Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 19 november 2020, kenmerk 1784387-214492-WJZ houdende tijdelijke bepalingen voor Bonaire in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire)

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58e, eerste en vijfde lid, 58f, vijfde lid, 58g, eerste lid, 58h, eerste lid, 58i, 58 j, eerste lid, aanhef en onder a, b en c, 58l, vijfde lid, 58q, eerste lid, en 58r van de Wet publieke gezondheid;

Besluit:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

ander bedrijfsmatig personenvervoer:

personenvervoer per bus, niet zijnde openbaar vervoer, en personenvervoer per auto tegen betaling, niet zijnde openbaar vervoer, alsmede bedrijfsmatig vervoer van personen op andere wijze dan met een bus of taxi;

beheerder:

degene die bevoegd is tot het aan een plaats treffen van voorzieningen of tot het toelaten van personen tot die plaats;

bioscoop:

inrichting waar bedrijfsmatig films worden vertoond;

casino:

inrichting waar bedrijfsmatig hazardspelen worden aangeboden;

contactberoep:

beroep waarbij het niet mogelijk is ten minste de veilige afstand te houden tot een klant of patiënt;

discotheek:

een eet- en drinkgelegenheid waar het publiek gelegenheid wordt geboden tot dansen;

doorstroomlocatie:

publieke plaats waar sprake is van doorstroom van publiek;

eet- en drinkgelegenheid:

inrichting waar bedrijfsmatig of anders dan om niet etenswaren of dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, inclusief een daarbij behorend terras, met uitzondering van een besloten plaats;

essentiële winkel:

supermarkt, andere levensmiddelenwinkel, tankstation, apotheek en bouwmarkt;

gezondheidscheck:

het verkrijgen van bevestiging van de betrokkene dat hij geen ziekteverschijnselen van covid-19 heeft;

huishouden:

personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn;

mondkapje:

voorwerp dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om te worden gedragen en in ieder geval de mond en de neusgaten volledig te bedekken teneinde de verspreiding van virussen en andere ziektekiemen tegen te gaan;

onderwijsactiviteit:

door of namens een onderwijsinstelling georganiseerde activiteit op de locatie van een onderwijsinstelling of daarbuiten, die onderdeel uitmaakt dan wel rechtstreeks verband houdt met het onderwijs dat door de onderwijsinstelling wordt verzorgd;

openbaar vervoer:

voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto of bus;

placeren:

het toewijzen van een zitplaats;

publiek:

personen die ergens aanwezig zijn, met uitzondering van de daar al dan niet tegen betaling werkzame personen;

publieke binnenruimte:

publieke plaats, met uitzondering van een erf behorend bij een voor het publiek openstaand gebouw;

seksinrichting:

inrichting die voor publiek toegankelijk is en waar bedrijfsmatig of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht of waar erotisch pornografische handelingen vertoond worden;

sport- en fitnessgelegenheid:

een inrichting waar het publiek gelegenheid wordt geboden tot de beoefening van sport;

welnesscentrum:

sauna, Turks stoombad, hamam, beauty farm, thermaal bad en badhuis;

veiligeafstandsnorm:

de norm, bedoeld in artikel 58f, eerste lid, van de wet;

wet:

Wet publieke gezondheid;

zorgvrijwilliger:

natuurlijke persoon, niet zijnde een mantelzorger, die zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning verleent zonder daarvoor een marktconforme beloning als tegenprestatie te ontvangen.

Artikel 1.2 Werkingssfeer

Deze regeling is van toepassing in Bonaire.

§ 2 Aanvullende uitzonderingen veiligeafstandsnorm

Artikel 2.1 Veilige afstand 18-’ers

De veiligeafstandsnorm geldt niet tussen personen tot en met zeventien jaar en andere personen.

Artikel 2.2 Beroepsmatige werkzaamheden

De veiligeafstandsnorm geldt niet voor personen bij de uitoefening van hun beroep, voor zover werkzaamheden in het kader van de uitoefening van dat beroep noodzakelijk zijn en niet op gepaste wijze kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van de veilige afstand, en degenen jegens wie zij hun werkzaamheden uitoefenen.

Artikel 2.3 Veilige afstand vervoer

  • 1. De veiligeafstandsnorm geldt niet voor personen in het openbaar vervoer, ander bedrijfsmatig personenvervoer en vervoer voor privédoeleinden, mits het vervoer:

    • a. primair de verplaatsing van de ene naar de andere locatie behelst; en

    • b. geen recreatieve activiteit is.

  • 2. Het eerste lid is alleen van toepassing indien die personen een mondkapje dragen.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op:

    • a. personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen;

    • b. begeleiders van personen met een verstandelijke beperking, voor zover deze personen van het door begeleiders dragen van een mondkapje ernstig ontregeld raken;

    • c. personen die spreken met iemand die vanwege een auditieve beperking moet kunnen spraakafzien;

    • d. personen aan wie krachtens een wettelijke bepaling gevraagd wordt hun mondkapje af te zetten om zich te identificeren met een document als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES;

    • e. leerlingen tijdens vervoer van en naar een instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES;

    • f. personen tot en met zeventien jaar die deelnemen aan vervoer van en naar de locatie waar jongeren jeugdhulp ontvangen of zorglocaties voor jeugd.

  • 4. Het eerste lid, onder a en b, is niet van toepassing op luchtvaartuigen.

  • 5. De artikelen 4.1 tot en met 4.3 gelden niet in het openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer.

Artikel 2.4 Zorgvrijwilligers

De veiligeafstandsnorm geldt niet tussen zorgvrijwilligers, voor zover zij hun werkzaamheden niet op gepaste wijze kunnen uitoefenen met inachtneming van de veilige afstand, en degenen jegens wie zij hun werkzaamheden uitoefenen, mits de zorgvrijwilliger een mondkapje dragen.

Artikel 2.5 Veilige afstand sport en culturele uitingen

De veiligeafstandsnorm geldt niet voor personen die sport of podiumkunsten beoefenen of acteren, voor zover deze activiteiten niet op gepaste wijze kunnen worden uitgeoefend met inachtneming van de veilige afstand, met uitzondering van dans in een discotheek.

§ 3 Groepsvorming

Artikel 3.1 Groepsvorming vijfentwintig personen

Het is verboden zich op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen in publieke, openbare of besloten plaatsen, in groepsverband op te houden met meer dan vijfentwintig personen.

Artikel 3.2 Groepsvorming tien personen

Het is verboden zich op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen in publieke, openbare of besloten plaatsen, in groepsverband op te houden met meer dan tien personen.

Artikel 3.3 Groepsvorming vier personen

Het is verboden zich op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen in publieke, openbare of besloten plaatsen, in groepsverband op te houden met meer personen dan behorend tot twee huishoudens.

Artikel 3.4 Groepsvorming winkels

Het is verboden zich op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen in groepsverband op te houden in een winkel met meer dan twee personen.

§ 4 Publieke plaatsen

Artikel 4.1 Openstelling publieke plaats tot maximaal vijftig personen

Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een publieke plaats slechts voor publiek opengesteld indien ten hoogste vijftig personen gelijktijdig als publiek aanwezig zijn, met uitzondering van doorstroomlocaties.

Artikel 4.2 Openstelling publieke plaats tot maximaal vijfentwintig personen

Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een publieke plaats slechts voor publiek opengesteld indien ten hoogste vijfentwintig personen gelijktijdig als publiek aanwezig zijn, met uitzondering van doorstroomlocaties.

Artikel 4.3 Sluiting publieke plaats

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een publieke plaats voor publiek open te stellen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op essentiële winkels.

Artikel 4.4 Openstelling eet- en drinkgelegenheid

  • 1. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een eet- en drinkgelegenheid slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat:

    • a. in de eet- en drinkgelegenheid niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd aanwezig zijn; en

    • b. het publiek geplaceerd is en degene die geplaceerd is uitsluitend van de aangewezen plaats gebruikmaakt.

  • 2. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen is het verboden een eet- en drinkgelegenheid tussen 22.00 uur en 06.00 uur voor publiek open te stellen of op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen is het verboden een eet- en drinkgelegenheid tussen 00.00 uur en 06.00 uur voor publiek open te stellen.

Artikel 4.5 Openstelling eet- en drinkgelegenheid met maximumaantal personen per gezelschap

Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een eet- en drinkgelegenheid slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat:

  • a. in de eet- en drinkgelegenheid niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd aanwezig zijn en geen reserveringen worden aangenomen van meer dan vier personen, personen tot en met twaalf jaar niet meegeteld;

  • b. het publiek geplaceerd is en degene die geplaceerd is uitsluitend van de aangewezen plaats gebruikmaakt;

  • c. de eet- en drinkgelegenheid tussen 22.00 uur en 06.00 uur gesloten is voor publiek.

Artikel 4.6 Sluiting eet- en drinkgelegenheden

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een eet- en drinkgelegenheid voor publiek open te stellen.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a. de openstelling van een eet- en drinkgelegenheid in een hotel voor gasten die in het hotel overnachten;

    • b. eet- en drinkgelegenheden waar uitsluitend sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking van etenswaren of dranken voor gebruik anders dan ter plaatse, mits de inrichting tussen 01.00 uur en 06.00 uur gesloten is en de duur van het verblijf van publiek in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt.

Artikel 4.7 Sluiting discotheken

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een discotheek voor publiek open te stellen.

Artikel 4.8 Openstelling wellnesscentra

Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een wellnesscentrum slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd in het wellnesscentrum aanwezig zijn.

Artikel 4.9 Sluiting wellnesscentra

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een wellnesscentrum voor publiek open te stellen.

Artikel 4.10 Sluiting seksinrichtingen

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een seksinrichting voor publiek open te stellen.

Artikel 4.11 Openstelling casino’s

  • 1. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een casino slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd in het casino aanwezig zijn.

  • 2. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen is het verboden een casino tussen 22.00 uur en 06.00 uur voor publiek open te stellen of op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen is het verboden een casino tussen 00.00 uur en 06.00 uur voor publiek open te stellen.

Artikel 4.12 Sluiting casino’s

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een casino voor publiek open te stellen.

Artikel 4.13 Openstelling bioscopen

Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een bioscoop slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd in de bioscoop aanwezig zijn.

Artikel 4.14 Sluiting bioscopen

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een bioscoop voor publiek open te stellen.

Artikel 4.15 Openstelling sport- en fitnessgelegenheden

  • 1. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt de publieke binnenruimte van een sport- en fitnessgelegenheid slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd in de publieke binnenruimte van de sport- en fitnessgelegenheid aanwezig zijn.

  • 2. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt het gedeelte van een sport- en fitnessgelegenheid dat in de buitenlucht is gevestigd slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd in het gedeelte van de sport- en fitnessgelegenheid dat in de buitenlucht gevestigd is, aanwezig zijn.

Artikel 4.16 Sluiting sport- en fitnessgelegenheden binnen

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen de publieke binnenruimte van een sport- en fitnessgelegenheid voor publiek open te stellen.

Artikel 4.17 Algehele sluiting sport- en fitnessgelegenheden

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een sport- en fitnessgelegenheid voor publiek open te stellen.

  • 2. Het eerste lid geldt niet op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen voor zwemgelegenheden mits de gemeenschappelijke was- en douchevoorzieningen niet voor publiek zijn opengesteld.

Artikel 4.18 Sluiting winkels

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een winkel voor publiek open te stellen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op essentiële winkels.

Artikel 4.19 Gezondheidscheck en contactregistratie

  • 1. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een publieke plaats slechts voor publiek opengesteld indien de beheerder er zorg voor draagt dat bij aankomst van het publiek een gezondheidscheck wordt uitgevoerd.

  • 2. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen draagt de beheerder van een publieke plaats er zorg voor dat het publiek in de gelegenheid wordt gesteld de volgende gegevens beschikbaar te stellen ten behoeve van de uitvoering van eventuele bron- en contactopsporing door de afdeling Publieke Gezondheid:

    • 1°. volledige naam;

    • 2°. datum, aankomsttijd en aangewezen zitplaatsen; en

    • 3°. e-mailadres of telefoonnummer.

  • 3. Indien het tweede lid van toepassing is, vraagt de beheerder van de publieke plaats toestemming voor de verwerking en overdracht van de in het tweede lid bedoelde gegevens ten behoeve van de uitvoering van bron- en contactopsporing door de afdeling Publieke Gezondheid. Daarbij wordt vermeld dat het geven van deze toestemming vrijwillig is.

  • 4. De in het tweede lid genoemde gegevens worden op zodanige wijze verwerkt dat daarvan geen kennis kan worden genomen door andere bezoekers.

  • 5. De in het tweede lid genoemde gegevens worden uitsluitend verwerkt voor de uitvoering van bron- en contactopsporing door de afdeling Publieke gezondheid, worden veertien dagen bewaard en worden daarna vernietigd door de beheerder van de publieke plaats.

§ 5 Evenementen

Artikel 5.1 Evenementen tot maximaal vijftig personen

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een evenement met meer dan vijftig deelnemers of vijftig procent van de capaciteit te organiseren.

  • 2. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een evenement slechts georganiseerd indien de organisatoren van het evenementen er zorg voor dragen dat gedurende het evenement op de locatie van het evenement niet wordt gezongen, geschreeuwd en gedanst.

Artikel 5.2 Evenementen tot maximaal vijfentwintig personen

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een evenement met meer dan vijfentwintig deelnemers of vijftig procent van de bezettingscapaciteit te organiseren.

  • 2. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen wordt een evenement slechts georganiseerd indien de organisatoren van het evenementen er zorg voor dragen dat gedurende het evenement op de locatie van het evenement niet wordt gezongen, geschreeuwd en gedanst.

Artikel 5.3 Verbod op evenementen

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een evenement te organiseren.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een huwelijksvoltrekking en herdenkingsplechtigheid.

Artikel 5.4 Verbod op toeschouwers bij een sportevenement

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een sportevenement te organiseren waarbij toeschouwers worden toegelaten.

Artikel 5.5 Verbod op sportevenement

Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een sportevenement te organiseren.

§ 6 Overige maatregelen

Artikel 6.1 Hygiënemaatregelen

Op publieke plaatsen geldt:

  • a. oppervlakten die personen met hun handen aanraken worden regelmatig schoongemaakt;

  • b. binnenruimtes worden, indien mogelijk, regelmatig geventileerd met buitenlucht.

Artikel 6.2 Mondkapje

  • 1. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen dragen personen van dertien jaar en ouder, waar het niet mogelijk is ten minste de veilige afstand in acht te nemen tot andere personen, een mondkapje in publieke en openbare plaatsen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a. op personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen;

    • b. op begeleiders van personen met een verstandelijke beperking, voor zover deze personen van het door begeleiders dragen van een mondkapje ernstig ontregeld raken;

    • c. op personen die spreken met iemand die vanwege een auditieve beperking moet kunnen spraakafzien;

    • d. indien het dragen van een mondkapje de goede en veilige uitoefening van werkzaamheden in het kader van beroep of bedrijf onmogelijk maakt;

    • e. op personen aan wie krachtens een wettelijke bepaling gevraagd wordt hun mondkapje af te zetten om zich te identificeren met een document als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES;

    • f. leerlingen tijdens vervoer van en naar een instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs BES;

    • g. personen tot en met zeventien jaar die deelnemen aan vervoer van en naar de locatie waar jongeren jeugdhulp ontvangen of zorglocaties voor jeugd.

Artikel 6.3. Uitzondering mondkapjesplicht sport, cultuur en media

De verplichting in artikel 6.2, eerste lid, geldt niet voor personen tijdens het:

  • a. beoefenen van sport, waaronder het zwemmen in een zwembad, voor zover het dragen van een mondkapje de beoefening van de sport belemmert;

  • b. beoefenen van podiumkunsten en acteren, voor zover het dragen van een mondkapje de beoefening van de podiumkunsten of het acteren belemmert;

  • c. poseren voor beeldende kunst, voor zover het gaat om het op beeld vastleggen van personen;

  • d. deelnemen aan de opname van audiovisueel media-aanbod dat verzorgd wordt door aanbieders van mediadiensten, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Mediawet BES, voor zover het gaat om personen die in beeld of aan het woord komen.

Artikel 6.4 Uitzondering mondkapjesplicht in onderwijsinstellingen

  • 1. De verplichting in artikel 6.2, eerste lid, geldt niet:

    • a. voor personen op basisscholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs BES;

    • b. voor personen op een vaste zit- of staanplaats die deelnemen aan een onderwijsactiviteit of een onderwijsactiviteit verzorgen in een ruimte die daar hoofdzakelijk voor is bestemd;

    • c. indien het dragen van een mondkapje een belemmering vormt voor deelname aan dan wel verzorging van een onderwijsactiviteit;

    • d. voor personeel van een onderwijsinstelling, indien deze een zitplaats innemen.

  • 2. Van een belemmering als bedoeld in het eerste lid, onder b, is in ieder geval sprake bij activiteiten met betrekking tot lichamelijke opvoeding, zang, toneel en dans.

Artikel 6.5 Mondkapjes bij contactberoepen

  • 1. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen dragen de beoefenaar van een contactberoep en de klant of patiënt aan wie de diensten worden verleend een mondkapje.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor:

    • a. personen tot en met twaalf jaar;

    • b. personen die vanwege een beperking of een ziekte geen mondkapje kunnen dragen;

    • c. klanten en patiënten die een behandeling krijgen aan hun gezicht, voor zover het contactberoep niet op gepaste wijze uitgeoefend kan worden op het moment dat de klant een mondkapje draagt;

    • d. sekswerkers en personen in zorglocaties.

Artikel 6.6 Verbod op uitoefening contactberoepen

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen een contactberoep uit te oefenen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de beoefening van het contactberoep om medische redenen noodzakelijk is.

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor een zorgverlener of een mantelzorger.

Artikel 6.7 Openstelling onderwijsinstellingen tot maximaal vijftig procent van de capaciteit

  • 1. Op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen worden alleen onderwijsactiviteiten verricht indien niet meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd in een gebouw van een onderwijsinstelling aanwezig zijn.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op personen tot en met zeventien jaar.

Artikel 6.8 Verbod op fysiek onderwijs

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen onderwijsactiviteiten te verrichten in onderwijsinstellingen.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor onderwijsactiviteiten die plaatvinden langs elektronische weg, mits niet meer dan tien personen gelijktijdig in de onderwijsinstelling aanwezig zijn.

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor het houden van examens, tentamens, toetsen en voor de begeleiding van kwetsbare studenten op de onderwijsinstelling, indien de onderwijsactiviteiten niet voldoende kunnen plaatsvinden langs elektronische weg.

Artikel 6.9 Sluiting kinderopvang

  • 1. Het is verboden op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen kinderopvang en naschoolse opvang voor publiek open te stellen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op kindercentra, naschoolse opvang of voorzieningen voor gastouderopvang die opvang bieden aan kinderen van ouders die werken in de volgende cruciale beroepen of voor de volgende vitale processen:

    • a. medische beroepen;

    • b. medewerkers in het Crisis Team;

    • c. politie;

    • d. brandweer;

    • e. personeel in essentiële winkels;

    • f. elektriciens;

    • g. telecom medewerkers;

    • h. luchthavenpersoneel;

    • i. havenpersoneel;

    • j. medewerkers van het Rode Kruis;

    • k. medewerkers van nutsbedrijven;

    • l. journalisten;

    • m. werknemers betrokken bij publieke taken in het domein van sociale zekerheid en arbeidsmarkt;

    • n. medewerkers van de justitiële inrichting Caribisch Nederland;

    • o. medewerkers van het Openbaar Ministerie;

    • p. medewerkers van de Voogdijraad;

    • q. medewerkers van de Koninklijke Marechaussee.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op kindercentra, naschoolse opvang of voorzieningen voor gastouderopvang, voor zover die opvang bieden aan kinderen in kwetsbare thuissituaties.

Artikel 6.10 Uitzonderingen op aanwijzings- en bevelsbevoegdheid gezaghebber bij religieuze en levensbeschouwelijke gebouwen en plaatsen

Artikel 58l, tweede tot en met vierde lid, van de wet is niet van toepassing op gebouwen en plaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Inwerkingtreding en verval

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel A, van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in werking treedt en vervalt op het tijdstip waarop hoofdstuk Va van de wet vervalt.

Artikel 7.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Sinds de eerste vastgestelde uitbraak van het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2; hierna: het virus) in Nederland op 27 februari 2020, waart het virus rond in Nederland. Ook in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het virus aanwezig (geweest). De eerste besmetting op Sint Eustatius werd gemeld op 31 maart, op Saba op 11 april en op Bonaire op 16 april. Door het snel treffen van gerichte maatregelen is de verspreiding van het virus beperkt gebleven. Maar het virus is nog niet weg. Maatregelen zijn daarom ook nu nog hard nodig.

In deze ministeriële regeling wordt een aantal maatregelen getroffen op basis van hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid (Wpg), bijvoorbeeld met betrekking tot eet- en drinkgelegenheden en evenementen. Ook worden aanvullende uitzonderingen gemaakt op de veiligeafstandsnorm van artikel 58f Wpg.

Bonaire heeft een routekaart ontwikkeld, op basis waarvan inzicht wordt gegeven in welke maatregelen op welk moment genomen kunnen worden. In deze regeling krijgt de gezaghebber ten aanzien van een groot aantal maatregelen de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar maatregelen gelden. Dit is gebaseerd op artikel 58e, vijfde lid, Wpg. De bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen houdt verband met de routekaart van Bonaire.

De bijzondere positie van Bonaire wordt in paragraaf 2 van deze toelichting behandeld. In paragraaf 3 van deze toelichting wordt de systematiek van hoofdstuk Va Wpg kort toegelicht. Op de hoofdlijnen van deze regeling wordt ingegaan in paragraaf 4 en in paragraaf 5 op de mogelijkheid tot lokaal maatwerk. Paragraaf 6 gaat in op consultatie en advies over deze regeling. Tot slot is paragraaf 7 gewijd aan parlementaire zeggenschap en inwerkingtreding.

2. Bijzondere positie Bonaire

De feitelijke en epidemiologische situatie in Bonaire verschilt met die van Europees Nederland en Saba en Sint Eustatius. Bonaire had op 16 april 2020 de eerste besmetting, waarna er nog ruim honderd positief geteste personen volgden. Inmiddels zijn vrijwel al deze personen hersteld, maar Bonaire is nog niet virusvrij. Gezien de kleinschaligheid op het eiland en de daarmee samenhangende kwetsbaarheid van het zorgsysteem is het in bedwang en beheersbaar houden van het virus op het eiland tot nu toe het doel geweest. Om dit doel te bereiken heeft de gezaghebber van Bonaire in de afgelopen maanden diverse noodverordeningen vastgesteld om daarmee het virus te bestrijden. Hierbij stond maatwerk voorop en dit is succesvol gebleken.

In plaats van de Wet veiligheidsregio’s die in Europees Nederland geldt, is in Caribisch Nederland de Veiligheidswet BES van toepassing. De structuur met voorzitters van veiligheidsregio’s, zoals in de Wet veiligheidsregio’s, kent de Veiligheidswet BES niet. De feitelijke situatie is dat elke gezaghebber tevens de voorzitter is van zijn eigen veiligheidsregio, te weten zijn eilandgebied. De Wpg gaat hier ook vanuit (artikel 68a Wpg). De verhouding tussen de minister en de gezaghebbers verschilt met de verhouding tussen de minister en de voorzitters van de veiligheidsregio’s in Europees Nederland. Op grond van artikel 68a, onder d, zijn voor de openbare lichamen BES niet alleen de in de Wpg geregelde bevoegdheden van de voorzitter van de veiligheidsregio, maar ook die van de burgemeester bij de gezaghebber belegd.

De minister geeft op grond van artikel 7 Wpg leiding aan de bestrijding van het virus en geeft de voorzitters van de veiligheidsregio’s aanwijzingen. In de praktijk heeft de gezaghebber van Bonaire een veel autonomere rol opgepakt in de bestrijding van virus. Dit is nodig geweest mede gelet op het insulaire karakter, de bijzondere kleinschaligheid en vanwege de afstand tussen Caribisch Nederland en de Rijksoverheid in Den Haag.

De routekaart die voor Bonaire is opgesteld houdt daarom ook bijzonder rekening met deze kleinschaligheid en beperkte voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg. De maatregelen die genomen worden door de gezaghebber op basis van deze ministeriële regeling zijn dan ook waar mogelijk afgestemd op deze routekaart en zullen telkens getoetst worden aan proportionaliteit en noodzakelijkheid.

3. Systematiek van hoofdstuk Va Wpg

Het uitgangspunt van hoofdstuk Va Wpg is dat maatregelen ter bestrijding van de epidemie van het virus centraal, namelijk bij ministeriële regeling, worden vastgesteld. Dit betekent dat in beginsel bij ministeriële regeling wordt bepaald welke maatregelen landelijk, regionaal of lokaal gelden. Op grond van artikel 58e, eerste lid, Wpg kan in de ministeriële regelingen onderscheid worden gemaakt binnen en tussen gemeenten en met betrekking tot de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (onderdeel a), personen, op basis van leeftijd (onderdeel b), activiteiten (onderdeel c) en openbare, publieke en besloten plaatsen, of gedeelten daarvan (onderdeel d), indien dit op basis van de beschikbare informatie mogelijk en wenselijk is. De werkingssfeer van onderhavige ministeriële regeling betreft uitsluitend Bonaire.

De feitelijke en epidemiologische situatie op Bonaire verschilt met die van Europees Nederland en ook met die van Sint Eustatius en Saba. Gezien de kleinschaligheid van het eiland en de daarmee samenhangende kwetsbaarheid van het zorgsysteem, is het in bedwang en beheersbaar houden van het virus het doel van de maatregelen die getroffen worden. Daarnaast zijn er verschillen in de lokale situatie en de aanpak op de eilanden onderling. Om voorgaande redenen is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een op Bonaire toegespitste regeling op te stellen. Op deze manier worden geen onnodige maatregelen getroffen op de eilanden en in het Europese deel van Nederland, en gaan de maatregelen niet verder dan nodig is voor de bestrijding van de epidemie of een directe dreiging daarvan.

De Wpg bepaalt de bandbreedte waarbinnen bij ministeriële regeling kan worden op- en afgeschaald in de bestrijding van het virus. Dit betekent dat niet meer beperkingen kunnen worden opgelegd dan de Wpg toelaat. Daarbij worden steeds de noodzakelijkheid en evenredigheid afgewogen (artikel 58b, tweede lid, Wpg).

De bepalingen in deze ministeriële regeling gelden in aanvulling op de bepalingen van hoofdstuk Va Wpg. Voorschriften en bevoegdheden die al bij wet geregeld zijn, zijn niet nogmaals in deze ministeriële regeling opgenomen. Daarom bevat deze ministeriële regeling geen regels over de zorgplicht op publieke plaatsen (artikel 58k Wpg) en besloten plaatsen (artikel 58l Wpg) of bepalingen over de verschillende aanwijzings- en bevelsbevoegdheden. Hoofdstuk Va Wpg bevat tevens categorieën waar bij ministeriële regeling geen nadere regels over mogen worden gesteld (bijvoorbeeld artikel 58g, tweede lid, Wpg). Voorbeelden zijn personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn of een persoon die in gemeenschap met anderen zijn godsdienst of levensovertuiging belijdt. Omdat deze categorieën in de wet worden genoemd, is het niet nodig om hiernaar te verwijzen in de bepalingen van deze regeling. In de artikelsgewijze toelichting op de bepalingen zal hier aandacht aan worden besteed.

Volledigheidshalve wordt er nog op gewezen dat artikel 58ca Wpg nog een mogelijkheid kent voor de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om de gezaghebber op te dragen toepassing te geven aan de hem in artikel 179 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegekende bevoegdheid om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen ter bestrijding van de epidemie. Binnen twee weken na de opdracht tot het vaststellen van een noodverordening, moet een ministeriële regeling worden vastgesteld tot regeling van de in de noodverordening genoemde onderwerpen.

4. Hoofdlijnen van deze regeling

4.1. Inhoud en opzet

Met de invoering van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 wordt de geldende noodverordening vervangen door hoofdstuk Va Wpg en de daarop gebaseerde regelgeving: het Besluit veilige afstand en deze ministeriële regeling.1

Om duidelijkheid te bieden over de benutte grondslagen in hoofdstuk Va Wpg is in deze regeling in beginsel de volgorde van de delegatiegrondslagen in hoofdstuk Va gevolgd: aanvullende uitzonderingen op de veiligeafstandsnorm van artikel 58f staan in paragraaf 2, bepalingen over groepsvorming (artikel 58g Wpg) in paragraaf 3, bepalingen over publieke plaatsen (artikel 58h Wpg) in paragraaf 4, bepalingen over evenementen (artikel 58i Wpg) in paragraaf 5 en overige regels (artikel 58j, 58q en 58r Wpg) in paragraaf 6.2

De hoofdstukken worden hierna op hoofdlijnen toegelicht. Een specifiekere toelichting op de verschillende maatregelen volgt in de artikelsgewijze toelichting.

De eerste paragraaf bevat begripsbepalingen en een beperking van de werkingssfeer tot Bonaire.

Aanvullende uitzonderingen veiligeafstandsnorm (paragraaf 2)

Kern van de maatregelen ter bestrijding van de epidemie is de zogenoemde veiligeafstandsnorm: iedereen die zich buiten een woning ophoudt, moet anderhalve meter afstand houden tot andere personen.3 Op dit verbod worden in de wet al uitzonderingen gemaakt voor bijvoorbeeld personen die op hetzelfde adres woonachtig zijn, voor zorgverleners en de medewerkers van hulpdiensten en voor personen tot en met twaalf jaar en hun begeleiders.4 Paragraaf 2 bevat aanvullende uitzonderingen voor onder meer jongeren en personen in vervoer.

Groepsvorming (paragraaf 3)

Paragraaf 3 bevat regels over groepsvorming buiten woningen (artikel 58g Wpg). Die houden nu in de kern in dat groepsvorming kan worden beperkt tot maximaal de personen behorend tot twee huishoudens.

Publieke plaatsen (paragraaf 4)

De vierde paragraaf bevat regels over de openstelling en sluiting van publieke plaatsen (artikel 58h Wpg), zoals restaurants, cafés en sportscholen.

Evenementen (paragraaf 5)

Paragraaf 5 bevat de regels over evenementen (artikel 58i Wpg). Het evenementenbegrip in hoofdstuk Va Wpg is ruim: het gaat om voor het publiek toegankelijke verrichten van vermaak, waaronder activiteiten in musea en concertzalen, herdenkingsplechtigheden, braderieën en optochten.

Overige onderwerpen (paragraaf 6)

Paragraaf 6 bevat bepalingen over enkele overige maatregelen, gebaseerd op artikel 58j, 58q en 58r Wpg. Het gaat om een mondkapjesplicht op bepaalde plekken, regels over contactberoepen, hygiënemaatregelen en regels over onderwijs en kinderopvang.

Slotbepalingen (paragraaf 7)

Tot slot bevat paragraaf 7 enkele slotbepalingen over de inwerkingtreding, geldingsduur en citeertitel van deze regeling.

4.2. Noodzakelijkheid en proportionaliteit

De maatregelen in deze ministeriële regeling moeten op grond van artikel 58b, tweede lid, Wpg noodzakelijk zijn gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid (onderdeel a). Voorts moeten ze in overeenstemming zijn met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat (onderdeel b). Ten slotte moet de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk worden beperkt en verder moeten de gevolgen van de maatregelen in een evenredige verhouding staan tot het doel van de bestrijding van de epidemie (onderdeel c).

Deze vereisten vormen een waarborg dat bij het vaststellen, wijzigen en intrekken van maatregelen bij ministeriële regeling telkens de vereiste afweging van de verschillende belangen plaatsvindt en dat daarbij steeds de consequenties voor burgers en ondernemers worden meegenomen. Zo zijn de economische consequenties van de epidemie van het virus nog niet bekend, maar mogelijk heel groot. De beoordeling van noodzaak en evenredigheid is dus breder dan de beoordeling van de invloed op de verspreiding van het virus. Het gaat niet uitsluitend om de beoordeling van de gevolgen voor de uitoefening van grondrechten, maar ook de gevolgen voor andere betrokken belangen. Deze ministeriële regeling wordt dan ook vastgesteld door de ministers van VWS, Justitie en Veiligheid (JenV) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gezamenlijk, in overeenstemming met de bewindspersonen die het mede aangaat en in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad (artikel 58c, eerste lid, Wpg). Hierdoor wordt de evenredigheid van de maatregelen inderdaad in een breder kader bezien.

Voor de noodzakelijkheidstoets zoals die is neergelegd in artikel 58b, tweede lid, wordt aangesloten bij de noodzakelijkheidstoets zoals die in de jurisprudentie over het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en andere mensenrechtenverdragen is ontwikkeld.5 Waar het om een beperking van grondrechten gaat, moet zijn voldaan aan de grondwettelijke eisen en de eisen op grond van Europeesrechtelijke en internationale mensenrechtelijke verdragen.

Gelet op de vaste jurisprudentie over het EVRM en andere mensenrechtenverdragen kent de beoordeling van noodzakelijkheid verschillende aspecten: elke beperkende maatregel moet geschikt zijn om het doel te bereiken en er dient geen minder vergaande maatregel mogelijk te zijn waarmee hetzelfde doel bereikt kan worden (subsidiariteit). Aan de hand van de actuele stand van het virus, de wetenschappelijke inzichten en de voortgang van de bestrijding wordt beoordeeld in hoeverre maatregelen, noodzakelijk zijn voor het doel van de bestrijding van de epidemie. Daarnaast moet het met de maatregel gediende belang in verhouding zijn met de beperking en voor een of meer belanghebbenden onevenredig nadelige gevolgen (ook aangeduid als proportionaliteit).

In deze regeling zijn maatregelen opgenomen die eerder of op dit moment in de noodverordening zijn geregeld. Afhankelijk van de stand van de epidemie kunnen lichte of verstrekkende maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat het aantal besmettingen daalt. Dit betekent dat maatregelen worden genomen voor situaties waarin het risico op overdracht van het virus aanwezig is. De gezaghebber moet bij het uitoefenen van een bevoegdheid tot het aanwijzen van gebieden (zie hiervoor de toelichting onder paragraaf 5.2) de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht nemen (artikel 58b, tweede lid, Wpg). Over de procedure ten aanzien van het aanwijzen van gebieden zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met de gezaghebber. Van een aanwijzingsbesluit wordt, na overleg met de eilandsraad, direct melding gedaan aan de minister en de Rijksvertegenwoordiger. Dit besluit moet de motivering ten aanzien van noodzakelijkheid en proportionaliteit bevatten. De maatregelen zijn gericht op het terugdringen van het aantal contactmomenten en reisbewegingen en daarmee het aantal besmettingen.

De beoordeling van noodzakelijkheid en proportionaliteit van de verschillende maatregelen wordt verder toegelicht in de artikelsgewijze toelichting.

5. Lokaal maatwerk

5.1 Ontheffingen

Uitgangspunt van hoofdstuk Va Wpg is dat de bestrijding van de epidemie landelijk beleid vergt.6 De minister van VWS houdt daarom de leiding over die bestrijding en in lijn daarmee worden maatregelen ter bestrijding van de epidemie (hoofdzakelijk) bij ministeriële regeling vastgesteld. Voor lokaal maatwerk kan ruimte zijn bij de bestrijding van het virus. Dit kan bijdragen aan de proportionaliteit van maatregelen. Binnen de Wpg is lokaal maatwerk op twee manieren mogelijk.

De eerste mogelijkheid betreft het verlenen van een ontheffing. De gezaghebber kan in bijzondere gevallen door middel van een ontheffing afwijken van de landelijk gestelde regels over groepsvorming, publieke plaatsen en evenementen (artikel 58e, tweede lid, onder a).7 Daarnaast kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat de gezaghebber bevoegd is ontheffing te verlenen van bij ministeriële regeling vastgestelde regels over hygiënemaatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de uitoefening van contactberoepen, het gebruik van voor het publiek toegankelijke voorzieningen, de bezettingsgraad van plaatsen waar verblijf wordt geboden aan personen die niet als ingezetene zijn ingeschreven in de basisregistratie personen (toeristen) en het gebruik of voor consumptie gereed hebben van alcoholische dranken (artikel 58e, tweede lid, onder b). Een ontheffing ziet op een individueel geval. Het is de gezaghebber niet toegestaan om ontheffingen te verlenen voor bepaalde categorieën zoals festivals of cafés met een bepaald vloeroppervlak. Dit zou namelijk neerkomen op het verlenen van vrijstellingen. Voordat de gezaghebber overgaat tot het vaststellen van een ontheffing vraagt hij advies aan de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), op Bonaire de Afdeling Publieke Gezondheid. Als de crisisstructuur niet langer actief is, zal het advies van de Afdeling Publieke Gezondheid en het bestuurscollege komen.

Het afwegingskader van de gezaghebber om tot het verlenen van een ontheffing over te gaan volgt uit artikel 58e, vierde lid, Wpg. Het gaat om een belangenafweging die ziet op het individuele geval waarbij in ieder geval de aard van de plaats, de aard van de activiteit en het aantal personen waarop de ontheffing betrekking heeft moeten worden meegewogen in de belangenafweging alsmede de gevolgen die de ontheffing heeft op de mogelijkheid voor personen om de gestelde regels omtrent de veiligeafstandsnorm in acht te nemen. De gezaghebber kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

5.2 Aanwijzen van plaatsen

Daar waar de bestrijding lokaal kan, wordt in hoofdstuk Va van de Wpg ruimte gemaakt voor lokale afwegingen. Op grond van artikel 58e, vijfde lid, van de wet, is het mogelijk om de burgemeester de bevoegdheid toe te kennen om plaatsen aan te wijzen waar de in deze regeling opgenomen voorschriften van toepassing zijn. Hiermee kan de burgemeester de mogelijkheid worden geboden om zelf maatregelen aan en uit te zetten indien de lokale omstandigheden – zoals een plotselinge stijging van het aantal besmettingen – daartoe nopen. In Caribisch Nederland komt die bevoegdheid, zoals hiervoor al gezegd, toe aan de gezaghebbers, die daar de rol van burgemeester en voorzitter van de veiligheidsregio vervullen, en zich met de eilandsraden verstaan (artikel 68a, aanhef en onder b en d, Wpg).

In deze ministeriële regeling wordt de gezaghebber bevoegd gemaakt om voor een groot aantal maatregelen plaatsen aan te wijzen waar de maatregelen gelden. De aanwijzingsbevoegdheid kan zien op het aanwijzen van geografische plaatsen, zoals het hele eilandsgebied of een bepaalde wijk of straat op het eiland. De bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen, strekt zich niet uit tot individuele plaatsen, zoals een specifiek restaurant of bioscoop. Deze aanwijzingsbevoegdheid bevordert de mogelijkheid tot lokaal debat over de maatregelen. Op grond van artikel 58s, vierde lid, is de gezaghebber namelijk verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur krachtens hoofdstuk Va van de Wpg aan de eilandsraad en moet de gezaghebber de betrokkenheid van de eilandsraad bij dat bestuur waarborgen. Dit versterkt de lokale democratische verantwoording. Ook kan deze constructie tijdswinst opleveren: een besluit van de gezaghebber om plaatsen aan te wijzen, zal over het algemeen sneller tot stand kunnen komen dan een ministeriële regeling op basis van hoofdstuk Va van de Wpg. De bijzondere omstandigheden op Bonaire vergen deze flexibele en snelle handelswijze.

Vanzelfsprekend dient de gezaghebber bij het uitoefenen van een bevoegdheid tot het aanwijzen van gebieden eveneens de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen (artikel 58b, tweede lid, Wpg).8

De mogelijk te nemen maatregelen in deze regeling hangen nauw samen met het op- en afschalingsplan van het openbaar lichaam Bonaire, zoals besproken in de buitengewone commissie covid-19 van de eilandsraad op 4 november. In dit op- en afschalingsplan staan de beoogde interventies ten aanzien van het openbare leven op Bonaire ten tijde van de epidemie van het virus. Aan de hand van een samenspel van de indicatoren en criteria zal op- of afgeschaald worden naar het bijbehorende risiconiveau. De maatregelen die in dat risiconiveau zijn opgenomen, zullen dan worden ingezet. Het plan is gebaseerd op de ervaring opgedaan tot nu toe: nieuwe inzichten kunnen leiden tot wijzigingen.

Bonaire kent zes risiconiveaus. In niveau 1 is het eiland virusvrij of betreft het enkele patiënten zonder noemenswaardig risico op transmissie op het eiland. In niveau 2 is er sprake van enige lokale transmissie en/of een reëel maar acceptabel risico op transmissie via reizigers. In niveau 3 zijn er meerdere besmettingen op het eiland, is een eerste opschaling van afdeling Publieke Gezondheid nodig en/of is er een dreigend risico op transmissie via reizigers. In niveau 4 is de verspreiding op het eiland zodanig dat de uitbraak niet onder controle is. Zowel de curatieve als publieke gezondheidszorg worden zwaarder belast. In niveau 5 is er sprake van wijdverspreide transmissie, overbelasting van afdeling Publieke Gezondheid en/of een dreigende overbelasting van de curatieve zorg. In niveau 6 is er een overbelasting van de ziekenhuiscapaciteit op Bonaire.

De maatregelen waarbij de gezaghebber de bevoegdheid krijgt om die aan en uit te zetten, zijn gekoppeld aan deze risiconiveaus. Bij elke maatregel is in de artikelsgewijze toelichting aangegeven vanaf welk niveau, dus aan welke omstandigheden moet zijn voldaan, het in de rede ligt dat de gezaghebber de maatregelen aanzet. Dit betekent ook dat zodra het eiland in een lager risiconiveau komt, het in de rede ligt dat de gezaghebber de betreffende maatregel uitzet. Daarbij is het belangrijk dat er te allen tijde beargumenteerd afgeweken kan worden van dit plan, afhankelijk van de epidemiologie en de gedrags- en omgevingsfactoren op Bonaire. Zo kunnen bijvoorbeeld specifieke maatregelen uit hogere of lagere risiconiveaus gebruikt worden als dat op dat moment het beste past bij de situatie.

De criteria voor opschaling en afschaling zijn gebaseerd op de volgende pijlers:

  • aantal casussen en aantal clusters van het virus;

  • mate van aanwezigheid van lokale besmettingen op Bonaire;

  • mate van onherleidbare bronnen en ontraceerbare contacten van patiënten;

  • de belasting op de curatieve zorg;

  • de belasting op de publieke gezondheidszorg;

  • de potentiële introductie van nieuwe casussen van buitenaf.

De gezaghebber zal, gebaseerd op het advies van het Eilandelijk Beleidsteam (EBT) de inschatting maken wat het risiconiveau is op dat moment. Indien de crisisstructuur niet langer actief is, komt het advies van de directeur van de dienst Publieke Gezondheid. Deze afweging blijft maatwerk en zal in grote mate zijn ingegeven door de actuele medische inzichten.

6. Consultatie en advies

Het voorstel is in de week van 2 tot en met 6 november ter consultatie voorgelegd aan de eilandsraad, de Dienst Publieke Gezondheid, het Openbaar Ministerie en de Korps Politie Caribisch Nederland (KPCM). Vanwege het spoedeisende karakter is geen tijd geweest voor een langere consultatieperiode. De consultatie heeft op verschillende punten geleid tot verduidelijking van de toelichting en voorts is een aantal artikelen aangepast.

Het Korps Politie Caribisch Nederland wijst op een inconsistentie tussen het aantal personen in het op- en afschalingsplan en artikel 4.1 en 4.2 van de regeling. Verder zou de bepaling over de werkingssfeer zo moeten worden verhelderd dat deze ook Klein Bonaire en de territoriale wateren van Bonaire omvat. De werkingssfeer van deze regeling is in de toelichting verduidelijkt.

De KMar mist in de regeling instrumenten om inreisbeperkingen in te stellen en om richtlijnen met betrekking tot inreizenden op te stellen, zoals maatregelen die zien op verplichte quarantaine, het verplicht overleggen van een PCR-test en het reguleren van het aantal inreizende personen of het aantal vluchten. Het is inderdaad zo dat over deze onderwerpen in de ministeriële regeling niets is opgenomen, omdat de tijdelijke wet maatregelen covid-19 daar geen grondslag voor biedt.

De Directie Toezicht en Handhaving vraagt om een nadere toelichting op de invulling van artikel 2.2. Het is nu niet duidelijk in welke gevallen deze bepaling van toepassing zal zijn. De toelichting is op dit punt aangevuld en verduidelijkt.

Ook dient er een definitie van de term ‘huishouden’ dan wel ‘gezamenlijk huishouden’ aan de regeling te worden toegevoegd en moet artikel 4.4 worden verduidelijkt. Deze zaken zijn aangevuld en verduidelijkt.

De afdeling Publieke Gezondheid geeft mee dat de incubatietijd die in artikel 1, onderdeel d, staat genoemd 14 dagen bedraagt in plaats van 10 dagen. Voorts dient er een minimale en maximale bewaartermijn voor de contactgegevens ten behoeve van contactopsporing te worden opgenomen en moet in de toelichting aandacht worden geschonken aan de wijze waarop deze persoonsgegevens worden beschermd. Ook vragen zij erom dat in artikel 6.7 ook naschoolse opvang wordt opgenomen en dat nutsbedrijven worden toegevoegd aan de lijst met cruciale beroepen. De opmerkingen zijn overgenomen en verwerkt.

De eilandsraad wijst op een aantal inconsistenties en vraagt verduidelijking van enkele formuleringen. Deze zaken zijn aangepast en verhelderd. Zo is bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal personen op een school niet langer bepaald dat dit maximaal vijftig personen mag bedragen, maar is dit gewijzigd in vijftig procent van de capaciteit.

Ook is in de toelichting hersteld dat de doelstelling in de bestrijding van de epidemie niet het buitenhouden ervan is, maar het beheersbaar houden.

Verder is in de toelichting aangegeven dat wanneer de crisisstructuur niet langer actief is, de adviezen van de gezaghebber van de afdeling Publieke Gezondheid en van het bestuurscollege zullen komen.

In de toelichting is daarnaast opgenomen dat de economische consequenties van de crisis nog niet bekend, maar mogelijk enorm kunnen zijn.

Ook wijzen zij op een tegenstrijdigheid in de artikelen 2.1 en 6.2, waar de ene keer de leeftijdsgrens ligt op zeventien jaar en de andere keer op twaalf jaar. Dit onderscheid is bewust, omdat het dragen van een mondkapje als minder belastend wordt ervaren voor jongeren dan het altijd moeten houden van een veilige afstand.

Tenslotte hebben de leden van de eilandsraad met klem aandacht gevraagd bij het eilandsbestuur om bij het instellen of opheffen van de maatregelen te allen tijde de nodige aandacht te besteden aan de grote impact die de maatregelen hebben op de economie. Bij dergelijke beslissingen moet de balans tussen de capaciteit van de zorg en de veerkracht van de economie nauwkeurig in de gaten worden gehouden.

Gevolgen regeldruk en administratieve lasten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen of professionals, omdat het maatregelenpakket aan zal sluiten bij het al geldende maatregelenpakket op grond van de noodverordeningen. Het Adviescollege toetsing regeldruk kan zich vinden in de conclusie dat de regeling geen nieuwe regeldruk met zich mee brengt. Dit omdat de verplichtingen/maatregelen nu ook al in de noodverordeningen zijn opgenomen en ervan wordt uitgegaan dat de gezaghebber de bestaande situatie zal continueren. Het ATR geeft voorts aan dat noodzaak en proportionaliteit van de maatregelen in de toelichting expliciet zijn gewogen en vervolgens ook helder zijn gemotiveerd.

7. Parlementaire zeggenschap en inwerkingtreding

Deze ministeriële regeling wordt in overeenstemming met artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Het streven is erop gericht deze regeling per 1 december 2020 gelijktijdig met de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 in werking te laten treden.

Artikelsgewijs

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

De begripsbepalingen in dit artikel komen in aanvulling op de definities in artikel 58a Wpg. Die definities gelden ook voor deze regeling en worden daarom niet herhaald. Zo zijn de begrippen onderwijsinstelling, openbare plaats en publieke plaats al in artikel 58a Wpg gedefinieerd. Voor een toelichting op deze begrippen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.9

Ander bedrijfsmatig personenvervoer en openbaar vervoer’

Openbaar vervoer is voor een ieder openstaand vervoer volgens een dienstregeling met een auto of bus. Onder ander bedrijfsmatig personenvervoer wordt verstaan personenvervoer per bus, niet zijnde openbaar vervoer, en personenvervoer per auto tegen betaling, niet zijnde openbaar vervoer, alsmede bedrijfsmatig vervoer van personen op andere wijze dan met een bus of taxi.

Om andere vormen van bedrijfsmatig vervoer niet uit te sluiten van de reikwijdte van deze regeling, is bepaald dat bedrijfsmatig vervoer van personen op andere wijze dan met een bus of taxi ook onder de definitie van ‘ander bedrijfsmatig personenvervoer’ valt. Hierbij kan gedacht worden aan bedrijfsmatig personenvervoer per boot of vliegtuig.

Beheerder

Een beheerder is degene die bevoegd is tot het aan een plaats treffen van voorzieningen of tot het toelaten van personen tot die plaats. Deze definitie is ontleend aan artikel 58k, eerste lid, en artikel 58l, eerste lid, Wpg. Voor de leesbaarheid is gekozen om de pluraliteit aan verschijningsvormen – soms zal het bijvoorbeeld gaan om de winkelier of eigenaar van een eenmanszaak, soms om een bedrijfsleider – in deze regeling onder dit ene woord te brengen.10

Bioscoop

Een bioscoop is een inrichting waar bedrijfsmatig films worden vertoond.

Casino

Een casino is een inrichting waar bedrijfsmatig hazardspelen worden aangeboden.

Contactberoep

Contactberoepen zijn beroepen waar de aard van het beroep het niet mogelijk maakt om de veiligeafstandsnorm, bedoeld in artikel 58f, tweede lid, Wpg in acht te nemen tot de klant. Het kan hier gaan om beroepen waarbij fysiek contact met de klant noodzakelijk is zoals bij kappers, zorgverleners, nagelstylisten en sekswerkers. Ook kan het gaan om beroepen waarbij het voor de beoefenaar van het beroep noodzakelijk is om zich in een afgesloten ruimte te bevinden op beperkte afstand tot de klant, zoals het geval is bij rijinstructeurs. Uit de zinsnede ‘tot een klant of patiënt’ volgt dat onder contactberoepen als bedoeld in deze regeling niet de geestelijk bedienaren vallen.

Discotheek

Een discotheek is een eet- en drinkgelegenheid waar het publiek gelegenheid wordt geboden tot dansen. Het bieden van gelegenheid tot dansen moet ruim worden uitgelegd. Hieronder moet onder andere worden verstaan het openstellen van een dansvloer in een discotheek, danscafé, club of restaurant.

Doorstroomlocatie

Doorstroomlocaties zijn publieke plaatsen die op een manier zijn ingericht die het rondlopen van publiek uitnodigt en waar dit ook daadwerkelijk gebeurt. Te denken valt aan detailhandel, markten, musea en daarmee vergelijkbare plaatsen, stations en perrons. Uit de begripsbepaling volgt dat geen sprake mag zijn van personen die voor langere tijd in dezelfde ruimte aanwezig zijn. Is dat wel het geval, dan is geen sprake van een doorstroomlocatie. Dit betekent dat zwembaden, speelhallen, bowlingzalen en andere gelegenheden waar mensen voor langere tijd in dezelfde ruimte plegen te zijn niet onder de doorstroomlocaties vallen.

Eet- en drinkgelegenheid

Een eet- en drinkgelegenheid is een inrichting waar bedrijfsmatig of anders dan om niet dranken of etenswaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse. Van gebruik ter plaatse is sprake indien de verstrekker redelijkerwijs kan verwachten dat de door hem verstrekte dranken of etenswaren ter plaatse zullen worden geconsumeerd. Besloten plaatsen zijn uitgezonderd van de definitie van eet- en drinkgelegenheid. Dit betekent dat bijvoorbeeld bedrijfsrestaurants niet binnen deze begripsbepaling vallen.

Essentiële winkel

Essentiële winkels zijn supermarkten, tankstations, apotheken en bouwmarkten. Deze winkels zijn namelijk essentieel voor het goed kunnen blijven functioneren van de maatschappij.

Gezondheidscheck

De gezondheidscheck houdt in dat degene die de gezondheidscheck uitvoert, een aantal vragen aan betrokkene stelt om vast te stellen dat de aanwezige (waarschijnlijk) niet besmet is met het virus. Er hoeft niet met zekerheid te worden vastgesteld dat de betrokkene geen ziekteverschijnselen heeft. Voor de gezondheidscheck kunnen de volgende vragen gesteld worden:

  • 1. Heeft betrokkene in de afgelopen 24 uur geen ziekteverschijnselen van covid-19 gehad?

  • 2. Heeft betrokkene geen huisgenoot met koorts of benauwdheidsklachten?

  • 3. Is in de afgelopen zeven dagen geen covid-19 vastgesteld bij betrokkene?

  • 4. Is betrokkene niet op hetzelfde adres woonachtig als een persoon bij wie in de afgelopen tien dagen covid-19 is vastgesteld?

  • 5. Zou betrokkene niet op grond van een dringend advies in quarantaine of isolatie moeten zijn?

Het verdient aanbeveling de meest recente checklist van het RIVM voor de gezondheidscheck te gebruiken.11 Wanneer betrokkene zelf niet in staat is de vragen te beantwoorden, vanwege bijvoorbeeld een verstandelijke beperking, kan diens begeleider de vragen beantwoorden.

Mondkapje

Een mondkapje is een voorwerp dat op grond van zijn ontwerp bestemd is om in ieder geval de mond en de neusgaten volledig te bedekken teneinde de verspreiding van virussen en andere ziektekiemen tegen te gaan. Het mondkapje hoeft niet van medische kwaliteit te zijn, maar dient wel de mond en de neusgaten volledig te bedekken. Het mondkapje moet verder tot doel hebben de verspreiding van virussen en andere ziektekiemen tegen te gaan. Dit betekent dat een sjaal of bandana geen mondkapje is. Ook een faceshield of spatscherm kan niet gezien worden als mondkapje. Het mondkapje is een uitrusting die bestemd is om te worden gedragen of vastgehouden teneinde de eigen of een andere persoon zoveel mogelijk te beschermen tegen overdracht van het virus (een persoonlijk beschermingsmiddel als bedoeld in artikel 58a, eerste lid, Wpg).

Onderwijsactiviteit

Ook een activiteit die niet op een onderwijsinstelling wordt verzorgd, maar wel onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling wordt verzorgd, valt binnen de definitie. Een voorbeeld hiervan is een praktijkonderdeel van een vak dat op de werkvloer van een bedrijf wordt gegeven. Onder een activiteit die rechtstreeks verband houdt met het onderwijs dient onder meer te worden begrepen: een diploma-uitreikingen, een afstudeerbijeenkomst of een promotie.

Placeren

Placeren is het toewijzen van een zitplaats.

Publiek

Onder publiek worden in deze regeling overeenkomstig het normale spraakgebruik de aanwezige bezoekers verstaan.12 Het gaat daarbij niet om personen die (al dan niet tegen betaling) op de publieke plaats werkzaam zijn of daar iets uitvoeren, maar om personen die naar die plaats toe zijn gekomen om bijvoorbeeld iets te zien, te horen of te doen.

Publieke binnenruimte

Bij publieke binnenruimten gaat het om een specifieke categorie publieke plaatsen als bedoeld in artikel 58a Wpg, te weten de publieke plaatsen met uitzondering van erven behorend bij een voor het publiek openstaand gebouw. Het gaat daarbij om voor het publiek openstaande gebouwen, lokalen, voertuigen en vaartuigen. Te denken valt aan cafés, restaurants, musea, bibliotheken, winkels, bioscopen, theaters, speeltuinen en winkelcentra. Voertuigen die voor privégebruik worden gebruikt, vallen buiten de definitie, omdat deze niet voor het publiek openstaan. Gebouwen en plaatsen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet zijn uitgezonderd omdat deze ook buiten het begrip publieke plaats vallen.

Seksinrichting

Een seksinrichting is een plaats die voor publiek toegankelijk is en waar bedrijfsmatig of niet gratis seksuele handelingen worden verricht of waar erotisch pornografische handelingen vertoond worden. Ook seksinrichtingen die gedoogd worden, vallen onder het begrip seksinrichting.

Sport- en fitnessgelegenheid

Een sport- en fitnessgelegenheid is een inrichting waar het publiek gelegenheid wordt geboden tot de beoefening van sport. Voorbeelden zijn sportaccommodaties en sportinrichtingen, waaronder zwemgelegenheden sporthallen en sportvelden.

Wellnesscentrum

Wellnesscentra zijn Turkse stoombaden, hamams, beauty farms, thermale baden en badhuizen.

Zorgvrijwilliger

Een zorgvrijwilliger in de zin van deze regeling is een natuurlijke persoon die niet als mantelzorger zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning verleent. De vrijwilliger biedt hulp of ondersteuning aan iemand die dit nodig heeft. Dit kan bijvoorbeeld een ziek persoon zijn, maar ook iemand met een beperking. Anders dan bij mantelzorgers vloeien de verleende diensten niet rechtstreeks voort uit een tussen personen bestaande sociale relatie. Zorgvrijwilligers kunnen eventueel een vergoeding ontvangen voor hun werkzaamheden, maar een dergelijke beloning kent niet het (commerciële) karakter van een inkomen. Wezenlijk kenmerk van een eventuele vergoeding die vrijwilligers ontvangen, is dat de vergoeding zo laag is, dat deze niet in verhouding staat tot het tijdsbeslag en de aard van de verrichte werkzaamheden.

Artikel 1.2 Werkingssfeer

Deze regeling geldt alleen in het openbaar lichaam Bonaire. Hieronder vallen ook Klein Bonaire en de territoriale wateren die tot het openbaar lichaam Bonaire behoren. Gelet op de specifieke eigenschappen van de openbare lichamen in het Caribische deel van Nederland, zoals het insulaire karakter en de bijzondere kleinschaligheid, is voor Bonaire een aparte regeling vastgesteld, in nauw overleg met de gezaghebber van Bonaire.

§ 2 Aanvullende uitzonderingen veiligeafstandsnorm

Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene uitzonderingen op de veiligeafstandsnorm, bedoeld in artikel 58f Wpg, in aanvulling op de wettelijke uitzonderingen in het derde lid van dat artikel. De veilige afstand is in het Tijdelijk besluit veilige afstand bepaald op anderhalve meter. Deze aanvullende uitzonderingen zijn mede gemaakt met het oog op de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit (artikel 58b, tweede lid, Wpg).

Voor de volledigheid wordt erop gewezen dat de veiligeafstandsnorm niet van toepassing is in woningen. Ook geldt de norm alleen indien sprake is van ‘zich ophouden’. Dit betekent dat kortstondige handelingen, zoals andere personen passeren of een persoon met een beperking helpen met in- of uitstappen, niet onder de veiligeafstandsnorm vallen.

Artikel 2.1 Veilige afstand 18-’ers

De uitzondering in artikel 2.1 geldt voor jongeren.

In aanvulling op de wettelijke uitzondering voor personen tot en met twaalf jaar en hun begeleider in artikel 58f, derde lid, onder d, Wpg, zijn ook personen tot achttien jaar uitgezonderd van de veiligeafstandsnorm. Dit betekent dat personen tot achttien jaar onderling geen afstand hoeven te houden en ook niet tot andere personen.

De reden dat kinderen en jongeren zijn uitgezonderd van de veiligeafstandsnorm is dat het virus zich vooral verspreidt onder volwassenen en van volwassen familieleden naar kinderen. Verspreiding van het virus onder kinderen en jongeren of van kinderen en jongeren naar volwassenen komt minder vaak voor. Dit volgt onder andere uit het 70e en 71e advies van het Outbreak Management Team (OMT) van 23 juni 2020.

Artikel 2.2 Beroepsmatige werkzaamheden

Dit artikel bevat een generieke uitzondering (vrijstelling) op de veiligeafstandsnorm van artikel 58f Wpg voor werkzaamheden in het kader van de uitoefening van een beroep. Vrijstelling wordt verleend voor arbeid waarbij het houden van de veilige afstand niet mogelijk is. Uitgangspunt voor arbeid is dat een veilige afstand tussen personen wordt gewaarborgd. De bescherming van werkenden tegen blootstelling aan het coronavirus staat voorop, en dient te allen tijde effectief ingevuld te worden. Dit houdt in dat voor situaties waar een veilige afstand absoluut niet mogelijk is een deugdelijk onderbouwde afweging tussen maatregelen wordt gemaakt op basis van doeltreffendheid, in casu effectiviteit in het voorkomen van blootstelling aan het virus. Op grond van dit artikel mogen werkzaamheden doorgaan die met inachtneming van de veilige afstand echt geen doorgang kunnen vinden. Bijvoorbeeld in productieprocessen, waarbij machines om veiligheidsredenen met meerdere personen bediend moeten worden of personen die een contactberoep uitoefenen, zoals kappers, die zonder deze uitzondering niet zouden kunnen werken.

Ook degenen jegens wie zij hun werkzaamheden uitoefenen zijn uitgezonderd van de veiligeafstandsnorm. Hierbij kan gedacht worden aan de kapper en diens klant of de rijinstructeur en degene die rijles volgt.

Deze systematiek sluit aan bij de zorgplicht van werkgevers voor de gezondheid van de werknemers en de daarmee samenhangende risico-inventarisatie en -evaluatie in de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet). Daartoe moeten zij de aan de werkzaamheden verbonden risico’s voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers inventariseren en evalueren (RI&E) en met gebruikmaking van de arbeidshygiënische strategie komen tot een pakket doeltreffende maatregelen (plan van aanpak) om die risico’s te voorkomen dan wel zo veel mogelijk te beperken. (overeenkomstig artikel 5 Arbowet). De zorgplicht van werkgevers is zonder meer van toepassing op het risico van blootstelling aan het virus.

Artikel 2.3 Veilige afstand vervoer

Openbaar vervoer, ander bedrijfsmatig personenvervoer en privévervoer hebben een belangrijke maatschappelijke functie: banen, scholen, ziekenhuizen, winkels en supermarkten moeten bereikt kunnen worden. Vervoer levert een belangrijke bijdrage aan de bereikbaarheid, de leefbaarheid, de maatschappelijke deelname van personen en de economie. Vaak is het echter niet mogelijk om in bijvoorbeeld een bus of auto voldoende afstand te houden tot medepassagiers. Daarom geldt de veiligeafstandsnorm niet in het openbaar vervoer, ander bedrijfsmatig vervoer en vervoer voor privédoeleinden, mits het gaat om vervoer dat primair de verplaatsing van de ene naar de andere locatie behelst en het vervoer geen recreatieve activiteit is. Dit betekent dat tijdens recreatief vervoer met een pleziervaartuig zoals een boot, de veiligeafstandsnorm onverkort van toepassing is. Een boot is immers niet altijd primair gericht op de verplaatsing van de ene locatie naar de andere locatie. De veiligeafstandsnorm is ook van toepassing in situaties waarin langere tijd wordt stilgestaan met een vervoersmiddel op de openbare weg. In die situaties is immers sprake van een recreatieve activiteit. De veiligeafstandsnorm geldt dan ook onverkort in de situatie waarin personen afspreken met vrienden in een auto om op een parkeerplaats te blijven hangen. Reizigers die zich beroepen op de uitzondering in het eerste lid zullen desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken dat het vervoer primair de verplaatsing van de ene naar de andere locatie behelst en dat geen sprake is van een recreatieve activiteit.

Het tweede lid van artikel 2.3 bepaalt dat de uitzondering op de veiligeafstandsnorm alleen geldt voor personen die een mondkapje dragen. Op grond van het derde lid geldt een aantal uitzonderingen. Allereerst voor personen die vanwege een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen, opzetten of daarvan ernstig ontregeld kunnen raken (onderdeel a). Voorbeelden zijn personen die een verminderde arm-of handfunctie hebben en daardoor geen mondkapje op kunnen zetten, personen van wie de ademhaling te veel belemmerd wordt vanwege een longaandoening en personen met zintuigelijke beperkingen die gebarentaal spreken. Ook kan gedacht worden aan personen met (ernstige) brandwonden op hun gezicht waardoor geen mondkapje gedragen kan worden en personen die vanwege een verstandelijke beperking of psychische aandoening ontregeld raken als zijzelf een mondkapje dragen. Bij deze laatste groep is het ook mogelijk dat zij ontregeld raken als hun begeleider een mondkapje draagt. In dat geval hoeft ook de begeleider geen mondkapje te dragen. Hetzelfde geldt voor personen die samen zijn met iemand die afhankelijk is van non-verbale visuele signalen, bijvoorbeeld iemand die afhankelijk is van liplezen. Ook deze personen hoeven geen mondkapje te dragen (onderdelen b en c). Een verkoudheid wordt onder andere niet gezien als ziekte of beperking waardoor geen mondkapje gedragen kan worden. Personen die zicht beroepen op een van de uitzonderingen zullen de beperking of ziekte desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken (of hun begeleider indien zij daartoe niet in staat zijn, bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke beperking). Een vierde uitzondering geldt voor personen die zich moeten identificeren (onderdeel d). Verder zijn leerlingen tijdens vervoer van en naar een instelling voor voortgezet onderwijs uitgezonderd (onderdeel e), evenals personen tot en met zeventien jaar die deelnemen aan vervoer van en naar de locatie waar jongeren jeugdhulp ontvangen of zorglocaties voor jeugd (onderdeel f). De veiligeafstandsnorm geldt ook niet in luchtvaartuigen. Dit is geregeld in het vierde lid.

Het vijfde lid maakt duidelijk dat de gezaghebber het maximaal aantal personen in publiek toegankelijke voertuigen in het openbaar vervoer en ander bedrijfsmatig personenvervoer niet kan beperken. De gezaghebber is verder niet bevoegd om dit vervoer te sluiten.

Artikel 2.4 Zorgvrijwilligers

Vrijwilligers zijn in de zorg, jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning van groot belang. Veel (thuis)zorginstellingen en welzijnsorganisaties maken gebruik van vrijwilligers. In sommige instellingen, zoals de bijna-thuis-huizen voor palliatieve terminale zorg, wordt de zorg zelfs hoofdzakelijk geleverd door vrijwilligers. Om die reden regelt artikel 2.4 dat de veiligeafstandsnorm niet geldt tussen een vrijwilliger in de zorg, jeugdhulp of maatschappelijke ondersteuning en de persoon jegens wie de vrijwilliger zijn taak uitoefent.

De uitzondering op de veiligeafstandsnorm geldt alleen indien de vrijwilliger tot taak heeft te helpen bij dagelijkse activiteiten of verzorging en voor zover bepaalde handelingen van de vrijwilliger ten behoeve van die taakuitoefening niet met inachtneming van de veilige afstand kunnen worden uitgevoerd. Denk aan hulp bij het eten en drinken of bij toiletbezoek. In dat geval moet de zorgvrijwilliger een mondkapje dragen. Waar de veilige afstand wel in acht genomen kan worden, blijft het houden van een veilige afstand het uitgangspunt.

Artikel 2.5 Sport en podiumkunsten

Sport, kunst en cultuur zijn van groot belang voor de samenleving. Daarom is in artikel 2.5 een uitzondering opgenomen op de veiligeafstandsnorm voor personen die sport en podiumkunsten beoefenen, zoals toneelspelen, dansen en muziek maken, of acteren. Het gaat hier om het uitoefenen van podiumkunsten of het repeteren daarvoor (culturele uiting) en niet om bijvoorbeeld recreatief dansen in een sportschool of dansen in een discotheek, bar, club of danscafé.

Bij de beoefening van podiumkunsten gaat het in de eerste plaats om professionals die ten overstaan van publiek, op een podium, podiumkunstenaanbod verzorgen. Voor de toepassing van deze regeling vallen daaronder diegenen die artistiek-inhoudelijk actief en aantoonbaar geïntegreerd zijn in de professionele podiumkunstpraktijk, bijvoorbeeld doordat zij regelmatig optreden op podia die een relevante programmering hebben in het genre of de discipline waarbinnen de professional opereert. Wat betreft het begrip ‘podium’ geldt in dit verband, dat het moet gaan om een voorziening die bestemd of geschikt is voor de presentatie van podiumkunsten, waaronder inbegrepen voorzieningen in scholen, die het naar hun aard mogelijk maken om er podiumkunsten te presenteren. Ten aanzien van personen die buiten de kring vallen van vorenbedoelde professionals in de podiumkunstpraktijk, gaat het om de beoefening van amateurkunst of cultuureducatie waar actieve participatie van de doelgroep centraal staat, in daarvoor gebruikelijke presentatie- of repetitieruimten, bijvoorbeeld van verenigingen of centra voor de kunsten.

Ook bij podiumkunsten en sport is het houden van anderhalve meter afstand verstandig. Het is echter niet verplicht, voor zover het in het kader van de culturele uiting of sportbeoefening niet mogelijk is. Waar de veilige afstand wel in acht genomen kan worden, blijft het houden van anderhalve meter afstand verplicht.

§ 3 Groepsvorming

Paragraaf 3 van deze regeling bevat maatregelen over groepsvorming. Benadrukt wordt dat uit artikel 58g, eerste lid, volgt dat groepsvorming niet beperkt kan worden in woningen.

Artikel 3.1 tot en met 3.3 Groepsvorming

Op grond van deze artikelen is het verboden zich in groepsverband op te houden met meer dan vijfentwintig (artikel 3.1) of tien personen (artikel 3.2) of meer personen dan behorend tot twee huishoudens (artikel 3.3) op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen. De verbodsbepaling richt zich tot elk persoon in het groepsverband. Artikel 58g, eerste lid, van de wet biedt de grondslag voor het stellen van regels omtrent groepsvorming. Een groep is een aantal min of meer bijeen horende personen, waarbij sprake is van een zekere samenhang of omstandigheid waardoor die mensen bij elkaar zijn. Het verbod op groepsvorming geldt niet voor personen die in gemeenschap met anderen hun godsdienst of levensovertuiging belijden. Dit volgt uit artikel 58g, tweede lid, onder c, Wpg.

In artikel 58g, tweede lid, Wpg wet staat een aantal wettelijke uitzonderingen op het groepsvormingsverbod.

Een groepsvormingsverbod draagt bij aan het beperken van het aantal contactmomenten en in kleinere groepen is het eenvoudiger om de veilige afstand in acht te nemen. Ook kan het beperken van de groepsgrootte bijdragen aan het beperken van de omvang van een eventuele uitbraak. Een enkele besmetting kan namelijk vele besmettingen tot gevolg hebben in een grote groep. Dit heeft ook tot gevolg dat het bron- en contactonderzoek door de afdeling Publieke Gezondheid eenvoudiger is.

Vanaf het moment dat de indicatoren behorend bij risiconiveau 2 (vijfentwintig personen), 3 (tien personen) of 4 (twee huishoudens), bereikt worden, kan deze maatregel worden ingezet. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 3.4 Groepsvorming winkels

Op grond van artikel 3.4 heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar het niet is toegestaan om zich in groepsverband op te houden met meer dan twee personen in winkels. Vanaf risiconiveau 2 kunnen beperkingen worden gesteld aan de groepsgrootte in winkels. Deze beperking geldt ook in essentiële winkels. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

§4 Openstelling publieke plaatsen

Deze paragraaf bevat maatregelen die gelden voor publieke plaatsen als bedoeld in artikel 58h Wpg. Het gaat daarbij om regels gericht tot de persoon die de plaats openhoudt, dus niet tot het publiek.

Artikel 4.1 en 4.2 Openstelling publieke plaatsen tot maximaal 50 en 25 personen

Ingevolge de artikelen 4.1 en 4.2 heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar het verboden is in publieke plaatsen meer dan 50 of 25 personen gelijktijdig als publiek aanwezig te laten zijn, tenzij sprake is van doorstroom van het publiek.

Voor een toelichting op het begrip ‘publieke plaats’ wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de Wpg.13 Hier volstaat te benoemen dat een publieke plaats een voor het publiek openstaand gebouw is. Voor het publiek openstaand betekent dat deze plaatsen voor eenieder zonder aanzien des persoons openstaan. Hier kunnen wel beletselen gelden voor toegang en verblijf. Het kan bijvoorbeeld gaan om een entreeprijs, minimumleeftijd of verzoek om identificatie. Voorbeelden van publieke plaatsen zijn winkels, cafés, restaurants en bijbehorende terrassen, theaters en musea. Uit de begripsbepaling van publieke plaats volgt verder dat onder publieke plaats niet wordt verstaan plaatsen waar samenkomsten plaatsvinden ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zoals kerkgebouwen, moskeeën en synagogen.

Van doorstroom is sprake bij een nagenoeg continue beweging van het publiek.

Het gaat om publieke plaatsen die op een manier zijn ingericht die het rondlopen van bezoekers uitnodigt. Te denken valt aan detailhandel, markten, bibliotheken, musea, monumenten en daarmee vergelijkbare plaatsen.

Door een beperking in te stellen op het aantal personen dat aanwezig mag zijn in een publieke plaats is het eenvoudiger om afstand te houden tot andere personen die zich bevinden in de publieke plaats. Ook zal het aantal reisbewegingen lager liggen en zullen minder mensen contact met elkaar hebben. Hierdoor kunnen de gevolgen van de aanwezigheid van een besmet persoon in een publieke plaats voor de verspreiding van het virus beperkt worden. Het virus kan immers op minder mensen overgedragen worden. Ook dragen kleinere groepen bij aan een vereenvoudiging van het bron- en contactonderzoek door de afdeling Publieke Gezondheid. Gekozen is voor een maximum van 50 personen vanaf het moment dat Bonaire zich bevindt in een situatie die aansluit bij de systematiek van risiconiveau 2 (50 personen) en 4 (25 personen) van de routekaart. De toename in verspreiding van het virus in oploop van het risiconiveau, maakt het noodzakelijk om de contactmomenten verder te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.3 Sluiting publieke plaats

De gezaghebber heeft de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het niet is toegestaan publieke plaatsen geopend te hebben voor publiek. Dit is bepaald in artikel 4.3, eerste lid. Voor de definitie van publieke plaats wordt verwezen naar de toelichting onder de artikelen 4.1 en 4.2. Op grond van dit artikel heeft de gezaghebber alleen de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar alle publieke plaatsen gesloten moeten zijn. Het is op grond van dit artikel niet mogelijk specifieke publieke plaatsen aan te wijzen. Wel is het mogelijk een bepaald geografisch bereik op Bonaire aan te wijzen waarbinnen alle publieke plaatsen gesloten moeten worden, dit hoeft niet voor het hele eiland te gelden. Ook bestaat de mogelijkheid om individuele ontheffingen te verlenen in bijzondere gevallen, zoals hiervoor is toegelicht.

Het tweede lid van artikel 4.3 regelt een uitzondering op het verbod op het openstellen van publieke plaatsen. Ook wanneer de gezaghebber plaatsen aanwijst waar het niet is toegestaan publieke plaatsen geopend te hebben voor publiek, mogen supermarkten, tankstations, apotheken en bouwmarkten geopend blijven voor publiek. Deze ondernemingen worden als essentieel gezien voor de samenleving, waardoor een verbod op de openstelling ervan niet proportioneel wordt geacht.

Door publieke plaatsen te sluiten wordt het aantal contactmomenten en het aantal vervoersbewegingen beperkt. Personen zullen namelijk niet meer samenkomen in publieke ruimten, en ook gaan minder werknemers naar hun werk. Hierdoor zal vaker de veilige afstand tot andere personen gehouden (kunnen) worden en zal een besmet persoon minder snel andere personen besmetten. Zodoende kunnen nieuwe introducties van het virus tegengegaan worden en kan het bron- en contactonderzoek door de afdeling Publieke Gezondheid eenvoudiger worden.

Deze maatregel zal in beeld komen vanaf het moment dat de indicatoren behorend bij risiconiveau 5 bereikt zijn. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

De artikelen 4.4 en 4.5 Openstelling eet- en drinkgelegenheden

De artikelen 4.4 en 4.5 regelen dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft om plaatsen aan te wijzen waar eet- en drinkgelegenheden alleen onder voorwaarden geopend mogen zijn voor publiek.

In eet- en drinkgelegenheden kunnen mensen eenmalig en moeilijker traceerbaar contact hebben met anderen. Dit bemoeilijkt het bron- en contactonderzoek.14 Daarom wordt in dit artikel een aantal voorwaarden gesteld dat hier een positief effect op heeft. Door voorwaarden te stellen aan de openstelling van eet- en drinkgelegenheden, kunnen eet- en drinkgelegenheden geopend blijven, terwijl Bonaire zo goed mogelijk beschermd wordt tegen het virus.

Onderdeel a van artikel 4.4 bepaalt dat in een eet- en drinkgelegenheid niet meer personen dan 50% van de bezettingscapaciteit tegelijkertijd aanwezig mogen zijn. Op deze manier is het beter mogelijk om een veilige afstand tot elkaar te houden.

De artikelen 4.4 en 4.5, onderdelen b, stellen als voorwaarde aan de openstelling van publieke plaatsen dat het publiek geplaceerd moet zijn. Placeren heeft ook een positief effect op het in acht kunnen nemen van de veilige afstand, hetgeen de kans op verspreiding van het virus verkleint. Door placeren verplicht te stellen, wordt het mogelijk om publiek zitplaatsen aan te wijzen die ten opzichte van elkaar de veilige afstand bevatten. Ook moet de beheerder van een eet- en drinkgelegenheid ervoor zorgen dat het publiek daadwerkelijk gebruikmaakt van de aangewezen zitplaats. Hiermee wordt voorkomen dat het publiek gaat wandelen, staan of van zitplaats gaat wisselen, wat tot een beperking van het aantal contactmomenten leidt. Vanzelfsprekend hoeft niet ingegrepen te worden als het publiek kortstondig de aangewezen zitplaats of locatie verlaat, om bijvoorbeeld naar het toilet te gaan.

De vervroegde sluitingstijd, tweede lid van artikel 4.4 en onderdeel c van artikel 4.5, is gericht op het beperken van het aantal contactmomenten in en rondom eet- en drinkgelegenheden gedurende de avond en nacht. Daarnaast geldt voor eet- en drinkgelegenheden waar alcoholhoudende drank geschonken wordt, dat het gebruik van alcohol een negatieve invloed heeft op de naleving van regels. Hoe later het is, hoe maar alcohol doorgaans gedronken wordt. Alcohol zorgt voor verslechtering van het onderdrukken (inhiberen) van neigingen in het gedrag, wat tot impulsief gedrag leidt.15 Doordat mensen minder angstig zijn onder invloed van alcohol, voelen zij zich veelal meer bereid om risicovolle situaties aan te gaan.16 Het voorgaande kan ertoe leiden dat belangrijke maatregelen ter bestrijding van de epidemie, zoals het in acht nemen van de veilige afstand en het regelmatig wassen van de handen, onvoldoende worden nageleefd door mensen onder invloed van alcohol. Ook is de consumptie van alcohol vaak een reden om samen te komen met anderen. Om voorgaande redenen is een vervroegde sluitingstijd gepast.

De maatregelen uit deze artikelen zijn gericht tot de beheerder van een eet- en drinkgelegenheid. Onder de beheerder kan zowel de eigenaar als het personeel van de eet- en drinkgelegenheid worden verstaan. Het gaat om de persoon die in staat is om een omgeving te creëren die verspreiding van het virus tegen kan gaan. Benadrukt moet worden dat de maatregelen die de beheerder van een eet- en drinkgelegenheid dient te treffen geen generieke uitzondering oplevert voor het publiek op het houden van de veilige afstand.

De maatregelen, opgenomen in artikel 4.4, kunnen worden ingezet vanaf het moment dat de situatie is bereikt, behorend bij risiconiveau 3. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Vanaf het moment dat de situatie is bereikt, behorend bij risiconiveau 4 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar zowel niet toegestaan is meer personen dan 50% van de bezettingscapaciteit toe te laten, als reserveringen aan te nemen van meer dan vier personen, met uitzondering van personen tot en met twaalf jaar. Dit is geregeld in artikel 4.5. Op deze manier worden de groepen in een eet- en drinkgelegenheid niet te groot, en is de kans op grootschalige verspreiding kleiner.

Artikel 4.6 Sluiting eet- en drinkgelegenheden

Op grond van artikel 4.6, eerste lid, is de gezaghebber bevoegd plaatsen aan te wijzen waar het verboden is eet- en drinkgelegenheden geopend te hebben voor publiek.

Door eet- en drinkgelegenheden te sluiten, wordt het aantal contactmomenten beperkt. In een eet- en drinkgelegenheid zijn mensen vaak langdurig in de buurt van mensen buiten het eigen huishouden. De kans op besmettingen is daardoor relatief groot. Ook betekent een sluiting van de eet- en drinkgelegenheden een beperking van het aantal reisbewegingen door zowel het publiek, als de medewerkers. Daarnaast geldt voor eet- en drinkgelegenheden waar alcoholhoudende drank geschonken wordt, dat het gebruik van alcohol een negatieve invloed heeft op de naleving van regels.

Het tweede lid maakt uitzonderingen op het verbod voor eet- en drinkgelegenheden in hotels ten behoeve van de hotelgasten (die daadwerkelijk in het hotel overnachten). Hoewel het verbod op de openstelling van eet- en drinkgelegenheden alleen geldt voor inrichtingen waar sprake is van verstrekking van etenswaren of dranken voor gebruik ter plaatse, stelt onderdeel b buiten twijfel dat afhaal voor gebruik anders dan ter plaatse is toegestaan, op voorwaarde dat de inrichting tussen 01.00 en 06.00 uur gesloten is en de duur van het verblijf van publiek in de inrichting zoveel mogelijk wordt beperkt. Na 01.00 uur mag dus ook niet meer worden bezorgd.

Vanaf het moment dat de situatie is bereikt, behorend bij risiconiveau 5 kan deze maatregel worden ingezet, waarbij afhaal mogelijk blijft. Vanaf risiconiveau 6 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om eet- en drinkgelegenheden te sluiten en ook afhaal te verbieden. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.7 Sluiting discotheken

Artikel 4.7 bepaalt dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is discotheken geopend te hebben voor publiek.

Discotheken zijn eet- en drinkgelegenheden waar gelegenheid wordt geboden tot dansen. Een eet‑ en drinkgelegenheid die wel een dansgelegenheid bevat, maar die niet is opengesteld, mag wel voor publiek geopend zijn (op voorwaarde dat eet- en drinkgelegenheden geopend mogen zijn voor publiek).

Door discotheken te sluiten kan het aantal reisbewegingen beperkt worden. Daarnaast kan naar verwachting moeilijk voldoende afstand worden gehouden in discotheken waardoor een sluiting een belangrijke bijdrage kan leveren aan het beperken van de verspreiding van het virus. Ook gaat het vaak om grotere groepen met daarmee kans op een grote verspreiding. Daar komt bij dat in discotheken relatief vaak wordt geschreeuwd en gezongen. Bij het gebruik van de stem komen druppels vrij van verschillende grootte, inclusief aerosolen en druppelkernen. Uit onderzoek blijkt dat de aerosolemissie toeneemt naarmate de stem wordt verheven, zoals veelal het geval is bij zingen en schreeuwen.17 Op basis van de huidige inzichten is nog onvoldoende duidelijk welke rol aerosolen spelen in de verspreiding van het virus, maar onder meer het grote aantal meldingen van uitbraken bij koren wereldwijd wijst erop dat het luider gebruiken van de stem een verhoogd risico meebrengt op de overdracht van het virus, ook wanneer meer dan anderhalve meter afstand wordt gehouden. Het OMT heeft in het advies van 3 november ook aangegeven dat zingen in groepsverband in alle vormen niet plaats zou moeten vinden. Ook speelt het gebruik van alcohol, hetgeen vaak veelvuldig gebeurt in discotheken, een rol in de verspreiding van het virus. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar de toelichting onder artikel 4.6. Gelet op voorgaande is de kans op clusters van besmettingen en uitbraken groot in discotheken, waardoor een verbod op de openstelling ervan noodzakelijk kan zijn.

Wanneer de indicatoren behorend bij risiconiveau 2 zijn bereikt, kan deze maatregel kan worden ingezet. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.8 Openstelling wellnesscentra

De gezaghebber is bevoegd om plaatsen aan te wijzen waar het onder voorwaarden toegestaan is of geheel verboden is wellnesscentra geopend te hebben voor publiek. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 4.8.

Vanaf de situatie, zoals beschreven bij risiconiveau 3, heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar een wellnesscentrum alleen geopend mag zijn als niet meer personen dan 50% van de bezettingscapaciteit aanwezig zijn. Op die manier wordt voorkomen dat het te druk wordt in het wellnesscentrum en personen onverhoopt geen afstand tot elkaar kunnen houden. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.9 Sluiting wellnesscentra

De gezaghebber is bevoegd om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is wellnesscentra geopend te hebben voor publiek. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 4.9.

Door de wellnesscentra te sluiten, wordt het aantal contactmomenten van personen beperkt. Werknemers en klanten zullen onderling niet met elkaar in aanraking komen. Deze maatregel kan van kracht worden vanaf de situatie, zoals beschreven bij risiconiveau 4. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.10 Sluiting seksinrichtingen

Ingevolge artikel 4.10 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is seksinrichtingen geopend te hebben voor publiek.

Bij seksinrichtingen kan de veilige afstand niet in acht worden genomen, waardoor de kans op verspreiding van het virus groot is. Deze maatregel kan van kracht worden vanaf de situatie, zoals beschreven bij risiconiveau 3. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.11 Openstelling casino’s

Artikel 4.11 bevat een bevoegdheid voor de gezaghebber om plaatsen aan te wijzen waar het alleen onder voorwaarden toegestaan is casino’s geopend te hebben voor publiek.

Vanaf het besmettingsrisico behorend bij risiconiveau 3 heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar een casino alleen geopend mag zijn als niet meer personen dan 50% van de bezettingscapaciteit aanwezig zijn (tweede lid). Op die manier wordt voorkomen dat het te druk wordt in het casino en personen onverhoopt geen afstand tot elkaar kunnen houden. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Op grond van het tweede lid heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar casino’s vervroegd moeten sluiten, namelijk om 22.00 uur of 00.00 uur. De vervroegde sluitingstijd draagt bij aan minder contactmomenten en een beperking in het gebruik van alcohol. Deze maatregelen kunnen worden ingezet vanaf het besmettingsrisico behorend bij risiconiveau 3. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.12 Sluiting casino’s

Artikel 4.12 bevat een bevoegdheid voor de gezaghebber om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is casino’s geopend te hebben voor publiek.

De sluiting van casino’s heeft tot doel het aantal contactmomenten en reisbewegingen te beperken, om zo de veiligeafstandsnorm optimaal te borgen en de verspreiding van het virus zoveel mogelijk te beperken. Daar komt bij dat in sommige casino’s ook alcohol geschonken wordt. Zoals eerder toegelicht, heet het gebruik van alcohol een negatieve invloed op de naleving van maatregelen. De sluiting van casino’s kan daarom een belangrijke bijdrage leveren aan het tegengaan van verspreiding van het virus.

Deze maatregel kan vanaf het besmettingsrisico behorend bij risiconiveau 4 ingaan. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.13 Openstelling bioscopen

De gezaghebber is bevoegd om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is bioscopen geopend te hebben voor publiek voor meer dan 50%. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 4.13.

Door de groepsgrootte te beperken, wordt het aantal contactmomenten van personen beperkt. Werknemers en klanten zullen onderling minder met elkaar in aanraking komen. Ook worden openbare plaatsen, zoals de openbare weg, en het openbaar vervoer minder belast, waardoor mensen eenvoudiger een veilige afstand tot elkaar kunnen houden.

Deze maatregel kan van kracht worden vanaf de situatie, zoals beschreven bij risiconiveau 3. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.14 Sluiting bioscopen

De gezaghebber is bevoegd om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is bioscopen geopend te hebben voor publiek. Deze bevoegdheid is neergelegd in artikel 4.14.

Door bioscopen te sluiten, wordt het aantal contactmomenten van personen beperkt. Werknemers en klanten zullen onderling niet met elkaar in aanraking komen. Ook worden openbare plaatsen, zoals de openbare weg, en het openbaar vervoer minder belast, waardoor mensen eenvoudiger een veilige afstand tot elkaar kunnen houden.

Een gehele sluiting kan volgen wanneer de situatie, zoals beschreven bij risiconiveau 4, zich voordoet. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.15 Openstelling sport- en fitnessgelegenheden

Artikel 4.15 regelt dat het verboden is op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen de binnenruimte (eerste lid) en het gedeelte buiten (tweede lid) van een sport- en fitnessgelegenheid geopend te hebben voor meer personen dan 50% van de bezettingscapaciteit van die inrichting.

Door de bezettingsgraad te beperken, wordt voorkomen dat personen onverhoopt niet de veilige afstand in acht kunnen nemen. Ook wordt het aantal contactmomenten en reisbewegingen beperkt, waardoor het risico op overdracht van het virus wordt beperkt.

Deze maatregel kan worden genomen vanaf de situatie, zoals beschreven bij risiconiveau 3. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.16 Sluiting sport- en fitnessgelegenheden binnen

Op grond van artikel 4.16, eerste lid, heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is om de binnenruimte van een sport- en fitnessgelegenheid, geopend te hebben voor publiek.

Door binnenruimten van sport- en fitnessgelegenheden te sluiten, wordt het aantal contactmomenten beperkt en wordt de kans op grote menigten op straat en in het openbaar vervoer verkleind. Het Zuid-Koreaanse cluster18 en de aanwijzingen dat bij binnensport het houden van de veilige afstand onderling mogelijk onvoldoende is doordat er meer aerosolen worden gevormd dan wanneer niet wordt gesport, maken ook dat een sluiting van de sport- en fitnessgelegenheden nodig kan zijn. Het is namelijk voldoende aannemelijk dat druppelwolken bij sommige vormen van binnensport grotere afstanden dan 1,5 meter kunnen afleggen en tot transmissie zouden kunnen leiden.19

Deze maatregel kan bij risiconiveau 4 ingaan. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.17 Algehele sluiting sport- en fitnessgelegenheden

Op grond van artikel 4.17 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is om een sport- en fitnessgelegenheid geopend te hebben voor publiek.

Een algehele sluiting van sport- en fitnessgelegenheden kan bij een vergaande verspreiding van het virus noodzakelijk zijn. De sluiting voorkomt dat mensen elkaar bij het sporten gaan ontmoeten of met meer personen in contact komen. Het virus zal zich hierdoor minder snel kunnen verspreiden.

Vanaf het moment dat de omstandigheden zoals beschreven bij risiconiveau 5 zich voordoen, kan deze maatregel van kracht worden. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 4.18 Sluiting winkels

De gezaghebber is op grond van artikel 4.18, eerste lid, bevoegd om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is winkels geopend te hebben voor publiek. Vanaf de situatie, zoals beschreven bij risiconiveau 3, kunnen maatregelen ten aanzien van niet-essentiële winkels genomen worden. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Het tweede lid van artikel 4.18 bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is op essentiële winkels. Ook wanneer de gezaghebber plaatsen aanwijst waar het niet is toegestaan winkels geopend te hebben voor publiek, mogen supermarkten, tankstations, apotheken en bouwmarkten wel geopend blijven voor publiek. Deze ondernemingen worden als essentieel gezien voor de samenleving, waardoor een verbod op de openstelling ervan niet proportioneel wordt geacht.

Evenals de sluiting van andere publieke plaatsen, heeft ook de sluiting van winkels tot doel het aantal contactmomenten te beperken en de druk op openbare plaatsen en het openbaar vervoer te beperken.

Artikel 4.19 Gezondheidscheck en contactregistratie

Op grond van artikel 4.19 heeft de gezaghebber de bevoegdheid om publieke plaatsen aan te wijzen waar de beheerder van die plaats ervoor moet zorgen dat de gezondheid van het publiek geverifieerd wordt en dat een registratie van contactgegevens plaatsvindt, mits daarvoor toestemming wordt gegeven. Uit de begripsbepaling van publieke plaats volgt verder dat onder publieke plaats niet wordt verstaan plaatsen waar samenkomsten plaatsvinden ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zoals kerkgebouwen, moskeeën en synagogen. De plichten met betrekking tot een gezondheidscheck en contactregistratie gelden daar ook niet.

Het eerste lid regelt dat de beheerder van een publieke plaats ervoor moet zorgen dat de gezondheid van zijn gasten gecontroleerd wordt door een gezondheidscheck uit te voeren. Zie de toelichting bij artikel 1.1 voor een toelichting op dit begrip. Door de gezondheid te verifiëren kan voorkomen worden dat mensen met hoger risico op het hebben van het virus, het virus verspreiden in publieke plaatsen.

Beheerders van publieke plaatsen zijn verder verplicht om aan bezoekers te vragen hun contactgegevens beschikbaar te stellen (tweede lid). Zo kunnen mensen worden benaderd in het kader van bron- en contactonderzoek indien er in een bepaalde periode een besmetting bij personeel dan wel een bezoeker geconstateerd is. Ook draagt dit bij aan effectief bron- en contactonderzoek door de afdeling Publieke Gezondheid, een essentieel onderdeel van de bestrijding van de epidemie.20 Registratie van gegevens vindt alleen plaats als de bezoeker toestemming geeft voor de verwerking en overdracht van zijn gegevens voor de uitvoering van een eventueel bron- en contactonderzoek door de Afdeling Publieke Gezondheid.

De gegevens waarom gevraagd moet worden zijn de naam en het e-mailadres of het telefoonnummer van de bezoeker en de datum en tijd waarop de bezoeker binnenkomt. Deze gegevens moeten veertien dagen bewaard worden door de ondernemer en daarna worden verwijderd.

Eventuele toestemming door bezoekers moet voldoen aan de eisen die de Wet bescherming persoonsgegevens BES (WBP BES) aan een rechtsgeldige toestemming stelt: een vrije, specifieke en op informatie berustende wilsuiting. Nu de toestemming vrij moet kunnen worden gegeven, mogen aan het enkele weigeren ervan geen consequenties worden verbonden. Wanneer beheerders persoonsgegevens van bezoekers verwerken zijn zij daarbij gebonden aan de regels van WBP BES.

In het derde lid is geëxpliciteerd dat bij het vragen naar de gegevens moet worden gewezen op de vrijwilligheid van het aanleveren van deze gegevens. Dat kan bijvoorbeeld mondeling of door dit voor te drukken op de briefjes waarmee de gegevens worden aangeleverd. Lijsten - zoals weleens gebruikt bij een eerder in Europees Nederland geldende vergelijkbare verplichting in horeca - waarop elke klant ook de gegevens van de andere bezoekers kan zien, staan op gespannen voet met privacy-eisen. Daarom is in het vierde lid verduidelijkt dat de persoonsgegevens niet zichtbaar mogen zijn voor anderen. Dit kan door bijvoorbeeld de gegevens te laten invullen op individuele briefjes die dicht worden gevouwen of in een envelop worden gedaan voordat zij worden ingenomen.

De maatregelen uit dit artikel zijn gericht tot de beheerder van publieke plaats. Onder de beheerder kan zowel de eigenaar als het personeel van de publieke plaats worden verstaan. Het gaat om de persoon die in staat is om een omgeving te creëren die verspreiding van het virus tegen kan gaan. Benadrukt moet worden dat de maatregelen die de beheerder dient te treffen geen generieke uitzondering oplevert voor het publiek op het houden van de veilige afstand

Deze maatregel kan worden ingezet in elk risiconiveau ter aanvulling op andere maatregelen. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om zoveel mogelijk zicht te hebben op de contacten die men heeft. Ook is het van groot belang dat mensen met klachten thuisblijven. Een gezondheidscheck helpt bij de bewustwording daarvan. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

§ 5 Evenementen

Deze paragraaf bevat bepalingen over evenementen, gebaseerd op artikel 58i Wpg. Dat artikel maakt het mogelijk om bij ministeriële regeling evenementen aan te wijzen die niet of slechts onder voorwaarden mogen worden georganiseerd. Tot de voorwaarden kan behoren dat ten hoogste een bij die regeling vast te stellen aantal personen aan het evenement mag deelnemen.

Artikel 5.1 en 5.2 Evenementen tot maximaal 50 of 25 personen

Op grond van de artikelen 5.1 en 5.2, eerste leden, is het verboden een evenement te organiseren waar meer dan 50 of 25 deelnemers aan deelnemen op door de gezaghebber aan te wijzen plaatsen. Uit de begripsbepaling van evenement, zoals opgenomen in artikel 58a, vijfde lid, Wpg, volgt dat godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten alsmede betogingen geen evenementen zijn. De regels ten aanzien van evenementen gelden daarom ook niet voor godsdienstige of levensbeschouwelijke samenkomsten. Het beperken van contactmomenten en het houden van een veilige afstand tot andere personen zijn twee van de belangrijkste pijlers in de bestrijding van de epidemie van het virus. Door grootschalige evenementen te verbieden, worden zowel de contactmomenten beperkt (hetgeen het bron- en contactonderzoek vereenvoudigd), als de mogelijkheid om een veilige afstand in acht te nemen tot andere personen vergroot. Daarom wordt in dit artikel de gezaghebber de bevoegdheid gegeven om grote evenementen (meer dan 50 of 25 personen) te verbieden indien dat nodig is gelet op de bestrijding van de epidemie of een directe dreiging daarvan.

Gekozen is voor een maximum van 50 personen vanaf het moment waarop de omstandigheden zoals benoemd bij risiconiveau 2 zich verwezenlijken. Het maximum van 25 geldt vanaf risiconiveau 4. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Wanneer de omstandigheden zoals benoemd bij risiconiveau 2 zich voordoen, heeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar de organisator van een evenement ervoor moet zorgen dat gedurende het evenement niet wordt gezongen, geschreeuwd of gedanst. Dit is neergelegd in de tweede leden van de artikelen 5.1 en 5.2. Bij het gebruik van de stem komen druppels vrij van verschillende grootte, inclusief aerosolen en druppelkernen. Uit onderzoek blijkt dat de aerosolemissie toeneemt naarmate de stem wordt verheven, zoals veelal het geval is bij zingen en schreeuwen.21 Op basis van de huidige inzichten is nog onvoldoende duidelijk welke rol aerosolen spelen in de verspreiding van het virus, maar onder meer het grote aantal meldingen van uitbraken bij koren wereldwijd wijst erop dat het luider gebruiken van de stem een verhoogd risico meebrengt op de overdracht van het virus, ook wanneer meer dan anderhalve meter afstand wordt gehouden. Om die reden wordt als voorwaarde aan het organiseren van evenementen gesteld dat een zang- en schreeuwverbod moet gelden op de locatie van het evenement, gedurende het evenement. Ook moet de organisator ervoor zorgen dat niet wordt gedanst, omdat bij dansen de kans groot is dat de veilige afstand niet in acht wordt genomen. Ook worden door het dansen meer aerosolen gevormd dan wanneer niet wordt gedanst, die mogelijk een rol spelen in de verspreiding van het virus.

Voor alle deelnemers aan evenementen geldt dat zij de veiligeafstandsnorm in acht moeten nemen en dat de organisator van een evenement ervoor moet zorgen dat het aanwezige publiek de veilige afstand in acht neemt (zie ook de artikelen 58f, 58k en 58l van de wet).

Artikel 5.3 Verbod op evenementen

Artikel 5.3 bepaalt dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft plaatsen aan te wijzen waar het verboden is een evenement te organiseren. Bij evenementen zijn vaak personen die niet uit hetzelfde huishouden komen gedurende een langere periode bij elkaar. Ook komen vaak grotere groepen mensen samen, waarbij het niet altijd mogelijk is om voldoende afstand te houden. Door evenementen toe te staan bestaat daardoor een reëel risico op een snelle en brede verspreiding van het virus. Het tweede lid bepaalt dat het verbod op evenementen niet geldt voor huwelijksvoltrekkingen en herdenkingsplechtigheden. Dit zijn evenementen die te allen tijde door moeten kunnen gaan. Hierbij kunnen wel beperkingen worden gesteld omtrent groepsvorming.

Deze maatregel zal van kracht kunnen worden wanneer de omstandigheden zoals benoemd bij risiconiveau 5 zich verwezenlijken. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 5.4 Verbod op toeschouwers

Op grond van artikel 5.4 mogen bij sportevenementen (zoals sportwedstrijden) geen toeschouwers toegelaten worden. Hierdoor wordt drukte bij de sportlocatie voorkomen, waardoor mensen beter een veilige afstand tot elkaar kunnen houden. Verder zullen minder mensen elkaar ontmoeten als er geen sportevenementen meer zijn en zal er minder gereisd worden. Ook wordt het risico op overdracht via druppels voorkomen die vrijkomen bij schreeuwen. Het is waarschijnlijk dat toeschouwers bij sportevenementen op sommige momenten zullen schreeuwen.

Deze maatregel zal worden ingezet vanaf de situatie zoals beschreven bij risiconiveau 2. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 5.5 Verbod op sportevenement

De gezaghebber heeft de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is een sportevenement te organiseren. Dit is neergelegd in artikel 5.5.

Een verbod op sportevenementen zorgt voor minder contactmomenten en minder mensen die de straat op gaan of gebruik maken van het openbaar vervoer. Ook wordt bij sportevenementen vaak geschreeuwd, hetgeen een rol kan spelen bij de verdere verspreiding van het virus (zie de toelichting onder artikel 4.7).

Deze maatregel kan worden ingezet vanaf de situatie zoals beschreven bij risiconiveau 4. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

§ 6 Overige maatregelen

Artikel 6.1 Hygiënemaatregelen en luchtverversing

Op grond van artikel 6.1 moet de beheerder van een publieke, openbare of besloten plaats ervoor zorgen dat hygiënemaatregelen worden getroffen op die plaats. Dit houdt bijvoorbeeld in dat stoelen, tafels of andere oppervlakten waarmee personen in aanraking komen gereinigd worden (onderdeel a). Daarnaast is het nodig om binnenruimten regelmatig te ventileren (onderdeel b). Dit kan door bijvoorbeeld een deur of raam open te zetten.

Hygiëne speelt een belangrijke rol in de bestrijding van het virus. Het is mogelijk dat het virus zich verspreidt via oppervlakten. Ook is in binnenruimten voldoende luchtverversing, ventilatie, nodig. Dit verkleint verspreiding van ziekteverwekkers die luchtweginfecties veroorzaken, zoals het virus. Het RIVM adviseert om die reden binnenruimtes voldoende te ventileren.22

Het is daarom van belang dat beheerders hygiënemaatregelen nemen en voldoende ventileren, wanneer dat mogelijk is. Op deze manier wordt de kans op verspreiding van het virus zoveel mogelijk beperkt.

Zo lang de mogelijkheid bestaat dat het virus zich verspreidt op Bonaire, is het van belang dat hygiënemaatregelen worden getroffen. Om die reden geldt deze maatregel altijd.

Artikel 6.2 Mondkapje

Artikel 6.2, eerste lid, geeft de gezaghebber de bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar het verplicht is voor personen van dertien jaar en ouder om een mondkapje te dragen. De gezaghebber heeft niet de bevoegdheid om besloten plaatsen, waaronder woningen, aan te wijzen waar de mondkapjesplicht geldt, gelet op het besloten karakter van de plaats. De mondkapjesplicht geldt dus ook niet in plaatsen waar samenkomsten plaatsvinden ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zoals kerkgebouwen, moskeeën en synagogen.

Volgens het advies van het OMT van 4 mei 202023 volgt uit een publicatie24 dat niet-medische mondkapjes de verspreiding van het virus tegen kunnen gaan in situaties waarin voldoende afstand houden niet altijd lukt, zoals in het openbaar vervoer of in supermarkten. Dit geldt in het bijzonder voor verspreiding door personen die nog geen symptomen vertonen, ervan uitgaande dat personen met klachten zich isoleren en afstand houden. Volgens de publicatie houden de meeste materialen in niet-medische mondkapjes druppels die geproduceerd worden door de drager van het mondkapje in enige mate tegen. Veel mondkapjes zorgen op deze manier voor bescherming van de omgeving als een patiënt met het virus een niet-medisch mondkapje draagt. Volgens het OMT-advies van 13 oktober 2020 hebben niet-medische mondkapjes daarmee mogelijk een positief effect om de verspreiding van het virus tegen te gaan, met name door presymptomatische verspreiding van het virus vanuit de drager van het mondkapje.25 In dit advies schrijft het OMT verder dat het effect van breed niet-medisch mondkapjesgebruik groter wordt naarmate sprake is van een toenemend aantal besmettingsgevallen.

Niet-medische mondkapjes kunnen tegelijkertijd de overdracht van andere luchtwegvirussen enigszins tegengaan, wat de druk op huisartsenpraktijken en teststraten van de Afdeling Publieke Gezondheid kan verminderen.26 Het gebruik van niet-medische mondkapjes kan de toenemende druk op de zorg daarmee beperken.

Het tweede lid van artikel 6.2 maakt een uitzondering op de mondkapjesplicht voor personen die vanwege een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen, opzetten of daarvan ernstig ontregeld kunnen raken (onderdeel a). Voorbeelden zijn personen die een verminderde arm-of handfunctie hebben en daardoor geen mondkapje op kunnen zetten, personen van wie de ademhaling te veel belemmerd wordt vanwege een longaandoening en personen met zintuigelijke beperkingen die gebarentaal spreken. Ook kan gedacht worden aan personen met (ernstige) brandwonden op hun gezicht waardoor geen mondkapje gedragen kan worden en personen die vanwege een verstandelijke beperking of psychische aandoening ontregeld raken als zijzelf een mondkapje dragen. Bij deze laatste groep is het ook mogelijk dat zij ontregeld raken als hun begeleider een mondkapje draagt. In dat geval hoeft ook de begeleider geen mondkapje te dragen. Hetzelfde geldt voor personen die samen zijn met iemand die afhankelijk is van non-verbale visuele signalen, bijvoorbeeld iemand die afhankelijk is van liplezen. Ook deze personen hoeven geen mondkapje te dragen (onderdelen b en c). Een verkoudheid wordt onder andere niet gezien als ziekte of beperking waardoor geen mondkapje gedragen kan worden. Personen die zicht beroepen op een van de uitzonderingen zullen de beperking of ziekte desgevraagd op enigerlei wijze aannemelijk moeten maken (of hun begeleider indien zij daartoe niet in staat zijn, bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke beperking).

Onderdeel d regelt dat een mondkapje ook niet gedragen hoeft te worden als dit de goede en veilige uitoefening van werkzaamheden in het kader van beroep of bedrijf onmogelijk maakt. Wanneer uit arbeidsomstandighedenwetgeving onomwonden volgt dat een mondkapje geen veilig en passend beschermingsmiddel is, moet het mogelijk zijn andere beschermingsmiddelen te gebruiken, zoals een spatscherm. In die gevallen kan een beroep worden gedaan op onderdeel d van het tweede lid van dit artikel. Dit doet overigens niet af aan het in voorkomend geval moeten treffen van andere maatregelen, zoals het houden van de veilige afstand waar mogelijk en voldoende ventileren.

Verder zijn personen uitgezonderd die gevraagd worden zich te identificeren op grond van een wettelijke bepaling (onderdeel e). Een mondkapjesplicht maakt het moeilijker om vast te stellen of de persoon die het mondkapje draagt dezelfde is als de persoon die op een identiteitsbewijs is weergeven. Deze controle kan bijvoorbeeld nodig zijn bij aankoop van leeftijdsgebonden producten, zoals tabak of alcoholhoudende drank. Om de vaststelling van de identiteit niet onmogelijk of erg lastig te maken, bepaalt het vijfde lid dat deze personen uitgezonderd zijn van de plicht tot het dragen van een mondkapje wanneer hen gevraagd wordt het mondkapje af te zetten op het moment dat zij zich moeten identificeren. Dit betekent dat de betrokken persoon direct na de vaststelling van de identiteit het mondkapje weer moet dragen. Het is aan de beheerder van een plaats om te bepalen of hij vraagt of het mondkapje afgezet moet worden voor de identificatie. Het staat iedere beheerder vrij hier zijn eigen beleid op te voeren.

Op grond van onderdeel f en g zijn leerlingen tijdens vervoer van en naar een instelling voor voortgezet onderwijs en personen tot en met zeventien jaar die deelnemen aan vervoer van en naar de locatie waar jongeren jeugdhulp ontvangen of zorglocaties voor jeugd uitgezonderd.

Deze uitzonderingen zijn uitputtend bedoeld. Dit betekent dat de beheerder van een publieke en openbare plaats zich in beginsel zal houden aan de uitzonderingen, zoals opgenomen in deze regeling. Wanneer een persoon bijvoorbeeld aannemelijk maakt geen mondkapje te kunnen dragen vanwege een beperking of ziekte, zal de beheerder in beginsel een uitzondering te maken voor deze persoon.

Een algehele verplichting op het dragen van een mondkapje is op dit moment niet voorzien, maar kan door de gezaghebber worden ingesteld indien nieuwe inzichten daartoe aanleiding geven. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 6.3 Uitzondering sport, cultuur en media

Als de gezaghebber van zijn bevoegdheid gebruik maakt om plaatsen aan te wijzen waar personen verplicht zijn een mondkapje te dragen, is op grond van artikel 6.3 een aantal personen uitgezonderd van die plicht. Allereerst zijn personen die een sport beoefenen uitgezonderd van het dragen van een mondkapje (onderdeel a). De reden hiervoor is dat het dragen daarvan een belemmering vormt voor het goed kunnen uitoefenen van de sport. Hetzelfde geldt voor personen die podiumkunsten beoefenen of acteren (onderdeel b). Onder ‘podiumkunsten’ valt onder andere toneel, dans, muziek(theater), cabaret en musical. Onder ‘muziek’ valt zowel de beoefening van instrumenten, indien het dragen van een mondkapje daarbij belemmerend werkt, als zang. Met ‘acteren’ wordt bedoeld het uitbeelden van een rol in een cinematografische setting, zoals films en televisieseries. Deze uitzondering geldt alleen voor zover een mondkapje de personen belemmert in de beoefening van podiumkunsten. Personen zijn ook uitgezonderd op het moment dat zij poseren voor beeldende kunst, voor zover het gaat om het op beeld vastleggen van personen (onderdeel c). Dit betreft bijvoorbeeld iemand die poseert voor een fotografisch kunstwerk. Tot slot zijn personen uitgezonderd die deelnemen aan de opname van media-aanbod in de zin van de Mediawet BES (onderdeel d). Het gaat dan om elektronische producten met beeld- of geluidsinhoud die bestemd zijn voor afname door het algemene publiek of een deel ervan. Dit begrip omvat zowel radio- en televisieprogramma’s die worden verzorgd door de omroepen als programmering van mediadiensten op aanvraag (online videocontent). Met ‘deelnemen’ wordt gedoeld op personen die feitelijk in beeld of op geluid komen, met uitzondering van publiek. Hierbij kan gedacht worden aan presentatoren, kandidaten, deskundigen, juryleden en figuranten. De uitzondering geldt niet voor personen die achter de schermen meehelpen aan de opname, zoals een cameraman, geluidsman of regisseur. Verder geldt de uitzondering alleen gedurende de opname.

Artikel 6.4 Uitzondering mondkapjesplicht in onderwijsinstellingen

Wanneer de gezaghebber gebruik maakt van zijn bevoegdheid plaatsen aan te wijzen waar het verplicht is een mondkapje te dragen, kan het zo zijn dat het ook verplicht is in onderwijsinstellingen een mondkapje te moeten dragen. In dat geval regelt artikel 6.4 dat leerlingen, studenten en personeel op het moment dat zij gebruikmaken van een vaste zit- of staanplaats, uitgezonderd zijn van de plicht tot het dragen van een mondkapje. Dit is ingegeven door het feit dat het zittend of staand op een vaste plek eenvoudiger is anderhalve meter afstand in acht te nemen. Een docent hoeft dus bijvoorbeeld geen mondkapje te dragen op het moment dat hij lesgeeft vanaf een vaste staanplaats, maar wel als hij rond gaat lopen door het klaslokaal. De mondkapjesplicht geldt evenmin indien het dragen daarvan een belemmering vormt voor deelname aan dan wel verzorging van een onderwijsactiviteit. Hiervan kan in ieder geval sprake zijn bij lichamelijk opvoeding, zang, toneel en dans. Daarnaast kan dit ook aan de orde zijn bij bepaalde vormen van praktijkonderwijs.

Artikel 6.5 Mondkapjes bij contactberoepen

Ingevolge artikel 6.5, eerste lid, heeft de gezaghebber de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar personen die een zogeheten contactberoep uitoefenen een mondkapje moeten dragen. Een geestelijke bedienaar oefent geen contactberoep uit, omdat die geen klanten of patiënten heeft.

Contactberoepen zijn beroepen waar vaak en direct contact met anderen is binnen een afstand van anderhalve meter. Omdat de veilige afstand niet gehouden kan worden bij de uitoefening van een contactberoep, kan het dragen van een mondkapje uitkomst bieden. Mondkapjes kunnen namelijk een bijdrage leveren aan het beperken van de overdracht van het virus.

Op grond van het tweede lid hoeven personen tot en met twaalf jaar ook in deze gevallen geen mondkapje te dragen (onderdeel a). Verder wordt een uitzondering gemaakt voor personen die vanwege een beperking of ziekte geen mondkapje kunnen dragen (onderdeel b). Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting op artikel 6.2. Verder bestaat een uitzondering voor klanten of patiënten waarvoor het praktisch niet mogelijk is een mondkapje te dragen tijdens de uitoefening van het contactberoep, omdat zij een behandeling krijgen aan hun gezicht (onderdeel c). Voorbeelden zijn klanten van een kapper die scheert of een schoonheidsspecialist, waarbij niet in alle gevallen een mondkapje gedragen kan worden. Een behandeling aan het gezicht moet breed opgevat worden. Hieronder valt elke behandeling waarbij het noodzakelijk is dat het gezicht vrij is. Deze uitzondering geldt alleen voor zover een mondkapje de uitoefening van het contactberoep op een gepaste wijze in de weg staat. Deze plicht geldt niet voor zorgverleners en patiënten in zorglocaties, omdat zij uitgezonderd zijn op grond van onderdeel d. Ook sekswerkers zijn uitgezonderd op grond van onderdeel d, omdat het dragen van een mondkapje tot praktische problemen kan leiden.

De gezaghebber heeft vanaf het moment dat de omstandigheden behorend bij niveau 3 zich voordoen de bevoegdheid om plaatsen aan te wijzen waar het slechts onder voorwaarden is toegestaan een contactberoep uit te oefenen. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om extra voorzorgsmaatregelen te nemen. Door deze maatregelen te nemen, kunnen contactberoepen uitgeoefend te worden, terwijl tegelijkertijd het risico op overdracht van het virus zo klein mogelijk wordt gehouden. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 6.6 Verbod op uitoefening contactberoepen

In artikel 6.6, eerste lid, is bepaald dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is een contactberoep uit te oefenen. Het tweede lid bepaalt dat dit verbod niet geldt indien de beoefening van een contactberoep om medische redenen noodzakelijk is.

Personen die een contactberoep uitoefenen komen veelvuldig in direct contact met andere personen. Verspreiding via druppelinfectie is (verreweg) de belangrijkste verspreidingswijze van het virus. Wanneer geen veilige afstand wordt gehouden tot andere personen, is de kans op overdracht velen malen groter. Om die reden kan het nodig zijn de uitoefening van contactberoepen niet toe te staan. Dit kan in het bijzonder van belang zijn op een kleinschalig eiland, waarbij degene die een contactberoep uitoefent met een groot deel van de eilandsbevolking in aanraking komt.

Een eventueel verbod op de uitoefening van een contactberoep geldt niet voor de beoefening van een contactberoep wanneer dat om medische redenen noodzakelijk is. Dit is neergelegd in artikel 6.6, tweede lid.

Het derde lid bepaalt dat een eventueel verbod niet geldt voor een zorgverlener en mantelzorger. Het is namelijk noodzakelijk dat deze beroepen te allen tijde uitgeoefend worden.

Een verbod op contactberoepen zal aan de orde komen vanaf de situatie zoals beschreven bij risiconiveau 5. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 6.7 Openstelling onderwijsinstellingen tot maximaal 50 procent van de bezettingscapaciteit

Het eerste lid van artikel 6.7 regelt dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is in een gebouw van een onderwijsinstelling meer personen dan vijftig procent van de bezettingscapaciteit gelijktijdig aanwezig te laten zijn. In artikel 1, onder s, Wpg is een definitie opgenomen van gebouw. Personen zitten op school gedurende een lange periode bij elkaar in een ruimte, waardoor het des te belangrijker is om voldoende afstand te houden tot elkaar. Door een beperking in te stellen van het aantal personen dat aanwezig mag zijn in een gebouw van een onderwijsinstelling is het eenvoudiger die veilige afstand daadwerkelijk in acht te nemen. Een maximumaantal personen betekent ook minder contactmomenten en een minder grote kans op een grootschalige uitbraak. Daar komt bij dat het bron- en contactonderzoek eenvoudiger is bij een kleinere groep personen.

Het tweede lid van artikel 6.7 bepaalt dat het eerste lid niet van toepassing is op personen tot en met zeventien jaar, omdat kinderen een minder grote rol spelen in de verspreiding van het virus. Het gaat hier dus om volwassenenonderwijs of bijvoorbeeld ouderavonden.

Vanaf het moment dat het besmettingsrisico aanwezig is zoals beschreven bij risiconiveau 3 zal deze maatregel worden ingezet. De verspreiding van het virus maakt het noodzakelijk om de contactmomenten te beperken. Het verder beperken van het aantal contacten dat mensen hebben is van essentieel belang. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 6.8 Verbod op fysiek onderwijs

Het eerste lid van artikel 6.8 regelt dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is onderwijsactiviteiten te verrichten in onderwijsinstellingen. De sluiting van scholen voor fysiek onderwijs beperkt het aantal contactmomenten en het aantal reisbewegingen, waardoor het virus zich minder gemakkelijk kan verspreiden.

Onderwijsactiviteiten langs elektronische weg zijn wel nog toegestaan, omdat dan geen sprake is van contact met andere personen en het onderwijs geen reisbewegingen tot gevolgd heeft. Als voorwaarde geldt dat niet meer dan tien personen gelijktijdig aanwezig mogen zijn in de onderwijsinstelling. Dit is geregeld in het tweede lid.

Ook is het wel toegestaan examens, tentamens en toetsen af te nemen en kwetsbare studenten te begeleiden indien dit via elektronische weg niet mogelijk is (derde lid).

Een gehele sluiting van scholen zal pas aan de orde zijn in de situatie van een volledige lockdown, omdat het recht van onderwijs zeer essentieel is. Gelet op het belang van (fysiek) onderwijs voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren, mag deze maatregel pas ingezet worden als het virus niet meer te controleren is en sprake is van een groot cluster. Het streven moet zijn de scholen zo lang mogelijk geopend te houden. Alleen wanneer het echt niet mogelijk is de scholen geopend te houden, mag de gezaghebber plaatsen aanwijzen waar het niet is toegestaan scholen geopend te hebben voor publiek. De gezaghebber dient bij zijn afweging de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit in acht te nemen.

Artikel 6.9 Kinderopvang

Het eerste lid van artikel 6.9 regelt dat de gezaghebber de bevoegdheid heeft om plaatsen aan te wijzen waar het verboden is kinderopvang of naschoolse opvang geopend te hebben. De sluiting van kindercentra, naschoolse opvang of voorzieningen voor gastouderopvang beperkt het aantal contactmomenten en het aantal reisbewegingen.

Het tweede lid bepaalt dat de sluiting van kindercentra, naschoolse opvang of voorzieningen voor gastouderopvang niet geldt voor kindercentra of voorzieningen voor gastouderopvang die opvang bieden aan kinderen van ouders die werken in cruciale beroepen of vitale processen. Het is immers essentieel voor de bestrijding van het virus dat deze naschoolse opvang, kindercentra en voorzieningen voor gastouderopvang openblijven. Onder telecommedewerkers wordt verstaan het personeel dat noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het telecomnetwerk, bijvoorbeeld op straat, maar ook in gebouwen teneinde de internetdiensten draaiende te houden. Ook wordt onder telecommedewerkers verstaan de werknemers op kantoor die van essentieel belang zijn voor het borgen van de internet- en telecomvoorzieningen. Ook dient te allen tijde opvang te worden geboden aan kinderen in een kwetsbare thuissituatie, die bij het kindercentrum, dan wel voorziening voor gastouderopvang bekend is. Dit is neergelegd in het derde lid van dit artikel.

Alleen wanneer sprake is van een situatie zoals beschreven bij het hoogste risiconiveau zal het sluiten van kinderopvang tot de maatregelen behoren.

Artikel 6.10 Uitzonderingen op aanwijzings- en bevelsbevoegdheid gezaghebber bij religieuze en levensbeschouwelijke gebouwen en plaatsen

Om verspreiding van het virus tegen te gaan is het noodzakelijk dat de veilige afstand ook bij de belijdenis van godsdienst en levensovertuiging in acht wordt genomen. De veiligeafstandsnorm geldt daarom ook voor de aanwezigen bij kerkdiensten en andere samenkomsten ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging, met uitzondering van geestelijke bedienaren voor zover deze hun taak niet op gepaste wijze kunnen uitoefenen met inachtneming van de veilige afstand en voor de personen jegens wie zij hun taak uitoefenen (artikel 58f, derde lid, aanhef en onder b en c Wpg). De bepalingen over groepsvorming zijn niet van toepassing (artikel 58g, tweede lid, aanhef en onder c, Wpg). Het wettelijk regime waarborgt dus dat deze samenkomsten voortgang kunnen blijven vinden, waarbij als voornaamste restrictie geldt dat de veilige afstand moet worden aangehouden.

De krachtens artikel 58l Wpg geldende zorgplicht voor beheerders van besloten plaatsen is ook van toepassing op plaatsen waar samenkomsten plaatsvinden ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging, zoals kerkgebouwen, moskeeën, tempels en synagogen. Op grond van artikel 6.10 bestaat ten aanzien van die plaatsen niet de mogelijkheid voor de gezaghebber om aanwijzingen of bevelen te geven op grond van artikel 58l, tweede tot en met vierde lid, Wpg. Dit hangt samen met de bijzondere grondwettelijke bescherming die aan de genoemde samenkomsten toekomt en de bijzondere verhouding tussen religies en levensbeschouwingen, enerzijds, en de staat, anderzijds, bij overheidsinterventies.27 Naast de ook voor deze samenkomsten reeds geldende anderhalvemeternorm wordt het thans niet noodzakelijk geacht in deze ministeriële regeling hieraan aanvullende voorwaarden te stellen.

§ 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Inwerkingtreding en verval

De regering streeft ernaar de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 zo spoedig mogelijk in werking te laten treden. Deze regeling treedt op grond van artikel 9.1 op hetzelfde tijdstip in werking. Het tijdstip van inwerkingtreding van die wet en deze regeling is afhankelijk van het verloop van de parlementaire behandeling. Vanwege de vereiste spoed wordt bij de vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten. Om die reden zal in elk geval ook worden afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.28

Op het moment van invoering van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 en deze regeling worden de geldende noodverordeningen ingetrokken. Daarmee vervallen ook eventuele besluiten, zoals ontheffingen, die gebaseerd zijn op die noodverordeningen. Indien het gewenst is dat vergelijkbare ontheffingen gelden onder het nieuwe regime, zal dan ook een nieuw besluit genomen moeten worden.

Uiterste vervaldatum en tussentijdse beëindiging van maatregelen

Op grond van artikel 9.1 vervalt deze regeling op het tijdstip waarop hoofdstuk Va van de Wpg vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum; als de noodzaak al eerder ontvalt aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken of aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk zijn. Uit artikel 58b, tweede lid, Wpg vloeit reeds voort dat maatregelen niet alleen noodzakelijk moeten zijn maar ook evenredig aan het beoogde doel. De toepassing van de krachtens hoofdstuk Va Wpg toegekende bevoegdheden – waaronder het treffen of in stand houden van maatregelen - is ingevolge dat artikellid immers alleen mogelijk als dit gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is (sub a) en evenredig is aan het beoogde doel (sub c). Dit betekent dat een maatregel ook wijziging of intrekking behoeft als deze niet meer evenredig is aan de bestrijding van de epidemie of een directe dreiging daarvan. Ook voor wat betreft de onderdelen die voorzien in een beperking van grondrechten zullen deze gelet op de eisen van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit, worden gewijzigd indien niet langer aan die eisen is voldaan. Deze regeling zal in voornoemde omstandigheden dan ook worden ingetrokken, dan wel op onderdelen worden aangepast.

Artikel 7.2 Citeertitel

Dit artikel bevat de citeertitel van de onderhavige regeling: Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
1

Voor het Europese deel van Nederland en Saba en Sint Eustatius worden aparte ministeriële regelingen vastgesteld.

X Noot
2

Zie ook aanwijzing 3.63 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

X Noot
3

Artikel 58f, eerste lid, Wpg en het Besluit veilige afstand, dat de veilige afstand bepaalt op anderhalve meter.

X Noot
4

Artikel 58f, derde lid, aanhef en onder a en b, Wpg.

X Noot
5

Kamerstukken II 2019/20, 35526, p. 76–77, en Kamerstukken II 2020/21, 35 526, nr. 23, antwoord 262.

X Noot
6

Kamerstukken II 2019/2020, 35 526, nr. 3, § 4.1.

X Noot
7

Voor de burgemeester in artikel 58e, tweede lid, onder a moet gezaghebber worden gelezen. Zie artikel 68a, onderdeel b.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2020/21, 35 526 nr. 24, p.8.

X Noot
9

Kamerstukken II 2019/2020, 35 526, nr. 3.

X Noot
10

Zie over de vraag wie als beheerder kan worden beschouwd: Kamerstukken II 2019/20, 35 526, nr. 3, p. 88.

X Noot
12

Kamerstukken II 2019/20, 35 526, nr. 3, p. 85.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2019/20, 35 526, 3, p. 76.

X Noot
14

OMT-advies 67.

X Noot
15

Field, M., Wiers, R.W., Christiansen, P. Fillmore, M.T. & Verster, J.C. (2010). Acute alcohol effects on inhibitory control and implicit cognition. Alcohol and Clinical Experimental Research 34, 1346-1352.

X Noot
16

Kuypers, K.P.C., Verkes, R.J., van den Brink, W., van Amsterdam, J.G.C. & Ramaekers, J.G. (2018). Intoxicated aggression: do alcohol and stimulant cause dose-related aggression? A review. European Neuropsychopharmacology, 1-34.

X Noot
17

Asadi, S. e.a., ‘Aerosol emision and superemission during human speech increase with voice loudness’, Scientific Reports Nature (2019).

X Noot
18

Jang S, Han SH, Rhee J-Y. Coronavirus disease cluster associated with fitness dance classes, South Korea. Emerg Infect Dis. 2020 Aug [May 15, 2020]. https://doi.org/10.3201/eid2608.200633 DOI: 10.3201/eid2608.200633 Original Publication

X Noot
19

RIVM, ‘Afwegingskader binnensport’, 26 mei 2020.

X Noot
21

Asadi, S. e.a., ‘Aerosol emision and superemission during human speech increase with voice loudness’, Scientific Reports Nature (2019).

X Noot
23

OMT-advies, ‘Inhoudelijke onderbouwing met betrekking tot adviezen over toepassing van niet-medische mondneusmaskers in openbare ruimten’, 4 mei 2020, te raadplegen via https://www.rivm.nl/documenten/covid-19-toepassing-mondneusmakers-openbare-ruimten.

X Noot
24

European Centre for Disease Prevention and Control. Using face masks in the community: Reducing COVID-19 transmission from potentially asymptomatic or pre-symptomatic people through the use of face masks, 8 April 2020. Stockholm: ECDC; 2020. https://www.ecdc.europa.eu/en/publications-data/using-face-masks-community-reducing-covid-19-transmission

X Noot
25

OMT-advies n.a.v. 80e OMT, 13 oktober 2020, Kamerstukken PM.

X Noot
26

OMT-advies n.a.v. 80e OMT, 13 oktober 2020.

X Noot
27

Zie hierover nader Kamerstukken II 2020/21, 35 526, nr. 23, p. 90 (antwoord 194).

Naar boven