Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 5 oktober 2021, nr. 29716829 houdende regels voor subsidieverstrekking voor het aanbieden van een tweede praktijkgericht programma voor gl en tl in de pilot (Aanvullende subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 WVO of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

gemengde leerweg:

gemengde leerweg als bedoeld in artikel 10d WVO;

mbo-instelling:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

pilot:

pilot als bedoeld in de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl, zoals luidend op 1 september 2021;

projectgroep:

ondersteuningsteam voor de samenvoeging van de gemengde en theoretische leerwegen en ondersteuning bij de pilots onder leiding van de minister

school:

school als bedoeld in artikel 1 WVO, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, of een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

vestiging:

hoofdvestiging als bedoeld in artikel 73a WVO, nevenvestiging als bedoeld in artikel 73b WVO of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d WVO;

theoretische leerweg:

theoretische leerweg als bedoeld in artikel 10 WVO;

vmbo:

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 WVO en voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a WVO;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEVERSTREKKING VOOR TWEEDE PRAKTIJKGERICHT PROGRAMMA

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten en kosten

  • 1. De minister kan op aanvraag van het bevoegd gezag van een school subsidie verstrekken voor deelname aan de pilot met een tweede praktijkgerichte programma, genoemd in artikel 6, eerste lid, indien het bevoegd gezag voor die vestiging:

    • a. op grond van artikel 3, eerste lid, van de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl, zoals luidend op 1 september 2021, subsidie heeft ontvangen; en

    • b. een licentie heeft als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, onderdelen e en f, juncto artikel 10b, derde lid, onderdelen a tot en met d en h en i, WVO, voor het gelijknamige profiel en het daarbij behorende beroepsgerichte programma.

  • 2. Het bevoegd gezag kan per vestiging op grond van deze regeling voor ten hoogste één praktijkgericht programma subsidie aanvragen.

  • 3. De minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a. het starten met een tweede praktijkgericht programma als onderdeel van het curriculum voor leerlingen in het derde en het vierde leerjaar van de gemengde leerweg en de theoretische leerweg;

    • b. het voorbereiden van de implementatie van een tweede praktijkgericht programma;

    • c. het doorontwikkelen van een tweede praktijkgericht programma en het leveren van input voor vraagstukken over het programma door het onderwijspersoneel;

    • d. het opbouwen en onderhouden van een netwerk met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen in de regio; en

    • e. het opzetten of intensiveren van een samenwerking met mbo-instellingen ten behoeve van het opbouwen en onderwijzen van het tweede praktijkgericht programma.

  • 4. Geen subsidie wordt verstrekt voor:

    • a. de kosten voor huisvesting, bedoeld in artikel 76c, WVO;

    • b. activiteiten die al worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of

    • c. activiteiten waarvoor de minister al op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

Artikel 4. Subsidieplafond en bedrag per aanvraag

  • 1. Voor de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal een bedrag beschikbaar van € 1.800.000.

  • 2. Het subsidiebedrag per aanvraag is € 75.000.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend van 15 oktober tot en met 31 oktober 2021.

  • 2. Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het digitale aanvraagformulier dat te vinden is op de website www.dus-i.nl.

  • 3. In afwijking van artikel 3.3 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag:

    • a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een planning;

    • b. de contactgegevens, het emailadres en telefoonnummer van een contactpersoon die gedurende de periode van de pilot het aanspreekpunt is voor de projectgroep; en

    • c. een verklaring dat de vestiging waarop de aanvraag betrekking heeft in de afgelopen twee schooljaren het beroepsgerichte profiel behorende bij de licentie, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, heeft aangeboden aan leerlingen in de gemengde leerweg.

Artikel 6. Loting

  • 1. De aanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikelen 5 en 8, worden in de volgende verhouding verdeeld over de geselecteerde praktijkgerichte programma’s waarop de aanvraag betrekking heeft:

    • a. bouwen, wonen en interieur (BWI): 4;

    • b. groen: 3;

    • c. media, vormgeving en ICT (MVI): 4;

    • d. mobiliteit en transport (M&T): 5;

    • e. horeca, bakkerij en recreatie (HBR): 2;

    • f. produceren, installeren en energie (PIE): 6.

  • 2. Indien een subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen toe te wijzen, worden de binnengekomen aanvragen per praktijkgericht programma waarvoor subsidie is aangevraagd door middel van loting gerangschikt.

Artikel 7. Verstrekking en betaling subsidie

  • 1. De minister bepaalt het betaalritme in de beschikking.

  • 2. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 3. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

Het bevoegd gezag waaraan de subsidie, bedoeld in artikel 3, wordt verstrekt:

  • a. start met de ontwikkeling van het praktijkgericht programma in schooljaar 2021/2022 en biedt dit praktijkgericht programma aan in de schooljaren 2022/2023 en 2023/2024;

  • b. draagt zorg voor deelname aan de activiteiten in het kader van de pilot;

  • c. deelt actief opgedane kennis, ervaring en materiaal met het onderwijsveld en de projectgroep nieuwe leerweg;

  • d. draagt zorg voor aansluiting bij bestaande netwerken dan wel vormende vorming van een netwerk genoemd in artikel 3, derde lid, onderdeel e, voor het doorontwikkelen van het examenprogramma praktijkgerichte programma en de invoering van dit programma in de vestiging; en

  • e. zendt uiterlijk op 1 december 2022 een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 9 en uiterlijk op 1 december 2024 een eindrapportage aan de minister, die onderdeel kunnen zijn van de voortgangsrapportage en eindrapportage voor de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl, zoals luidend op 1 september 2021.

Artikel 9. Voortgangsrapportage en implementatiefase

  • 1. De voortgang van het opzetten van het praktijkgericht programma waarvoor subsidie is verstrekt wordt gemeten op 1 december 2022. Het format voor de voortgangsrapportage en de uitwerking van de implementatiefase worden beschikbaar gesteld door DUS-I. De minister kan aan de hand van de voortgangsrapportage besluiten de subsidie aan te passen of te beëindigen.

  • 2. De voortgangsrapportage en de uitwerking voor de implementatiefase bevat ten minste een:

    • a. realisatie van de activiteiten met een planning voor de resterende subsidieperiode in het schooljaar 2022/2023 en 2023/2024;

    • b. toelichting over de inrichting en implementatie van het praktijkgericht programma dat wordt aangeboden in schooljaar 2022/2023 en 2023/2024; en

    • c. een overzicht van de samenwerkingspartners, waaronder één aangesloten mbo en een bedrijf of maatschappelijke instelling en de wijze waarop er wordt samengewerkt.

Artikel 10. Verantwoording

  • 1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2026.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Aanvullende subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

In het schooljaar (2020/2021) zijn 136 vmbo-scholen gestart met de pilot praktijkgerichte programma’s voor de gemengde leerweg en de theoretische leerweg. In een praktijkgericht programma wordt de praktische leerstijl van leerlingen aangesproken, ontwikkelen de leerlingen brede praktische vaardigheden en oriënteren zich op verschillende opleidingen en beroepen. Sinds het schooljaar 2020/2021 zijn de pilotscholen in groepen per praktijkgericht programma aan de slag om zich voor te bereiden op de praktijkgerichte programma’s. Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) ontwikkelt tegelijkertijd de bijbehorende examenprogramma’s.

De pilotgroepen voor zes van de licentiegebonden praktijkgerichte programma’s (BWI, Groen, MVI, M&T, HBR en PIE) zijn van een dusdanige beperkte omvang, dat dit de kwaliteit van de pilot niet ten goede komt. In de oorspronkelijke opzet van de pilot waren slechts twee plekken per groep beschikbaar. Deze zijn tot op heden nog niet volledig gevuld. SLO heeft aangegeven meer deelnemende scholen nodig te hebben om examenprogramma’s van voldoende kwaliteit te kunnen ontwikkelen. Daarom is besloten de pilotgroepen aan te vullen tot maximaal zes pilotscholen per groep.

Regeldruk

Bij het opstellen van de aanvullende subsidieregeling is in het oog gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk mag veroorzaken. Dit betekent dat is nagedacht over de regeldrukkosten, werkbaarheid en gepercipieerd nut van de regeling.

Omdat deze aanvullende regeling beperkt is tot de bestaande deelnemers aan de pilot, is voor deze regeling een vereenvoudigde aanvraagprocedure ontwikkeld. Vanuit DUS-I is een digitaal aanvraagformulier beschikbaar waarin de aanvrager een relatief minimale gegevens wordt gevraagd. In afwijking van artikel 3.3 van de Kaderregeling bevat de aanvraag een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een globale planning. Daarnaast is gekozen voor een vast bedrag per aanvraag, waardoor de aanvraagprocedure vereenvoudigd wordt. Deze vereenvoudigde aanvraagprocedure is ook ingegeven door de korte aanvraagperiode.

De lasten voor de maatschappij bij het aanvragen van de regeling zijn als volgt ingeschat. De regeling maakt mogelijk dat 24 aanvragen van pilotscholen worden toegekend. Er worden mogelijk meer aanvragen ingediend. Na een controle op het aantal licentie voor het beroepsgerichte profiel in de gemengde leerweg onder de 136 pilotscholen is de schatting dat ongeveer 55 pilotscholen in aanmerking kunnen komen voor de aanvullende subsidie. Voor deze aanvragen worden de kosten voor de maatschappij geschat op gemiddeld 15 uur per aanvraag, inclusief de kennisnamekosten van de regeling en de interne en mogelijk externe afstemming over de plannen. Daarbij is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet aanvullen, hetgeen gemiddeld 4 uur kost.

De lasten voor de maatschappij die met de aanvragen zijn gemoeid, bedragen dan in totaal (55*15)+(0,2*55*4)= 869 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– is dat € 43.450. Dit is 2,4% van het totaal beschikbare bedrag.

De lasten voor de maatschappij bij het indienen van de voortgangsrapportage en het implementatieplan van de regeling zijn als volgt ingeschat. De regeling maakt mogelijk dat 24 aanvragen van pilotscholen worden toegekend. Voor deze aanvragen worden de kosten voor de maatschappij geschat op gemiddeld 30 uur per voortgangsrapportage, inclusief de kennisnamekosten van het formulier en de interne en mogelijk externe afstemming over de plannen. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat deze rapportage onderdeel kan zijn van de voortgangsrapportage van de eerdere subsidieaanvraag. Tot slot, is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) het formulier moet aanvullen, hetgeen gemiddeld 6 uur kost.

Lasten voor de maatschappij die met aanvragen zijn gemoeid, bedragen dan totaal (24*30)+(0,2*24*6)=173 uur. Uitgaande van uurtarief van € 50,– is dat € 8.650. Dit is 0,48% van het totaal beschikbare bedrag.

Voor de eindrapportage van de subsidie geldt een en dezelfde berekening als hierboven beschreven voor de voortgangsrapportage. De subsidie wordt direct vastgesteld en opname in de jaarrekening is onderdeel van de reguliere financiële verantwoording van de instellingen, dus hiervoor worden geen uren gerekend.

Tot slot is er sprake van evaluatie en monitoring. In het kader van de pilot zal er zowel door SLO als door onderzoekers die de monitoring in opdracht van NRO uitvoeren gevraagd wordt om feedback van de pilotscholen. Gedurende drie schooljaren zal er gemiddeld genomen een werkdag (8 uur) per pilotschool nodig zijn voor deelname aan enquêtes, interviews en andere vormen van feedback. De regeling maakt mogelijk dat 24 aanvragen van pilotscholen worden toegekend.

De lasten voor de maatschappij die met evaluatie en monitoring zijn gemoeid, bedragen in totaal 24*8=192 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– is dat € 9.600. Dit is 0,53% van het totaal beschikbare bedrag.

Artikelsgewijs

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten en kosten

Artikel 3 geeft de grondslag voor het verstrekken van de subsidie. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die op de uitvoering van de geselecteerde praktijkgerichte programma’s zijn gericht. De minister stimuleert de pilotscholen om samenwerking in de regio aan te gaan en gebruik te maken van bestaande netwerken; met andere vo-scholen, mbo-instellingen en het bedrijfsleven. Er bestaan al regionale netwerken op basis waarvan verder gewerkt kan worden.

In artikel 3, eerste lid, is bepaald dat de minister subsidie verstrekt aan vmbo-scholen die reeds subsidie ontvangen op basis van de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl en in het bezit zijn van een licentie voor het beroepsgerichte profiel voor de gemengde leerweg, te weten bouwen, wonen en interieur (BWI), groen, media, vormgeving en ICT (MVI), mobiliteit en transport (M&T), horeca, bakkerij en recreatie (HBR) en produceren, installeren en energie (PIE).

In artikel 3, vierde lid, onderdeel c, is bepaald dat de minister activiteiten niet dubbel subsidieert of bekostigt. Vanuit de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl en de Regeling Sterk Techniekonderwijs worden scholen ook gesubsidieerd. Deze regelingen kunnen elkaar versterken, maar activiteiten en kosten mogen niet op twee regelingen worden opgevoerd.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

Artikel 5, eerste lid, bepaalt de aanvraagtermijn. Deze is relatief kort. In het algemene deel van deze toelichting is aangegeven dat door de vereenvoudigde aanvraagprocedure deze termijn realistisch is voor de reeds deelnemende scholen in de pilot. Ook via gerichte communicatie zullen ze op deze regeling worden geattendeerd. Het tweede en derde lid beschrijven de wijze van aanvragen. In de beschrijving van de activiteiten beschrijft de aanvrager op hoofdlijnen op welke wijze het praktijkgerichte programma wordt ingericht en geïmplementeerd. Daarnaast bevat de aanvraag een globale planning.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

Artikel 8 bevat de subsidieverplichtingen. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat het bevoegd gezag, in aanvulling op de verplichtingen in dit artikel, ook moet voldoen aan de verplichting van artikel 5.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS om mee te werken aan het evaluatieonderzoek van de pilots, zowel wat betreft enquêtes als interviews en eventuele andere onderzoeksmethoden.

Indien nodig kunnen voor het onderzoek persoonsgegevens verwerkt worden. In dat geval moet het bevoegd gezag ouders of wettelijk vertegenwoordigers van leerlingen hierover informeren.

Artikel 9. Voortgangsrapportage en implementatiefase

Artikel 9, eerste lid, bepaalt dat de voortgangsrapportage wordt opgeleverd na het eerste jaar. In de voortgangsrapportage rapporteert het bevoegd gezag over de voortgang in het eerste jaar (schooljaar 2021/2022). In de voortgangsrapportage wordt ook de implementatiefase beschreven. De implementatiefase is de schooljaren 2022/2023 en 2023/2024. In de voortgangsrapportage is een meer gedetailleerde uitwerking van de gerealiseerde activiteiten uit de oorspronkelijke subsidieaanvraag opgenomen en geeft de school aan welke activiteiten indien worden gewijzigd naar aanleiding van de opgedane ervaring in het voorbereidingsjaar (schooljaar 2021/2022).

De voortgangsrapportage van onderhavige subsidieregeling is anders dan die verplicht is bij de eerste regeling van deze pilot, de Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl. In onderhavige regeling is de aanvraagprocedure vereenvoudigt omdat de groep van aanvragers alleen de scholen zijn die al deelnemen aan de pilot. Dat heeft ook tot gevolg dat de voortgangsrapportage iets anders is, zo hoeft er geen begroting te worden aangeleverd.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven