Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 31 maart 2021, nr. 3268751, houdende de bekendmaking van een tijdelijke beleidsregel tot tegemoetkoming in de schade van ondernemers als gevolg van de rellen naar aanleiding van de avondklok (Tijdelijke beleidsregel bedrijvenschade coronarellen)

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

§ 1. Definities.

Artikel 1

Voor deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. Coronarellen:

de grootschalige ongeregeldheden die in de periode van zaterdag 23 januari 2021 tot en met donderdag 28 januari 2021 in Nederland hebben plaatsgevonden waarbij door groepen personen schade aan ondernemers is veroorzaakt.

b. Schade:

fysieke schade aan bedrijfspand, inventaris en voorraad

c. Minister:

de Minister van Justitie en Veiligheid.

d. Ondernemer:

in Nederland gevestigde onderneming als bedoeld in artikel 5 van de Handelsregisterwet 2007, niet zijnde een overheidsbedrijf die schade heeft geleden als gevolg van de coronarellen.

e. Aanvrager:

de ondernemer die op grond van deze regeling een aanvraag heeft ingediend.

f. Verklaring de-minimissteun:

verklaring van de onderneming waarin deze bevestigt dat de tegemoetkoming niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie;

§ 2. Tegemoetkoming

Artikel 2

  • 1. De Minister verstrekt met inachtneming van het bepaalde in deze beleidsregel een tegemoetkoming in de schade die een ondernemer heeft geleden als gevolg van de coronarellen en die niet door een verzekering of op andere wijze wordt vergoed.

  • 2. De Minister wijst de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland aan om deze beleidsregel uit te voeren.

  • 3. Een aanvraag kan in elk geval worden afgewezen indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze beleidsregel gestelde eisen;

    • b. de ondernemer is toegelaten tot de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, in staat van faillissement verkeert dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surséance van betaling aan de ondernemer is ingediend, of

    • c. de tegemoetkoming niet verstrekt kan worden op grond van de Europeesrechtelijke voorschriften met betrekking tot staatssteun.

§ 3. Aanvrager en aanvraag

Artikel 3

  • 1. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 9.00 uur op de dag van de inwerkingtreding van deze beleidsregel tot 14 juni 2021 om 17.00 uur. Aanvragen die na laatstgenoemde datum worden ontvangen, worden niet meer in behandeling genomen.

  • 2. Indien de ondernemer tijdens de coronarellen verzekerd was voor de schade, kan hij pas een aanvraag op grond van de onderhavige beleidsregel indienen nadat hij zijn claim bij zijn verzekeraar heeft ingediend. Bij de aanvraag worden alle relevante stukken met betrekking tot de afwikkeling van de verzekeringsclaim overgelegd. Dat zijn in elk geval de stukken die in het vijfde lid, onder h, van deze bepaling worden genoemd. Indien deze stukken ten tijde van de aanvraag nog niet beschikbaar zijn, worden deze zo spoedig mogelijk door de aanvrager nagezonden. Op de aanvraag wordt pas beslist nadat het expertiserapport of schadeopgave en de beslissing van de verzekeringsmaatschappij op de ingediende claim zijn overgelegd.

  • 3. Indien de ondernemer tijdens de coronarellen niet verzekerd was voor de schade vermeldt hij dit bij de aanvraag en verleent hij voorts alle medewerking aan het onderzoeken en vaststellen van de schade. Daartoe kan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland een schade-expert inschakelen om de omvang van de schade te taxeren.

  • 4. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beschikbaar gestelde elektronische aanvraagformulier.

  • 5. De aanvraag omvat in elk geval:

    • a) gegevens over de onderneming, waaronder het nummer waarmee de onderneming geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel, het post- en bezoekadres,

    • b) gegevens betreffende de contactpersoon bij de onderneming, de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres,

    • c) de datum van de aanvraag,

    • d) de stukken waaruit blijkt dat degene die de aanvraag ondertekent, bevoegd is om de ondernemer te vertegenwoordigen,

    • e) de datum en het tijdstip waarop de schade is ontstaan dan wel een inschatting daarvan,

    • f) een omschrijving van de vermoedelijke oorzaak van de schade,

    • g) een beschrijving van de aard en omvang van de schade,

    • h) indien van toepassing de gegevens met betrekking tot de verzekering waaronder de datum van de melding van de schade bij de verzekeraar, de verzekeringspolis met bijbehorende voorwaarden, het door de verzekeraar opgemaakte schaderapport of de schadeopgave, het bewijs van uitkering door de verzekeraar en de naam van de contactpersoon bij de verzekeraar,

    • i) indien van toepassing verklaring en bewijsstukken met betrekking tot andere ontvangen bedragen die bedoeld zijn te voorzien in de geleden schade,

    • j) een verklaring van de aanvrager van overdracht aan de Staat van de vordering tot vergoeding van schade van de aanvrager op de aansprakelijke persoon of personen ter zake van de schade waarvoor tegemoetkoming wordt aangevraagd,

    • k) het rekeningnummer waarop het bedrag aan tegemoetkoming kan worden gestort, en

    • l) een verklaring de-minimissteun.

  • 6. Indien een aanvraag niet volledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld deze aan te vullen. Hieronder wordt mede verstaan de situatie waarin de ondernemer geen door een verzekeraar opgemaakt schaderapport kan overleggen en RVO daartoe een schade-expert heeft aangewezen. Op grond van artikel 4:15, van de Algemene wet bestuursrecht wordt de beslistermijn opgeschort totdat de aanvraag volledig is.

  • 7. De aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als deze een verklaring van de ondernemer bevat van overdracht aan de Staat van de vordering tot vergoeding van schade op de aansprakelijke persoon of personen waarvoor tegemoetkoming wordt aangevraagd. De noodzakelijke persoonsgegevens van de aanvrager worden door de Staat verwerkt om uitvoering te geven aan hetgeen in de verklaring is opgenomen.

§ 4. Financiële bepalingen

Artikel 4

  • 1. Er wordt alleen een tegemoetkoming in de schade toegekend voor die schade waarin niet door een verzekering of op andere wijze is voorzien.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend op de wijze die gangbaar is voor de basisuitkeringen in de verzekeringsmarkt. Daarbij wordt uitgegaan van de dagwaarde en redelijke herstelkosten.

  • 3. Alleen fysieke schade komt voor een tegemoetkoming in aanmerking. Immateriële schade of gevolgschade zoals omzetverlies komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 4. Voor zover de op grond van deze beleidsregel berekende tegemoetkoming voldoet aan de voorwaarden die in Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie worden gesteld, wordt deze tegemoetkoming toegekend en uitbetaald. Indien en voor zover de tegemoetkoming hoger is dan het bedrag dat op grond van de vorige volzin wordt toegekend, wordt de toekenning van het meerdere afhankelijk gesteld van de voorafgaande goedkeuring van deze beleidsregel door de Europese Commissie.

  • 5. Na goedkeuring van deze beleidsregel door de Europese Commissie als bedoeld in de tweede volzin van het vorige lid, worden de betreffende ondernemers hierover geïnformeerd en wordt het restant van de tegemoetkoming ambtshalve verleend en aan de ondernemer uitbetaald.

  • 6. Indien de Europese Commissie goedkeuring aan deze beleidsregel onthoudt, wordt de tegemoetkoming voor zover deze hoger is dan het bedrag als bedoeld in de eerste volzin van het vierde lid alsnog afgewezen.

  • 7. Nadat een tegemoetkoming is toegekend, draagt de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de verklaring van de ondernemer als bedoeld in artikel 3, zevende lid, tezamen met de overige informatie die nodig is om te vordering te kunnen verhalen op de daders, over aan het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Artikel 5

  • 1. De tegemoetkoming kan geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken en teruggevorderd wanneer blijkt dat deze op onjuiste gronden is verstrekt of als de aanvrager onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.

  • 2. De tegemoetkoming kan voorts geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken en teruggevorderd indien de ondernemer nadat de tegemoetkoming is toegekend alsnog van een derde een financiële compensatie voor de geleden schade ontvangt.

  • 3. De ondernemer dient melding te maken van alle feiten of omstandigheden die voor de uitvoering van deze beleidsregel van belang zijn.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 6

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

  • 2. Deze beleidsregel vervalt op 31 december 2021.

Artikel 7

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Tijdelijke beleidsregel bedrijvenschade coronarellen en wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

Algemeen

In de periode van zaterdag 23 januari 2021 tot en met donderdag 28 januari 2021 zijn meerdere Nederlandse plaatsen geteisterd door ernstige rellen die zijn uitgebroken na het instellen van een avondklok in verband met de coronapandemie. Deze rellen betekenden niet alleen een ernstige verstoring van de openbare orde, maar hebben ook schade veroorzaakt aan onder meer winkels en bedrijfspanden in deze plaatsen. Dit raakt ondernemers die vaak ook al zwaar zijn getroffen als gevolg van de coronapandemie. Dat is onrechtvaardig en onwenselijk.

Uitgangspunt van de beleidsregels is dat het gewone verkeer tussen verzekeraars en verzekerde ondernemers niet verstoord mag worden. De verzekerde ondernemers hebben immers premies betaald, om financiële risico’s af te dekken. Van verzekeraars wordt daarnaast, vanuit hun maatschappelijke rol, verwacht dat zij hun verzekerden in dit soort situaties bijstaan.

Ondernemers moeten zich daarom met hun schade in de eerste plaats melden bij hun verzekeraar. Als er vervolgens nog schade resteert die niet op andere wijze wordt vergoed, kan een beroep worden gedaan op de beleidsregel. Rekening houdend met deze uitgangspunten beoogt deze beleidsregel te voorzien in een tegemoetkoming in de volgende situaties.

  • De ondernemer is verzekerd, maar heeft onvoldoende dekking en krijgt daardoor niet het hele bedrag aan schade vergoed.

  • De ondernemer is verzekerd maar heeft een eigen risico op grond van de polisvoorwaarden.

  • De ondernemer is niet verzekerd voor de toegebrachte schade.

Uitsluitend fysieke schade aan bedrijfspand en -inventaris en de voorraad die het directe gevolg is van de rellen komt in aanmerking voor een tegemoetkoming. Hier kan gedacht worden aan:

  • schade aan het pand (herstelkosten om het pand terug te brengen in de staat onmiddellijk voorafgaand aan de rellen, bereddingskosten, schoonmaakkosten en opruimingskosten),

  • schade aan ruiten (herstel/vervangingskosten),

  • schade aan inventaris (dagwaarde, bereddingskosten, schoonmaakkosten en opruimingskosten) en

  • schade aan voorraad (vervangingswaarde).

Het is niet vanzelfsprekend dat de overheid in dit soort situaties bijspringt. Het is immers de verantwoordelijkheid van iedere ondernemer om zorg te dragen voor een goede verzekering. Elke interventie van de overheid in deze verhouding kan de aan dit stelsel ten grondslag liggende afspraken onder druk zetten. Het gaat hier tijdens de coronapandemie echter om een zeer uitzonderlijke situatie, in een uitzonderlijke tijd, die voor geen van de betrokkenen was te voorzien. Dat maakt dat in deze specifieke omstandigheden aanleiding wordt gezien om de gedupeerde ondernemers eenmalig tegemoet te komen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Met de definities wordt ingekaderd dat deze beleidsregel alleen is bedoeld voor de fysieke schade aan bedrijfspand, bedrijfsinventaris of de voorraad die ondernemers als direct gevolg van de rellen na de instelling van de avondklok hebben geleden.

Artikel 2

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO) wordt aangewezen voor de uitvoering van deze beleidsregel. RVO heeft zeer veel ervaring met en expertise in het uitvoeren van regelingen die speciaal gericht zijn op ondernemers.

De aanvraag wordt afgewezen als deze niet voldoet aan de bij deze beleidsregel gestelde eisen. Dat is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager niet binnen de doelgroep valt, er geen sprake is van schade ten gevolge van de coronarellen (bijvoorbeeld buiten de periode) of indien de schade al volledig vergoed is door de verzekering of anderszins. Daarnaast kan hiervan sprake zijn als de aanvrager geen schade heeft als bedoeld in deze beleidsregel.

Voorts kan de aanvraag worden afgewezen wanneer sprake zou zijn van niet toegestane staatssteun of wanneer de ondernemer in staat van faillissement verkeert, de ondernemer is toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de ondernemer is ingediend.

Artikel 3

Gekozen is voor een korte aanvraagperiode om de uitvoeringskosten laag te houden. Daarbij geldt dat de ondernemer eerst zijn verzekering moet aanspreken. Deze regeling is immers bedoeld om te voorzien in een tegemoetkoming in de fysieke schade van ondernemers die niet door hun verzekering wordt gedekt vanwege een eigen risico of onderverzekering, waardoor slechts een deel van de geleden schade wordt vergoed. De ondernemer hoeft niet te wachten met het indienen van de aanvraag totdat diens verzekeringsmaatschappij heeft beslist op de ingediende claim. Om de administratieve lasten voor de ondernemer te beperken wordt de ondernemer bij de aanvraag gevraagd om toestemming te geven om gegevens uit te wisselen met de verzekeringsmaatschappij, zodat RVO ook direct bij de verzekeraar informatie over de taxatie van de schade en uitbetaling door de verzekeraar kan opvragen. Uiteraard dient met het toekennen van een tegemoetkoming wel te worden gewacht totdat de verzekeringsmaatschappij een beslissing op de ingediende claim heeft genomen. Deze regeling heeft immers een subsidiair karakter ten opzichte van de uitkering op grond van de verzekeringspolissen.

Als een aanvraag onvolledig is, stelt RVO een redelijke termijn waarbinnen de ondernemer diens aanvraag kan aanvullen. Hoe lang deze termijn zal zijn hangt af van de benodigde aanvulling. Als de ondernemer vergeten is een vraag in te vullen of een kopie mee te sturen van een stuk waarover hij of zij al beschikt, dan zal deze termijn korter kunnen zijn dan wanneer de ondernemer zelf ook nog niet beschikt over de ontbrekende stukken zoals in het geval dat de verzekeraar nog niet heeft beslist op de ingediende claim.

Het is van belang om de schade waar mogelijk te verhalen op de daders dan wel op hun wettelijk vertegenwoordigers en zo min mogelijk te laten drukken op de algemene middelen.

Schadeverhaal door de Staat is alleen mogelijk als de ondernemer zijn vordering tot vergoeding van de schade op de aansprakelijke persoon (of personen) voor het deel van de schade waarvoor hij de tegemoetkoming aanvraagt, heeft overgedragen aan de Staat. Het gaat hier om de overdracht van een zogenoemde vordering op naam. Op grond van artikel 94, eerste lid, van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voor een rechtsgeldige levering van een vordering op naam (cessie) een daartoe bestemde akte en de mededeling daarvan aan de personen tegen wie de vordering kan worden uitgeoefend, vereist. Om die reden is in het zevende lid van deze bepaling opgenomen dat de aanvraag alleen in behandeling wordt genomen als deze een verklaring van de ondernemer van overdracht aan de Staat van de vordering tot vergoeding van de schade waarvoor de tegemoetkoming wordt aangevraagd, bevat. De ondertekende aanvraag waarin deze verklaring is opgenomen, wordt aangemerkt als een onderhandse akte strekkende tot overdracht van een vordering op naam als bedoeld in artikel 3:94, eerste lid, BW.

