Besluit ingevolge artikel 18, tweede lid, Wet politiegegevens van de Minister van Justitie en Veiligheid, kenmerk 3575871 van 22 november 2021 houdende toestemming aan de korpschef tot het verstrekken van politiegegevens aan de burgemeester en aan het college van burgemeester en wethouders voor hun taak als bedoeld in artikel 2.1.1 van de Wmo 2015 (Wpg-machtigingsbesluit meldpunten niet-acute zorg)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Overwegende als volgt:

Op 9 juli 2014 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in werking getreden. Volgens artikel 2.1.1, eerste lid, Wmo 2015 draagt het gemeentebestuur zorg voor de maatschappelijke ondersteuning. Onder maatschappelijke ondersteuning wordt verstaan het bevorderen van de sociale samenhang en de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking alsmede het bestrijden van huiselijk geweld, het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, en het bieden van beschermd wonen en opvang.1

Artikel 2.1.2 Wmo 2015 geeft opdracht aan de gemeenten om periodiek een plan op te stellen voor deze maatschappelijke ondersteuning.2 De memorie van toelichting3 vermeldt hierover dat het daarbij van belang is dat de gemeente alle burgers bereikt, met name ook burgers die een ondersteuningsbehoefte hebben, maar zelf niet of slecht in staat zijn om hulp te vragen. Gemeenten moeten daarom in hun plan tevens aandacht geven aan een actieve benadering van deze burgers, zodat signalen van gewenste ondersteuning tijdig worden opgevangen en zo nodig actief hulp wordt aangeboden. Voorts dienen stappen te worden ondernomen op het vlak van preventie en vroegtijdige signalering van problemen.

In de memorie van toelichting4 staat vermeld dat activiteiten op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, ook wel bemoeizorg genoemd, vallen onder de omschrijving van maatschappelijke ondersteuning. Uit de parlementaire stukken5 blijkt verder dat het tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid behoort om burgers, inclusief zorgmijders, zo nodig toe te leiden naar zorg en ondersteuning en daarbij te laten meewegen dat burgers soms onvoorspelbaar zijn in de mate waarin zij hulp willen aanvaarden. De verantwoordelijkheid voor toeleiding naar zorg en ondersteuning eindigt dus niet bij een intake of een eenmalig contact met de beoogde hulpverlening/ ondersteuning, maar loopt door tot de burger daadwerkelijk in zorg komt.6

De regering heeft meermaals de urgentie en het belang van de inrichting van meldpunten niet-acuut benadrukt.7 Doel daarvan is om te komen tot een juiste triage en samenwerking in het verwerken van signalen van zorgwekkend gedrag, en de hulpverlening aan kwetsbare personen, waarbij de nadruk vooral ligt op doen wat nodig is en voorkomen van escalatie. De urgentie voor een structurele aanpak van de hulpverlening aan kwetsbare personen en de borging daarvan blijven onverminderd hoog.

De huidige praktijk van meldpunten niet-acuut

Gemeenten geven reeds geruime tijd invulling aan voornoemde opdracht uit de Wmo in de vorm van lokale of regionale meld- en adviespunten onder verschillende namen zoals meldpunt niet-acuut, meldpunt zorgwekkend gedrag, meldpunt zorg en overlast of meldpunt bemoeizorg. Bij deze meldpunten kan een ieder die zich zorgen maakt over een medeburger met betrekking tot zelfredzaamheid, participatie, en of psychosociale problematiek een melding doen om gemeenten in staat de stellen de noodzakelijke ondersteuning of zorg in gang te zetten. Daarnaast opereren bemoeizorg/oggz-teams om meldingen op te pakken als er sprake is van zorgmijdend gedrag. De inrichting van deze meldpunten en bemoeizorgteams verschilt per regio of gemeente, afhankelijk van de lokale of regionale ondersteuningsstructuur. Veelal zijn de meldpunten en bemoeizorgteams ondergebracht bij de GGD, of bij een GGZ-instelling. In sommige gevallen fungeren lokale (wijk)teams als eerste aanspreekpunt.

De meld- en adviespunten zijn een onmisbare partner voor de politie om op een effectieve en efficiënte wijze invulling te kunnen geven aan haar hulpverlening- en openbare orde taak. In voorkomende gevallen schakelt de politie het meldpunt in om een zorgsituatie verder te onderzoeken en zo nodig (toeleiding naar) hulpverlening of ondersteuning, dan wel bemoeizorg in gang te zetten. Op die wijze kunnen problemen waar burgers mee kampen vroegtijdig worden gesignaleerd, en daardoor kunnen teloorgang en escalatie van problemen worden voorkomen.

Per 9 oktober 2020 heeft de regering op aanbeveling van het Schakelteam aanpak personen met verward gedrag, een landelijk meldnummer opengesteld voor niet-acute meldingen. Dit Landelijk Meldpunt Zorgwekkend Gedrag (0800-1205) heeft als doel bij te dragen aan een goede bereikbaarheid van de al bestaande lokale en regionale advies- en meldpunten en verbindt direct – zonder menselijke tussenkomst – door naar de lokale of regionale meldpunten, of een nummer voor geestelijke bijstand. Dit landelijk meldnummer heeft geleid tot een toename van het aantal meldingen. Dat leidde tot meer onderzoeken door de meldpunten en ook tot een toename van het aantal verzoeken om politiegegevens vanuit de meldpunten.

Voorgenomen wettelijke verankering meldpunten niet-acuut en oggz-taak

De regering heeft het Wetsvoorstel aanpak meervoudige problematiek sociaal domein (hierna: Wams) in voorbereiding. Dat wetsvoorstel voorziet in de aanpassing van de Wmo 2015 en enkele andere wetten. De Wams strekt er in de eerste plaats toe een beter juridisch kader te creëren voor de gegevensverwerking die nodig is om situaties waarbij vermoedelijk sprake is van meervoudige problematiek te onderzoeken en indien noodzakelijk te komen tot een gecoördineerde samenwerking tussen partijen uit het sociaal, zorg- en veiligheidsdomein.

In de tweede plaats beoogt de Wams de openbare geestelijke gezondheidszorg taak (oggz-taak) van de gemeenten weer expliciet terug te brengen in de Wmo 2015. In dat kader wordt ook de opdracht aan gemeenten om een meldpunt niet-acuut in te richten steviger verankerd en wordt in de Wams een regeling opgenomen voor de verwerking van persoonsgegevens die nodig zijn om opvolging te geven aan ingediende meldingen. Meer in het bijzonder bevat dit wetsvoorstel een opdracht aan colleges van burgemeester & wethouders (B&W): ‘Om te zorgen voor een meldpunt dat openstaat voor een ieder, burgers en professionals, dat signalen over de gezondheid, het welzijn, de zelfredzaamheid of participatie van een inwoner van die gemeente kan adresseren en, indien nodig, doorgeleidt naar de meest aangewezen partij’. Hiermee wordt specifieke invulling gegeven aan één onderdeel van de algemene oggz-taak van gemeenten.

Op grond van de Wams zal een ieder, dus ook organisaties of instanties, een melding bij het meldpunt kunnen doen. Ook de politie kan een melding doen, mits deze in overeenstemming met het gestelde in de Wet politiegegevens (dan wel het Besluit politiegegevens) plaatsvindt. Hiertoe dient aansluitend op de Wams een grondslag tot verstrekking te worden opgenomen in het Besluit politiegegevens. Op dit moment ontbreekt het aan een dergelijke grondslag om politiegegevens aan de meldpunten te verstrekken.

Het komt ook voor dat het college het in het kader van de uitvoering van een triage – die dient om vast te stellen of en hoe de melding wordt opgevolgd – nodig acht om, naast de gegevens waarover het college zelf al beschikt, bij andere partijen inlichtingen te verkrijgen. Voor het opvragen van deze gegevens zal het college (het meldpunt) moeten motiveren welke gegevens noodzakelijk zijn. De voorgestelde regeling bevat een grondslag voor de bevraagde partijen om de gevraagde gegevens daadwerkelijk te verstrekken. Voor zover het bij de politie opgevraagde gegevens betreft, kunnen deze alleen in overeenstemming met het gestelde in de Wet politiegegevens (en het Besluit politiegegevens) worden verstrekt.

Juridische inbedding meldpunten niet-acuut

De gemeenten hebben al een meldpunt niet-acuut ingericht of zijn hier in de regio op aangesloten. In 2018/2019 heeft GGDGHOR Nederland een handreiking uitgebracht over de gegevensverwerking door meldpunten niet-acuut8. Deze handreiking is opgesteld op basis van een analyse van 20 meldpunten niet-acuut. In de handreiking wordt onder andere aandacht besteed aan de juridische inbedding van de meldpunten niet-acuut en is een DPIA uitgevoerd op een gestandaardiseerd werkproces en informatievoorziening. Op basis van deze handreiking hebben veel gemeenten ervoor gekozen een meldpunt in te richten middels een instellingsbesluit van het college van B&W, of het college van B&W en burgemeester gezamenlijk. Het doel van het meldpunt is dan om invulling te geven aan werkzaamheden in het kader van de wettelijke taken van het college van B&W op het gebied van het sociaal domein, en de burgemeester in het kader van de openbare orde. Voor het college van B&W gaat het dan om de wettelijke opdracht op basis van artikel 2.1.1 van de Wmo om zorg te dragen voor maatschappelijke ondersteuning, in het bijzonder om zorg te dragen voor een voorziening waar burgers en professionals signalen kunnen melden over zorgwekkende situaties, en om burgers die niet zelf om hulp vragen of actief zorg mijden toe te kunnen leiden naar noodzakelijke ondersteuning in het kader van zorg, Wmo 2015, de Jeugdwet, Participatiewet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Voor de burgemeester betreft het een invulling van haar openbare orde taak op grond van artikel 172 gemeentewet, in het bijzonder om incidenten en situaties die tot openbare orde problemen kunnen leiden vroegtijdig te kunnen signaleren en escalatie te voorkomen.

De bevoegdheid tot een dergelijk instellingsbesluit wordt gevonden in artikel 160 eerste lid onder a, en artikel 170, derde lid van de gemeentewet. Deze geven het college van B&W respectievelijk de burgemeester de bevoegdheid om het dagelijks bestuur van de gemeente te voeren, en de burgemeester de bevoegdheid om een goede behartiging van de gemeentelijke aangelegenheden te bevorderen.

De grondslag voor gegevensverwerking door de meldpunten niet-acuut

Uit de wetsgeschiedenis van de Wmo 2015, de brieven van de staatsecretaris aan gemeenten en Tweede Kamer, en de antwoorden door de regering op eerdergenoemde Kamervragen wordt duidelijk dat er een wettelijke opdracht aan gemeenten is om zorg te dragen voor een voorziening waar burgers en professionals signalen kunnen melden over zorgwekkende situaties, burgers die niet zelf om hulp vragen of zelfs actief mijden toe te leiden naar hulp. Indien nodig kan ook bemoeizorg ingezet worden. Beide worden gezien als een onderdeel van openbare geestelijke gezondheidszorg. Hoewel de meldpunten en bemoeizorg niet expliciet in de wet zijn genoemd, betreft het hier wel degelijk werkzaamheden in het kader van een taak van algemeen belang zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 onder e van de AVG. Tevens is gezien de aard van de problematiek sprake van een zwaarwegend algemeen belang.

De werkzaamheden van de meldpunten niet-acuut worden gezien als een vorm van openbare geestelijke gezondheidszorg. Daarmee vallen zij onder de uitzondering op het verbod voor de verwerking van gezondheidsgegevens op grond van artikel 30 lid 3a van de Uitvoeringswet AVG (UAVG). Op grond van artikel 33 lid 1c UAVG hebben zij dan tevens de bevoegdheid om strafrechtelijke gegevens te verwerken voor zover dat noodzakelijk is om goede zorg te kunnen verlenen.

De handreiking over gegevensverwerking door de meldpunten niet-acuut bevat tevens een overzicht van privacyrisico’s, en de maatregelen die meldpunten moeten nemen om te komen tot een zorgvuldige gegevensverwerking conform de AVG. Onderdeel daarvan is dat van geval tot geval zal moeten worden beoordeeld of een concrete gegevensverwerking, gelet op het doel waarvoor de voorgenomen verwerking plaatsvindt, noodzakelijk en proportioneel is.

De noodzaak om politiegegevens te kunnen verstrekken aan meldpunten niet-acuut

De politie vervult in de dagelijkse praktijk van de meldpunten niet-acuut een belangrijke rol, zowel bij het signaleren van gevallen van zorgwekkend gedrag (hetgeen kan leiden tot het doen van een melding bij het meldpunt) als bij het desgevraagd verstrekken van informatie aan het college, in het kader van de beoordeling door het college c.q. het meldpunt welk vervolg aan een ingediende melding dient te worden gegeven (triage). Juist voor de politie, vanuit hun hulpverlenende taak, is het van evident belang om, vooruitlopend op de invoering van de Wams, binnen het huidige wettelijke kader op structurele basis politiegegevens aan het college te kunnen verstrekken in het kader van de collegetaken met betrekking tot de meldpunten niet-acuut. Het gaat dan in het bijzonder om verstrekkingen in het kader van een (initiële) melding en om verstrekkingen van door het college opgevraagde gegevens in het kader van een triage.

Daarvoor is een tijdelijke wettelijke grondslag voor de verstrekking van politiegegevens aan het college van B&W (in de praktijk het meldpunt niet-acuut) van belang.

Artikel 18 van de Wet politiegegevens voorziet in twee mogelijkheden op grond waarvan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, politiegegevens kunnen worden verstrekt. Artikel 18, eerste lid, voorziet in de mogelijkheid bij of krachtens algemene maatregel van bestuur personen of instanties aan te wijzen aan wie of waaraan, met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, politiegegevens worden of kunnen worden verstrekt ter uitvoering van de bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur aan te geven taak.

Ingevolge artikel 18, tweede lid, kan de Minister van Justitie en Veiligheid in bijzondere gevallen toestemming of opdracht geven tot het verstrekken van daarbij door hem te omschrijven politiegegevens voor zover dit noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang.

Aangezien beoogd wordt een tijdelijke grondslag voor de verstrekking van politiegegevens ten behoeve van de meldpunten niet-acuut in het leven te roepen, dat wil zeggen tot het moment dat de Wams in werking treedt, wordt in dit besluit gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens schept.

Met de verstrekking van politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 8 of artikel 13 Wet politiegegevens aan het college B&W in het kader van haar meldpunttaken wordt een zwaarwegend algemeen belang gediend, omdat het college met behulp van deze politiegegevens in staat is om burgers of huishoudens bij wie problemen – al dan niet op verschillende leefdomeinen – worden gesignaleerd, deze problemen tijdig, al dan niet binnen het sociaal domein, op te pakken, zodat eventuele escalatie van de problematiek kan worden voorkomen. Het niet tijdig aanpakken van gesignaleerde problemen, of de escalatie van problemen, kan tot (ernstige) risico’s leiden, niet alleen voor de burger zelf – bijvoorbeeld op het gebied van persoonlijke veiligheid of gezondheid – maar ook voor de samenleving.

Vanwege de gevoelige aard van de te verstrekken gegevens worden nadere voorschriften en voorwaarden gesteld met betrekking tot de verstrekking, de verwerking en de verdere verwerking daarvan;

Met de verlening van deze toestemming wordt vooruitgelopen op een wijziging van het Besluit politiegegevens, zodat deze machtiging een tijdelijk karakter heeft.

Gelet op artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Aan de korpschef wordt toestemming gegeven politiegegevens te verstrekken aan een meldpunt dat is ingesteld door één of meerdere colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeester(s) van gemeente(n) gezamenlijk met het oog op de zorg voor maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 2.1.1 van de Wet maatschappelijk ondersteuning, en/of met het oog op de handhaving van de openbare orde, bedoeld in artikel 172 van de Gemeentewet.

  • 2. De in lid 1 bedoelde verstrekking van politiegegevens vindt slechts plaats indien dit noodzakelijk is voor:

    • a. het doen van meldingen over zorgwekkende situaties, al dan niet in combinatie met mogelijke/dreigende verstoring van de openbare orde, waarin burgers vermoedelijk zorg of ondersteuning nodig hebben met het oog op hun zelfredzaamheid of participatie en niet zelf om hulp vragen;

    • b. het beantwoorden van informatievragen met betrekking tot het onderzoeken en triëren, door het meldpunt, van meldingen die door de politie of derden zijn gedaan om noodzakelijke zorg of ondersteuning in gang te kunnen zetten;

    • c. het bieden van maatschappelijke ondersteuning in het kader van het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving, het bieden van beschermd wonen en opvang.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde politiegegevens betreffen uitsluitend politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13 van de Wet politiegegevens.

  • 4. De verstrekking van de in het eerste lid bedoelde gegevens vindt slechts plaats als het opsporingsbelang zich hier niet tegen verzet.

Artikel 2

De politiegegevens, bedoeld in artikel 1, worden slechts verstrekt indien het meldpunt maatregelen heeft getroffen die waarborgen dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt en dat de gegevens worden vernietigd zodra deze niet langer noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor zij zijn verstrekt.

Artikel 3

Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en vervalt op de dag dat bij of krachtens de Wet politiegegevens in deze verstrekking van politiegegevens is voorzien.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Wpg-machtigingsbesluit meldpunten niet-acute zorg.

's-Gravenhage, 22 november 2021

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Begripsbepaling in artikel 1.1.1 lid 1 van de Wmo 2015

X Noot
2

Wmo 2015, artikel 2.1.2.

X Noot
3

Zie memorie van toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 3 p. 131

X Noot
4

Zie memorie van toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 3 p. 119

X Noot
5

Zie memorie van toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 3 p. 41 en nota naar aanleiding van het verslag, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 841, nr. 34 p.137

X Noot
6

Deze toelichting is nogmaals onder de aandacht van de colleges van B&W gebracht bij brief van 20 oktober 2018 van de Staatsecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport inzake bemoeizorg. Eerste Kamer, vergaderjaar 2018–2019 25 424 nr. H (blg.856569)

X Noot
7

Zie onder meer de brieven van de Staatsecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport aan de Tweede Kamer inzake de aanpak van personen met verward gedrag, dd 19 december 2018, Kamerstukken II 2018/2019, 25 424, nr. 445 en 3 juli 2020 Kamerstukken II 2019/20, 25 424, nr. 548 en de antwoorden op Kamervragen van 10 december 2019, kenmerk 1612404 198696 CZ, en 17 december 2020, kenmerk 3124517

X Noot
8

Meldpunten niet-acuut; Handvatten voor de inrichting van een zorgvuldige en rechtmatige gegevensverwerking

Naar boven