Beleidsregel van de Raad voor Rechtsbijstand tot aanvullende vergoedingen inzake echtscheidingsprocedures waarin geen tegenspraak is gevoerd en voor het opstellen van een ouderschapsplan in scheidingsprocedures (Beleidsregel Aanvullende vergoedingen in scheidingsprocedures)

Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand,

Gelet op artikel 7, eerste en derde lid van de Wet op de Rechtsbijstand en artikel 39 eerste lid van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000.

BESLUIT

De volgende beleidsregel vast te stellen:

HOOFDSTUK I: ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. advocaat:

de advocaat als bedoeld in de artikelen 9a en 9j van de Advocatenwet, die is ingeschreven bij de Raad als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de rechtsbijstand;

b. beleidsregel:

de Beleidsregel aanvullende vergoedingen in scheidingsprocedures;

c. bestuur:

het bestuur van de raad, als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wrb;

d. Btm:

Besluit Toevoeging Mediation;

e. Bvr:

Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000;

f. echtscheidingsprocedure:

procedure inzake een echtscheiding of beëindiging geregistreerd partnerschap zoals bedoeld in artikel 8 Bvr (zaakcode P010 en P013);

g. mediator:

de mediator als bedoeld in artikel 1 van de Wrb;

h. Raad:

de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II van de Wrb;

i. rechtsbijstand:

rechtsbijstand als bedoeld in artikel 1 van de Wrb;

j. rechtzoekende:

rechtzoekende als bedoeld in artikel 1 van de Wrb;

k. scheidingsprocedure:

procedure inzake een echtscheiding of beëindiging geregistreerd partnerschap (zaakcode P010, P013, P020 M610), beëindiging samenwoning (zaakcode P012, M610), ontbindingsverzoek na scheiding van tafel en bed (zaakcode P011, P021, M610);

l. toevoeging:

de toevoeging als bedoeld in artikel 1 van de Wrb;

m. vergoeding:

de vergoeding als bedoeld in artikel 37 van de Wrb;

n. Wrb:

Wet op de rechtsbijstand;

o. zaakcode:

de door de Raad gehanteerde zaakcode voor het afgeven van de toevoeging zoals vermeld op de zaakcodelijst (www.kenniswijzer.rvr.org).

Artikel 2. Doel van deze beleidsregel

De beleidsregel heeft tot doel om een kader te bieden waarbinnen de Raad in afwijking van het Bvr een vergoeding kan vaststellen inzake een echtscheidingsprocedure waarin geen tegenspraak is gevoerd en inzake het opstellen van een ouderschapsplan ten behoeve van minderjarige kinderen in een scheidingsprocedure.

Artikel 3. Kwaliteitscriteria advocaat en mediator

Voor een afwijking van het Bvr overeenkomstig deze beleidsregel komen in aanmerking:

  • a. de advocaat die is ingeschreven voor de specialisatie personen- en familierecht bij de Raad en daarmee voldoet aan de deskundigheidseisen zoals vermeld in de inschrijvingsvoorwaarden advocatuur van de Raad; en

  • b. de mediator die is ingeschreven voor de specialisatie personen- en familierecht bij de Raad en daarmee voldoet aan de deskundigheidseisen zoals vermeld in de inschrijvingsvoorwaarden voor mediators van de Raad.

Artikel 4. Instemming

Met het indienen van een aanvraag om een vergoeding in de in artikel 1 sub k genoemde scheidingsprocedure bij de Raad worden advocaten en mediators geacht instemming te geven aan het bestuur om overeenkomstig deze beleidsregel de vergoeding te bepalen in afwijking van het Bvr.

HOOFDSTUK II: DE VERGOEDINGEN

Artikel 5. Vergoeding inzake echtscheidingen waarin geen tegenspraak is gevoerd

Bij de vaststelling van de vergoeding voor de verlening van rechtsbijstand in echtscheidingsprocedures, waarin geen tegenspraak is gevoerd, wordt geen toepassing gegeven aan artikel 8 Bvr.

Artikel 6. Aanvullende vergoeding voor het opstellen van een ouderschapsplan door advocaten

  • 1. Voor het verlenen van rechtsbijstand bij het opstellen van het ouderschapsplan ten behoeve van minderjarige kinderen in een scheidingsprocedure wordt aan een advocaat een aanvullende vergoeding toegekend van:

    • a. drie punten: indien de advocaat één van de partijen op basis van een toevoeging heeft bijgestaan;

    • b. vier en een halve punt: indien de advocaat beide partijen op basis van een toevoeging heeft bijgestaan.

  • 2. Bij het aanvragen van de vergoeding voor een scheidingsprocedure geeft de advocaat aan of rechtsbijstand is verleend ten behoeve van het in het eerste lid van dit artikel genoemde ouderschapsplan.

Artikel 7. Aanvullende vergoeding voor het opstellen van een ouderschapsplan door mediators

  • 1. Voor het verlenen van mediation bij het opstellen van het ouderschapsplan ten behoeve van minderjarige kinderen in een scheidingsprocedure wordt aan een mediator een aanvullende vergoeding toegekend van:

    • a. drie punten: indien de mediator één van de partijen op basis van een toevoeging heeft bijgestaan;

    • b. vier en een halve punt: indien de mediator beide partijen op basis van een toevoeging heeft bijgestaan.

  • 2. Bij het aanvragen van de vergoeding voor een scheidingsprocedure geeft de mediator aan of mediation is verleend ten behoeve van het in het eerste lid van dit artikel genoemde ouderschapsplan.

Artikel 8. Inlichtingen

In het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de toegekende aanvullende vergoeding als bedoeld in artikel 6, eerste lid, en 7, eerste lid, kan de Raad de advocaat of mediator verzoeken inlichtingen te verschaffen die relevant zijn voor die beoordeling. De advocaat of mediator is gehouden om de Raad de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen te verstrekken.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Aanvullende vergoedingen in scheidingsprocedures.

Artikel 10. Inwerkingtreding en duur

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2021.

  • 2. Deze beleidsregel heeft betrekking op toevoegingen waarvan de afgiftedatum is gelegen op of na 1 juli 2021.

  • 3. Deze beleidsregel vervalt op een door het bestuur te bepalen tijdstip doch uiterlijk op 1 januari 2025.

Utrecht, 14 juli 2021

Het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, I.D Nijboer Algemeen directeur/bestuurder

TOELICHTING

I. Algemeen

De Commissie-Van der Meer constateerde dat de vergoedingen voor de sociale advocatuur in het personen- en familierecht het meeste achterblijven. Dit wordt door betrokken partijen in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand onderkend. Om die reden wordt in de vernieuwing van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van rechtshulppakketten voor echtscheidingen. Daarnaast kondigde de Minister voor Rechtsbescherming in zijn vierde voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer van 11 januari 2021 aan dat hij van de onderuitputting voor het jaar 2020 van incidenteel € 25 miljoen, tot en met 2024 € 19 mln. zal inzetten in het personen- en familierecht. Daarvan wordt tot en met 2024 een deel beschikbaar gesteld voor een initiatief ten behoeve van rechtshulpverleners die als onderdeel van hun werkzaamheden een ouderschapsplan moeten opstellen. Een ander deel wordt voor dezelfde periode beschikbaar gesteld om te stimuleren dat zaken minnelijk worden afgedaan, bijvoorbeeld door het voeren van viergesprekken tussen scheidende partners en hun rechtshulpverleners. In de brief van 8 april 2021 van de minister aan de Tweede Kamer in reactie op de moties van de leden Van Nispen, Van den Berge en Groothuizen is aangegeven dat maximaal € 9 mln. aan extra middelen beschikbaar wordt gesteld, bovenop de hiervoor genoemde € 19 miljoen.

Met de inzet van deze € 28 mln. in het personen- en familierecht wordt beoogd een stimulans te geven aan inspanningen van rechtshulpverleners om escalatie van conflicten in het kader van een (echt)scheiding te voorkomen.

Dit gebeurt enerzijds door de huidige korting af te schaffen voor rechtsbijstand in een echtscheidingsprocedure zonder tegenspraak en anderzijds door een extra vergoeding uit te betalen voor het opstellen van een ouderschapsplan bij een scheidingsprocedure. De verwachting is dat deze maatregelen bijdragen aan dejuridisering van conflicten en aan het bereiken van duurzame oplossingen. Dit sluit goed aan bij de contouren van de stelselherziening.

De minister heeft de Raad verzocht hiertoe een beleidsregel vast te stellen.

Scheiden zonder tegenspraak

Uit het onderzoek van Van der Meer volgt dat een prikkel is ontstaan in de vergoedingssystematiek bij scheiden met of zonder tegenspraak, waarbij het voor de advocaat werkzaam in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand meer loont om een scheiding op tegenspraak te voeren.

Ten aanzien van de scheidingsprocedure is sprake van een dubbele prikkel. De commissie van der Meer constateerde dat het voeren van viergesprekken tijd vergt van een advocaat. Hierbij loopt de advocaat het risico dat de viergesprekken op niets uitlopen, waardoor alsnog een procedure op tegenspraak moet worden gevoerd. In die gevallen waar de viergesprekken tot een convenant leiden, wordt de advocaat geconfronteerd met een lagere vergoeding dan bij een scheiding op tegenspraak (10 versus 7 punten).

Procederen levert doorgaans dus meer op voor de advocaat, terwijl dit niet altijd in het belang is van de rechtzoekende. Met het opheffen van de korting wordt beoogd om de verkeerde prikkel weg te nemen en ruimte te bieden aan de advocatuur voor de-escalatie in het scheidingsproces.

Dit sluit aan bij de doelstellingen van de stelselvernieuwing rechtsbijstand.

Ouderschapsplan

Het ouderschapsplan is sinds 2009 een verplicht onderdeel van de scheidingsprocedure waarbij kinderen zijn betrokken. In de memorie van toelichting bij de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding stelt de regering dat de voorstellen uit deze wet erop gericht zijn dat de ouders vroegtijdig nadenken over de invulling van het ouderschap na de scheiding en hierover goede afspraken maken in een ouderschapsplan opdat onnodige conflicten nadien worden voorkomen.

Met het toekennen van een aanvullende vergoeding voor het opstellen van een ouderschapsplan wordt beoogd om, in aanloop naar het nieuwe stelsel van gefinancierde rechtsbijstand, advocaten en mediators beter in staat te stellen om gedegen ouderschapsplannen op te stellen.

Dit initiatief past binnen de beoogde stelselvernieuwing, immers de wetgever schreef in 2009 al dat het hebben van een goed ouderschapsplan bijdraagt aan het terugdringen van (onnodige) conflicten na de scheiding. Door voorafgaand aan de scheiding te denken aan overzicht en structuur voor ouders en kinderen wordt een basis gecreëerd om op terug te vallen bij onenigheid in de toekomst. Het ouderschapsplan draagt in die zin bij aan een duurzame oplossing. Een goed ouderschapsplan is in het belang van de rechtzoekende en kan bijdragen aan de-escalatie in de scheidingsprocedure en daarna.

Met deze beleidsregel geeft de Raad invulling aan de hierboven genoemde initiatieven.

Het ouderschapsplan is verplicht voor ouders die uit elkaar gaan en minderjarige kinderen hebben waar beide ouders gezag over hebben. Als één van de partijen geen gezag heeft over het minderjarige kind, dan is het opstellen van een ouderschapsplan ten behoeve van dat kind niet verplicht. De vergoeding in deze beleidsregel is ook op die gevallen van toepassing waar het opstellen van een ouderschapsplan ten behoeve van het minderjarig kind niet verplicht is. Voorwaarde is wel dat de werkzaamheden worden verricht in een scheidingsprocedure zoals omschreven in deze beleidsregel.

II. Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1

In artikel 1 zijn een aantal begrippen omschreven die in de beleidsregel worden genoemd.

Artikel 2

In dit artikel zijn kader en doel van de beleidsregel nader omschreven.

Artikel 3

In dit artikel zijn de kwaliteitscriteria omschreven waar advocaten en mediators aan dienen te voldoen om een van het Bvr afwijkende vergoeding op grond van deze beleidsregel te kunnen ontvangen. Advocaten en mediators moeten ingeschreven staan voor de specialisatie personen- en familierecht bij de Raad en daarmee voldoen aan de deskundigheidseisen zoals vermeld in de inschrijvingsvoorwaarden van de Raad. Ten aanzien van advocaten betreft het zowel advocaten die voorwaardelijk als advocaten die onvoorwaardelijk voor de specialisatie personen- en familierecht staan ingeschreven bij de Raad.

Artikel 4

In Artikel 39 Bvr is aangegeven dat het bestuur van de Raad de vergoeding kan bepalen met inachtneming van nader vast te stellen kwaliteitscriteria, mits de desbetreffende rechtsbijstandverlener of rechtsbijstandverleners daarmee instemmen. Met dit artikel wordt aan dit instemmingsvereiste verder vormgegeven. Met het indienen van verzoek om een vergoeding in de in artikel 1 sub k genoemde scheidingsprocedures bij de Raad geven advocaten en mediators tevens instemming aan het bestuur om de vergoeding te bepalen in afwijking van het Bvr, (artikel 39 Bvr) en overeenkomstig deze beleidsregel.

Artikel 5

Artikel 8 Bvr bepaalt dat in een procedure betreffende echtscheiding als bedoeld in de bijlage bij het Bvr, waarin geen tegenspraak is gevoerd, het aantal toe te kennen punten met drie wordt verlaagd. Artikel 5 van deze beleidsregel bepaalt dat deze korting voor de duur van deze beleidsregel niet wordt toegepast. Het niet toepassen van de korting heeft betrekking op echtscheidingsprocedures waarvoor een toevoeging is afgegeven met zaakcode P010 of P013 en waarin (uiteindelijk) geen tegenspraak is gevoerd.

Artikel 6

Het eerste lid van dit artikel beschrijft de aanvullende vergoeding voor het verlenen van rechtsbijstand voor het opstellen van een ouderschapsplan door advocaten.

Voor het verlenen van rechtsbijstand inzake het opstellen van het ouderschapsplan ten behoeve van minderjarige kinderen in een scheidingsprocedure wordt aan een advocaat een aanvullende vergoeding toegekend van drie punten indien de advocaat één van de partijen op basis van een toevoeging heeft bijgestaan.

Indien twee verschillende advocaten partijen bijstaan op basis van twee toevoegingen bij het opstellen van een ouderschapsplan, wordt aan iedere advocaat dus afzonderlijk drie punten toegekend.

In het geval van een gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek staat de advocaat beide partners bij. Indien één van de partners op basis van een toevoeging wordt bijgestaan en de andere partner op betalende basis wordt eveneens op grond van het eerste lid onder a. een aanvullende vergoeding van drie punten toegekend.

Indien beide partners op basis van een toevoeging worden bijgestaan – en dus twee toevoegingen aan één advocaat zijn verstrekt-wordt in plaats van een aanvullende vergoeding van drie punten een aanvullende vergoeding van éénmaal vier en een halve punt toegekend. Voor dit bedrag van vier- en een halve punt is aangesloten bij de regeling ten aanzien van samenhangende zaken zoals omschreven in artikel 11, tweede lid Bvr (150% van drie punten). De vergoeding van vier- en een halve punt wordt door de Raad verdeeld over de twee afgegeven toevoegingen (2,25 punt per toevoeging).

De aanvullende vergoeding geldt ongeacht het aantal minderjarige kinderen waarvoor het ouderschapsplan moet worden opgesteld.

In het tweede lid is bepaald dat de advocaat bij het aanvragen van de vergoeding aangeeft of de rechtsbijstand is verleend ten behoeve van het in het eerste lid van dit artikel genoemde opstellen van een ouderschapsplan. Hiertoe wordt een extra vraag op het aanvraagformulier van de vergoeding opgenomen die met ‘ja’ of ‘nee’ ingevuld kan worden. De aanvullende vergoeding wordt alleen betaald indien deze vraag met ‘ja’ wordt beantwoord.

De aanvullende vergoeding wordt in aanvulling op de in de bijlage bij het Bvr bepaalde forfaitaire vergoeding uitbetaald.

De aanvullende vergoeding is alleen van toepassing in zaken waarin een procedure zoals omschreven in artikel 1 Bvr is gevoerd. De aanvullende vergoeding is dus niet van toepassing op advieszaken zoals omschreven in artikel 12 Bvr of gevallen waarin de procedure is beëindigd vòòr dat de zitting heeft plaatsgevonden zoals omschreven in artikel 5, tweede lid Bvr.

Indien een aanvullende vergoeding op grond van dit artikel is toegekend, blijft voor het vaststellen van de grens inzake extra uren onverminderd het bepaalde in het eerste en derde lid van artikel 13 Bvr gelden.

Artikel 7

In het eerste lid van dit artikel wordt geregeld dat voor het verlenen van mediation bij het opstellen van het ouderschapsplan ten behoeve van minderjarige kinderen in een scheidingsprocedure aan de mediator een aanvullende vergoeding van drie punten wordt toegekend indien hij één van de partijen op basis van een toevoeging en de andere partij op betalende basis heeft bijgestaan.

Indien de mediator beide partijen op basis van een toevoeging bijstaat, bedraagt de aanvullende vergoeding éénmaal vier- en een halve punt. Voor dit bedrag van vier- en een halve punt is aangesloten bij de regeling ten aanzien van samenhangende zaken zoals omschreven in artikel 11, tweede lid Bvr (150% van drie punten). De vergoeding van vier en een halve punt wordt door de Raad uitgesplitst over de twee afgegeven toevoegingen (2,25 punt per vaststelling).

De aanvullende vergoeding geldt ongeacht het aantal minderjarige kinderen waarvoor het ouderschapsplan moet worden opgesteld.

In het tweede lid is bepaald dat de mediator bij het aanvragen van de vergoeding aangeeft of de mediation is verleend ten behoeve van het in het eerste lid van dit artikel genoemde opstellen van een ouderschapsplan. Hiertoe wordt een extra vraag op het aanvraagformulier van de vergoeding opgenomen die met ‘ja’ of ‘nee’ ingevuld kan worden. De aanvullende vergoeding wordt alleen betaald indien deze vraag met ‘ja’ wordt beantwoord.

De aanvullende vergoeding wordt in aanvulling op de in artikel 8 Btm bepaalde vergoeding uitbetaald.

Indien een aanvullende vergoeding op grond van dit artikel is toegekend, blijft voor het vaststellen van de grens inzake extra uren onverminderd het in het eerste en derde lid van artikel 13 Bvr gelden.

Artikel 8

Dit artikel bevestigt dat de Raad bij het controleren van de rechtmatigheid van de aanvullende vergoeding voor het verlenen van rechtsbijstand voor het opstellen van een ouderschapsplan inlichtingen kan opvragen bij de rechtshulpverlener. Op grond van artikel 30 Bvr kan de Raad de vaststelling met terugwerkende kracht wijzigen of intrekken, tenzij vijf jaren zijn verstreken sedert de dag van de vaststelling.

Artikel 9

De citeertitel van deze regeling is: ‘Beleidsregel Aanvullende vergoedingen in scheidingsprocedures’.

Artikel 10

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat deze beleidsregel in werking treedt met ingang van 1 juli 2021.

In het tweede lid is bepaald dat deze beleidsregel betrekking heeft op toevoegingen die zijn afgegeven op of na de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel. De eerste afgiftedatum van de toevoeging is hierin bepalend.

Het derde lid bepaalt dat de beleidsregel vervalt op een door het bestuur van de Raad te bepalen tijdstip, doch uiterlijk op 1 januari 2025. Het bestuur zal besluiten om de beleidsregel te laten vervallen met ingang van de dag van de inwerkingtreding van wet- en regelgeving waarin een vergoeding is vastgelegd die in de plaats komt van de in deze beleidsregel vastgelegde vergoeding.

Naar boven