Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 27 november 2020, kenmerk 1786528-213384-PG, houdende een specifieke uitkering voor lokale preventieakkoorden en preventieaanpakken (Specifieke uitkering lokale preventieakkoorden en preventieaanpakken)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

kerngroep ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden VNG:

het samenwerkingsverband waarin de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Stichting Jongeren Op Gezond Gewicht, Stichting Pharos, de GGD GHOR Nederland, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, de Vereniging Sport en Gemeenten, het netwerk Alles is Gezondheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn vertegenwoordigd;

lokale preventieaanpak:

schriftelijke afspraken tussen ten minste één gemeente en ten minste drie partijen gericht op minimaal twee van de volgende thema’s: het terugdringen van roken, problematisch alcoholgebruik of overgewicht;

lokaal preventieakkoord:

akkoord, gesloten na 23 november 2018, tussen ten minste één gemeente en ten minste drie partijen met bindende afspraken gericht op minimaal twee van de volgende thema’s: het terugdringen van roken, problematisch alcoholgebruik of overgewicht;

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Nationaal Preventieakkoord:

Nationaal Preventieakkoord van 23 november 2018, Kamerstuk 32 793, Nr. 339;

uitkering:

een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet;

VNG:

de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 2. Activiteiten die in aanmerking komen voor een uitkering

De minister kan aan een gemeente jaarlijks een uitkering verstrekken voor de uitvoering van een lokaal preventieakkoord of een lokale preventieaanpak.

Artikel 3. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

  • 1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

  • 2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

De maximale hoogte van de uitkering per gemeente is de hoogte zoals vastgesteld in de bijlage.

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

  • 1. Een uitkering wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. Voor de aanvraag tot verlening van een uitkering wordt een vastgesteld aanvraagformulier gebruikt.

  • 3. De aanvraag tot verlening van een uitkering voor het jaar 2021 kan worden ingediend van 18 januari 2021 tot en met 7 juni 2021.

  • 4. De aanvraag tot verlening van een uitkering voor de jaren 2022 en 2023 kan worden ingediend tot en met 8 november voorafgaand aan het jaar waarvoor de uitkering wordt aangevraagd.

  • 5. De aanvraag gaat vergezeld van een positief advies van de kerngroep ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden VNG over het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak.

  • 6. Een positief advies van de kerngroep ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden VNG kan achterwege blijven, indien er reeds een uitkering op grond van deze regeling is verleend in de voorgaande jaren en er geen wijzigingen hebben plaatsgevonden in het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak.

Artikel 6. Verlening en bevoorschotting

  • 1. De minister neemt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit omtrent de verlening van de uitkering.

  • 2. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval voor welke activiteiten de uitkering verleend wordt, het bedrag van de uitkering, de wijze van verantwoording, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop het verrichten van de activiteiten kan worden aangetoond.

  • 3. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 7. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

  • 1. De ontvanger van de specifieke uitkering meldt onverwijld schriftelijk aan de minister indien:

    • a. aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of

    • b. aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de subsidieverplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 8. Verantwoording

De ontvanger van een specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 9. Vaststelling van de uitkering

  • 1. De minister besluit uiterlijk 6 maanden na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 8, over de vaststelling van de uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld op het bedrag dat is bepaald in de verlening.

  • 3. Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, stelt de minister de specifieke uitkering op een lager bedrag vast, aan de hand van de gegevens die tot het moment van de vaststelling beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Specifieke uitkering lokale preventieakkoorden en preventieaanpakken.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

BIJLAGE I. Lijst van maximale uitkeringsbedragen per gemeente voor het jaar 2021 t/m 2023

Onderstaand is een lijst opgenomen waarin gemeenten staan en het maximale bedrag dat zij per kalenderjaar voor de uitkering kunnen ontvangen, inclusief btw.

Deze lijst is gebaseerd op de CBS-registratie van de inwonersaantallen per gemeente per 1 januari 2019. Aan de hand daarvan zijn de gemeenten ingedeeld en zijn middelen toegekend op basis van onderstaande staffel.

Gemeente

Maximale uitkering voor het jaar 2021, 2022 en 2023

(per jaar)

Aa en Hunze

€ 20.000

Aalsmeer

€ 20.000

Aalten

€ 20.000

Achtkarspelen

€ 20.000

Alblasserdam

€ 20.000

Albrandswaard

€ 20.000

Alkmaar

€ 60.000

Almelo

€ 40.000

Almere

€ 120.000

Alphen aan den Rijn

€ 60.000

Alphen-Chaam

€ 10.000

Altena

€ 30.000

Ameland

€ 10.000

Amersfoort

€ 80.000

Amstelveen

€ 50.000

Amsterdam

€ 200.000

Apeldoorn

€ 80.000

Arnhem

€ 80.000

Assen

€ 40.000

Asten

€ 10.000

Baarle-Nassau

€ 10.000

Baarn

€ 20.000

Barendrecht

€ 30.000

Barneveld

€ 30.000

Beek

€ 10.000

Beekdaelen

€ 20.000

Beemster

€ 10.000

Beesel

€ 10.000

Berg en Dal

€ 20.000

Bergeijk

€ 10.000

Bergen (L)

€ 10.000

Bergen (NH)

€ 20.000

Bergen op Zoom

€ 40.000

Berkelland

€ 30.000

Bernheze

€ 20.000

Best

€ 20.000

Beuningen

€ 20.000

Beverwijk

€ 30.000

Bladel

€ 20.000

Blaricum

€ 10.000

Bloemendaal

€ 20.000

Bodegraven-Reeuwijk

€ 20.000

Boekel

€ 10.000

Borger-Odoorn

€ 20.000

Borne

€ 20.000

Borsele

€ 20.000

Boxmeer

€ 20.000

Boxtel

€ 20.000

Breda

€ 80.000

Brielle

€ 10.000

Bronckhorst

€ 20.000

Brummen

€ 20.000

Brunssum

€ 20.000

Bunnik

€ 10.000

Bunschoten

€ 20.000

Buren

€ 20.000

Capelle aan den IJssel

€ 40.000

Castricum

€ 20.000

Coevorden

€ 20.000

Cranendonck

€ 20.000

Cuijk

€ 20.000

Culemborg

€ 20.000

Dalfsen

€ 20.000

Dantumadiel

€ 10.000

De Bilt

€ 30.000

De Fryske Marren

€ 30.000

De Ronde Venen

€ 30.000

De Wolden

€ 20.000

Delft

€ 60.000

Den Helder

€ 30.000

Deurne

€ 20.000

Deventer

€ 50.000

Diemen

€ 20.000

Dinkelland

€ 20.000

Doesburg

€ 10.000

Doetinchem

€ 30.000

Dongen

€ 20.000

Dordrecht

€ 60.000

Drechterland

€ 10.000

Drimmelen

€ 20.000

Dronten

€ 30.000

Druten

€ 10.000

Duiven

€ 20.000

Echt-Susteren

€ 20.000

Edam-Volendam

€ 20.000

Ede

€ 60.000

Eemnes

€ 10.000

Eemsdelta

€ 30.000

Eersel

€ 10.000

Eijsden-Margraten

€ 20.000

Eindhoven

€ 200.000

Elburg

€ 20.000

Emmen

€ 60.000

Enkhuizen

€ 10.000

Enschede

€ 80.000

Epe

€ 20.000

Ermelo

€ 20.000

Etten-Leur

€ 30.000

Geertruidenberg

€ 20.000

Geldrop-Mierlo

€ 20.000

Gemert-Bakel

€ 20.000

Gennep

€ 10.000

Gilze en Rijen

€ 20.000

Goeree-Overflakkee

€ 30.000

Goes

€ 20.000

Goirle

€ 20.000

Gooise Meren

€ 30.000

Gorinchem

€ 20.000

Gouda

€ 40.000

Grave

€ 10.000

Groningen

€ 200.000

Gulpen-Wittem

€ 10.000

Haaksbergen

€ 20.000

Haarlem

€ 80.000

Haarlemmermeer

€ 80.000

Halderberge

€ 20.000

Hardenberg

€ 40.000

Harderwijk

€ 30.000

Hardinxveld-Giessendam

€ 10.000

Harlingen

€ 10.000

Hattem

€ 10.000

Heemskerk

€ 20.000

Heemstede

€ 20.000

Heerde

€ 10.000

Heerenveen

€ 30.000

Heerhugowaard

€ 30.000

Heerlen

€ 50.000

Heeze-Leende

€ 10.000

Heiloo

€ 20.000

Hellendoorn

€ 20.000

Hellevoetsluis

€ 20.000

Helmond

€ 50.000

Hendrik-Ido-Ambacht

€ 20.000

Hengelo (O)

€ 50.000

Het Hogeland

€ 30.000

Heumen

€ 10.000

Heusden

€ 30.000

Hillegom

€ 20.000

Hilvarenbeek

€ 10.000

Hilversum

€ 50.000

Hoeksche Waard

€ 50.000

Hof van Twente

€ 20.000

Hollands Kroon

€ 30.000

Hoogeveen

€ 30.000

Hoorn

€ 40.000

Horst aan de Maas

€ 30.000

Houten

€ 30.000

Huizen

€ 30.000

Hulst

€ 20.000

IJsselstein

€ 20.000

Kaag en Braassem

€ 20.000

Kampen

€ 30.000

Kapelle

€ 10.000

Katwijk

€ 40.000

Kerkrade

€ 30.000

Koggenland

€ 20.000

Krimpen aan den IJssel

€ 20.000

Krimpenerwaard

€ 30.000

Laarbeek

€ 20.000

Landerd

€ 10.000

Landgraaf

€ 20.000

Landsmeer

€ 10.000

Langedijk

€ 20.000

Lansingerland

€ 40.000

Laren

€ 10.000

Leeuwarden

€ 60.000

Leiden

€ 60.000

Leiderdorp

€ 20.000

Leidschendam-Voorburg

€ 40.000

Lelystad

€ 40.000

Leudal

€ 20.000

Leusden

€ 20.000

Lingewaard

€ 30.000

Lisse

€ 20.000

Lochem

€ 20.000

Loon op Zand

€ 20.000

Lopik

€ 10.000

Losser

€ 20.000

Maasdriel

€ 20.000

Maasgouw

€ 20.000

Maassluis

€ 20.000

Maastricht

€ 60.000

Medemblik

€ 30.000

Meerssen

€ 10.000

Meierijstad

€ 50.000

Meppel

€ 20.000

Middelburg

€ 30.000

Midden-Delfland

€ 10.000

Midden-Drenthe

€ 20.000

Midden-Groningen

€ 40.000

Mill en Sint Hubert

€ 10.000

Moerdijk

€ 20.000

Molenlanden

€ 30.000

Montferland

€ 20.000

Montfoort

€ 10.000

Mook en Middelaar

€ 10.000

Neder-Betuwe

€ 20.000

Nederweert

€ 10.000

Nieuwegein

€ 40.000

Nieuwkoop

€ 20.000

Nijkerk

€ 30.000

Nijmegen

€ 80.000

Nissewaard

€ 50.000

Noord-Beveland

€ 10.000

Noordenveld

€ 20.000

Noordoostpolder

€ 30.000

Noordwijk

€ 30.000

Nordeast-Fryslân

€ 30.000

Nuenen, Gerwen en Nede

€ 20.000

Nunspeet

€ 20.000

Oegstgeest

€ 20.000

Oirschot

€ 10.000

Oisterwijk

€ 20.000

Oldambt

€ 20.000

Oldebroek

€ 20.000

Oldenzaal

€ 20.000

Olst-Wijhe

€ 10.000

Ommen

€ 10.000

Oost Gelre

€ 20.000

Oosterhout

€ 30.000

Ooststellingwerf

€ 20.000

Oostzaan

€ 10.000

Opmeer

€ 10.000

Opsterland

€ 20.000

Oss

€ 50.000

Oude IJsselstreek

€ 20.000

Ouder-Amstel

€ 10.000

Oudewater

€ 10.000

Overbetuwe

€ 30.000

Papendrecht

€ 20.000

Peel en Maas

€ 30.000

Pekela

€ 10.000

Pijnacker-Nootdorp

€ 30.000

Purmerend

€ 40.000

Putten

€ 20.000

Raalte

€ 20.000

Reimerswaal

€ 20.000

Renkum

€ 20.000

Renswoude

€ 10.000

Reusel-De Mierden

€ 10.000

Rheden

€ 30.000

Rhenen

€ 10.000

Ridderkerk

€ 30.000

Rijssen-Holten

€ 20.000

Rijswijk

€ 30.000

Roerdalen

€ 20.000

Roermond

€ 30.000

Roosendaal

€ 40.000

Rotterdam

€ 200.000

Rozendaal

€ 10.000

Rucphen

€ 20.000

Schagen

€ 30.000

Scherpenzeel

€ 10.000

Schiedam

€ 40.000

Schiermonnikoog

€ 10.000

Schouwen-Duiveland

€ 20.000

's-Gravenhage

€ 200.000

's-Hertogenbosch

€ 80.000

Simpelveld

€ 10.000

Sint Anthonis

€ 10.000

Sint-Michielsgestel

€ 20.000

Sittard-Geleen

€ 50.000

Sliedrecht

€ 20.000

Sluis

€ 20.000

Smallingerland

€ 30.000

Soest

€ 30.000

Someren

€ 10.000

Son en Breugel

€ 10.000

Stadskanaal

€ 20.000

Staphorst

€ 10.000

Stede Broec

€ 20.000

Steenbergen

€ 20.000

Steenwijkerland

€ 30.000

Stein

€ 20.000

Stichtse Vecht

€ 40.000

Súdwest Fryslân

€ 50.000

Terneuzen

€ 30.000

Terschelling

€ 10.000

Texel

€ 10.000

Teylingen

€ 20.000

Tholen

€ 20.000

Tiel

€ 30.000

Tilburg

€ 120.000

Tubbergen

€ 20.000

Twenterand

€ 20.000

Tynaarlo

€ 20.000

Tytsjerksteradiel

€ 20.000

Uden

€ 30.000

Uitgeest

€ 10.000

Uithoorn

€ 20.000

Urk

€ 20.000

Utrecht

€ 200.000

Utrechtse Heuvelrug

€ 30.000

Vaals

€ 10.000

Valkenburg aan de Geul

€ 10.000

Valkenswaard

€ 20.000

Veendam

€ 20.000

Veenendaal

€ 40.000

Veere

€ 20.000

Veldhoven

€ 30.000

Velsen

€ 40.000

Venlo

€ 60.000

Venray

€ 30.000

Vijfheerenlanden

€ 30.000

Vlaardingen

€ 40.000

Vlieland

€ 10.000

Vlissingen

€ 30.000

Voerendaal

€ 10.000

Voorschoten

€ 20.000

Voorst

€ 20.000

Vught

€ 20.000

Waadhoeke

€ 30.000

Waalre

€ 10.000

Waalwijk

€ 30.000

Waddinxveen

€ 20.000

Wageningen

€ 20.000

Wassenaar

€ 20.000

Waterland

€ 10.000

Weert

€ 30.000

Weesp

€ 10.000

West Betuwe

€ 30.000

West Maas en Waal

€ 10.000

Westerkwartier

€ 40.000

Westerveld

€ 10.000

Westervoort

€ 10.000

Westerwolde

€ 20.000

Westland

€ 60.000

Weststellingwerf

€ 20.000

Westvoorne

€ 10.000

Wierden

€ 20.000

Wijchen

€ 30.000

Wijdemeren

€ 20.000

Wijk bij Duurstede

€ 20.000

Winterswijk

€ 20.000

Woensdrecht

€ 20.000

Woerden

€ 30.000

Wormerland

€ 10.000

Woudenberg

€ 10.000

Zaanstad

€ 80.000

Zaltbommel

€ 20.000

Zandvoort

€ 10.000

Zeewolde

€ 20.000

Zeist

€ 40.000

Zevenaar

€ 30.000

Zoetermeer

€ 60.000

Zoeterwoude

€ 10.000

Zuidplas

€ 30.000

Zundert

€ 20.000

Zutphen

€ 30.000

Zwartewaterland

€ 20.000

Zwijndrecht

€ 30.000

Zwolle

€ 60.000

TOELICHTING

Algemeen

Met het Nationaal Preventieakkoord, dat is ondertekend op 23 november 2018 (Kamerstuk 32 793, Nr. 339), gaan partijen samen aan de slag om Nederland gezonder te maken en gezondheidsachterstanden te verminderen. Het akkoord bestaat uit een uitgebreid pakket aan afspraken en maatregelen voor het terugdringen van roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht. Het akkoord is gesloten met ruim 70 partijen zoals patiëntenorganisaties, zorgaanbieders, zorgverzekeraars, sportbonden, bedrijven, fondsen, onderwijs, maatschappelijke organisaties, gemeenten en de Rijksoverheid.

Het Nationaal Preventieakkoord stimuleert gemeenten om de landelijke ambities te vertalen in een lokale aanpak, bijvoorbeeld door het sluiten van een lokaal of regionaal preventieakkoord. De onderhavige regeling betreft een aanvulling op het reeds bestaande ondersteuningsprogramma van de VNG: het ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden. Gemeenten konden zich al bij dit ondersteuningsprogramma aanmelden voor ondersteuning bij de totstandkoming van het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak (zie website: www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden).

In een lokaal preventieakkoord of lokale preventieaanpak worden ambities en afspraken geformuleerd om roken, problematisch alcoholgebruik en overgewicht tegen te gaan. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) wil deze ambities graag ondersteunen met de onderhavige regeling. Met een specifieke uitkering kunnen gemeenten budget aanvragen voor de uitvoering van de ambities en afspraken uit dit lokale preventieakkoord of deze lokale preventieaanpak. Dit budget helpt de gemeenten om samen met de lokale partners in te zetten op preventie en de lokale ambities te realiseren in relatie tot het Nationaal Preventieakkoord.

Naast het Nationaal Preventieakkoord bestaat ook het Nationaal Sportakkoord (Stcrt. 2018, 57536). Voor de uitvoering van het Nationaal Sportakkoord op lokaal niveau kunnen gemeenten reeds een specifieke uitkering ontvangen op basis van de Regeling Sportakkoord 2020–2022. Wanneer een gemeente er voor kiest om het preventieakkoord en het sportakkoord op lokaal niveau met elkaar te combineren in één akkoord, bijvoorbeeld in een leefstijlakkoord, dan kunnen zij in beginsel zowel in aanmerking komen voor de onderhavige regeling als voor de Regeling Sportakkoord 2020–2022. Voor beide uitkeringen dient dan een afzonderlijke aanvraag te worden ingediend.

Gevolgen voor de regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft de regeling beoordeeld en geconstateerd dat de regeling uitsluitend regeldrukgevolgen heeft voor gemeentes en niet voor burgers en bedrijven. Deze gevolgen vallen niet onder de definitie van regeldruk en behoeven derhalve niet besproken te worden.

Staatssteun

De steun wordt in dit geval niet verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht waardoor niet kan worden gesproken van staatssteun. De gemeenten kunnen een specifieke uitkering krijgen voor de uitvoering van hun publieke taken en zijn daarvoor geen ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Logischerwijs dienen de gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf ook rekening te houden met de staatssteunregels.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In het eerste artikel worden de definities gegeven van ‘lokaal preventieakkoord’ en ‘lokale preventieaanpak’. In zowel het lokale preventieakkoord als in de lokale preventieaanpak worden tussen ten minste één gemeente en ten minste drie partijen afspraken gemaakt gericht op ten minste twee van de volgende thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord: het terugdringen van roken, problematisch alcoholgebruik of overgewicht. Het lokaal preventieakkoord is altijd gesloten na 23 november 2018 (datum ondertekening Nationaal Preventieakkoord) en bevat altijd bindende afspraken tussen de partijen. Een preventieaanpak kan ook dateren van voor 23 november 2018, mits deze preventieaanpak samenhang vertoont met de inhoudelijke ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Ook hierin worden afspraken gemaakt tussen de gemeente en partijen om de doelstellingen op bovengenoemde thema’s te realiseren.

De kerngroep van het ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden VNG (kerngroep) is een samenwerkingsverband waarbinnen de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Stichting Jongeren Op Gezond Gewicht, Stichting Pharos, de GGD GHOR Nederland, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, de Vereniging Sport en Gemeenten, het netwerk Alles is Gezondheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn vertegenwoordigd. De kerngroep komt tweewekelijks bij elkaar om de voortgang op de lokale preventieakkoorden en lokale preventieaanpakken te bespreken.

Artikel 2. Activiteiten die in aanmerking komen voor een uitkering

De minister kan aan een gemeente jaarlijks een uitkering verstrekken voor de kosten van de uitvoering van een lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak. Er wordt jaarlijks aan een gemeente dus ten hoogste één uitkering verstrekt voor het maximale bedrag genoemd in de bijlage bij de regeling. Dat geldt ook in het geval dat er binnen een jaar nog een aanvullend lokaal preventieakkoord of een aanvullende lokale preventieaanpak tot stand komt.

Met de uitvoering van een lokaal preventieakkoord of een lokale preventieaanpak gaat het om de uitvoering van de afspraken zoals geformuleerd in het lokale preventieakkoord of de lokale preventieaanpak, bijvoorbeeld het rookvrij maken van openbare ruimtes, het creëren van een gezonde voedsel- en/of leefomgeving of het inzetten van voorlichtingsprogramma’s over verantwoord alcoholgebruik.

Artikel 3. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

Op de op grond van onderhavige regeling verleende en vastgestelde uitkeringen is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

Verder zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

Gemeenten kunnen een aanvraag indienen voor een uitkering op grond van deze regeling. Artikel 5 van de onderhavige regeling zet de voorwaarden voor deze aanvraag nader uiteen.

Voor de aanvraag wordt een aanvraagformulier gebruikt. Dit formulier is te vinden op de website van DUS-I (www.dus-i.nl). De aanvraag gaat vergezeld van een positief advies namens de kerngroep over het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak. Op de website van de VNG (www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden) is meer informatie te vinden over de wijze van aanvragen van het positief advies bij de kerngroep. Het aanvragen van het advies van de kerngroep dient tijdig te gebeuren vóór het aanvragen van het uitvoeringsbudget bij DUS-I. Beoordeling door de kerngroep neemt maximaal 4 tot 5 weken in beslag. Van belang dat de aanvrager daar in de tijdsplanning rekening mee houdt.

De kerngroep beoordeelt of het lokale preventieakkoord of de lokale preventieaanpak voldoet aan de richtlijnen voor een lokaal preventieakkoord gelegd (zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Publieke Gezondheid op 30 januari 2020). Deze richtlijnen bevatten zowel harde als zachte criteria. Het toegezonden preventieakkoord of preventieplan dient in ieder geval aan de harde criteria te voldoen om een positief advies te ontvangen van de kerngroep. De criteria zijn te vinden op de website van de VNG (www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden).

Harde criteria zijn:

  • Het lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak gaat over ten minste twee thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord: roken, alcohol en/of overgewicht. Hier mogen andere thema’s aan toegevoegd zijn (zoals een gezonde leefomgeving, armoede en mentale gezondheid)

  • Het lokaal preventieakkoord is getekend door ten minste één gemeente en ten minste drie partijen die een gezamenlijke ambitie hebben om in te zetten op een gezonde samenleving/de lokale preventieaanpak omvat schriftelijke afspraken tussen ten minste één gemeente en ten minste drie partijen gericht op het stimuleren van een gezonde samenleving

  • Het lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak legt afspraken vast tussen publieke en private partijen (er is sprake van een publiek private samenwerking)

Voordat een negatief advies volgt, wordt eerst door de kerngroep contact opgenomen met de desbetreffende gemeente. De gemeente krijgt hierbij de mogelijkheid om het lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak toe lichten, het document waar gewenst aan te passen en om het lokaal preventieakkoord/de lokale preventieaanpak eventueel aan te vullen met extra informatie zodat zij alsnog een positief advies kunnen ontvangen. De kerngroep kan de gemeente verwijzen naar het ondersteuningsprogramma Lokale Preventieakkoorden van de VNG, dat advies kan geven en ondersteuning biedt om met de gemeente of regio mee te denken over mogelijke vervolgstappen.

De beoordeling door de kerngroep vindt dus plaats vooraf aan het moment van aanvraag van de uitkering. Indien een gemeente een positief advies ontvangt van de kerngroep voegt zij dat bij de aanvraag voor een specifieke uitkering op grond van deze regeling. Het lokale preventieakkoord of de lokale preventieaanpak hoeft dus niet meer bij de aanvraag bij DUS-I gevoegd te worden.

Indien de uitkering, waarvoor bij de aanvraag een positief advies van de kerngroep is gevoegd, eenmaal door de minister is verleend aan een gemeente, hoeft voor het jaar daarop niet weer een positief advies van de kerngroep bij de aanvraag gevoegd te worden. Het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak geldt meestal voor meerdere jaren. Indien de inhoud van het lokaal preventieakkoord of de lokale preventieaanpak zodanig wordt gewijzigd dat deze niet meer gelijk is aan het document waarop het positief advies is gebaseerd, dient opnieuw een advies aangevraagd te worden bij de kerngroep. Dit positieve advies dient bij een volgende aanvraag gevoegd te worden.

Wanneer gemeenten gezamenlijk een regionaal preventieakkoord hebben, dan kunnen zij dit akkoord gezamenlijk inzenden voor het aanvragen van een advies van de kerngroep. Voor een specifieke uitkering dienen de gemeenten vervolgens elk apart een aanvraag in te dienen. Zij kunnen individueel het gezamenlijk ontvangen positief advies van de kerngroep voegen bij de aanvraag. Het bedrag wordt namelijk per gemeente op basis van het inwoneraantal bepaald, toegekend en verantwoord door middel van de jaarrekening.

De aanvraag tot verlening van een uitkering voor het jaar 2020 kan worden ingediend voor 8 juni 2021. Met de kerngroep is afgesproken dat aanvragen voor een advies bij de kerngroep gegarandeerd tijdig kunnen worden afgehandeld indien zij uiterlijk 30 april 2021 zijn ingediend (dan komt het advies nog voldoende op tijd om een aanvraag voor een uitkering op grond van de onderhavige regeling te kunnen indienen).

Voor de jaren 2021 en 2022 geldt dat de aanvraag moet worden ingediend voor 8 november van het jaar voorafgaand aan het betreffende jaar. Voor die jaren heeft de kerngroep aangegeven dat zij aanvragen voor een advies tijdig kunnen afhandelen indien deze uiterlijk op 30 september van het betreffende jaar zijn ingediend.

Het is dus zaak om tijdig een advies aan te vragen bij de kerngroep, zodat een aanvraag voor een uitkering op grond van deze regeling kan worden ingediend voor de uiterlijke indieningsdatum van het betreffende jaar.

Artikel 6. Verlening en bevoorschotting

Binnen 13 weken na ontvangst van de complete aanvraag neemt de minister een besluit omtrent de verlening. Wanneer een aanvraag incompleet is, zal de gemeente de kans krijgende ontbrekende informatie aan te vullen.

Artikel 8 en 9. Verantwoording en vaststelling

De ontvanger van een specifieke uitkering verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering en wordt herhaald tot in het jaar na afloop van het jaar waarin de activiteiten zijn afgerond. De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).

Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de verantwoording, bedoeld in artikel 8, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht, besluit de minister uiterlijk 6 maanden na ontvangst van deze informatie over de vaststelling van de specifieke uitkering. De hoogte van de uitkering wordt, mits is voldaan aan de verplichtingen van artikel 7, vastgesteld tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Indien de verantwoordingsinformatie te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt stelt de minister de uitkering op een lager bedrag vast. Als een specifieke uitkering lager wordt vastgesteld, zullen onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd, overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

De regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een subsidie die krachtens deze regeling is verstrekt. De onderhavige regeling wordt in 2022 geëvalueerd. Bij de evaluatie zal overwogen worden of een verlenging van de regeling wenselijk is.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven