Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 1 april 2021, nr. WJZ/ 21085716, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met de wijziging en openstelling van de subsidiemodule investeringen in bewezen brongerichte innovaties

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5, eerste en tweede lid, 16, 17 eerste lid, onderdeel b, en derde lid, 23, onderdeel b, en 25 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.2.28, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Onverminderd het derde lid bedraagt de subsidie ten hoogste:

    • a. € 200.000 per veehouderijlocatie;

    • b. € 50.000 per stalsysteem.

B

Artikel 2.2.31, tweede lid, komt te luiden:

2. De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel b, van het besluit, is drie jaar na subsidieverlening.

C

In artikel 2.2.32, eerste lid, wordt, onder verlettering van onderdeel e tot f, na onderdeel d een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. de aanvraag om subsidie betrekking heeft op gebruikte installaties, apparatuur, machines, technieken of uitrusting;.

D

Artikel 2.2.33 komt te luiden:

Artikel 2.2.33. Rangschikkingscriteria

De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger in het geval een investering bestemd is voor een veehouderijlocatie die zich bevindt in een pluimveedicht gebied als bedoeld in bijlage 2.2.3.

ARTIKEL II

In de tabel van artikel 1 van de Regeling openstelling EZK-en LNV-subsidies 2021 wordt onder de laatste rij betreffende titel 2.2 een rij ingevoegd, luidende:

Titel 2.2: brongerichte verduurzaming van stallen

2.2.27, tweede lid

§ 2.2.3. Investering in bewezen brongerichte innovaties

Pluimveehouderijondernemingen

19-04-2021 t/m 31-05-2021

€ 7.000.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 19 april 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 april 2021

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Aanleiding

Met deze wijzigingsregeling wordt de subsidiemodule Investering in bewezen brongerichte innovaties gewijzigd opengesteld.

2. De Sbv

De subsidiemodule Investering in bewezen brongerichte innovaties maakt onderdeel uit van het subsidie-instrumentarium van titel 2.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES) betreffende Brongerichte verduurzaming van stal- en managementmaatregelen (hierna: de Sbv of titel 2.2).

2.1 Achtergrond en doelstelling Sbv

De achtergrond van de invoering van titel 2.2. van de RNES is te vinden in het zogenaamde Hoofdlijnenakkoord (Kamerstukken II 2017/2018, 28 973, nr. 200), naar aanleiding van het Regeerakkoord (Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 34) en het Klimaatakkoord (bijlage bij Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 342) In het Hoofdlijnenakkoord zijn doelen opgenomen voor het verbeteren van de leefomgeving. Hiervoor zijn financiële middelen beschikbaar gesteld, specifiek voor de varkens-, pluimvee- en melkgeitenhouderijsector. Vanuit het Klimaatakkoord worden financiële middelen beschikbaar gesteld voor het verminderen van de uitstoot van met name broeikasgassen voor de gehele veehouderijsector. Dit heeft geresulteerd in de Sbv. Met de Sbv wordt invulling gegeven aan het Hoofdlijnen- en Klimaatakkoord. De Sbv is gericht op het ontwikkelen en toepassen van integrale, brongerichte emissiereducerende maatregelen in zowel bestaande als nieuwe stalsystemen, gericht op broeikasgas- en stalemissies vanuit het stalsysteem naar de lucht binnen de stal en de omgeving . Met het stalsysteem worden de mest- en voeropslag, de mestkelder, de mestbewerkingsinstallatie en het dierenverblijf bedoeld. Brongericht betekent dat de uitstoot van verschillende emissies, zoals ammoniak en methaan, zoveel mogelijk wordt voorkomen, namelijk door de emissies bij de bron aan te pakken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (gedeeltelijke) luchtafzuiging onder de roosters. Voor fijnstof kan gedacht worden aan bijvoorbeeld ionisatietechnieken. Deze technieken voorkomen weliswaar de vorming van fijnstof niet, maar zorgen wel dat de lucht in de stal (het stalklimaat) verbetert voor mens en dier.

