Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 29 juni 2021, kenmerk 2361657-1009076-LZ, houdende regels voor de verstrekking van subsidie voor de financiering van brancheopleidingen voor mensen met een verstandelijke beperking tot Assistent Logistiek, Groenvoorziening of Facilitaire Dienstverlening (Subsidieregeling brancheopleidingen Logistiek, Groenvoorziening en Facilitair)

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

brancheopleiding:

een samenhangend geheel van opleidingsactiviteiten voor 10 studenten, dat leidt tot een of meer certificaten of een diploma, erkend door de betreffende branche, voor één van de volgende drie opleidingen: Assistent Logistiek, Assistent Groenvoorziening, of Assistent Facilitaire dienstverlening;

de-minimisverordening:

Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;

minister:

de Minister voor Medische Zorg;

regionaal samenwerkingsverband:

zorgaanbieders die onder meer voor het verzorgen van een of meer brancheopleidingen regionaal samenwerken, vertegenwoordigd door één zorgaanbieder;

student:

iemand met een verstandelijke beperking die vanuit de dagbesteding bij een zorgaanbieder één van de drie brancheopleidingen volgt;

subsidiejaar:

kalenderjaar waarin de subsidie aan de zorgaanbieder wordt verleend;

zorgaanbieder:

een privaatrechtelijke rechtspersoon die of een organisatorisch verband van natuurlijke personen dat dagbesteding in de gehandicaptenzorg aanbiedt, en een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg of een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en die een brancheopleiding gaat verzorgen.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS van toepassing, met uitzondering van artikel 10.1.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan ten behoeve van de subsidiejaren 2021 en 2022 op aanvraag subsidie verstrekken aan een zorgaanbieder of een regionaal samenwerkingsverband voor het verzorgen van een of meer brancheopleidingen.

  • 2. De subsidie per brancheopleiding bedraagt € 20.311,10.

Artikel 4. Subsidievoorwaarden

  • 1. De zorgaanbieder verzorgt ten hoogste drie brancheopleidingen.

  • 2. De zorgaanbieder die meer dan één brancheopleiding verzorgt, verzorgt het meerdere als vertegenwoordiger van een regionaal samenwerkingsverband.

  • 3. Voor een zorgaanbieder met meerdere vestigingen die niet eigen rechtspersoonlijkheid bezitten, gelden de voorwaarden, bedoeld in het eerste en tweede lid, op het niveau van de vestiging.

  • 4. Een subsidie kan op grond van deze regeling enkel aan een zorgaanbieder worden verstrekt indien de zorgaanbieder voldoet aan de voorwaarden uit de de-minimisverordening.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt voor het subsidiejaar 2021 € 609.333,–.

  • 2. Het subsidieplafond bedraagt voor het subsidiejaar 2022 € 406.222,–.

  • 3. De minister verdeelt het ingevolge het subsidieplafond beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst geldt.

Artikel 6. Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor het subsidiejaar 2021 kan worden ingediend van 19 juli 2021 om 9.00 uur tot en met 13 augustus 2021 om 16.00 uur.

  • 2. Een aanvraag tot subsidieverlening voor het subsidiejaar 2022 kan worden ingediend van 17 januari 2022 om 9.00 uur tot en met 11 februari 2022 om 16.00 uur.

  • 3. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4. Bij de aanvraag toont de zorgaanbieder aan dat deze een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg of een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en in dat kader dagbesteding in de gehandicaptenzorg aanbiedt.

  • 5. De aanvraag gaat vergezeld van een verklaring als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de de-minimisverordening.

  • 6. Bij een aanvraag namens een regionaal samenwerkingsverband, vermeldt de zorgaanbieder die de aanvraag indient, met welke zorgaanbieders wordt samengewerkt.

Artikel 7. Subsidieverlening en bevoorschotting

  • 1. Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening neemt de minister een besluit op deze aanvraag.

  • 2. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt in elk geval de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het subsidiebedrag, de wijze van verantwoording, de periode waarvoor subsidie wordt verleend, de wijze waarop kan worden aangetoond dat de activiteiten zijn verricht en de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn afgerond.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot subsidieverlening een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger zorgt dat de 10 studenten toegang zullen hebben tot het voor de brancheopleiding benodigde lesmateriaal en examinering binnen 3 maanden na het besluit tot subsidieverlening.

