Wet bronbelasting 2021. Nederlandse uitvoeringsvoorschriften inzake belastingverdragen vastgesteld ten behoeve van het interestartikel en het royaltyartikel

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 7 december 2021, nr. 2021-21220

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat de regeling waarin de (universele) Nederlandse uitvoeringsvoorschriften inzake belastingverdragen zijn vastgesteld ten behoeve van het interestartikel en het royaltyartikel.

1. Inleiding

Met ingang van 1 januari 2021 is de Wet bronbelasting 20211 (met betrekking tot interest en royalty’s) in werking getreden. In de navolgende regeling stel ik in verband met de heffing van belasting op basis van de Wet bronbelasting 2021 de volgende uitvoeringsvoorschriften vast ter uitvoering van het interestartikel en het royaltyartikel in de verdragen tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (en naar het vermogen) en het voorkomen van het ontgaan (en ontwijken) van belasting, (met Protocol), die Nederland heeft gesloten en in regelingen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen die Nederland heeft getroffen voor een land of openbaar lichaam binnen het Koninkrijk.

Het Multilaterale Instrument (MLI)2 is voor Nederland in werking getreden met ingang van 1 juli 2019. Daarmee is per 1 januari 2020 het MLI van toepassing geworden op verschillende Nederlandse bilaterale belastingverdragen. Als gevolg van het MLI is een aantal bepalingen, veelal gericht op het voorkomen van verdragsmisbruik, van toepassing geworden, waardoor (de werking van) het betreffende belastingverdrag wijzigt. Een van deze bepalingen betreft een algemene antimisbruiktoets, de principal purposes test (PPT). Op basis van de PPT worden verdragsvoordelen niet toegekend indien een constructie is opgezet of een transactie is aangegaan met als een van de voornaamste doelen om toegang tot een voordeel van het belastingverdrag te verkrijgen, tenzij de toekenning van dat voordeel in de gegeven omstandigheden in overeenstemming zou zijn met het voorwerp en doel van de relevante verdragsbepaling(en).

1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen

Betaling:

Een voordeel in de vorm van interest of royalty’s dat wordt betaald, verrekend, ter beschikking gesteld, rentedragend of vorderbaar en tevens inbaar wordt. Hieronder worden ook begrepen gedurende het tijdvak gerijpte interest of royalty’s.

Inhoudingsplichtige:

Een inhoudingsplichtige als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel b, van de Wet bronbelasting 2021.

Interest:

Hetgeen daaromtrent is bepaald in het Verdrag dat van toepassing is.

Royalty’s:

Hetgeen daaromtrent is bepaald in het Verdrag dat van toepassing is.

Verdrag:

Elk van de verdragen tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (en naar het vermogen) en het voorkomen van het ontgaan (en ontwijken) van belasting, (met Protocol), die Nederland heeft gesloten. Hieronder wordt mede verstaan regelingen tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen die Nederland heeft getroffen voor een land of openbaar lichaam binnen het Koninkrijk alsmede het Besluit voorkoming dubbele belasting Nederland en Taiwan.

Verdragsland:

Elk van de landen of openbare lichamen waarmee Nederland een Verdrag of een regeling heeft gesloten of getroffen.

2. Nederlandse bronbelasting met betrekking tot interest (vrijstellingsprocedure)

  • 1. Een inhoudingsplichtige die interest betaalt aan een lichaam dat inwoner is van een verdragsland kan, indien voldaan wordt aan de voorwaarden in het Verdrag, in aanmerking komen voor het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van inhouding van bronbelasting op grond van het Verdrag. De inhoudingsplichtige dient daartoe een verzoek in bij de Belastingdienst/kantoor Arnhem, Team bronbelasting, Postbus 9007, 6800 DJ Arnhem.

  • 2. In het verzoek wordt opgaaf verstrekt van:

    • a. de naam, het adres, de vestigingsplaats en het RSIN van de inhoudingsplichtige, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de naam, het adres en de vestigingsplaats van het buitenlandse lichaam, bedoeld in het eerste lid;

    • c. gegevens met betrekking tot de toerekening van de betaalde interest aan een vaste inrichting van het buitenlandse lichaam, indien zich deze situatie voordoet;

    • d. gegevens met betrekking tot de toepassing van een artikel in het Verdrag dat dezelfde strekking heeft als artikel 10, eerste, tweede en derde lid, van het MLI dan wel artikel 29, achtste lid, van het OESO-modelverdrag, indien artikel 10 van het MLI doorwerkt in het Verdrag dan wel een dergelijke bepaling is opgenomen in het Verdrag;

    • e. gegevens met betrekking tot het overmaken van de interest naar het verdragsland waarvan het buitenlandse lichaam inwoner is, indien de interest aldaar slechts aan belasting is onderworpen voor zover de interest naar het verdragsland is overgemaakt of aldaar is ontvangen en een zogenoemde "Remittance base"-bepaling in het Verdrag is opgenomen;

    • f. gegevens met betrekking tot de overige niet hiervoor vermelde voorwaarden indien deze in het Verdrag mede als voorwaarde worden gesteld voor het verkrijgen van de voordelen waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 3. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid beslist de inspecteur van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst onder wie de inhoudingsplichtige ressorteert bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4. De beschikking als bedoeld in het derde lid blijft van kracht met betrekking tot elk daarin genoemd lichaam, zolang deze lichamen inwoner zijn voor het Verdrag en voldoen aan de overige voorwaarden van het Verdrag voor het verkrijgen van de voordelen waarop het verzoek betrekking heeft, maar ten hoogste gedurende het lopende kalenderjaar en de vier daaropvolgende kalenderjaren. De inhoudingsplichtige aan wie blijkt of die redelijkerwijs moet vermoeden dat zulks in enig opzicht niet meer het geval is, is gehouden daarvan aan vorenbedoelde inspecteur schriftelijk mededeling te doen vóór de eerstvolgende afdracht van bronbelasting over een tijdvak.

  • 5. De inhoudingsplichtige die op grond van dit onderdeel in samenhang met het Verdrag volledig is ontslagen van de verplichting om bronbelasting in te houden, wordt verzocht binnen een maand na het einde van het kalenderjaar waarin de interest is betaald aan de inspecteur een opgaaf te doen van de in dat tijdvak aan het buitenlandse lichaam, bedoeld in het eerste lid, betaalde interest.

  • 6. De in het vorige lid bedoelde opgaaf vindt plaats door het toesturen van het hiervoor door de Belastingdienst op de website3 beschikbaar gestelde formulier en bevat:

    • a. de naam, het adres en de staat van vestiging van de voordeelgerechtigde;

    • b. het totaal van de (zakelijke) bedragen4 over het betreffende kalenderjaar;

    • c. de hoogte van de schuld aan het begin en eind van het tijdvak; en

    • d. de data in het betreffende kalenderjaar waarop een (zakelijk) bedrag is betaald en de hoogte van het betaalde bedrag op die betreffende dag.

3. Nederlandse bronbelasting met betrekking tot royalty’s (vrijstellingsprocedure)

  • 1. Een inhoudingsplichtige die royalty’s betaalt aan een lichaam dat inwoner is van een verdragsland kan, indien voldaan wordt aan de voorwaarden in het Verdrag, in aanmerking komen voor het geheel of gedeeltelijk achterwege laten van inhouding van bronbelasting op grond van het Verdrag. De inhoudingsplichtige dient daartoe een verzoek in bij de Belastingdienst/kantoor Arnhem, Team bronbelasting, Postbus 9007, 6800 DJ Arnhem.

  • 2. In het verzoek wordt opgaaf verstrekt van:

    • a. de naam, het adres, de vestigingsplaats en het RSIN van de inhoudingsplichtige, bedoeld in het eerste lid;

    • b. de naam, het adres en de vestigingsplaats van het buitenlandse lichaam, bedoeld in het eerste lid;

    • c. gegevens met betrekking tot de toerekening van de betaalde royalty’s aan een vaste inrichting van het buitenlandse lichaam, indien zich deze situatie voordoet;

    • d. gegevens met betrekking tot de toepassing van een artikel in het Verdrag dat dezelfde strekking heeft als artikel 10, eerste, tweede en derde lid, van het MLI dan wel artikel 29, achtste lid, van het OESO-modelverdrag, indien artikel 10 van het MLI doorwerkt in het Verdrag dan wel een dergelijke bepaling is opgenomen in het Verdrag;

    • e. gegevens met betrekking tot het overmaken van de royalty’s naar het verdragsland waarvan het buitenlandse lichaam inwoner is, indien de royalty’s aldaar slechts aan belasting zijn onderworpen voor zover de royalty’s naar het verdragsland zijn overgemaakt of aldaar is ontvangen en een zogenoemde "Remittance base"-bepaling in het Verdrag is opgenomen;

    • f. gegevens met betrekking tot de overige niet hiervoor vermelde voorwaarden indien deze in het Verdrag mede als voorwaarde worden gesteld voor het verkrijgen van de voordelen waarop het verzoek betrekking heeft.

  • 3. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid beslist de inspecteur van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst onder wie de inhoudingsplichtige ressorteert bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4. De beschikking als bedoeld in het derde lid blijft van kracht met betrekking tot elk daarin genoemd lichaam, zolang deze lichamen inwoner zijn voor het Verdrag en voldoen aan de overige voorwaarden van het Verdrag voor het verkrijgen van de voordelen waarop het verzoek betrekking heeft, maar ten hoogste gedurende het lopende kalenderjaar en de vier daaropvolgende kalenderjaren. De inhoudingsplichtige aan wie blijkt of die redelijkerwijs moet vermoeden dat zulks in enig opzicht niet meer het geval is, is gehouden daarvan aan vorenbedoelde inspecteur schriftelijk mededeling te doen vóór de eerstvolgende afdracht van bronbelasting over een tijdvak.

  • 5. De inhoudingsplichtige die op grond van dit onderdeel in samenhang met het Verdrag volledig is ontslagen van de verplichting om bronbelasting in te houden, wordt verzocht binnen een maand na het einde van het kalenderjaar waarin de royalty’s zijn betaald aan de inspecteur een opgaaf te doen van de in dat tijdvak aan het buitenlandse lichaam, bedoeld in het eerste lid, betaalde royalty’s.

  • 6. De in het vorige lid bedoelde opgaaf vindt plaats door het toesturen van het hiervoor door de Belastingdienst op de website beschikbaar gestelde formulier en bevat:

    • a. de naam, het adres en de staat van vestiging van de voordeelgerechtigde;

    • b. het totaal van de (zakelijke) bedragen5 over het betreffende kalenderjaar; en

    • c. de data in het betreffende kalenderjaar waarop een (zakelijk) bedrag is betaald en de hoogte van het betaalde bedrag op die betreffende dag.

4. Nederlandse bronbelasting met betrekking tot interest (teruggaafprocedure)

  • 1. Indien bronbelasting is ingehouden en afgedragen op interest betaald door een inhoudingsplichtige aan een lichaam dat inwoner is van een verdragsland kan het buitenlandse lichaam een verzoek om teruggaaf indienen voor hetgeen te veel aan bronbelasting is ingehouden. Het buitenlandse lichaam dient te voldoen aan het Verdrag en de daarin gestelde voorwaarden.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, via de inhoudingsplichtige die de interest heeft betaald, ingediend bij Belastingdienst/kantoor Arnhem, Team bronbelasting, Postbus 9007, 6800 DJ Arnhem. De inhoudingsplichtige die de interest heeft betaald, zendt het verzoek aan Belastingdienst/kantoor Arnhem, nadat het daaraan de in onderdeel 2, tweede lid, bedoelde gegevens heeft toegevoegd.

  • 3. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid beslist de inspecteur van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst onder wie de inhoudingsplichtige ressorteert bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4. Het terug te geven bedrag wordt ten behoeve van het belanghebbende buitenlandse lichaam aan de inhoudingsplichtige overgemaakt.

5. Nederlandse bronbelasting met betrekking tot royalty’s (teruggaafprocedure)

  • 1. Indien bronbelasting is ingehouden en afgedragen op royalty’s betaald door een inhoudingsplichtige aan een lichaam dat inwoner is van een verdragsland kan het buitenlandse lichaam een verzoek om teruggaaf indienen voor hetgeen te veel aan bronbelasting is ingehouden. Het buitenlandse lichaam dient te voldoen aan het Verdrag en de daarin gestelde voorwaarden.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt, via de inhoudingsplichtige die de royalty’s heeft betaald, ingeleverd bij Belastingdienst/kantoor Arnhem, Team bronbelasting, Postbus 9007, 6800 DJ Arnhem. De inhoudingsplichtige die de royalty’s heeft afgedragen, zendt het verzoek aan Belastingdienst/kantoor Arnhem, nadat het daaraan de in onderdeel 3, tweede lid, bedoelde gegevens heeft toegevoegd.

  • 3. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid beslist de inspecteur van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst onder wie de inhoudingsplichtige ressorteert bij voor bezwaar vatbare beschikking.

  • 4. Het terug te geven bedrag wordt ten behoeve van het belanghebbende buitenlandse lichaam aan de inhoudingsplichtige overgemaakt.

6. Formele bepalingen

De inhoudingsplichtige die of het buitenlandse lichaam dat een in deze regeling bedoeld verzoek indient, respectievelijk inlevert, is verplicht het verzoek en de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud in te dienen en te verstrekken. Indien naar aanleiding van een ingevolge deze regeling gedaan verzoek, ten onrechte of tot een te hoog bedrag, vrijstelling of vermindering van inhouding van bronbelasting dan wel teruggaaf van bronbelasting is verleend, zal op grond van de bepalingen van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 6.1 van de Wet bronbelasting 2021 de verschuldigde bronbelasting worden nageheven.

7. Verjaringstermijn

Verzoeken om teruggaaf van belasting moeten bij de bevoegde inspecteur zijn ingediend binnen de in het Verdrag gestelde termijn. Voor een Verdrag waarin geen termijn is gesteld, geldt een termijn van vijf jaren na het verstrijken van het tijdvak waarin de belasting is ingehouden en afgedragen.

8. Delegatiebepaling

De Minister van Financiën kan binnen de kaders van de in onderdeel 1 bedoelde verdragen, in afwijking van deze regeling, onder nadere voorwaarden bijzondere regelingen treffen of binnen de door hem gestelde kaders de Belastingdienst machtigen bijzondere regelingen te treffen.

9. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vindt toepassing met betrekking tot interest en royalty’s die betaald zijn op of na 1 januari 2021.

  • 3. Deze regeling is ook van toepassing op elk door Nederland gesloten Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen (en naar het vermogen) en het voorkomen van het ontgaan (en ontwijken) van belasting, (met Protocol), dat in werking treedt na de inwerkingtreding van deze regeling, zulks vanaf de datum van toepassing van de bepalingen van dat Verdrag.

10. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsvoorschriften bronbelasting.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 7 december 2021

De Staatssecretaris van Financiën namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken


X Noot
1

Stb. 2019, 513.

X Noot
2

Multilateraal Verdrag ter implementatie van aan belastingverdragen gerelateerde maatregelen ter voorkoming van grondslaguitholling en winstverschuiving (Trb. 2017, 86, en Trb 2017, 194).

X Noot
3

Het formulier is te raadplegen via www.belastingdienst.nl.

X Noot
4

Het bedrag dat is vastgesteld na toepassing van artikel 3.2 van de Wet bronbelasting 2021.

X Noot
5

Het bedrag dat is vastgesteld na toepassing van artikel 3.2 van de Wet bronbelasting 2021.

Naar boven