2.2 Subsidiemodules van de Sbv

De Sbv bevat twee subsidiemodules. Allereerst de subsidiemodule Investering in niet-bewezen innovaties (de innovatiemodule), opgenomen in paragraaf 2.2.2 van titel 2.2 van de RNES, die met name onderzoek- en ontwikkeling stimuleert van (nieuwe) niet-bewezen brongerichte investeringen en managementmaatregelen. Ten tweede de subsidiemodule Investering in bewezen brongerichte innovaties (hierna: de investeringsmodule), opgenomen in paragraaf 2.2.3 van titel 2.2 van de RNES, die de toepassing van bewezen brongerichte investeringen stimuleert. Voor de verdere achtergrond bij de invoering van de Sbv en deze subsidiemodules, wordt verwezen naar de regeling betreffende de invoering van de innovatiemodule (de invoeringsregeling)1 en de regeling betreffende de uitbreiding van de Sbv met de investeringsmodule (de uitbreidingsregeling)2).

2.3. Gewijzigde openstelling investeringsmodule Sbv 2021

Openstelling investeringsmodule in 2021

Met artikel II van deze wijzigingsregeling wordt de investeringsmodule voor de pluimveesector opnieuw opengesteld. In overeenstemming met de afspraken in het Klimaatakkoord, alsook met de bepalingen in het toepasselijke staatssteunkader, wordt de investeringsmodule gefaseerd opengesteld voor alle veehouderijsectoren. Net als bij de vorige openstelling in 2020 wordt bij de komende openstelling echter uitsluitend nog subsidie verstrekt aan pluimveehouderijondernemingen voor de uitvoering van een investeringsproject. Het investeringsproject betreft één of meerdere investeringen die bestemd zijn voor de inrichting of herinrichting van een stalsysteem op een pluimveehouderijlocatie (vestiging van een pluimveehouderijonderneming) en waarvan de toepassing leidt tot brongerichte verduurzaming van het stalsysteem.

Een investering betreft de aanschaf en het gebruiksklaar maken van één of meer technieken om fijnstof brongericht te reduceren. De subsidiabele investeringen, bijbehorende codes en reductiepercentages, zijn opgenomen in de tabel in bijlage 2.2.2 van de RNES. Deze limitatieve lijst bevat investeringen waarvan het bewezen is dat deze zullen leiden tot brongerichte reductie van de emissie van fijnstof op een veehouderijlocatie van een pluimveehouderijonderneming. Deze investeringen komen voor subsidie in aanmerking, indien voldaan wordt aan alle voorwaarden van de investeringsmodule.

Voor de investeringsmodule loopt de periode waarin deze subsidiemodule voor pluimveehouderijondernemingen opnieuw wordt opengesteld van 19 april 2021 tot en met 31 mei 2021. Aanvragen zijn tijdig ingediend indien zij op de genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen. Het subsidieplafond wordt vastgesteld op € 7.000.000. Op grond van artikel 2.2.27, derde lid, van de RNES kan een pluimveehouderijonderneming per veehouderijlocatie per openstellingsperiode één aanvraag om subsidie indienen.

Aanpassingen in investeringsmodule

Voor deze tweede openstelling van de investeringsmodule is een aantal aanpassingen doorgevoerd.

Allereerst zijn met artikel I, onderdeel A, de toepasselijke maximum subsidiebedragen in artikel 2.2.28, vierde lid, opgehoogd van € 140.000 naar € 200.000 per veehouderijlocatie en van € 35.000 naar € 50.000 per stalsysteem. De reden hiervoor is dat het maximum subsidiebedrag per stalsysteem in de voorgaande openstelling in een aantal gevallen niet toereikend was. Er is dan ook gekozen voor voormelde nieuwe maximumsubsidiebedragen om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk geschikte projecten ondersteund kunnen worden. De verwachting is dat met dit subsidiemaximum voldaan wordt aan de financieringsbehoefte van de meeste voor deze subsidiemodule in aanmerking komende investeringsprojecten.

Ten tweede is met artikel I, onderdeel B, van deze wijzigingsregeling de realisatietermijn in artikel 2.2.31 aangepast. Bij de eerste openstelling was de realisatietermijn vastgesteld op twee jaar. Dit betekende dat het investeringsproject twee jaar na de start van het investeringsproject gerealiseerd moest zijn. In het geval er een milieueffectbeoordeling en/of aanverwante milieuvergunning vereist is, wordt de subsidie verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen één jaar met bescheiden wordt aangetoond dat de milieueffectbeoordeling is uitgevoerd of de milieuvergunning is verleend. Met de uitvoering van het op grond van deze paragraaf gesubsidieerde investeringsproject dient gestart te worden direct nadat deze opschortende voorwaarde is vervuld. Onduidelijk was echter, zowel voor subsidies met als voor subsidies zonder opschortende voorwaarde, wanneer de realisatietermijn zou gaan lopen. Daarom bepaalt artikel 2.2.31, tweede lid, in het vervolg dat een investeringsproject drie jaar na subsidieverlening afgerond moet zijn. Indien uit het bij de subsidieaanvraag aangeleverde projectplan blijkt dat het investeringsproject niet uiterlijk binnen drie jaar gerealiseerd kan worden, zal de subsidieaanvraag afgewezen worden op grond van artikel 23, aanhef en onderdeel b, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies. Er is voor deze termijn gekozen, omdat de verwachting is dat alle soorten investeringsprojecten (ongeacht of zij bij indiening van de subsidieaanvraag al beschikken over de vereiste vergunningen) binnen de realisatietermijn kunnen bijdragen aan de doelstelling van de investeringsmodule.

Deze aanpassing laat de verlening van subsidie onder opschortende voorwaarde op grond van artikel 2.2.34 van de RNES, in het geval een milieueffectbeoordeling en /of milieuvergunning vereist is, en de aanverwante startermijn uit artikel 2.2.31 van de RNES onverlet.

Ten derde is met artikel I, onderdeel C, een afwijzingsgrond toegevoegd aan artikel 2.2.32, eerste lid. In het vervolg wordt een subsidieaanvraag afgewezen, indien deze aanvraag betrekking heeft op een gebruikte investering. Op deze wijze wordt voorkomen dat verouderde en reeds gebruikte investeringen voor subsidie in aanmerking komen. De reden hiervoor is dat deze reeds gebruikte (tweedehands) investeringen mogelijk minder emissiereductie behalen dan op voorhand vast te stellen is.

Ten vierde zijn met artikel I, onderdeel D, van deze wijzigingsregeling de rangschikkingscriteria in artikel 2.2.33 aangepast. Hierdoor wordt in het vervolg geen onderscheid in rangschikking meer gemaakt tussen gevallen waarin een investering is bestemd voor een bestaand stalsysteem of voor een nieuw te bouwen type stalsysteem, omdat het in de praktijk niet goed mogelijk bleek dit onderscheid te maken. Door het vervallen van dit rangschikkingscriterium blijft er slechts één rangschikkingscriterium van toepassing, namelijk dat een aanvraag hoger wordt gerangschikt indien een veehouderijlocatie zich bevindt binnen het aangewezen ‘Pluimveedichtgebied als bedoeld in bijlage 2.2.3 van de RNES. Omdat dit in het vervolg het enige criterium is waaraan getoetst wordt, is de bijhorende puntentoekenning komen te vervallen. Op het moment dat het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de subsidieaanvragen die bij de beoordeling gelijk zijn gerangschikt, overeenkomstig artikel 28 van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, vastgesteld door middel van loting. Dit betekent dat indien het subsidieplafond wordt overschreden in de situatie waarin er onvoldoende budget is om alle subsidieaanvragen met een veehouderijlocatie in een pluimveedichtgebied te honoreren er binnen deze groep wordt geloot welke subsidieaanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Subsidieaanvragen betreffende een veehouderijlocatie buiten een pluimveedichtgebied komen in dat geval niet voor subsidie in aanmerking. Indien het subsidieplafond wordt overschreden in de situatie waarin er wel voldoende budget is om alle subsidieaanvragen met een veehouderijlocatie in een pluimveedichtgebied te honoreren en er onvoldoende budget is om de subsidieaanvragen betreffende een veehouderijlocatie buiten een pluimveedichtgebied te honoreren, wordt binnen deze laatste groep geloot welke subsidieaanvragen voor subsidie in aanmerking komen.

3. Staatssteun

De investeringsmodule bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door artikel 14 van de groepsvrijstellingsverordening landbouw3 (zie artikel 2.2.37 van de RNES). De openstelling van de investeringsmodule en aanverwante aanpassingen hebben geen gevolgen voor de staatssteunaspecten, omdat de overige voorwaarden ongewijzigd blijven.

Van de aanpassing en openstelling van de investeringsmodule zal een kennisgeving aan de Europese Commissie worden gedaan, conform artikel 9, eerste lid, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw.

Indien een subsidie die op grond van de investeringsmodule wordt verleend, staatssteun bevat die door de groepsvrijstellingsverordening landbouw wordt gerechtvaardigd, maakt de minister op grond van artikel 1.8 RNES binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:

  • a. de gegevens, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdelen a en b, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, en

  • b. de gegevens, bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel c, van de groepsvrijstellingsverordening landbouw, voor zover de individuele steun meer bedraagt dan:

    • 1°. € 60.000 voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie, of

    • 2°. € 500.000 voor begunstigden die actief zijn in de sector verwerking van landbouwproducten, de sector afzet van landbouwproducten of de bosbouwsector, of die activiteiten uitoefenen die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen.

Hierbij gaat het om onder andere de volgende gegevens indien de individuele steun meer bedraagt dan € 500.000: naam van de begunstigde, soort onderneming, steunelement (uitgedrukt in hele bedragen), steuninstrument, datum van toekenning, doel van de steun en de steunverlenende autoriteit.

4. Regeldruk

Deze wijzigingsregeling bevat beperkte aanpassingen en een nieuwe openstelling van de investeringsmodule van de Sbv. De aangepaste openstelling leidt niet tot een toename van informatieverplichtingen en heeft (naar verwachting) ook geen gevolgen voor het aantal aanvragen, doordat de doelgroep met deze wijzigingen gelijk blijft.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 19 april 2021. Met de datum van inwerkingtreding wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voor inwerkingtreding bekend worden gemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding van deze regeling. Op deze wijze wordt de doelgroep de mogelijkheid geboden om spoedig subsidieaanvragen in te dienen. Vasthouden aan de systematiek van de vaste verandermomenten en bekendmakingstermijn zou hebben betekend dat subsidieaanvragen pas vanaf het eerstvolgende vaste verandermoment op 1 juli 2021 ingediend zouden kunnen worden. Ook heeft de doelgroep voldoende tijd om aanvragen voor te bereiden en in te dienen, omdat de subsidiemodule opengesteld wordt vanaf 19 april 2021 tot en met 31 mei 2021 17.00 uur.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 18 mei 2020, nr. WJZ/20022360, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de invoering en openstelling van een subsidiemodule betreffende brongerichte verduurzaming van stal- en managementmaatregelen ten aanzien van investeringen in niet-bewezen innovaties, (Stcrt. 2020, 27006).

X Noot
2

Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 juni 2020, nr. WJZ/ 20084109, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies en Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 in verband met de invoering en openstelling van een subsidiemodule betreffende brongerichte verduurzaming van stal- en managementmaatregelen ten aanzien van de investering in bewezen brongerichte innovaties (Stcrt, 2020, 31403)

X Noot
3

Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193)

Naar boven