  • 2. De subsidieontvanger zorgt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt zijn afgerond binnen 20 maanden na het besluit tot subsidieverlening.

Artikel 9. Subsidievaststelling

  • 1. Subsidie verstrekt voor het verzorgen van één brancheopleiding, betreft een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel a, onder 2°, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, welke de minister ambtshalve vaststelt binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht, conform artikel 7.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

  • 2. Subsidie verstrekt voor het verzorgen van twee of drie brancheopleidingen, betreft een subsidie als bedoeld in artikel 1.5, onderdeel c, onder 1°, van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS, waarvoor de subsidieontvanger de vaststelling van de subsidie aanvraagt binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht, conform artikel 7.6 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

  • 3. De minister besluit binnen 22 weken op een aanvraag tot vaststelling, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. De subsidie wordt vastgesteld op een bedrag tot ten hoogste het in het besluit tot subsidieverlening genoemde bedrag.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 19 juli 2021 en vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling brancheopleidingen Logistiek, Groenvoorziening en Facilitair.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen

Inleiding

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in 2018 zijn programma voor het toekomstbestendiger maken van de gehandicapten- en complexe zorg, Volwaardig leven, gelanceerd. Het programma heeft drie actielijnen waarbinnen samen met partijen in het veld projecten worden uitgevoerd. De eerste actielijn is ‘Kwaliteit en inhoud zorgaanbod beter passend bij zorgvraag’. Vervolgens is ‘Zelfontplooiing en talentontwikkeling van mensen met een beperking’ daar een apart onderdeel van. In dat kader zijn in 2020 drie erkende brancheopleidingen voor mensen met een (verstandelijke) beperking ontwikkeld, namelijk de opleiding tot Assistent Groenvoorziening, Assistent Logistieke dienstverlening of Assistent Facilitaire dienstverlening. Cliënten van de dagbesteding in het kader van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) kunnen een van deze drie brancheopleidingen gaan volgen.

Om daaraan bekendheid te geven, om het belang van scholing en permanent leren van mensen met een beperking te onderstrepen en daardoor hun kansen op werk te vergroten, neemt de minister de kosten van de eerste 500 op te leiden studenten voor zijn rekening. Deze 500 studenten zullen in de jaren 2021 – 2024 (start van de eerste studenten in september 2021) worden opgeleid. Op deze manier wordt er bekendheid gegeven aan de opleidingen en onderstreept de minister het belang voor mensen met beperkingen om onbeperkt te kunnen meedoen in de maatschappij. Het kunnen volgen van een passende opleiding is daaraan immers ondersteunend.

Hoofdlijnen van het voorstel

De Academie voor Zelfstandigheid heeft in samenwerking met de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (hierna: VGN) en de Landelijke Federatie Belangenverenigingen Onderling Sterk (voor en door mensen met een verstandelijke beperking, hierna: LFB) de drie erkende branche opleidingen ontwikkeld. Cliënten kunnen zich daarmee na het voortgezet speciaal onderwijs bekwamen in Logistieke dienstverlening, Facilitaire dienstverlening en in Groenvoorziening. De opleidingen zijn respectievelijk erkend door de Nederlandse Verbond van de Groothandel, Raad voor arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche én Land- en Tuinbouworganisatie Nederland, Vereniging Bloemenveilingen in Nederland en Federatie Landbouw en Zorg. Alle drie de brancheopleidingen zijn bovendien door Nederlands Kwalificatieraamwerk NLQF erkend.

Mensen met een beperking ervaren nog steeds een afstand tot de arbeidsmarkt. Het volgen van een passende opleiding kan die afstand overbruggen en zeker kleiner maken. De studenten die de hele brancheopleiding met goed gevolg hebben doorlopen ontvangen aan het eind een door de branche erkend diploma. Dit diploma kan dienstdoen als entreebewijs voor een, al dan niet betaalde, baan in één van de drie bedrijfstakken. Door tussentijdse toetsen af te leggen vergaren de studenten gedurende de opleiding certificaten die ieder op zich ook al als bewijsmateriaal kunnen worden gebruikt voor het verkrijgen van een (on)betaalde werkplek.

De zorgaanbieders waar de aspirant studenten dagbesteding ontvangen, gaan met de cliënten in gesprek om te bezien of er belangstelling is voor het volgen van één van de drie brancheopleidingen. Studenten ontvangen hun brancheopleiding in groepen van 10 studenten per brancheopleiding. Dit aantal is belangrijk omdat dat garant staat voor goede onderlinge cohesie en ondersteuning van en door studenten en optimale begeleiding door trainers. Bovendien garandeert een aantal van tien studenten de opleidingskosten te kunnen dekken op basis van de financiële middelen voor hun dagbesteding, ook op het moment dat zij daarvoor geen subsidie ontvangen. De drie brancheopleidingen kunnen na afloop van deze subsidieregeling dan regulier worden aangeboden door zorgaanbieders zelf, op basis van de financiële middelen die de dagbestedingsindicatie van de studenten met zich mee brengen.

De zorgaanbieders zullen de subsidieaanvragen dus indienen ten behoeve van 10 studenten per brancheopleiding. Zorgaanbieders kunnen voor maximaal één brancheopleiding die zij zelf verzorgen subsidie aanvragen. Zorgaanbieders kunnen ook de samenwerking opzoeken voor het verzorgen van één of meer brancheopleidingen. Als zorgaanbieders samenwerking zijn aangegaan met andere zorgaanbieders om gezamenlijk één, twee of drie groepen studenten te kunnen gaan opleiden, is het de bedoeling dat zij tevens afspraken maken over wie de aanvraag voor de subsidieverlening zal indienen. Die zorgaanbieder dient vervolgens de aanvraag in ten behoeve van alle studenten bij de verschillende zorgaanbieders. Mocht een zorgaanbieder nog zelf een brancheopleiding willen verzorgen, naast die met het samenwerkingsverband, dan is dat mogelijk. Een zorgaanbieder kan in dat geval voor maximaal drie brancheopleidingen subsidie aanvragen. Namelijk voor maximaal één die zij zelf verzorgen, en maximaal twee die zij daarnaast in een samenwerkingsverband verzorgen.

De subsidiemiddelen zijn niet verdeeld over de brancheopleidingen. Er wordt geen minimum- noch een maximumaantal studenten (in tientallen) per brancheopleiding gehanteerd. De enige begrenzing bestaat uit de beschikbare financiële middelen. Die maken dat voor maximaal 500 studenten subsidie aangevraagd kan worden. Dat kunnen derhalve bij wijze van spreken 500 studenten voor de brancheopleiding tot Assistent Groenvoorziening zijn.

Bij de selectie van deze 500 studenten zullen de zorgaanbieders moeten beoordelen of de aspirant studenten het in zich hebben om én de hele opleiding te volgen én die met tussentijdse examens en een eindtoets met goed gevolg te kunnen afronden. Een goed intakegesprek is hiervoor van belang. Hiervoor is een aparte training ontwikkeld die voorafgaand aan de opleiding aan aspirant trainers zal worden gegeven. Uiteraard kunnen zorgaanbieders het slagen van studenten nimmer garanderen. Het kan zo zijn dat ondanks alle goede bedoelingen studenten toch voortijdig met een opleiding stoppen. Als studenten al vroeg in de opleiding daarmee om gegronde reden moeten stoppen, kan de zorgaanbieder bezien of een andere cliënt de opengevallen opleidingsplaats kan innemen. Hiervoor kan een samenwerkingsverband van toegevoegde waarde zijn. Deze plaats hoeft immers niet door een eigen cliënt te worden ingenomen, een cliënt van een samenwerkingspartner kan een opengevallen plaats ook innemen. Latere instroom van studenten vergt overigens de nodige extra inzet van zowel trainer, student als werkbegeleider.

De Academie voor Zelfstandigheid en de VGN zullen ten behoeve van een vlot verloop van het subsidieverleningsproces behulpzaam zijn bij de bepaling wie opleidingen willen gaan geven, welke trainers daarvoor nog extra training behoeven en hoe cliënten het best kunnen worden geselecteerd. Door van die instrumenten gebruik te maken, kan een vlot subsidietraject worden doorlopen.

Staatssteun

Voor de beantwoording van de vraag of een overheidsmaatregel staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met zich meebrengt, moet een vijftal elementen cumulatief aanwezig zijn:

  • 1. De begunstigde is een onderneming;

  • 2. De maatregel is afkomstig van of toe te rekenen aan de staat;

  • 3. De maatregel levert de onderneming een economisch voordeel op;

  • 4. De maatregel is selectief;

  • 5. De maatregel leidt tot (potentiële) vervalsing van de mededinging en een ongunstige beïnvloeding van het intracommunautaire handelsverkeer.

Voor de beoordeling van het eerste element, moet worden gekeken naar de begrippen ‘onderneming’ en ‘economische activiteit’. De subsidiabele activiteiten bestaan in het kader van de onderhavige subsidieregeling uit het verzorgen van een brancheopleiding. Het aanbieden van een opleiding, is anders dan bekostigd onderwijs door scholen, een economische activiteit. Met het verzorgen van de brancheopleiding bieden de zorgaanbieders en dienst aan op een markt en zijn zij daarmee ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Zij voldoen dus aan het eerste element. Ook aan de andere 4 elementen is voldaan. Immers levert de maatregel enig voordeel op en omdat wegens het subsidieplafond het aantal zorgaanbieders die de subsidie ontvangt beperkt is, kan de maatregel leiden tot in ieder geval potentiele vervalsing van de mededinging.

Om te waarborgen dat subsidie op grond van deze subsidieregeling geen ongeoorloofde staatssteun oplevert, komen zorgaanbieders enkel in aanmerking voor subsidie op grond van deze subsidieregeling indien zij voldoen aan Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (de de-minimisverordening).

Op grond van de de-minimisverordening kan over een periode van drie belastingjaren steun worden verleend tot € 200.000, zonder dat dit staatssteun oplevert. Deze steun is zo minimaal (de-minimis) dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt.

Om te kunnen toetsen of wordt voldaan aan de de-minimisverordening dient de zorgaanbieder een verklaring te overleggen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

Gevolgen voor de regeldruk

De subsidieregeling heeft regeldrukgevolgen voor de zorgaanbieders.

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een zorgaanbieder van gehandicaptenzorg een aanvraag doen tot verlening van de subsidie onder opgaaf van de brancheopleiding waarin zij per opleiding 10 studenten zal gaan opleiden. Een zorgaanbieder kan daarnaast coördinator zijn voor een aantal zorgaanbieders die ieder enkele studenten zullen laten deelnemen aan de brancheopleiding, waarvoor voor in totaal voor 10 studenten subsidie wordt aangevraagd. Een zorgaanbieder kan maximaal voor drie brancheopleidingen subsidie aanvragen (3 x 10 studenten).

De aanvraag moet door de zorgaanbieder of door een persoon die bevoegd is de zorgaanbieder te vertegenwoordigen worden ondertekend.

De zorgaanbieder moet een overzichtelijke, controleerbare en doelmatige administratie voeren waaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen, betalingen en ontvangsten alsmede kosten en opbrengsten kunnen worden nagegaan. Daarnaast heeft de zorgaanbieder de plicht om mee te werken aan door de minister ingesteld onderzoek.

Een zorgaanbieder heeft meldingsplicht als er zich omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Bij de melding worden de relevante stukken overgelegd. Van deze administratieve last is dus alleen sprake als er zich omstandigheden voordoen waardoor melding gedaan moet worden.

Na afloop van de subsidieperiode (i.e. afronding van een brancheopleiding voor 10 studenten) dient de zorgaanbieder een aanvraag in voor de subsidievaststelling.

Hiervoor stelt de zorgaanbieder een activiteitenverslag op waarin kort en bondig wordt aangegeven wat er met het subsidiegeld is gedaan. Het gaat nadrukkelijk niet om een financiële verantwoording, er wordt geen accountantsverklaring gevraagd.

De bovengenoemde administratieve lasten voor het aanvragen van deze subsidie kosten een zorgaanbieder naar schatting maximaal € 1.451,–. Maximaal 50 verschillende zorgaanbieders gaan een subsidieverzoek indienen. In totaal komen dan de administratieve lasten uit op € 72.550,–.

Taak

Uitgevoerd door

Tarief p/u

(in €)

Eenheid

(in uren)

Kosten

Informatie vergaren en subsidieverzoek daadwerkelijk opstellen

Hoogopgeleide medewerkers

54

16

864

Opstellen activiteitenverslag

Hoogopgeleide medewerkers

54

8

432

Ondertekenen activiteitenverslag

Bestuurder

77

1

77

Administratieve afhandeling en archivering

Administratief medewerker

39

2

78

 

Totaal per zorgaanbieder per subsidieverzoek

€ 1.451

Totaal maximaal 50 subsidieverzoeken verdeeld over de jaren 2021 en 2022 (30 – 20)

€ 72.550

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het wel gevolgen voor de regeldruk heeft, maar die in de toelichting toereikend zijn beschreven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In het eerste artikel worden onder andere de definities gegeven van ‘brancheopleiding’, ‘student’, ‘zorgaanbieder’ en ‘regionaal samenwerkingsverband’.

Een brancheopleiding is een samenhangend geheel van opleidingsactiviteiten voor 10 studenten. Deze opleidingsactiviteiten bestaan bijvoorbeeld uit het aanbieden van een online lespakket en het afnemen van tussentijdse examens en een eindtoets. Deze tussentijdse examens leiden uiteindelijk tot een of meer certificaten en de eindtoets tot een diploma. Al deze documenten zijn erkend door de betreffende branche. Een brancheopleiding kan gegeven worden in drie verschillende vormen: Assistent Logistiek, Assistent Groenvoorziening, of Assistent Facilitaire dienstverlening;

De brancheopleiding wordt verzorgd door een zorgaanbieder. Een zorgaanbieder is een privaatrechtelijke rechtspersoon die of een organisatorisch verband van natuurlijke personen dat dagbesteding in de gehandicaptenzorg aanbiedt een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg of een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015de en die een brancheopleiding gaat verzorgen. De zorgaanbieder inventariseert binnen de organisatie welke cliënten – aan wie door deze zorgaanbieder dagbesteding wordt aangeboden – kunnen deelnemen aan een brancheopleiding als student. Deze cliënt, oftewel student, is iemand met een verstandelijke beperking die vanuit de dagbesteding bij een zorgaanbieder één van de drie brancheopleidingen gaat volgen.

De zorgaanbieder verzorgt een brancheopleiding voor 10 studenten. Dit kunnen cliënten van de zorgaanbieder zelf zijn, maar de zorgaanbieder kan ook in een regionaal samenwerkingsverband cliënten van andere zorgaanbieders laten deelnemen aan een brancheopleiding. Dit regionale samenwerkingsverband kan tevens een aanvraag indienen voor subsidie, zolang deze is vertegenwoordigd door één zorgaanbieder. Deze zorgaanbieder draagt de verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen die volgen uit deze subsidieregeling.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (Kaderregeling) van toepassing. Artikel 10.1 van de Kaderregeling is niet van toepassing. Dit artikel is uitgezonderd omdat op grond van deze subsidieregeling ook subsidies worden verstrekt onder de € 125.000 zonder dat deze direct worden vastgesteld.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

De minister kan ten behoeve van de subsidiejaren 2021 en 2022 op aanvraag subsidie verstrekken aan een zorgaanbieder of een regionaal samenwerkingsverband voor het verzorgen van een of meer brancheopleidingen.

De subsidie per student bedraagt maximaal € 2.031,11. Per brancheopleiding, die voor 10 studenten verzorgd zal worden, zal een zorgaanbieder daarom € 20.311,10 ontvangen. Dit bedrag is gebaseerd op de financiële middelen die de dagbestedingsindicatie van de studenten met zich mee brengt. Daarnaast is dit afdoende om de kosten die gemoeid zijn met het verzorgen van een brancheopleiding te dekken. Het is immers de bedoeling dat zorgaanbieders de brancheopleidingen regulier, dat wil zeggen zonder subsidie, gaan aanbieden.

Artikel 4. Subsidievoorwaarden

Een zorgaanbieder verzorgt ten hoogste drie brancheopleidingen. Dit betreft ten hoogste één brancheopleiding die de zorgaanbieder voor diens eigen studenten verzorgt. Daarnaast kan de zorgaanbieder nog een of twee brancheopleidingen verzorgen in een regionaal samenwerkingsverband. Het is daarbij niet van belang of de zorgaanbieder de aanvraag indient namens het regionaal samenwerkingsverband.

Voorgaande betekent dat een zorgaanbieder voor ten hoogste 30 studenten subsidie kan ontvangen. Maximaal kan een zorgaanbieder dus € 60.933,30 subsidie ontvangen bij het verzorgen van 3 brancheopleidingen.

Voor een zorgaanbieder met meerdere vestigingen die niet eigen rechtspersoonlijkheid bezitten, gelden deze twee voornoemde voorwaarden, op het niveau van de vestiging. Dat betekent dat een zorgaanbieder die voor het geheel is aan te merken als één rechtspersoon, maar nevenvestigingen heeft in te onderscheiden regio’s, een aanvraag kan indienen voor meerdere nevenvestigingen, waarbij iedere vestiging dient te voldoen aan de voorwaarden dat ten hoogste drie brancheopleidingen verzorgd worden, waarvan ten hoogste één voor diens eigen studenten.

In dit artikel is daarbij de voorwaarde opgenomen dat op grond van deze subsidieregeling enkel aan een zorgaanbieder subsidie kan worden verstrekt indien de zorgaanbieder voldoet aan de voorwaarden uit de de-minimisverordening. Dit is opgenomen om te voorkomen dat onrechtmatige staatssteun wordt verleend. Dit is nader toegelicht in het algemene deel van deze toelichting.

De zorgaanbieder dient te voldoen aan de de-minimisverordening. Dat betekent dat op het moment dat een zorgaanbieder een aanvraag doet ten behoeve van meerdere vestigingen, voor niet meer dan 9 brancheopleidingen subsidie kan worden aangevraagd. Immers kan het maximum van € 200.000 dat volgt uit de de-minimisverordening, niet worden overschreden.

Artikel 5. Subsidieplafond

Het maximaal beschikbare bedrag voor het subsidiejaar 2021 is € 609.333,– en voor het subsidiejaar 2022 € 406.222,–. Dit staat gelijk aan subsidie voor 300 studenten, en daarmee 30 brancheopleidingen in het subsidiejaar 2021 en 200 studenten, en daarmee 20 brancheopleidingen voor het subsidiejaar 2022.

Op het moment dat het subsidieplafond wordt bereikt, wordt het beschikbare bedrag verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Bij ontvangst van een onvolledige aanvraag, waarbij de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als datum van ontvangst in het kader van de verdeling. Conform artikel 2.3 van de Kaderregeling en de toelichting daarbij, is er ook voorzien in de situatie dat in verband met het subsidieplafond niet alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, gehonoreerd kunnen worden. In dat geval wordt de volgorde bij loting bepaald.

Artikel 6 en 7. Subsidieverlening

De zorgaanbieder of een regionaal samenwerkingsverband kan de subsidieaanvraag voor het subsidiejaar 2021 indienen in de periode van 19 juli 2021 om 9.00 uur tot en met 13 augustus 2021 om 16.00 uur en voor het subsidiejaar 2022 in de periode 17 januari 2022 om 9.00 uur tot en met 11 februari 2022 om 16.00 uur.

De minister stelt voor de aanvraag een formulier beschikbaar. Bij de aanvraag toont de zorgaanbieder aan dat deze een zorgaanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg of een aanbieder is als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en in dat kader dagbesteding in de gehandicaptenzorg aanbiedt.

De aanvraag gaat tevens vergezeld van een de-minimisverklaring. Hierover is meer toegelicht in het algemene deel. De de-minimisverklaring is vormvrij. In beginsel laat een zorgaanbieder in een de-minimisverklaring zien welke de-minimissteun in de twee voorafgaande belastingjaren is ontvangen. Deze wordt bij de aanvraag tot subsidie gevoegd. Bij kleine subsidiebedragen kan echter worden volstaan met een verklaring dat de afgelopen drie belastingjaren niet reeds € 200.000 aan de-minimissteun is ontvangen. Hiervoor is gekozen om de administratieve lasten bij het aanvragen van kleine subsidiebedragen zo laag mogelijk te houden. Indien de zorgaanbieder nog ruimte heeft om subsidie aan te vragen op grond van de de-minimisverordening (en aan de overige voorwaarden van de subsidieregeling voldoet), wordt subsidie verstrekt.

Op het moment dat een regionaal samenwerkingsverband de aanvraag indient, dient daarbij vermeld te worden door de zorgaanbieder die de aanvraag indient, met welke zorgaanbieders wordt samengewerkt, met daarbij de contactgegevens van deze zorgaanbieders, en hoeveel studenten de onderscheiden zorgaanbieders laten deelnemen aan de gezamenlijke brancheopleiding.

Na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening, besluit de minister binnen 13 weken. De minister zal zich inspannen eerder een besluit te nemen, om ervoor te zorgen dat zorgaanbieders de activiteiten kunnen starten en daarmee studenten zo snel mogelijk kunnen beginnen aan een brancheopleiding. Bij het besluit tot subsidieverlening verleent de minister dan ook een voorschot van 100%, dat in één keer wordt uitbetaald.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

Dit artikel bevat enige verplichtingen voor de zorgaanbieder. Allereerst zien die op de uitoefening van de activiteiten. Omdat het van belang is dat studenten zo spoedig mogelijk kunnen starten met de brancheopleiding, rust op de zorgaanbieder de verplichting dat de middelen waarmee de opleidingsactiviteiten worden uitgevoerd zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 3 maanden worden aangeschaft. Dit betreft de toegang tot het portaal voor de brancheopleiding benodigde online lesmateriaal en de toegang tot de verschillende examens op basis waarvan de certificering en diplomering kan plaatsvinden.

Het uiteindelijk verzorgen van de brancheopleiding, dus de eigenlijke opleidingsactiviteiten, dient te zijn afgerond binnen 20 maanden na het besluit tot subsidieverlening. Uitgangspunt is dat de brancheopleidingen in 18 maanden kunnen worden afgerond. De zorgaanbieder is enige ruimte geboden om daar op uit te lopen.

In artikel 2 is bepaald dat de Kaderregeling op de subsidieregeling van toepassing is. Hieruit volgen ook verplichtingen voor de zorgaanbieder. Voornamelijk artikel 5.4, meewerken aan onderzoek, en artikel 5.7, meldingsplicht, behoeven nadruk.

Het is van belang om inzicht te krijgen in de realisatie van het beleid. Aan de hand van dat inzicht kan het beleid verder ontwikkeld worden. Zorgaanbieders zijn derhalve verplicht om mee te werken aan onderzoek daarnaar. Het gaat hier niet om onderzoek gericht op (het verschaffen van inlichtingen voor) het nemen van een beslissing over het verstrekken van een subsidie.

Indien duidelijk wordt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel worden uitgevoerd of het aannemelijk is dat de zorgaanbieder niet aan de subsidieverplichtingen zal voldoen, dient dat aan de minister gemeld te worden. Dat geldt ook als zich andere omstandigheden voordoen die van belang zijn voor de subsidiëring. Aan het niet nakomen van deze meldingsplicht kunnen op grond van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS financiële gevolgen worden verbonden in de vorm van een verlaging van de subsidie.

Artikel 9. Subsidievaststelling

Dit artikel omschrijft de subsidievaststelling.

De wijze van vaststelling is afhankelijk van de hoogte van de verleende subsidie. Bij verleende subsidies onder de € 25.000 wordt de aanvraag ambtshalve vastgesteld. De subsidie wordt vastgesteld op basis van een rapportage waaruit blijkt dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. De ambtshalve vaststelling zal zijn binnen 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht. De activiteiten moeten uiterlijk binnen 20 maanden na het besluit tot subsidieverlening zijn verricht. Dat betekent dat een subsidieontvanger uiterlijk binnen 22 weken daarna het besluit tot vaststelling ontvangt.

Bij subsidies boven de € 25.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in. De subsidie wordt vastgesteld op basis van een activiteitenverslag waaruit blijkt dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. De aanvraag tot vaststelling wordt ontvangen binnen 22 weken, de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie is verleend uiterlijk moeten zijn verricht. De activiteiten moeten uiterlijk binnen 20 maanden na het besluit tot subsidieverlening zijn verricht. Dat betekent dat een subsidieontvanger uiterlijk binnen 22 weken daarna de aanvraag tot subsidievaststelling indient. Op de aanvraag tot vaststelling wordt binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag beslist.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze subsidieregeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving, treedt deze subsidieregeling in werking met ingang van 19 juli 2021. Dit om het mogelijk te maken dat zorgaanbieders spoedig een aanvraag kunnen indienen en de studenten spoedig kunnen starten met de brancheopleiding. Deze subsidieregeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Naar boven