Artikel 4

In deze bepaling wordt duidelijk ingekaderd dat de tegemoetkoming alleen ziet op schade waarin niet door een verzekering of op andere wijze, zoals een vergoeding van de schade door de dader(s), crowdfunding, giften of andere bijdragen van derden, is voorzien.

Door aan te sluiten bij de binnen de verzekeringsmarkt gangbare berekeningswijze van de basisuitkeringen wordt geborgd dat een ondernemer niet in een betere positie komt te verkeren dan de ondernemer die de volledige schade van de verzekering vergoed heeft gekregen. Deze regeling voorziet dus alleen in gevallen van niet- of onderverzekering of een door de verzekeraar gehanteerd eigen risico.

Op grond van artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is staatssteun niet toegestaan. Met de Europese de-minimis Verordening wordt een bedrag van € 200.000,– per ondernemer over een periode van drie jaar hiervan uitgezonderd. Regelingen waarbij een hoger bedrag aan steun wordt toegekend en die niet vallen onder een van de vrijstellingen, dienen ter goedkeuring vooraf aan de Europese Commissie te worden voorgelegd.

De onderhavige regeling wordt ter goedkeuring aan de Europese Commissie voorgelegd. Om zo snel mogelijk te kunnen voorzien in een tegemoetkoming in de schade van de betrokken ondernemers die toch al zwaar getroffen zijn door de Covid-19 pandemie, wordt ervoor gekozen om de tegemoetkoming voor zover deze is toegestaan op grond van de de-minimis Verordening direct toe te kennen en uit te betalen. Voor zover de aangevraagde tegemoetkoming hoger is, wordt het meerdere toegekend onder de voorwaarde dat de Europese Commissie de onderhavige regeling goedkeurt.

Indien de Europese Commissie goedkeuring verleent, zal RVO de ondernemers die het betreft daarover zo spoedig mogelijk informeren en het restantbedrag uitbetalen. Indien de Europese Commissie goedkeuring onthoudt, zal RVO de ondernemers die het betreft ook zo spoedig mogelijk informeren over de gronden waarop de goedkeuring is onthouden en bij nader besluit alsnog de aanvraag afwijzen voor zover de gevraagde tegemoetkoming de mogelijkheden van de de-minimis Verordening overschrijdt.

Met deze constructie wordt beoogd om enerzijds de ondernemers zo snel mogelijk een tegemoetkoming in de door hen geleden schade te kunnen toekennen en uitbetalen, maar zonder het risico dat als de Europese Commissie goedkeuring aan deze regeling zou onthouden, de betaalde bedragen bij de ondernemers moeten worden teruggevorderd.

Het zevende lid regelt dat RVO de akte van cessie en de overige informatie die nodig is om de vordering te kunnen verhalen op de dader(s) overdraagt aan het ministerie zodat de schade waar mogelijk kan worden verhaald. Dit betreft onder meer de stukken die nodig zijn om bij een verhaalsactie de hoogte van de schade te kunnen onderbouwen.

Artikel 5

In deze bepaling is niet limitatief neergelegd dat de tegemoetkoming kan worden teruggevorderd indien deze op onjuiste gronden is toegekend of wanneer de ondernemer onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, bijvoorbeeld over de hoogte of de oorzaak van de schade. Ook kan de tegemoetkoming worden teruggevorderd indien de ondernemer alsnog uit andere bron een (gedeeltelijke) compensatie ontvangt voor de schade, bijvoorbeeld door middel van crowdfunding, giften van derden of doordat de dader alsnog een schadevergoeding betaalt.

De beslissing om al dan niet tot terugvordering over te gaan is een discretionaire bevoegdheid waarbij het evenredigheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel een belangrijke rol zullen spelen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven