermogen, wordt het resterende vermogen door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gebruikt voor het verdere herstel van de elektriciteitsvoorziening. De eis genoemd in het vierde lid blijft hierbij van toepassing.

  • 6. De telecommunicatie tussen de productielocatie van de blackstartvoorziening en de netbeheerder van het landelijkhoogspanningsnet, tussen het bedrijfsvoeringscentrum behorende bij deze productielocatie en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alsmede tussen deze productielocatie en de desbetreffende netbeheerder is gedurende de eerste 24 uur na het wegvallen van de elektriciteitsvoorziening gegarandeerd.

  • 7. Er zijn op ieder moment voldoende gekwalificeerde medewerkers beschikbaar die de blackstartvoorziening kunnen bedienen. Bovendien worden de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aangeboden bescherm- en hersteltrainingen gevolgd.

  • 8. De blackstartvoorziening is in staat gedurende 24 uur na afroep onafgebroken in bedrijf te blijven. Dit betekent dus ook dat de brandstofvoorziening van de blackstartvoorziening 24 uur gegarandeerd is.

  • 9. De blackstartvoorziening wordt jaarlijks getest, inclusief de in te schakelen en/of op te spannen netdelen.

  • 10. De elektriciteitsproductie-eenheid van de blackstartvoorziening is in staat een spanningsloos net op gewenste spanning en frequentie te brengen en daarna het overeen te komen werkzaam vermogen en blindvermogen te leveren. De verbonden elektriciteitsproductie-eenheid is in staat na het koppelen met de hoogspanningsrail onder regie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op toerenregeling te blijven staan en daarna bij gekoppeld bedrijf (> 2500 MW) onder regie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op vermogensregeling met frequentie-gevoeligheid overeenkomstig artikel 3.24. tweede lid, onderdeel c of artikel 14.5. tweede lid, onderdeel b. subonderdeel 1°.

  • 11. De elektriciteitsproductie-eenheden van de blackstartvoorziening zijn in staat werkzaam vermogen en blindvermogen te leveren overeenkomstig artikel 3.29 of, ingeval van een elektriciteitsproductie-eenheid als bedoeld in artikel 14.1, vierde lid, overeenkomstig het generatorbelastingdiagram van de desbetreffende elektriciteitsproductie-eenheid, tijdens het hele opregeltraject van 0 tot 100% van het maximale vermogen en ook daarna. De belastingbijschakeling zal tot aan het minimale stabiele vermogen van de elektriciteitsproductie-eenheid in nauw overleg plaatsvinden met de producent. Boven deze grens zal in stappen tot 5% van het maximaal vermogen worden bijgeschakeld. De hoeveelheid te leveren blindvermogen ligt bij elke netspanning en opgewekt werkzaam vermogen, in de range van minimaal 110 Mvar leveren tot minimaal 80 Mvar ontvangen. Indien de blackstartvoorziening invoedt op een kabel en het blindvermogen van de kabel wordt niet gecompenseerd, wordt het minimaal vereiste capacitieve bereik van 80 Mvar verhoogd ter grootte van het blindvermogen van de kabel bij nominale spanning.

  • 12. De voorziene niet-beschikbaarheid ten behoeve van onderhoud aan de startvoorziening van de blackstartvoorziening duurt niet langer dan 8 dagen per jaar en wordt in overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ingepland.

  • 13. De voorziene niet-beschikbaarheid van elk van de verbonden elektriciteitsproductie-eenheden duurt niet langer dan 5 weken per jaar en wordt in overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ingepland.

  • 14. Indien de voorziening bestaat uit twee verbonden elektriciteitsproductie-eenheden en indien beide verbonden elektriciteitsproductie-eenheden beschikbaar zijn, dient de tweede verbonden elektriciteitsproductie-eenheid binnen twee uur nadat de eerste verbonden elektriciteitsproductie-eenheid op het net is geschakeld parallel te zijn en vervolgens te kunnen opregelen tot het overeen te komen vermogen volgens het eerste lid.

  • 15. Indien de voorziening bestaat uit meerdere kleinere synchrone elektriciteitsproductie-eenheden, kunnen de resterende beschikbare elektriciteitsproductie-eenheden op het net geschakeld worden binnen twee uur na het onder spanning brengen van het net, en kunnen zij vervolgens opregelen tot het overeen te komen vermogen.

  • 16. Indien de blackstartvoorziening bij een blackout in eilandbedrijf raakt, wordt het herstelproces stabiel via eilandbedrijf of door middel van een blackstart uitgevoerd binnen de genoemde criteria.

  • 17. Indien de blackstartvoorziening bij een blackout stil staat of geheel van het net gescheiden wordt, wordt de blackstart uitgevoerd binnen de genoemde criteria.

E

Er wordt een bijlage 6 ingevoegd, luidend:

Bijlage 6 bij artikel 9.28. derde lid: significante netgebruikers en door hen te nemen maatregelen in het kader van Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER)

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst].

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 december 2021

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

TOELICHTING

1 Samenvatting

  • 1. Met dit codebesluit brengt de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM) op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders wijzigingen aan in de Netcode elektriciteit. Deze codewijziging geeft uitvoering aan de Verordening (EU) 2017/2196 van de Commissie van 26 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet, de zogenoemde Emergency & Restoration verordening (hierna: ER Verordening). Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders geldt tevens als voorstel van de landelijke transmissiesysteembeheerder (hierna: TenneT) zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de ER Verordening.

  • 2. De ER Verordening behandelt de situaties dat transmissiesysteembeheerders (hierna: TSB’s) in de uitzonderlijke situatie terecht komen dat ze met de normale middelen het net niet langer kunnen laten functioneren, bijvoorbeeld bij een onvoorziene samenloop van storingen. In dat geval hebben de TSB’s speciale diensten van producenten en zogenaamde significante netgebruikers nodig om het elektrisch systeem stabiel te krijgen. De ER Verordening beschrijft hoe de voorwaarden van dergelijke diensten tot stand komen, waaronder door voorstellen van TenneT. Tevens beschrijft de ER Verordening hoe Europees moet worden samengewerkt om de noodsituatie snel op te heffen, en te voorkomen dat verschillende TSB’s elkaar onbedoeld tegenwerken.

  • 3. De wijzigingen in dit codebesluit vloeien voort uit de door de ER Verordening voorgeschreven voorstellen die TenneT als TSB moet doen met betrekking tot bescherm -en hersteldiensten. Ten eerste verduidelijken de wijzigingen in dit besluit onder welke voorwaarden een aangeslotene op contractbasis hersteldiensten aan TenneT kan leveren die nodig zijn om het elektriciteitsnet na een blackout situatie weer op spanning te brengen. Ten tweede wordt er verduidelijkt welke bescherm- en hersteldiensten aangeslotenen moeten kunnen leveren, afhankelijk van hun type aansluiting, en of deze diensten voor onkostenvergoeding in aanmerking komen. Daarnaast legt het besluit criteria vast voor significante netgebruikers met hoge prioriteit, die worden ontzien wanneer TenneT bij een zeer lage frequentie verbruik afschakelt om een black-out situatie te voorkomen. Het besluit verduidelijkt ook de regels voor onbalansverrekening in verschillende systeemtoestanden en bij het leveren van bescherm- en hersteldiensten. Tot slot verduidelijkt het codebesluit de regels voor een situatie waarin TenneT niet alle activiteiten voor de marktprocessen kan uitvoeren.

2 Aanleiding en gevolgde procedure

  • 4. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van een codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders tot wijziging van de Netcode elektriciteit (kenmerk BR-2018-1533) dat de ACM op 18 december 2018 heeft ontvangen.

  • 5. De ACM heeft het codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders op 11 januari 2019 ter informatie gepubliceerd op haar website. Op 6 juni 2019 heeft de ACM een wijzigingsopdracht gestuurd aan de gezamenlijke netbeheerders met het verzoek het codewijzigingsvoorstel op een aantal punten aan te vullen. In reactie daarop hebben de gezamenlijk netbeheerders op 12 september 2019 een aangepast codewijzigingsvoorstel ingediend.

  • 6. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 21 november 2019. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.

  • 7. Op 24 december 2019 heeft de ACM een zienswijze ontvangen van de Vereniging Energie-Nederland (hierna: E-NL). De inhoud van de zienswijze en de behandeling van deze punten wordt besproken in hoofdstuk 4 van dit besluit.

  • 8. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijze van E-NL heeft meermaals overleg plaatsgevonden tussen de ACM, TenneT en E-NL. In de loop van deze overleggen bleek dat enige verduidelijking benodigd was. Aan deze behoefte voor meer verduidelijking is op verschillende manieren invulling gegeven. Ten eerste heeft TenneT een nieuwe versie van het systeemsbeschermings- en herstelplan (hierna: B&H-plan) ontwikkeld waarin het commentaar van E-NL is meegenomen. Ten tweede heeft TenneT een kaderdocument ‘Regels en procedures tijdens verstoorde marktactiviteiten’ opgesteld, dat nadere toelichting geeft over de rol van de markt in een afwijkende systeemtoestand, en de fallback procedures die gelden wanneer er zich een probleem voordoet in een of meerdere (IT-)systemen en wanneer een NEMO (Nominated Energy Market Operator) of buitenlandse netbeheerder een marktactiviteit opschort. Dit kaderdocument geeft toelichting op de bepaling van Artikel 9.29, derde lid van dit besluit. Ten derde heeft TenneT een notitie ‘Onkostenvergoedingen systeembeschermings- en herstelplan’ opgesteld, waarin TenneT beoogt te verduidelijken welke diensten die marktpartijen ten behoeve van het B&H-plan uitvoeren, in aanmerking komen voor compensatie, alsmede op welke basis deze compensatie wordt vastgesteld.

  • 9. TenneT heeft de nieuwe versie van het B&H-plan met de relevante partijen gedeeld. Het kaderdocument ‘Regels en procedures tijdens verstoorde marktactiviteiten’ en het document ‘Compensatie systeembeschermings- en herstelplan’ worden door TenneT rond dezelfde tijd als de publicatie van onderhavig besluit op haar website geplaatst.

  • 10. Aangezien de hierboven genoemde documenten gezamenlijk tegemoet komen aan de punten uit de zienswijze van E-NL, heeft de ACM met de afronding van dit besluit gewacht totdat deze documenten waren afgerond en E-NL de gelegenheid had gehad om hierop te reageren. In overleg met E-NL en TenneT is overeengekomen om deze documenten tegelijkertijd af te ronden, alvorens de ACM over zou gaan tot het afronden van onderhavig besluit over de implementatie van de ER Verordening.

  • 11. Een onderdeel van de implementatie van de ER Verordening betreft de regeling voor de automatische ontkoppeling van verbruik bij lage frequentie (LFDD-regeling). Dit onderdeel is uit onderhavig voorstel gehaald en reeds vastgesteld met het codewijzigingsbesluit toepassing LFDD (ACM/UIT/537989) van 25 september 2020.

  • 12. Op 21 januari 2020 heeft de ACM een testplan ontvangen dat TenneT heeft opgesteld op basis van artikel 43 van de ER Verordening, en dat TenneT op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel g van de ER Verordening ter goedkeuring aan de ACM heeft voorgelegd. Het testplan bevat technische en organisatorische vereisten die de landelijke netbeheerder hanteert bij de periodieke evaluatie van de installaties en instrumenten ten behoeve van het systeembescherm- en herstelproces. In overleg met TenneT en E-NL is besloten dat de ACM het testplan in behandeling zal nemen na afronding van onderhavig besluit. TenneT zal na afronding van onderhavig besluit een nieuwe versie van het testplan opstellen, waarbij de inhoudelijke wijzigingen en eventuele verwijzingen naar andere bepalingen van de netcode zullen worden nagelopen. TenneT zal de aangepaste versie van het testplan bij de ACM indienen.

  • 13. De ACM is van mening dat het voorstel geen technische voorschriften bevat bedoeld in Richtlijn 2015/1535. Om die reden zijn de voorwaarden in dit besluit niet in ontwerp ter notificatie aangeboden.

3 Beoordeling

3.1 Procedureel

  • 14. De ACM constateert dat op grond van artikel 7 van de ER Verordening over het codewijzigingsvoorstel van 1 november 2018 tot 1 december 2018 een publieke consultatie heeft plaatsgevonden. Voorts is het voorstel op 29 november 2018 in een overleg met representatieve organisaties besproken. In het codewijzigingsvoorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de gezamenlijke netbeheerders hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid van de Elektriciteitswet.

3.2 Inhoudelijk

  • 15. De ER Verordening gebruikt een aantal termen. Een significante netgebruiker (SNG) wordt gedefinieerd als bestaande en nieuwe elektriciteitsproductie- en verbruikersinstallatie die door de TSB geacht wordt significant te zijn vanwege de invloed ervan op het transmissiesysteem met betrekking tot de veiligheid van de voorziening, waaronder het verlenen van ondersteunende diensten. De ER Verordening voegt daar de SNG met hoge prioriteit aan toe: significante netgebruiker waarvoor bijzondere voorwaarden gelden met betrekking tot afsluiting en spanningsherstel.

  • 16. De TSB werkt nauw samen met SNG’s en regionale netbeheerders in de bescherming van en het herstel naar de normale bedrijfstoestand. Artikel 4, tweede lid, van de ER Verordening schrijft voor dat de TSB in dit kader een aantal voorstellen aan de nationale regulerende instantie ter goedkeuring voorlegt. Het gaat meer specifiek om:

    • de voorwaarden om op te treden als aanbieder van beschermingsdiensten op contractbasis (artikel 4, tweede lid, onderdeel a van de ER Verordening);

    • de voorwaarden om op te treden als aanbieder van hersteldiensten op contractbasis (artikel 4, tweede lid, onderdeel b van de ER Verordening);

    • de lijst van significante netgebruikers en de door hen toe te passen maatregelen (artikel 4, tweede lid, onderdeel c van de ER Verordening);

    • de lijst van significante netgebruikers met hoge prioriteit of de beginselen die voor de vaststelling van die lijst worden toegepast (artikel 4, tweede lid, onderdeel d van de ER Verordening);

    • regels voor de opschorting en het herstel van marktactiviteiten (artikel 4, tweede lid, onderdeel e van de ER Verordening); en

    • regels voor onbalansverrekening en verrekening van balanceringsenergie in het geval van opschorting van marktactiviteiten (artikel 4, tweede lid, onderdeel f van de ER Verordening).

  • 17. De invulling van artikel 4, tweede lid, onder f van de ER Verordening (regels voor onbalansverrekening en verrekening van balanceringsenergie in het geval van opschorting van marktactiviteiten) heeft reeds plaatsgevonden bij de implementatie van Verordening (EU) 2017/2195 (EB Verordening, artikel 18) waarbij in artikel 10.1, derde lid van de Netcode elektriciteit is opgenomen dat de voorwaarden voor onbalansverrekening uit hoofdstuk 10 gelden voor alle systeemtoestanden (Besluit met kenmerk ACM/UIT/502876). Voor de overige in het vorige randnummer genoemde punten wordt in de volgende paragrafen uiteengezet hoe hier in het codewijzigingsbesluit aan wordt voldaan.

  • 18. Op grond van artikel 4, vijfde lid van de ER Verordening dient de TSB de regulerende autoriteit in kennis te stellen van het systeembescherming- en herstelplan (B&H-plan). Het B&H-plan omvat de inrichting van processen en diensten, die door aangeslotenen uitgevoerd worden in opdracht van TenneT in het geval dat het elektriciteitssysteem zich in niet-normale bedrijfstoestand bevindt of hersteld moet worden. Het B&H-plan zelf wordt niet goedgekeurd door de ACM. In onderhavig besluit worden echter wel een aantal elementen goedgekeurd die de uitvoering van het B&H-plan ondersteunen, zoals de aanwijzing van significante netgebruikers en door hen te treffen maatregelen en de lijst van significante netgebruikers met hoge prioriteit. TenneT heeft het B&H-plan naar aanleiding van discussies in het kader van onderhavig besluit, en specifiek over de in de voorgaande volzin bedoelde onderdelen aangepast en zal het nieuwe B&H-plan kort na publicatie van onderhavig besluit op haar website publiceren en de ACM hiervan in kennis stellen.

3.2.1 Voorwaarden om op te treden als aanbieder van beschermingsdiensten op contractbasis (artikel 4, tweede lid, onderdeel a van de ER Verordening)
  • 19. Deze paragraaf gaat over de voorwaarden om vrijwillig op te treden als aanbieder van beschermingsdiensten op contractbasis. De ACM stelt vast dat de gezamenlijke netbeheerders ter implementatie van dit onderdeel van artikel 4, tweede lid, van de ER Verordening aanpassing van de Netcode elektriciteit niet nodig achten. TenneT voorziet op dit moment geen maatregelen die worden gerealiseerd met beschermingsdiensten die op contractuele basis door TenneT worden ingekocht. Op dit moment zijn er alleen beschermingsdiensten die aan TenneT worden geleverd op basis van een wettelijke regeling, ofwel rechtstreeks zijn gebaseerd op de ER Verordening, ofwel reeds zijn vastgelegd in de Netcode elektriciteit. Indien TenneT in de toekomst gebruik zal maken van beschermingsdiensten op contractuele basis, zal TenneT een codewijzigingsvoorstel indienen om de voorwaarden hiertoe in de Netcode op te nemen.

  • 20. De ACM is van oordeel dat de keuze van gezamenlijke netbeheerders om hier nu geen nadere invulling aan te geven gerechtvaardigd is.

3.2.2 Voorwaarden om op te treden als aanbieder van hersteldiensten op contractbasis (artikel 4, tweede lid, onderdeel b van de ER Verordening)
  • 21. Er zijn verschillende type hersteldiensten (zie paragraaf 3.2.4. bij dit besluit). Over de voorwaarden om op te treden als aanbieder van hersteldiensten op contractbasis, geven de gezamenlijke netbeheerders in het codewijzigingsvoorstel aan dat van de maatregelen die worden gerealiseerd in het kader van hersteldiensten alleen het leveren van black-startmogelijkheden plaatsvindt op contractuele basis. Het voorstel dat ter implementatie van dit onderdeel is ingediend omvat daarom uitsluitend de voorwaarden voor het leveren van hersteldiensten door middel van black-startmogelijkheden. Naar aanleiding van de wijzigingsopdracht van de ACM hebben de gezamenlijke netbeheerders deze voorwaarden in hun aangepaste voorstel opgenomen als bijlage 5 bij de Netcode elektriciteit (bijlage 5 bij artikel 9.28, tweede lid: ‘productspecificatie blackstartvoorziening’).

  • 22. De ACM is van oordeel dat hiermee in voldoende mate invulling is gegeven aan dit onderdeel van de ER Verordening.

3.2.3 De lijst van significante netgebruikers (artikel 4, tweede lid, onderdeel c van de ER Verordening)
  • 23. Deze paragraaf gaat in op de lijst van significante netgebruikers die TenneT ter goedkeuring moet voorleggen. Onderstaand wordt op de belangrijkste vraagstukken ingegaan.

Keuze voor een tabel in plaats van een lijst van significante netgebruikers

  • 24. Artikel 4, tweede lid, onderdeel c van de ER Verordening schrijft voor dat TenneT voorstellen doet over de lijst van significante netgebruikers en de door hen toe te passen maatregelen. Voor de duidelijkheid worden deze elementen apart behandeld.

  • 25. De gezamenlijke netbeheerders geven in hun voorstel aan dat uit de tekst van de ER Verordening niet eenduidig is vast te stellen of met de “lijst van significante netgebruikers” een limitatieve opsomming wordt bedoeld van alle individuele significante netgebruikers (hierna: SNG’s) of een overzicht van de diverse soorten significante netgebruikers. Mede omdat de eerstgenoemde uitleg praktisch gezien moeilijk uitvoerbaar lijkt – omdat de populatie significante netgebruikers voortdurend wijzigt – hebben de gezamenlijke netbeheerders ervoor gekozen om een tabel op te stellen met enerzijds alle soorten significante netgebruikers en andere aanbieders van bescherm -en hersteldiensten en anderzijds de voor elk van deze partijen van toepassing zijnde maatregelen.

  • 26. Deze tabel is opgenomen in het B&H-plan dat met relevante SNG’s is gedeeld. Naar aanleiding van de wijzigingsopdracht van de ACM hebben de gezamenlijke netbeheerders de tabel tevens in het voorstel opgenomen als bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid. TenneT heeft de inhoud van de tabel sinds de indiening van het gewijzigde voorstel aangepast op basis van commentaren van de ACM en E-NL. Deze inhoudelijke wijzigingen worden hieronder uitgewerkt. De ACM oordeelt dat de keuze van TenneT voor een tabel om de significante netgebruikers en de door hen te nemen maatregelen te verduidelijken, een praktische en werkbare oplossing vormt. Deze tabel is de gewijzigde, definitieve versie van de tabel, waar de eerder aangegeven wijzigingen in zijn verwerkt.

Significante netgebruikers in de zin van ER Verordening

  • 27. In de volgende randnummers wordt het toepassingsgebied van de ER Verordening verduidelijkt, alsook de afbakening van SNG’s in de ER Verordening.

  • 28. Op grond van de Verordening (EU) 2016/631 (hierna; de RfG Verordening) en de Verordening (EU) 2016/1388 (hierna: DCC Verordening) zijn er grenzen vastgesteld op basis waarvan een aansluiting bepaalde diensten moet kunnen verlenen. Artikel 2, tweede en derde lid van de ER Verordening verduidelijkt de toepasbaarheid van de ER Verordening op aangeslotenen, waarbij wordt aangesloten bij de criteria uit de RfG Verordening en de DCC Verordening.

  • 29. In de RfG Verordening zijn eisen opgenomen voor productie-eenheden die gelijk of groter zijn dan 0,8 kW (type A); vanaf deze grootte kan een aansluiting als een significante netgebruiker (SNG) worden beschouwd. Artikel 5 van de RfG Verordening stelt grenswaarden voor de maximumcapaciteitsdrempelwaarde waarboven een productie-eenheid als type B, C of D wordt gekenmerkt. Artikel 5, tweede lid, van de RfG-verordening stelt dat eenheden van het type A, B, C en D als significant in de zin van de RfG verordening worden aangemerkt.

  • 30. Middels haar besluit drempelwaarden elektriciteitsproductie-eenheden (ACM/UIT/492186) heeft de ACM de grenzen van de bovengenoemde categorieën (A, B, C, D) vastgelegd in de Netcode elektriciteit. Hierbij zijn de grenswaarden voor type B, C en D vastgelegd op respectievelijk 1, 50 en 60 MW. Voor bestaande aansluitingen van type B maakt het voorstel in de tabel met te nemen maatregelen onderscheid tussen aangeslotenen met een aansluitcapaciteit kleiner of groter dan 5 MW. Dit onderscheid is gestoeld op het feit dat er voorafgaand aan het besluit drempelwaarden elektriciteitsproductie-eenheden een drempelwaarde van 5 MW werd gehanteerd. Als gevolg hiervan zijn bepaalde inrichtingen en procedures voor bestaande aangeslotenen groter dan 5 MW wel verplicht, maar niet verplicht voor bestaande aangeslotenen van het type B kleiner dan 5 MW. De ACM is akkoord met dit onderscheid.

3.2.4 Overzicht van de door significante netgebruikers toe te passen maatregelen (artikel 4, tweede lid, onderdeel c van de ER Verordening)
  • 31. De voorgestelde wijzigingen in de Netcode elektriciteit bestaan voor een aanzienlijk deel uit de invulling van de door significante netgebruikers toe te passen maatregelen. Deze maatregelen worden ook beschreven in het door TenneT opgestelde B&H-plan op basis van artikel 11 van de ER Verordening en het herstelplan op basis van artikel 23 van de ER Verordening.

  • 32. Bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid bevat inrichtingen en procedures die gelden voor bestaande en nieuwe installaties. Een ‘inrichting’ omvat apparatuur die geplaatst wordt in de installatie van de aangeslotene voor het kunnen leveren van een functionaliteit. Een ‘procedure’ omvat acties die opgevolgd dienen te worden tijdens de uitvoering van een proces.

  • 33. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor dat ten behoeve van het beschermproces de volgende elementen bij relevante aangeslotenen dienen te worden ingericht:

    • de inrichting van de automatische onderfrequentie-controleregelingen volgens artikel 15 ER Verordening;

    • de inrichting van de automatische overfrequentie-controleregelingen volgens artikel 16 ER Verordening;

  • 34. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor dat ten behoeve van het beschermproces de volgende procedures van toepassing zijn op relevante aangeslotenen:

    • de procedure voor frequentie afwijking beheer volgens artikel 18 ER Verordening;

    • de procedure voor spannings-afwijking beheer volgens artikel 19 ER Verordening;

    • de procedure voor beheer elektriciteitsstromen volgens artikel 20 ER Verordening;

    • de procedure ondersteuning werkzaam vermogen volgens artikel 21 ER Verordening;

    • de procedure voor manuele verbruiksontkoppeling volgens artikel 22 ER Verordening;

    • de procedure voor spanningsherstel volgens artikel 26 ER Verordening; en

    • de procedure voor frequentiebeheer en hersynchronisatie volgens artikel 28 en 32 ER Verordening;

  • 35. De gezamenlijke netbeheerders stellen voor dat ten behoeve van het herstelproces de volgende elementen bij relevante aangeslotenen dienen te worden ingericht:

    • de inrichting van communicatiesystemen volgens artikel 41 ER Verordening;

    • de inrichting van instrumenten en voorzieningen volgens artikel 42 ER Verordening;

    • de inrichting van het in bedrijf kunnen stellen van de installatie volgens artikel 19, vierde lid van de DCC Verordening;

    • de inrichting van blackstartvoorzieningen volgens artikel 23, vierde lid, onderdeel f ER Verordening;

    • de inrichting van de uitschakelbare dode band 500 mHz volgens artikel artikel 15, tweede lid, onderdeel d, sub i van de RfG Verordening en artikel 3.24, derde lid van de Netcode; en

    • de inrichting van een snelle hersynchronisatie volgens artikel 14, vierde lid en artikel 15, vijfde lid van de RfG Verordening.

  • 36. Bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid geeft weer welke van de bovengenoemde inrichtingen en procedures gelden voor de verschillende aangeslotenen. Hierbij spelen twee overwegingen, te weten het karakter ‘nieuw’ of ‘bestaand’ in de zin van de RfG Verordening of de DCC Verordening en het type aansluiting zoals bepaald in het besluit generatorgrenzen (ACM/UIT/503723).

  • 37. De ACM oordeelt dat de tabel in bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid, op juiste wijze rekening houdt met de in het voorgaande randnummer genoemde overwegingen. Er worden namelijk alleen inrichtingen en procedures verplicht gesteld die al gelden voor nieuwe aangeslotenen op grond van de RfG Verordening of de DCC Verordening. En er worden geen eisen gesteld aan bestaande afnemers die verder reiken dan de vereisten van de RfG Verordening en de DCC Verordening.

  • 38. De ACM is van oordeel dat hiermee in voldoende mate invulling is gegeven aan artikel 4, tweede lid, onderdeel c van de ER Verordening.

3.2.5 De lijst van significante netgebruikers met hoge prioriteit of de beginselen die voor de vaststelling van die lijst worden toegepast (artikel 4, tweede lid, onderdeel d van de ER Verordening)
  • 39. Bij het vaststellen van de lijst door Tennet van de significante netgebruikers met hoge prioriteit, heeft TenneT de keuze om een concrete lijst te maken, of alleen de uitgangspunten voor te leggen. TenneT heeft er voor gekozen om alleen de uitgangspunten voor het samenstellen van de lijst met significante netgebruikers in artikel 9.28, vierde lid, te benoemen. Wel hebben de gezamenlijke netbeheerders in een vertrouwelijke versie van het B&H-plan tegenover de ACM aangegeven welke aansluitingen door TenneT worden aangemerkt als significante netgebruikers met hoge prioriteit. De ACM is van oordeel dat hiermee op juiste wijze invulling gegeven wordt aan dit onderdeel van de ER Verordening.

3.2.6 Regels voor de opschorting en het herstel van marktactiviteiten (artikel 4, tweede lid, onderdeel e van de ER Verordening)
  • 40. De gezamenlijke netbeheerders hebben in het voorstel een nieuw artikel 9.29 opgenomen ter verduidelijking van de in artikel 36, eerste lid, van de ER Verordening beoogde regels. In artikel 9.29 staan beknopte regels voor de situatie dat sprake is van opschorting van marktactiviteiten. De gezamenlijke netbeheerders stellen dat het hierbij gaat om activiteiten die TenneT ten behoeve van de markt uitvoert, en dat de verantwoordelijkheden van afnemers niet veranderen in niet-normale bedrijfstoestand. De gezamenlijke netbeheerders stellen om deze reden voor om geen alternatieve regels op te nemen in de Netcode voor de marktactiviteiten van afnemers in verschillende systeemtoestanden.

  • 41. De ACM is het eens met de interpretatie marktactiviteiten als zijnde activiteiten die TenneT uitvoert ten behoeve van de markt. Ook oordeelt de ACM dat een voortzetting van de marktactiviteiten door marktpartijen een belangrijke rol speelt bij het terugkeren naar de normale systeemtoestand. Daarom acht de ACM het redelijk dat artikel 9.29 verwijst naar reeds in regelgeving opgenomen regels en procedures, in het bijzonder de fallback procedures die voortvloeien uit de implementatie van Verordening (EU) 2015/1222 (hierna: CACM Verordening) en Verordening (EU) 2016/1719 (hierna: FCA Verordening)1.

  • 42. De ACM is van oordeel dat hiermee op juiste wijze invulling wordt gegeven aan dit onderdeel van de ER Verordening.

3.2.7 Vergoeding voor inrichtingen en procedures als bedoeld in bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid
  • 43. Een aangeslotene kan een onkostenvergoeding verzoeken voor de afroep van de procedures in het kader van het B&H-plan, indien de betreffende procedure hiervoor in aanmerking komt op grond van de betreffende kolom in de tabel van bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid. De in de tabel geselecteerde procedures komen in aanmerking voor een onkostenvergoeding omdat TenneT in deze gevallen de bevoegdheid heeft om vermogen van aangeslotenen te vorderen. De onkostenvergoeding is beperkt tot de kosten die direct gerelateerd zijn aan een dergelijke vordering. In het verzoek om onkostenvergoeding dient de aangeslotene de energievolumes als gevolg van het verzoek van TenneT aan te tonen, alsook de hiermee gemoeide kosten. De ACM merkt op dat artikel 13 van Verordening EU 2019/943 hierbij een belangrijke rol speelt.

  • 44. De ACM keurt middels dit besluit de toepasbaarheid van vergoedingen goed voor specifieke inrichtingen en procedures, zoals bedoeld in bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid. De ACM oordeelt dat de toepasbaarheid van de onkostenvergoeding op de verschillende procedures redelijk is.

Capabiliteit ‘uitschakelbare dode band 500 mHz’

  • 45. Deze paragraaf gaat in op de capabiliteit voor de ‘uitschakelbare dode band 500 mHz’. In paragraaf 3.2.3. van dit besluit is beschreven wanneer een elektriciteitsproductie-eenheid als bestaand of nieuw wordt gezien in de zin van de RfG Verordening. Een belangrijk verschil met de RfG Verordening is dat de ER Verordening zowel betrekking heeft op bestaande als nieuwe significante elektriciteitsproductie-eenheden. Dit verschil is van belang in het geval dat de tabel van bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid voor bepaalde inrichtingen verplichtingen stelt voor bestaande aangeslotenen in de zin van de RfG Verordening, die niet op grond van de RfG Verordening zelf voor deze aangeslotenen verplicht zijn. De ACM merkt hierbij op dat de technische vereisten vanuit de ER Verordening niet strikter dienen te zijn dan de technische vereisten die gelden op grond van de RfG Verordening. De ACM is van mening dat TenneT dient te waarborgen dat, in het geval dat TenneT van bestaande SNG’s in de zin van de RfG Verordening een capabiliteit verlangt die niet op grond van de RfG Verordening vereist is, de netbeheerder ook voor de inrichting van de capabiliteit een vergoeding aan de aangeslotene dient te verschaffen.

  • 46. Dit onderscheid tussen de vereisten aan SNG’s op grond van de RfG Verordening enerzijds, en de ER Verordening anderzijds speelde in discussies tussen TenneT en marktpartijen een rol bij de inrichting ‘uitschakelbare dode band 500 mHz’ in de tabel van bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid. De ‘dode band van de frequentierespons’ is in de RfG Verordening gedefinieerd als ‘het bewust aangebrachte interval waarbinnen de frequentieregeling niet reageert’. Het uitschakelen van de dode band leidt er dus toe dat de frequentieregeling wel reageert binnen de door TenneT gestelde marge van 500 mHz.

  • 47. In het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders stond de inrichting ‘uitschakelbare dode band 500 mHz’ ook aangevinkt voor bestaande aangeslotenen. Op grond van deze verwijzing in het voorstel zouden ook bestaande installaties van type C en D de dode band moeten kunnen uitschakelen. Dit reikt echter verder dan de bepaling van de RfG Verordening, die deze inrichting alleen vereist van nieuwe aangeslotenen.

  • 48. Het voorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat deze inrichting ook verplicht zou zijn voor bestaande aangeslotenen, zou daarmee de noodzaak creëren voor het installeren van een capabiliteit bij een bestaande elektriciteitsproductie-eenheid. Dan zou het, op grond van bovenstaande, redelijk zijn dat TenneT daarvan de kosten draagt. TenneT heeft later aangegeven het onwenselijk te achten dat ze als netbeheerder betaalt voor voorzieningen in de klantinstallatie. TenneT heeft daarom aangedragen om in artikel 9.28, zesde lid, de verwijzing naar artikel 14.5, tweede lid te laten vervallen. Dientengevolge verwijst artikel 9.28, zesde lid, nu uitsluitend naar artikel 3.24, derde lid van de Netcode elektriciteit, die betrekking heeft op nieuwe aangeslotenen. Ook is de tabel van bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid aangepast zodat de capabiliteit niet langer van bestaande aangeslotenen wordt verlangd. De ACM is van oordeel dat dit een redelijke aanpassing is.

3.2.8 Regels voor onbalansverrekening en verrekening van balanceringsenergie in het geval van opschorting van marktactiviteiten (artikel 4, tweede lid, onderdeel f van de ER Verordening)
  • 49. De invulling van de regels voor onbalansverrekening en verrekening van balanceringsenergie in het geval van opschorting van marktactiviteiten uit artikel 4, tweede lid, onderdeel f van de ER Verordening heeft reeds plaatsgevonden bij de implementatie van Verordening (EU) 2017/2195 (artikel 18 van de EB Verordening) middels het besluit met kenmerk ACM/UIT/502876.

  • 50. In het genoemde besluit is in artikel 10.1, derde lid van de Netcode elektriciteit vastgelegd dat de voorwaarden voor balancering van toepassing zijn ongeacht de systeemtoestand van het elektriciteitssysteem. Dit betekent ook dat de BRP te allen tijde financieel verantwoordelijk is voor de onbalans binnen het portfolio van de BRP. De ACM is van oordeel dat dit een redelijk principe is, mits TenneT bij afroep van een energievermogen in het kader van het B&H-plan een onbalansaanpassing toepast bij de BRP om te voorkomen dat de vordering een onbalans veroorzaakt bij de BRP van de marktpartij. Het kan echter voorkomen dat TenneT van marktpartijen een vermogen vordert op grond van een “min/max” afroep. Bij een dergelijke afroep verzoekt TenneT een partij om minstens of ten hoogste een bepaald vermogen te leveren. Het is in dit geval niet in alle gevallen eenduidig te bepalen welk energie-volume met deze vordering gepaard gaat, omdat de netto onbalans ten opzichte van de oorspronkelijke prognoses niet in alle gevallen kan worden bepaald. TenneT kan dientengevolge geen onbalansaanpassing toepassen. Dit leidt er echter toe dat het voldoen aan een min/max afroep het risico op onbalanskosten met zich mee brengt voor de BRP. Voor dit specifieke geval acht de ACM het redelijk dat de Netcode voorziet in meer duidelijkheid over de vergoeding door TenneT van de onbalanskosten die een marktpartij redelijkerwijs niet kan vermijden. Hiertoe is in artikel 9.28 een zevende lid toegevoegd. Wanneer TenneT en marktpartijen tot een werkbare oplossing komen om het energievolume gerelateerd aan een min/max afroep te bepalen en wanneer TenneT in staat is voor dit volume, net als overige vermogensvorderingen in het kader van het B&H-plan, een onbalansaanpassing toe te passen bij de BRP van de marktpartij, kan dit artikellid komen te vervallen.

  • 51. De ACM is van oordeel dat hiermee in voldoende mate invulling is gegeven aan dit onderdeel van de ER Verordening.

3.2.9 Overige wijzigingen
  • 52. In artikel 9.29, eerste lid, onderdeel e, sub 1, is het woord ‘transportprognoses’ vervangen door ‘prognoses’. In een separaat codewijzigingsvoorstel naar aanleiding van de ‘KORRR’ methodologie op grond van artikel 40 van de SO Verordening (BR-2020-1735) stelden de gezamenlijke netbeheerders voor om in de navolging van de SO Verordening in zowel de Netcode elektriciteit als in de begrippencode te refereren aan ‘prognoses’. Deze wijziging werd voorgesteld nadat de gezamenlijke netbeheerders het onderhavige codewijzigingsvoorstel hadden ingediend. In onderhavig besluit wordt de term in artikel 9.29, eerste lid, onderdeel e, sub 1 aangepast.

  • 53. De ACM heeft grammatica, spelling en interpunctie in het codevoorstel waar nodig gecorrigeerd. Daarnaast heeft de ACM enkele tekstuele aanpassingen gedaan om de codebepalingen te verduidelijken.

4 Reactie op ontvangen zienswijze (Energie-Nederland)

  • 54. De ACM heeft één zienswijze ontvangen naar aanleiding van het ontwerpbesluit. Deze zienswijze van de Vereniging Energie Nederland (hierna: E-NL) werd op 24 december 2019 ontvangen. In haar zienswijze vraagt E-NL aandacht voor de regels rondom het stilleggen van marktactiviteiten, voor de aanwijzing van SNG’s in de zin van de ER Verordening en voor de regels en vergoedingen voor de inzet van de verschillende capabiliteiten die in het systeembeschermings-en herstelplan alsook in bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid staan genoemd. Deze verschillende punten van de zienswijze en de wijze waarop aan het commentaar invulling is gegeven, wordt hieronder in meer detail uitgewerkt.

4.1 Stilleggen van de markt

  • 55. In haar zienswijze geeft E-NL aan dat het stilleggen van de markt een absolute uitzondering dient te zijn, en dat er voor dergelijke uitzonderlijke gevallen regels moeten zijn om de veroorzaakte schade voor marktpartijen te adresseren en te vergoeden.

  • 56. Reeds in een eerder stadium had de ACM in de wijzigingsopdracht (ACM/UIT/510780) de gezamenlijke netbeheerders verzocht om regels op te nemen voor de situatie dat sprake is van opschorting van marktactiviteiten. Deze regels zijn opgenomen in artikel 9.29 van het besluit. De ACM deelt de opvatting van de gezamenlijke netbeheerders dat het bij de hier bedoelde marktactiviteiten gaat om activiteiten die TenneT ten behoeve van de markt uitvoert, en niet om marktactiviteiten van de marktpartijen zelf. Deze laatstgenoemde activiteiten lopen ook bij afwijkende systeemtoestanden door, eventueel op grond van de in artikel 9.29 genoemde back-up- en fallbackprocedures. Zie ook paragraaf 3.2.6. van de toelichting bij dit besluit.

  • 57. De ACM is van mening dat het voorstel hiermee voldoende invulling geeft aan de zienswijze van E-NL.

4.2 Aanwijzing SNG’s in de zin van de ER Verordening

  • 58. E-NL geeft in de zienswijze aan dat in artikel 24, derde lid van de ER Verordening staat dat de TSB de overeenkomstig artikel 23, vierde lid, geïdentificeerde SNG's en de rechtstreeks op zijn transmissiesysteem aangesloten aanbieders van hersteldiensten uiterlijk 18 december 2018 informeert dat zij een SNG zijn. Voor de duidelijkheid merkt de ACM op dat het betreffende artikellid niet het aanwijzen van de SNG betreft, maar de verplichting aan de TSB om de overeenkomstig artikel 23, vierde lid van de E&R Verordening geïdentificeerde SNG’s te informeren over de maatregelen die op hun installaties moeten worden toegepast.

  • 59. Ook wijst E-NL in de zienswijze op artikel 12, derde lid van de ER Verordening, waaruit volgt dat uiterlijk op 18 december 2018, elke TSB de overeenkomstig artikel 11, vierde lid, onderdeel c, aangewezen SNG's of de rechtsreeks op zijn transmissiesysteem aangesloten aanbieders van beschermingsdiensten in kennis stelt van de op hun installaties toe te passen maatregelen, inclusief de toepassingstermijnen.

  • 60. TenneT is van mening dat voldoende invulling is gegeven aan het vereiste van artikel 12, derde lid en artikel 24, derde lid van de ER Verordening, middels het versturen van het B&H-plan op 19 december 2018. In het B&H-plan heeft TenneT middels de tabel die eveneens als bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid in de Netcode wordt opgenomen verduidelijkt welke partijen SNG zijn in de zin van de ER Verordening en de door hen toe te passen maatregelen.

  • 61. E-NL stelt dat niet aan bovenstaande vereisten van de ER Verordening is voldaan en dat er geen SNG’s zijn aangewezen, althans niet op de juiste wijze. E-NL draagt hier twee argumenten voor aan. Ten eerste geeft E-NL aan dat de lijst met SNG’s, zoals opgenomen in het B&H-plan, niet zou voldoen aan de vereisten van de ER-Verordening, omdat deze geen individuele SNG’s bevat maar categorieën netgebruikers. Ten tweede stelde E-NL dat de in beide artikelleden bedoelde notificatie, in de vorm van de verzending van het B&H-plan, een dag te laat heeft plaatsgevonden, namelijk op 19 december 2018.

  • 62. Voor wat betreft het eerste punt verwijst de ACM naar paragraaf 3.2.3. van de toelichting bij dit besluit.

  • 63. Voor wat betreft het tweede punt constateert de ACM dat E-NL bezwaar maakt tegen het niet goed opvolgen van een procedureel voorschrift, dat volledig gericht is op TenneT. De ACM toetst de inhoud van het voorstel in materiele zin. De zienswijze van E-NL maakt daar geen onderdeel van uit. Het gegeven dat TenneT te laat zou zijn met het indienen en toesturen van de relevante informatie, kan niet leiden tot afwijzing van het voorstel op materiele gronden.

  • 64. De ACM is van mening dat er voldoende duidelijkheid bestaat over de aanwijzing van SNG’s in de zin van de ER Verordening.

4.3 Verplichting tot afsluiten contracten voor de inzet van capabiliteiten

  • 65. In haar zienswijze stelt E-NL dat TenneT voor alle inzet van capabiliteiten op grond van het B&H-plan contracten dient af te sluiten en dat het in strijd is met de RfG Verordening om de inzet van capabiliteiten verplicht te stellen zonder hiervoor een vergoeding te betalen.

  • 66. De ACM is van oordeel dat dergelijke contracten uitsluitend benodigd zijn voor bescherm- en hersteldiensten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdelen a en b van de ER Verordening. Zoals benoemd in paragrafen 3.2.1. en 3.2.2. bij dit besluit heeft dit uitsluitend betrekking op black-start diensten. Voor de inzet van alle overige diensten is niet een apart contract benodigd.

  • 67. Voor wat betreft de vergoedingen voor de inzet van diensten die aangeslotenen op grond van bijlage 6 bij artikel 9.28, derde lid dienen te kunnen leveren, verwijst de ACM naar paragraaf 3.2.7. van de toelichting bij dit besluit.

  • 68. De ACM is van mening dat het besluit op dit punt geen verdere wijziging behoeft.

5 Conclusie ACM

  • 69. De ACM is van mening dat het codewijzigingsvoorstel voldoet aan de inhoudelijke vereisten van de ER Verordening en duidelijke regels stelt voor de samenwerking tussen de landelijke netbeheerder TenneT en de aangeslotenen binnen het bescherm- en herstelproces.

  • 70. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die de gezamenlijke netbeheerders voorstellen niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

’s-Gravenhage, 9 december 2021

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid


X Noot
1

TenneT heeft eveneens een kaderdocument ‘regels en procedures tijdens verstoorde marktactiviteiten’ opgesteld om verder toelichting te bieden bij artikel 9.29. Dit document biedt verduidelijking jegens belanghebbende partijen ten aanzien van hun verantwoordelijkheden bij een niet-normale bedrijfstoestand.

Naar boven