Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 19 maart, nr. PO/27075429, houdende regels voor de verstrekking van bijzondere bekostiging voor het primair onderwijs voor de professionalisering van personeel en de begeleiding van starters en schoolleiders voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023 (Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

bijzondere bekostiging:

bijzondere bekostiging als bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

medezeggenschapsraad:

medezeggenschapsraad als bedoeld in de Wet medezeggenschap op scholen;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

school:

basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of school voor speciaal onderwijs, school voor speciaal voortgezet onderwijs of school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra;

schooljaar:

tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaropvolgend.

Artikel 2. Doel van de bijzondere bekostiging

Voor de schooljaren 2021–2022 en 2022–2023 verstrekt de minister per schooljaar aan het bevoegd gezag van een school bijzondere bekostiging voor de professionalisering van personeel en de begeleiding van startende leraren en schoolleiders.

Artikel 3. Bekostiging en verdeling van de middelen

  • 1. De bijzondere bekostiging, bedoeld in artikel 2, bestaat uit een bedrag per leerling.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bekostiging wordt berekend op grond van het aantal leerlingen dat is ingeschreven aan de school op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de bijzondere bekostiging wordt verstrekt, met dien verstande dat voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend, het aantal leerlingen van de school op 1 oktober volgende op de opening geldt.

  • 3. Het bedrag per leerling alsmede de wijze van betaling, worden jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.

Artikel 4. Besteding en verantwoording

De verantwoording van de besteding van de bekostiging, bedoeld in artikel 2, geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Artikel 5. Monitor en evaluatie

  • 1. De minister monitort jaarlijks de effecten van deze regeling op landelijk niveau. Uiterlijk in 2023 wordt deze regeling geëvalueerd.

  • 2. Ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde monitor en evaluatie overlegt het bestuur van de school desgevraagd een samenhangend overzicht van de gepleegde inspanningen ten behoeve van de in artikel 2 bedoelde doelen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2021 en vervalt met ingang van 1 augustus 2026.

Artikel 7. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijzondere bekostiging professionalisering en begeleiding starters en schoolleiders.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

Doelen

Eind 2020 is het in 2014 afgesloten bestuursakkoord PO afgelopen. Op grond daarvan werden via de Regeling prestatiebox primair onderwijs 2015–2020 aan de scholen middelen beschikbaar gesteld voor doelen ten aanzien van de kwaliteitsverbetering in het onderwijs. Met ingang van schooljaar 2021–2022 worden een deel van de middelen uit het bestuursakkoord door middel van onderhavige regeling verstrekt voor professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders. Scholen ontvangen op grond van deze regeling per leerling een bedrag.

Professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders moeten worden ingebed in het bredere (strategisch) personeelsbeleid van de school. Hiermee wordt bedoeld dat het personeelsbeleid bijdraagt aan de professionele ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid van de medewerkers en aansluit op ontwikkelingen buiten de school en de wensen en behoeften binnen de organisatie. Ook kan in de besteding van middelen aansluiting worden gezocht bij bewegingen en ontwikkelingen die nu reeds plaatsvinden. Denk hierbij aan de afspraken in de cao po1 over professionalisering en de wijze waarop binnen de partnerschappen van samen opleiden & professionaliseren (SO&P2) gewerkt wordt aan de begeleiding van leraren in de eerste jaren van het beroep. Denk hierbij ook aan de aanbevelingen van Merel van Vroonhoven3 waarin het belang wordt benoemd van de betrokkenheid van de beroepsgroep.

Het is daarbij niet zo dat de middelen per se binnen de schoolomgeving moeten worden uitgegeven. Het kan zijn dat wordt besloten middelen op bestuursniveau in te zetten omdat zo meer bereikt kan worden op het gebied van professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders. Daarbij geldt dat behoeftes en problemen voor elke school anders zijn en de mogelijkheid er moet zijn om de middelen op bestuursniveau te kunnen inzetten.

Besteding en verantwoording

Het bevoegd gezag gaat het gesprek aan met de schoolleiding en het schoolteam over de inzet van de middelen. Op basis van de uitkomst wordt een bestedingsplan opgesteld voor de inzet van de middelen. Het bestedingsplan wordt ter instemming voorgelegd aan de personeelsgeleding, conform de Wet medezeggenschap op scholen. Het bevoegd gezag verantwoordt zich in het jaarverslag over zowel de besteding van de middelen als over de wijze waarop de besluitvorming door de (personeelsgeleding van de) medezeggenschapsraad heeft plaatsgevonden.

Gevolgen voor administratieve lasten

Het bevoegd gezag dient gebruik te maken van XBRL in het verantwoorden van het instemmingsproces voor de inzet van middelen voor professionalisering en begeleiding starters.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

DUO ziet geen bezwaren ten aanzien van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt. De meeste begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.

Artikel 2

Met deze regeling worden middelen aan scholen verstrekt voor professionalisering en de begeleiding van startende leraren en schoolleiders.

Artikel 3

Het bedrag dat een school per schooljaar ontvangt, wordt berekend aan de hand van het aantal leerlingen van een school. Het bedrag per leerling voor het schooljaar 2021–2022 is opgenomen in artikel 40 van de Eerste Regeling bekostiging personeel PO 2021–2022 en vaststelling bedragen voor ondersteuning van leerlingen in het PO en VO 2021–2022

Artikel 4

De verstrekking van de middelen draagt bij aan professionalisering van personeel en de begeleiding van startende leraren en schoolleiders. Het bestuur besluit gemeenschappelijk met de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad over de inzet van de middelen.

De personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht op de besteding van de middelen voor professionalisering van personeel en de begeleiding van starters en schoolleiders, zoals is geregeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen c en h, van de Wet medezeggenschap op scholen.

Indien de besteding van middelen voor professionalisering en begeleiding starters op bestuursniveau wordt ingezet dient hier instemming van alle personeelsgeledingen van de medezeggenschapsraden voor te zijn.

De besteding van de bijzondere bekostiging op grond van deze regeling wordt verantwoord in de jaarrekening en het bestuursverslag, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de middelen.

Het bevoegd gezag verantwoordt zich via XBRL over de instemming van de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad.

Artikel 5

Er is jaarlijks onderzoek naar de effecten van de inzet van het geld op het gebied van professionalisering en begeleiding van startende leraren en schoolleiders, zodat good practices kunnen worden gedeeld. Na twee jaar wordt het dashboard voortgang bestuursakkoord4 herhaald voor de in artikel 2 bedoelde doelen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven