Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 28 augustus 2020, nr. VO/5375953, houdende regels voor de voorzieningenplanning bij scholen in het voortgezet onderwijs (Regeling voorzieningenplanning vo 2020)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 64, derde lid, onderdeel b, 64a, derde lid, 67, tweede lid, 67a, vierde lid, 68, eerste, derde en zevende lid, 71, eerste lid, 72, eerste lid, 72a, eerste lid, en 76 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

bevoegd gezag dat bij de minister een aanvraag indient voor bekostiging van een openbare of een bijzondere school;

BAG:

basisregistratie adressen en gebouwen als bedoeld in de Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

basisgeneratie:

het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek;

belangstellingsmeting:

belangstellingsmeting als bedoeld in artikel 68 van de wet;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in de wet;

bovenbouw:

twee laatste leerjaren van het vbo, mavo of havo, of de drie laatste leerjaren van het vwo;

DUO:

Dienst Uitvoering Onderwijs;

havo:

hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, van de wet;

leerwegondersteunend onderwijs:

leerwegondersteunend onderwijs als bedoeld in artikel 10e van de wet;

mavo:

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de wet;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

onderbouw:

eerste twee leerjaren van het vbo of mavo, of de eerste drie leerjaren van het havo of vwo;

nevenvestiging:

nevenvestiging als bedoeld in artikel 73b van de wet;

profiel vbo:

profiel als bedoeld in artikel 10b, derde lid, van de wet;

RPO:

regionaal plan onderwijsvoorzieningen als bedoeld in artikel 74a van de wet;

samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in de wet;

school:

school als bedoeld in de wet;

scholengemeenschap:

scholengemeenschap als bedoeld in de wet;

stichtingsnorm:

stichtingsnorm als bedoeld in artikel 64, eerste lid, onderdeel a, en het tweede lid, onderdeel a, van de wet;

tijdelijke nevenvestiging:

tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d van de wet;

vbo:

voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de wet;

voedingsgebied:

voedingsgebied als bedoeld in artikel 68, tweede lid, onderdeel b, van wet;

vwo:

voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 van de wet;

wet:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Hemelsbreed afstand meten

De hemelsbreed gemeten afstand tussen twee adressen, bedoeld in artikel 73c, onderdeel b, artikel 73d, eerste lid, artikel 73e of artikel 74b, eerste lid, onderdelen a en c van de wet, wordt berekend door de afstand in meters te bepalen met de formule: √((x1 - x2)2 + (y1 - y2)2), waarin x1 en y1 de BAG-coördinaten zijn van het ene adres en x2 en y2 de BAG-coördinaten zijn van het andere adres.

Artikel 3. Beschikbaar stellen gegevens over voedingsgebied

DUO stelt een overzicht van de viercijferige postcodegebieden die behoren tot het voedingsgebied via de elektronische weg beschikbaar aan de aanvrager.

Artikel 4. Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging

  • 1. Het bevoegd gezag maakt melding van een voorgenomen aanvraag als bedoeld in artikel 67, tweede lid, van de wet, tussen 1 juni tot en met 30 juni in het kalenderjaar van de aanvraag, bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de wet.

  • 2. De melding bevat de volgende gegevens:

    • a. naam van de contactpersoon;

    • b. correspondentieadres;

    • c. telefoonnummer van de contactpersoon;

    • d. e-mailadres van de contactpersoon;

    • e. KVK-nummer van de rechtspersoon;

    • f. naam van de rechtspersoon;

    • g. viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging;

    • h. methode van de belangstellingsmeting;

    • i. voorgenomen naam van de school; en

    • j. korte beschrijving van het onderwijskundig concept van de school in ten hoogste 2000 tekens.

  • 3. De gegevens in het tweede lid, onderdelen f tot en met j, worden openbaar gemaakt op de website www.duo.nl.

  • 4. Publicatie op de website www.duo.nl geschiedt slechts indien de gegevens voor 1 juli volledig zijn aangeleverd.

  • 5. De melding van de voorgenomen aanvraag tot bekostiging wordt gedaan in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 5. Aanvraag tot bekostiging

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de wet, bevat naast de gegevens, genoemd in artikel 67a, eerste, tweede en derde lid van de wet de volgende gegevens:

    • a. naam van de contactpersoon;

    • b. correspondentieadres;

    • c. telefoonnummer van de contactpersoon;

    • d. e-mailadres van de contactpersoon;

    • e. naam van de rechtspersoon;

    • f. statuten van de rechtspersoon;

    • g. namen van de bestuurders;

    • h. namen van de leden van het interne toezicht;

    • i. naam van de school;

    • j. viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging;

    • k. gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel; en

    • l. beschrijving van het onderwijskundig concept in ten hoogste 3000 tekens.

  • 2. Uit het document, bedoeld in artikel 67a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, blijkt dat in de periode van 15 september in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 15 september van het kalenderjaar van de aanvraag de in dat artikel bedoelde partijen zijn uitgenodigd om te overleggen.

  • 3. De aanvraag tot bekostiging wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 6. Verklaring omtrent het gedrag

  • 1. De verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in artikel 67a, tweede lid, onderdeel d, van de wet, is afgegeven volgens het screeningsprofiel onderwijs.

  • 2. De verklaring omtrent het gedrag wordt zowel via het digitale portaal, bedoeld in artikel 5, derde lid, als in originele vorm aan DUO verstrekt.

Artikel 7. Verblijfsjaren

  • 1. Het aantal verblijfsjaren, bedoeld in artikel 68, derde lid, onderdeel a, letter w en onderdeel b, letter w, van de wet, is voor de schoolsoort:

    • a. vwo: 5,70;

    • b. havo: 5,40;

    • c. mavo: 3,90;

    • d. vbo, de profielen bouwen, wonen en interieur, produceren, installeren en energie, mobiliteit en transport, media, vormgeving en ICT, maritiem en techniek, dienstverlening en producten: 3,90;

    • e. vbo, de profielen economie en ondernemen en horeca, bakkerij en recreatie: 3,80;

    • f. vbo, het profiel zorg en welzijn: 4,10;

    • g. vbo, het profiel groen: 4,00;

    • h. het praktijkonderwijs: 4,80.

  • 2. Het aantal verblijfsjaren voor een nevenvestiging is voor de schoolsoort:

    • a. vwo: 2,96;

    • b. havo: 2,96;

    • c. mavo: 1,96;

    • d. vbo, de profielen bouwen, wonen en interieur, produceren, installeren en energie, mobiliteit en transport, media, vormgeving en ICT, maritiem en techniek: 1,96;

    • e. vbo, de profielen economie en ondernemen en horeca, bakkerij en recreatie: 1,97;

    • f. vbo, het profiel zorg en welzijn: 2,04;

    • g. vbo, het profiel groen: 2,00;

    • h. vbo, het profiel dienstverlening en producten: 1,99.

  • 3. Het aantal verblijfsjaren voor de afdeling havo, bedoeld in artikel 8, onderdeel b, van de wet, is 2,00.

Artikel 8. Nadere regels belangstellingsmeting

  • 1. De correctiefactor, bedoeld in artikel 68, derde lid, onderdeel a, letter z en onderdeel b, letter z, van de wet, is 0,7.

  • 2. Bij een overlappend voedingsgebied als bedoeld in artikel 68, zesde lid, van de wet, voert de minister de vermindering na 1 november van het kalenderjaar van de aanvraag uit en wordt dit opgenomen in het besluit, bedoeld in artikel 67, vierde lid, van de wet.

  • 3. De aantallen, bedoeld in artikel 68, derde lid, onderdeel a, letters x en w, en onderdeel b, letter w, van de wet, stelt DUO vanaf 1 juli in het jaar van aanvraag beschikbaar aan de aanvrager.

Artikel 9. Nadere regels ouderverklaringen

  • 1. De ouderverklaring, bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet, wordt door de ouder ingediend via de website www.duo.nl in de periode van 1 juli tot en met 15 oktober in het kalenderjaar van de aanvraag.

  • 2. Na indiening van de aanvraag kan daarvoor geen ouderverklaring meer worden ingediend.

  • 3. De ouder kan de ouderverklaring uiterlijk op 15 oktober, bedoeld in het eerste lid, intrekken. Deze maakt dan geen onderdeel meer uit van de belangstellingsmeting.

  • 4. Na indiening van de aanvraag kan de ouderverklaring niet meer worden ingetrokken.

  • 5. Indien de aanvrager een melding van een voorgenomen aanvraag intrekt, vervallen de hierbij behorende ingediende ouderverklaringen.

  • 6. De ouder kan in een volgend kalenderjaar opnieuw een ouderverklaring als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet, indienen ten aanzien van hetzelfde kind, indien de aanvraag waarvoor eerder een ouderverklaring is ingediend:

    • a. wel is gemeld, maar niet is ingediend; of

    • b. onherroepelijk is afgewezen.

  • 7. Vanaf 15 oktober in het jaar van de aanvraag stelt DUO aan de aanvrager het aantal geldige ouderverklaringen beschikbaar.

Artikel 10. Uitzonderingssituaties toepassing marktonderzoek

  • 1. Een marktonderzoek als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet, is uitsluitend toegestaan indien:

    • a. in het beoogd viercijferig postcodegebied van de plaats van vestiging een groei van ten minste 19% in het aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar wordt verwacht tussen het kalenderjaar waarin het marktonderzoek plaatsvindt en het tiende kalenderjaar daaraanvolgend; of

    • b. met een beroep op artikel 66 van de wet een aanvraag tot bekostiging van een openbare school of scholengemeenschap wordt ingediend.

  • 2. Bij het aantonen van een groei als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gebruikt het bevoegd gezag in ieder geval gegevens verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en een voorspelling van de gemeente ten aanzien van de woningbouw waar het betreffende viercijferig postcodegebied in is gelegen.

Artikel 11. Nadere regels marktonderzoek

  • 1. Een marktonderzoek als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de wet, wordt schriftelijk uitgevoerd, waarbij de anonimiteit van de ondervraagden wordt gegarandeerd.

  • 2. Per individuele leerling vult de ouder een vragenlijst in.

  • 3. Het marktonderzoek inventariseert de voorkeur van de ondervraagden voor een school en schoolsoort, doordat de ondervraagden een keuze kunnen maken uit het reeds bestaande scholenaanbod binnen het voedingsgebied aangevuld met de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft. Het reeds bestaande scholenaanbod omvat alleen scholen die de schoolsoort aanbieden waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4. Het marktonderzoek heeft als hoofdvraag ‘Op welke gepresenteerde school en schoolsoort zou u uw kind inschrijven?’.

  • 5. De vraagstelling en de informatie die voorafgaand en tijdens het marktonderzoek wordt verstrekt door het onderzoeksbureau, is ten aanzien van scholen als bedoeld in het derde lid, op dezelfde wijze vormgegeven en gepresenteerd, neutraal opgesteld en op geen enkele wijze sturend.

  • 6. De informatie die wordt verstrekt per school, bedoeld in het derde lid, is in ieder geval voorzien van de naam van de school, de naam van het bevoegd gezag, een website van de school, en de plaats of de beoogde plaats van vestiging, door middel van een viercijferige postcode. De informatie voor de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft omvat tevens een korte omschrijving van het onderwijskundig concept.

  • 7. Voor controle door de minister op de juistheid van de berekeningen levert het bevoegd gezag een volledig onderzoeksrapport aan, waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a. een beschrijving van de gebruikte onderzoeksmethode, met daarin opgenomen op welke wijze tot een aselecte groep van ondervraagden is gekomen, hoe de representativiteit van de ondervraagden is geborgd, hoe de data zijn geanalyseerd, inclusief de berekening van het belangstellingspercentage, het totale aantal ondervraagden, het totale aantal reacties, het totale aantal reacties per school en schoolsoort en de beperkingen van het onderzoek;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop ondervraagden benaderd zijn, inclusief correspondentie aan ondervraagden;

    • c. de vragenlijst zoals voorgelegd aan ondervraagden;

    • d. de informatie over de scholen, bedoeld in het derde lid, zoals gepresenteerd aan ondervraagden; en

    • e. de periode waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden.

  • 8. Het minimale aantal leerlingen, bedoeld in artikel 68, derde lid, onderdeel b, letter y, van de wet, ten aanzien van wie is aangegeven dat er belangstelling is voor de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft, is 5.

  • 9. Indien de onderzoekspopulatie, bedoeld in artikel 68, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, minder dan 5000 leerlingen bedraagt, is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 68, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 10% van de onderzoekspopulatie. Indien de onderzoekspopulatie 5.000 of meer leerlingen bedraagt dan is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 68, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 500.

Artikel 12. Voorwaarde splitsen school of scholengemeenschap

  • 1. Van de te splitsen school of scholengemeenschap is het aantal leerlingen op de teldatum voorafgaand aan het kalenderjaar van de aanvraag minimaal gelijk aan tweemaal de stichtingsnorm.

  • 2. De minister besluit voor 1 juni of de school of scholengemeenschap na splitsing met ingang van 1 augustus daaraanvolgend voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.

Artikel 13. Splitsingsplan

  • 1. Bij een aanvraag tot bekostiging voor een school of scholengemeenschap die ontstaat na splitsing als bedoeld in artikel 64, derde lid, van de wet:

    • a. is artikel 4, eerste lid en tweede lid, met uitzondering van onderdeel g, h en j, van overeenkomstige toepassing;

    • b. is artikel 5, eerste lid, met uitzondering van onderdeel j en l, van overeenkomstige toepassing; en

    • c. is een splitsingsplan gevoegd.

  • 2. Het splitsingsplan omvat:

    • a. het voedingsgebied van de bestaande school of scholengemeenschap, bestaande uit de viercijferige postcodegebieden waar de huidige leerlingen van de school of scholengemeenschap wonen op de teldatum in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de aanvraag, dat wordt verdeeld over de bestaande en de nieuwe school of scholengemeenschap of scholengemeenschappen; en

    • b. gegevens die aantonen dat zowel de te splitsen school of scholengemeenschap als de nieuw ontstane school of scholengemeenschap op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag voldoet aan de stichtingsnormen voor betreffende schoolsoort of profiel vbo of, bij een scholengemeenschap, voor elk van de samenstellende scholen.

  • 3. De verdeling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, vindt plaats door de viercijferige postcodegebieden die behoren tot het voedingsgebied van de te splitsen schoolsoort of profiel vbo per viercijferig postcodegebied te verdelen over de nieuw te vormen school of scholengemeenschap en de overblijvende school of scholengemeenschap.

  • 4. Dat wordt voldaan aan de stichtingsnorm voor de te splitsen school of voor elk van de samenstellende scholen van de scholengemeenschap, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt aangetoond door het per schoolsoort of profiel vbo optellen van het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied, dat is toegedeeld aan de te splitsen school of scholengemeenschap. Het verwachte aantal leerlingen per schoolsoort of profiel vbo per aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied wordt berekend overeenkomstig de formule e= (f/g)* h, waarbij:

    • e = het verwachte aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag per schoolsoort of profiel vbo van de te splitsen school of scholengemeenschap per het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;

    • f = het aantal leerlingen van de te splitsen school of scholengemeenschap op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;

    • g = de basisgeneratie in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari van het kalenderjaar van aanvraag;

    • h = de basisgeneratie in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag.

  • 5. Dat wordt voldaan aan de stichtingsnorm voor de nieuw te ontstane school of voor elk van de samenstellende scholen van de scholengemeenschap, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt aangetoond door het per schoolsoort of profiel vbo optellen van het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied, dat is toegedeeld aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap. Het verwachte aantal leerlingen per schoolsoort of profiel vbo per het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied wordt berekend overeenkomstig de formule i=(j/k)*l, waarbij:

    • i = het verwachte aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag per schoolsoort of profiel vbo van de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap per het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;

    • j = het aantal leerlingen van de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;

    • k = de basisgeneratie in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari van het kalenderjaar van aanvraag;

    • l = de basisgeneratie in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag.

  • 6. De aantallen in het vierde lid, letters g en h en het vijfde lid, letters k en l stelt DUO vanaf 1 juli in het jaar van de aanvraag beschikbaar aan de aanvrager.

Artikel 14. Aanvraag tot bekostiging leerwegondersteunend onderwijs mavo of vbo

  • 1. Onverminderd de voorwaarden, bedoeld in artikel 70 van de wet, kan de minister leerwegondersteunend onderwijs voor bekostiging in aanmerking brengen, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit onderwijs zal worden gevolgd door ten minste 40 leerlingen. Voor een uitzonderingsschool, bedoeld in de Beleidsregel uitzonderingsscholen VO 2013, kan de minister afwijken van het vereiste aantal leerlingen.

  • 2. Het minimum aantal leerlingen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond door het aantal ingeschreven of doorverwezen leerlingen van de afgelopen vier schooljaren met een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs van het samenwerkingsverband, voorzien van de herkomstgegevens van de leerlingen voor de betreffende vestiging waarvoor de aanvraag wordt gedaan.

  • 3. De aanvraag is voorzien van de volgende gegevens:

    • a. naam, nummer, adres, postcode en plaats van het bevoegd gezag;

    • b. achternaam, voorletter, telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon;

    • c. het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam school of scholengemeenschap, adres, postcode en plaats van de hoofdvestiging van de school;

    • d. indien sprake is van nevenvestiging of tijdelijke vestiging, de aanduiding van het soort vestiging, het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam school of scholengemeenschap, adres, postcode en plaats en afstand tot hoofdvestiging;

    • e. een document waaruit blijkt dat de meerderheid van de bevoegde gezagsorganen van de overige scholen en scholengemeenschappen in het betrokken samenwerkingsverband instemt met de aanvraag.

  • 4. Indien een samenwerkingsverband op grond van artikel 17a1, tweede lid, van de wet, een school voordraagt om deze school in aanmerking te brengen voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs, geldt in plaats van het eerste tot en met het derde lid dat de aanvraag van het samenwerkingsverband is voorzien van de volgende gegevens:

    • a. nummer, naam, correspondentieadres, postcode en plaats van het samenwerkingsverband;

    • b. achternaam, voorletters, telefoonnummer en e-mailadres van de contactpersoon; en

    • c. het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam school of scholengemeenschap, soort vestiging, adres, postcode, plaats en soort licentie.

  • 5. De aanvraag tot bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 15. Uitbreiding leerwegondersteunend onderwijs

  • 1. Indien het bevoegd gezag dat reeds bekostigd wordt voor het verzorgen van leerwegondersteunend onderwijs, bij de minister een aanvraag indient om dit onderwijs in meer leerwegen of op meer vestigingen te verzorgen, neemt de minister hierover een besluit.

  • 2. De aanvraag is voorzien van de gegevens, bedoeld in artikel 14, derde lid, onderdeel a tot en met e.

  • 3. Indien een samenwerkingsverband op grond van artikel 17a1, tweede lid, van de wet, een school die gerechtigd is tot het verzorgen van leerweg ondersteunend onderwijs voordraagt om in aanmerking te komen om dit onderwijs in meer leerwegen of op meer vestigingen te kunnen verzorgen, voorziet het samenwerkingsverband de aanvraag van de gegevens, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdeel a tot en met c.

  • 4. De aanvraag tot uitbreiding leerwegondersteunend onderwijs wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 16. Omzetting openbare school in bijzondere school

  • 1. Het bevoegd gezag kan een aanvraag voor een omzetting als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de wet, indienen voor 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar van de omzetting.

  • 2. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de gedeputeerde staten over de voorgenomen omzetting. Indien de gedeputeerde staten advies geven, wordt dit advies met de aanvraag voor omzetting meegezonden.

Artikel 17. Omzetting bijzondere school in openbare school

  • 1. Het bevoegd gezag meldt voor 1 april schriftelijk aan DUO het voornemen om per 1 augustus daaraanvolgend over te gaan tot omzetting van een bijzondere school in een openbare school als bedoeld in artikel 71, tweede lid, van de wet.

  • 2. Bij de melding voegt het bevoegd gezag een document waaruit blijkt dat het bevoegd gezag over de omzetting overleg heeft gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente.

Artikel 18. Samenvoeging

Het percentage, bedoeld in artikel 72, eerste lid, en artikel 72a, eerste lid, onderdeel a of onderdeel b, van de wet, bedraagt 1.

Artikel 19. Tijdelijke nevenvestiging

  • 1. Het bevoegd gezag doet uiterlijk 17 weken voorafgaande aan de ingebruikname van een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d van de wet een schriftelijke melding aan DUO. Uit die melding volgt voor welke hoofdvestiging of nevenvestiging als bedoeld in de artikelen 73a of 73b van de wet, de tijdelijke nevenvestiging in de tijdelijke huisvestingsbehoefte voorziet.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een document waaruit blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente uiterlijk met ingang van de datum van de feitelijke ingebruikname de benodigde huisvesting ter beschikking zal stellen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid doet het bevoegd gezag van een school waarvoor jaarlijks een bedrag voor huisvestingskosten wordt betaald op grond van artikel 76v of 76v.1 van de wet de melding vergezeld gaan van een document waaruit blijkt:

    • a. dat bij de desbetreffende hoofdvestiging of nevenvestiging sprake is van tijdelijke huisvestingsbehoefte voor een periode korter dan vijftien jaar, gelet op de prognose van het aantal leerlingen van de desbetreffende hoofdvestiging of nevenvestiging voor vijftien jaar en de normen voor de huisvesting zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO; en

    • b. dat met ingang van de datum van de feitelijke ingebruikname huisvesting voor de desbetreffende tijdelijke nevenvestiging beschikbaar is.

Artikel 20. Percentage leerlingen nieuwe nevenvestiging

Het percentage leerlingen, bedoeld in artikel 64a, derde lid, van de wet, bedraagt 20.

Artikel 21. Uitbreiding onderwijsaanbod vestiging binnen hemelsbreed drie kilometer

Het bevoegd gezag doet uiterlijk 17 weken voorafgaande aan de uitbreiding, bedoeld in artikel 73c van de wet, een schriftelijke melding aan DUO.

Artikel 22. Verplaatsing vestiging of deel onderwijsaanbod vestiging binnen hemelsbreed drie kilometer

Het bevoegd gezag doet uiterlijk 17 weken voorafgaande aan de verplaatsing, bedoeld in artikel 73e van de wet, een schriftelijke melding aan DUO.

Artikel 23. Aanvraag onderwijsvoorzieningen deelnemers RPO

  • 1. De aanvraag van het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 74b, eerste lid, onderdelen a tot en met f, en tweede lid, van de wet, bevat de volgende gegevens:

    • a. nummer, naam, adres, postcode en plaats van het bevoegd gezag;

    • b. achternaam, voorletters, telefoonnummer en e-mailadres van de contactpersoon van het bevoegd gezag;

    • c. het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam van de school, adres, postcode, plaats, aangeboden afsluitend onderwijs en gewenst afsluitend onderwijs van de hoofdvestiging; en

    • d. indien van toepassing: het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam van de school, adres, postcode, plaats, aangeboden afsluitend onderwijs en gewenst afsluitend onderwijs van de nevenvestiging.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.

Artikel 24. Berekening leerlingverlies

  • 1. Leerlingverlies als bedoeld in artikel 74c van de wet, wordt berekend op basis van de leerlingtelling in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de aanvraag van de nieuwe onderwijsvoorziening, bedoeld in artikel 74b van de wet. Deze berekening vindt plaats door de leerlingen van de bestaande school per schoolsoort en per postcodegebied toe te rekenen aan de bestaande school of aan de nieuwe school afhankelijk van de kortste, hemelsbreed gemeten afstand, gemeten vanaf het middelpunt van het postcodegebied.

  • 2. Onverminderd het eerste lid is bij een onderwijsvoorziening als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, onderdeel a, c, d, e en f, van de wet, een aanvullende berekening vereist.

  • 3. De aanvullende berekening, bedoeld in het tweede lid, is voor het berekenen van leerlingverlies op een school die meerdere schoolsoorten aanbiedt in de bovenbouw als volgt:

    • a. de absolute aantallen worden per schoolsoort berekend; en

    • b. de absolute aantallen worden per schoolsoort uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten in de bovenbouw.

  • 4. De aanvullende berekening, bedoeld in het tweede lid, is voor het berekenen van leerlingverlies bij een of meer gemeenschappelijke leerjaren met een of meer schoolsoorten in de onderbouw als volgt:

    • a. het aantal leerlingen van een schoolsoort in de onderbouw wordt berekend volgens de verhouding van het aantal leerlingen van die schoolsoort in de bovenbouw ten opzichte van de aantallen leerlingen van de andere schoolsoorten in de bovenbouw; en

    • b. het onder a berekende aantal leerlingen van een schoolsoort vermenigvuldigen met het verliespercentage als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.

  • 5. Bij zelfstandige leerjaren in de onderbouw wordt het leerlingverlies berekend door het aantal leerlingen van de betreffende schoolsoort in de onderbouw te vermenigvuldigen met het percentage leerlingverlies als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.

  • 6. Het absolute leerlingverlies per schoolsoort voor de onderbouw wordt opgeteld bij het absolute leerlingverlies voor de bovenbouw. Het totaal aantal leerlingen van de onderbouw en de bovenbouw dat het verlies vormt, wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de bestaande school of nevenvestiging.

  • 7. Het leerlingverlies van een school die één schoolsoort aanbiedt wordt berekend door het leerlingverlies voor alle leerjaren in absolute aantallen te berekenen, en deze absolute aantallen uit te drukken in een percentage van het totaal aantal leerlingen.

Artikel 25. Gebruik gegevens voor leerlingprognose bij regionale samenwerking

  • 1. De prognose van het aantal leerlingen per vestiging, bedoeld in artikel 74a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, in het tiende kalenderjaar na vaststelling van het RPO, wordt berekend overeenkomstig de formule (g/h) * i, waarbij:

    • g = basisgeneratie in het voedingsgebied van de vestiging op 1 januari van het tiende kalenderjaar na de melding;

    • h = basisgeneratie in het voedingsgebied van de vestiging op 1 januari van het kalenderjaar van de melding;

    • i = het aantal leerlingen op de vestiging op 1 oktober van het kalenderjaar van melding.

  • 2. De aantallen in het eerste lid, letters g en h, stelt DUO vanaf 1 juli in het jaar van de aanvraag beschikbaar aan de aanvrager.

Artikel 26. Intrekken Regeling voorzieningenplanning vo 2018

De Regeling voorzieningenplanning vo 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2020.

Artikel 28. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorzieningenplanning vo 2020. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

I. Algemeen

Aanleiding voor een nieuwe regeling

Op 1 november 2020 treedt de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen voor het voortgezet onderwijs in werking. In de kern wijzigt de systematiek van de WVO voor het stichten van nieuwe scholen. De oude systematiek ging uit van een veronderstelde belangstelling op basis van erkende richtingen. De richting waartoe een school behoorde was doorslaggevend bij de beoordeling van een aanvraag voor de stichting van een nieuwe school of scholengemeenschap. De nieuwe systematiek gaat uit van het aantonen van belangstelling van ouders middels ouderverklaringen of, in bijzondere gevallen, door een marktonderzoek. Richting verliest haar doorslaggevende rol bij de stichting van scholen. Om een omvangrijke en onoverzichtelijke wijzigingsregeling te vermijden wordt de Regeling voorzieningenplanning vo 2018 in zijn geheel ingetrokken en wordt deze nieuwe Regeling voorzieningenplanning vo 2020 vastgesteld.

Wat is voorzieningenplanning?

Voorzieningenplanning is het geheel van wet- en regelgeving over de voorwaarden voor:

  • het voor bekostiging in aanmerking brengen (stichten) van een nieuwe school of scholengemeenschap of het splitsen;

  • een nieuwe nevenvestiging van een school of scholengemeenschap; en

  • het wijzigen van het onderwijsaanbod van bestaande scholen en scholengemeenschappen (inclusief het beëindigen van dat onderwijsaanbod).

Het doel van de voorzieningenplanning is het tot stand brengen en in stand houden van een goed bereikbaar, toegankelijk en doelmatig netwerk van scholen en scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs met een goede kwaliteit.

Reikwijdte van de regeling

Deze regeling heeft betrekking op het voortgezet onderwijs.

Deze regeling is overeenkomstig van toepassing op het vbo groen in aoc’s, behoudens voor zover uitvoering wordt gegeven aan de artikelen uit de wet die in het Besluit vbo-groen in een AOC 2016 buiten toepassing zijn verklaard.

Dit brengt mee dat de artikelen 4 en 5 (stichting), 11 en 12 (splitsing), 15 en 16 (omzetting) en 19, tweede lid, (gemeentelijke rol bij huisvesting tijdelijke nevenvestiging) van deze regeling niet van overeenkomstige toepassing zijn op het vbo-groen in aoc’s.

Op grond van artikel 19 van de WVO zijn de voorschriften die bij of krachtens de WVO zijn vastgesteld van overeenkomstige toepassing op het voorbereidend beroepsonderwijs dat wordt verzorgd in aoc’s, tenzij bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald dat dit niet of gedeeltelijk niet het geval is. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit vbo-groen in een AOC 2016.

Verschillen tussen huidige en nieuwe regeling

In de onderstaande tabel is, op hoofdlijnen, aangegeven wat er verandert voor de verschillende elementen van de regeling en in welke artikelen de elementen van de regeling terug te vinden waren en zijn.

 

Oud (Regeling vzp vo 2018)

Nieuw (Regeling vzp vo 2020)

 

Inhoud

Artikel regeling

Inhoud

Artikel regeling

Aanvraagprocedure

Via aanvraagformulier (bijlage 2 van de regeling)

3

Via duo.nl

4 en 5

Belangstellingmeting

Indirecte meting of directe meting

3

Ouderverklaringen of marktonderzoek

8, 9, 10 en 11

Bepalen voedingsgebied bij stichting

Viercijferige postcodegebieden geheel of gedeeltelijk binnen een straal van 10 km van vestigingsadres

2

Viercijferige postcode gebieden die geheel of gedeeltelijk binnen een straal van 15 km van het labelpunt van de door de aanvrager gemelde viercijferige postcode van de voorgenomen vestiging.

2 en 3

Eisen aan bestuurders

Geen

VOG, geen onherroepelijke aanwijzing en niet betrokken bij sluiting zeer zwakke school

6

Nevenvestiging

Aanvraag dient te zijn opgenomen in het RPO

14

Aanvraag tot bekostiging via reguliere startprocedure (met aparte stichtingsnormen)

64a WVO

Tijdelijke nevenvestiging

Melding bij DUO

11

Geen verandering

19

Nevenvestiging buiten eigen RPO-gebied

Toestemming nodig van besturen in de andere regio

74b WVO

Aanvraag tot bekostiging via reguliere startprocedure (met aparte stichtingsnormen)

64a WVO

Aanvragen lwoo

Via aanvraagformulier (bijlage 5 van de regeling)

5 en 6

Aanvraag via duo.nl

14 en 15

Omzetting openbaar naar bijzonder

Aanvraag indienen voor 1 november

7

Geen verandering

16

Omzetting bijzonder in school met andere richting

Voor 1 april schriftelijk melden aan DUO

8

Dit artikel komt met MRvNS te vervallen

-

Omzetting bijzonder naar openbaar

Voor 1 april schriftelijk melden aan DUO

9

Geen verandering

17

Samenvoegen

1% van de leerlingen moet komen uit overeenkomstige postcodegebieden

10

Geen verandering

18

Verblijfsjaren

De afdeling Informatieproducten van DUO berekent de verblijfsjaren. De aanvrager ontvangt het aantal verblijfsjaren om de prognose te maken.

n.v.t.

De afdeling informatieproducten berekent de verblijfsjaren. Dit aantal is opgenomen in de regeling en wordt periodiek geactualiseerd.

7

Verplaatsen vestiging

Melding aan DUO

12

Geen verandering

21

Splitsen

Zowel scholen als scholengemeenschappen kunnen worden gesplitst

(bijlage 2 en 3 van de regeling)

4

In dit artikel is een berekeningsmethode opgenomen voor het maken van de leerlingenprognose.

12 en 13

II. Artikelsgewijs

Artikel 2. Hemelsbreed afstand meten

In de voorzieningenplanning speelt de afstand tussen twee adressen in een aantal verschillende situaties een belangrijke rol. De wijze waarop de hemelsbreed afstand gemeten wordt dient uniform te zijn. Om die reden wordt voorzien in een bepaling hoe de afstand hemelsbreed te meten. Het adres van elk schoolgebouw in Nederland is in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen, afgekort BAG, van coördinaten voorzien. De website van de BAG heeft het volgende adres: https://bagviewer.kadaster.nl. Daaruit volgt dat elke BAG-locatie een x- en een y-waarde heeft. De hemelsbreed gemeten afstand tussen twee vestigingen wordt bepaald met de formule √((x1 - x2)2 + (y1 - y2)2).

Bij de verplaatsing van een vestiging en het openen van een tijdelijke nevenvestiging is hemelsbreed gemeten afstand belangrijk. Bedraagt immers de hemelsbreed gemeten afstand in die situaties minder dan 3 kilometer, dan besluit het bestuur daar – indien de gemeente instemt met de huisvesting – zelf over. Is de hemelsbreed gemeten afstand 3 kilometer of meer, dan moet het bestuur de verplaatsing in een regionaal plan onderwijsvoorzieningen (RPO) aanvragen. De hemelsbreed gemeten afstand van 3 kilometer is vastgesteld op basis van de ervaring dat wijziging van het onderwijsaanbod tot die afstand geen of heel weinig verandering in de leerlingenstromen teweeg brengt. De grondslag voor een nadere specificatie van de hemelsbreed gemeten afstand is opgenomen in artikel 76 van de WVO.

Artikel 3. Beschikbaar stellen gegevens over voedingsgebied

Het voedingsgebied, bedoeld in artikel 68, tweede lid, onderdeel b, van de wet, omvat alle viercijferige postcodegebieden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen de aangegeven straal. Om te waarborgen dat het voedingsgebied voor elke aanvraag op dezelfde wijze wordt bepaald, worden de viercijferige postcodegebieden die behoren bij het voedingsgebied van de nieuwe school of vestiging door DUO via de elektronische weg aan de aanvrager beschikbaar gesteld. Een aanvrager hoeft dus niet zelf de viercijferige postcodegebieden die behoren tot het voedingsgebied te leveren. Bij het beoordelen van de aanvraag wordt het door DUO beschikbaar gestelde voedingsgebied gebruikt. Bij het bepalen van het voedingsgebied wordt het labelpunt van het postcodegebied, waar de school zich beoogt te vestigen, als beginpunt van de straal genomen. Het labelpunt is een geografisch punt waaraan de viercijferige postcode hangt. De huisvesting van een school kan pas definitief vastgesteld worden, nadat de school voor bekostiging in aanmerking is gebracht.

Artikel 4. Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging

Voorafgaand aan een definitieve aanvraag moet de aanvrager van 1 juni tot en met 30 juni melden dat hij na 30 juni en vóór 1 november een aanvraag tot bekostiging gaat indienen. De gegevens voor deze melding zijn vermeld in het tweede lid. Bij een melding voor een nevenvestiging is geen nieuwe naam van een school vereist. De algemene introductie in ten hoogste 2000 tekens kan ook vergezeld gaan van een verwijzing naar een website voor verdere informatie. Aangezien ouders die een ouderverklaring willen indienen op de website van DUO alle initiatieven kunnen vinden, is in dit artikel ook bepaald dat de naam van de rechtspersoon (vereniging of stichting), de viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging, de naam van de school of scholengemeenschap en de algemene introductie van ten hoogste 2000 tekens openbaar worden gemaakt. Daarmee kunnen ouders zich een beeld vormen van de school op basis waarvan zij hun mogelijke steun voor een initiatief met een ouderverklaring kenbaar kunnen maken.

Voor de melding dienen de vereiste gegevens, beschreven in het tweede lid, volledig te zijn ingevuld. Als niet alle gegevens zijn ingevuld, dan kan de melding ook niet worden ingestuurd. De consequentie van incompleetheid is dat ook geen aanvraag voor bekostiging kan worden ingediend voor 1 november daaraanvolgend.

Artikel 5. Aanvraag tot bekostiging

Om een aanvraag te kunnen indienen moet de initiatiefnemer voor 1 juli zijn initiatief bekend maken via de pre-registratie (op de website van DUO). Op 30 juni (23.59u Midden Europese Tijd) sluit de pre-registratie en wordt het voor ouders wier kind in de juiste leeftijdscategorie valt, mogelijk hun belangstelling kenbaar te maken voor een van de initiatieven. Op 15 oktober (23.59u Midden Europese Tijd) sluit de periode om belangstelling voor een nieuw initiatief kenbaar te maken. Voor 1 juni in het daaropvolgende kalenderjaar neemt de minister, op basis van de aanvraag en het advies van de inspectie, een besluit om de nieuwe school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te brengen. Indien dit besluit positief is, kan de school per 1 augustus in het kalenderjaar volgend op het besluit starten.

Een gedeelte van de verplichtingen bij een aanvraag tot bekostiging is geregeld op wetsniveau, een gedeelte wordt nader geregeld in dit artikel. Op wetsniveau is geregeld dat een aanvraag vermeldt:

  • de schoolsoort of schoolsoorten;

  • of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft;

  • de beoogde plaats van vestiging.

Daarnaast zijn de aanvullende gegevens, opgenomen in het eerste lid, noodzakelijk. Deze gegevens dienen ingevuld te worden op de website www.duo.nl. De statuten van de rechtspersoon worden als bijlage bij de aanvraag gevoegd.

In dit artikel is tevens een nadere specificatie opgenomen over de periode waarin een uitnodiging voor gesprek is gedaan aan de gemeente van de beoogde plaats van vestiging, het samenwerkingsverband en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en vestigingen binnen het voedingsgebied van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging. Door het voeren van een dergelijk gesprek kan er samenwerking ontstaan tussen het nieuwe initiatief en de bestaande schoolbesturen. Ook biedt het gesprek de gemeente vroegtijdig de kans om te zoeken naar geschikte huisvesting voor de mogelijke nieuwe school. Deze termijn ligt tussen 15 september van het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 15 september van het kalenderjaar van aanvraag. Deze termijn is zo ruim genomen om de initiatiefnemer en de betrokken partijen voldoende gelegenheid te geven om desgewenst met elkaar in gesprek te gaan over het voorgenomen initiatief. Hierbij kan dan ook worden nagegaan of het doel van de initiatiefnemers ook op een andere wijze kan worden bereikt dan door het stichten van een nieuwe school. Door het voeren van een dergelijk gesprek kan er samenwerking ontstaan tussen het nieuwe initiatief en de bestaande schoolbesturen. Ook biedt het gesprek de gemeente vroegtijdig de kans om te zoeken naar geschikte huisvesting voor de mogelijke nieuwe school.

Aanvragen zijn via elektronische wijze in te vullen op de website www.duo.nl. De verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en intern toezicht vormen, maakt onderdeel uit van de aanvraag die op elektronische wijze wordt ingediend. Aanvullend is in dit artikel opgenomen dat de originele verklaring omtrent het gedrag eveneens per post naar DUO moet worden gezonden. Dit is noodzakelijk omdat de echtheid van de verklaring omtrent het gedrag moet worden vastgesteld. De originele verklaring omtrent het gedrag is onderdeel van de aanvraag en dient dan ook voor 1 november te worden toegezonden aan Dienst Uitvoering Onderwijs t.a.v. MRvNS, Postbus 30205, 2500 GE Den Haag.

Aanvragen die op of na 1 november worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. De aanvrager kan in het daarop volgende kalenderjaar dan een nieuwe aanvraag indienen, waarbij – indien van toepassing – het actuele statistisch materiaal moet worden gebruikt.

Alleen volledig ingevulde aanvragen worden in behandeling genomen. Aanvragen die onvolledig zijn of waarbij geen gebruik is gemaakt van het (actuele) statistische materiaal, kunnen binnen een door DUO gestelde termijn worden aangevuld. Als de aanvraag niet binnen die termijn is aangevuld, kan de minister besluiten de aanvraag niet te behandelen.

De minister besluit, als de aanvraag volledig en tijdig is ingediend, voor 1 juni van het kalenderjaar volgend op datum waarop de aanvraag is ingediend. Indien het besluit niet voor 1 juni genomen kan worden, stelt de minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 6. Verklaring omtrent het gedrag

Een verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en het intern toezicht vormen dient te voldoen aan de voorschriften van het screeningsprofiel onderwijs, bedoeld in het document ‘Screeningsprofielen’, te vinden op www.justis.nl. De verklaring omtrent gedrag wordt niet bewaard, maar na controle vernietigd. Dit is een nadere uitwerking van de reeds opgenomen verplichting in de wet tot het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag.

Artikel 7. Verblijfsjaren

Het aantal verblijfsjaren per schoolsoort of nevenvestiging is van belang om het verwachte aantal leerlingen te kunnen berekenen op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag. Het aantal verblijfsjaren geeft de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 per schoolsoort of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft. Na inwerkingtreding van de regeling wordt gemonitord of de in deze regeling vastgestelde verblijfsjaren niet te veel afwijken van de gemonitorde werkelijke verblijfjaren. Afwijking kan een reden zijn om de regeling op dit punt aan te passen.

Artikel 8. Nadere regels belangstellingsmeting

De correctiefactor wordt gebruikt in de formule om het verwachte aantal leerlingen op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag te kunnen berekenen. Deze correctiefactor is opgenomen omdat uit de bestaande praktijk blijkt dat het aantal leerlingen dat na de start van de gewenste nieuwe school de school ook daadwerkelijk gaat bezoeken, doorgaans lager uitvalt dan uit de belangstellingsmeting naar voren komt. De correctiefactor moet een reëel tegenwicht bieden aan de factoren die leiden tot overschatting van de belangstelling, zoals verhuizingen. Met de correctiefactor van 0,7 blijft de reeds bestaande correctiefactor gehandhaafd. Tevens biedt de wet mogelijkheid om in geval van overlappende voedingsgebieden, waarbij de belangstelling voor een initiatief meer dan 100% is, een correctie uit te voeren. De grondslag om deze zaken te regelen is gelegen in artikel 68 van de wet. De correctie van de overlappende voedingsgebieden wordt hieronder geïllustreerd.

Voorbeeld 1. Correctie overlappende voedingsgebieden.

Het kan voorkomen dat de voedingsgebieden van verschillende initiatieven bij gebruik van marktonderzoek (deels) overlappen, waardoor in de betreffende postcodegebieden meer dan 100% belangstelling wordt aangetoond. In deze gevallen wordt voor de betreffende postcodegebieden een correctie toegepast, waarbij de belangstellingspercentages naar rato verminderd worden tot ze samen 100% zijn. Dat betekent dat er een prognose per postcodegebied gemaakt wordt voor wat betreft de postcodegebieden waarin de voedingsgebieden overlappen. In dit voorbeeld staat een berekening voor de belangstelling voor School A.

 

 

Ter illustratie van de berekeningsmethodiek bij overlappende voedingsgebieden een voorbeeld. In dit voorbeeld zijn er drie initiatieven voor een nieuwe school.

Initiatief A heeft een belangstellingspercentage van 30%.

Initiatief B heeft een belangstellingspercentage van 60%.

Initiatief C heeft een belangstellingspercentage van 65%.

 

De voedingsgebieden van de drie initiatieven hebben enige overlap met elkaar.

Dat levert in gebied d een belangstellingspercentage van 90% op.

Dat levert in gebied e een belangstellingspercentage van 95% op.

Dat levert in gebied f een belangstellingspercentage van 155% op.

Dat levert in gebied g een belangstellingspercentage van 125% op.

 

In gebied d en gebied e is het totaal minder dan 100%, voor deze gebieden hoeft geen correctie gedaan te worden. Voor de gebieden f en g is het totaal meer dan 100%, hier is wel een correctie nodig.

 

Voor gebied f is de correctie als volgt.

School A: 0,3/1,55= 0,19, belangstellingspercentage 19%.

School B: 0,6/1,55 = 0,39, belangstellingspercentage 39%.

School C: 0,65/1,55 = 0,42, belangstellingspercentage 42%.

In gebied f tellen de nieuwe belangstellingspercentage op tot 100%.

 

Voor gebied g is de correctie als volgt.

School B: 0,6/1,25 = 0,48, belangstellingspercentage 48%.

School C: 0,65/1,25 = 0,52, belangstellingspercentage 52%.

In gebied g tellen de nieuwe belangstellingspercentages op tot 100%.

 

School A

School A is een initiatief voor een school voor mavo. Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag wordt vastgesteld. Dit ziet er als volgt uit in de formule:

Het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Belangstelling in gebied school A, inclusief gebieden d en e (omdat in deze gebieden geen correctie heeft plaatsgevonden)

Belangstellingspercentage in voedingsgebied school A, inclusief gebieden d en e(y/x*100%): 0,3

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 260*3,90= 1.014

Correctiefactor (z): 0,7

 

Te verwachten aantal leerlingen in voedingsgebied school A, inclusief gebieden d en e = 0,3*1.014 *0,7 = 213

 

Belangstelling in gebied f

Belangstellingspercentage gebied f (y/x*100%): 0,19

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 100*3,90= 390

Correctiefactor (z): 0,7

 

Te verwachten aantal leerlingen in gebied f= 0,19*390*0,7 = 52

 

Totaal aantal te verwachten leerlingen voor school A in het elfde kalenderjaar na aanvraag voor het gehele voedingsgebied is 213 + 52 = 265.

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm voor een school voor mavo is 260 leerlingen. De school uit dit voorbeeld voldoet met 265 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.

Artikel 9. Nadere regels ouderverklaringen

In dit artikel wordt geregeld dat een ouder een ouderverklaring kan indienen van 1 juli tot en met 15 oktober in het kalenderjaar van aanvraag. Ouders kunnen per kind uitsluitend voor één initiatief interesse kenbaar maken. Indien ouders meerdere kinderen in de betreffende leeftijdscategorie hebben, kunnen ze voor elk kind apart een ouderverklaring indienen. Wanneer ouderverklaringen eenmaal zijn afgegeven, kunnen ouders tot en met 15 oktober (of tot het moment dat de aanvraag is ingediend) de ouderverklaring weer intrekken. De ouder kan dan eventueel tot en met 15 oktober een ouderverklaring afgeven voor een ander initiatief.

Na 15 oktober kan de ouder eventueel in een volgend kalenderjaar voor hetzelfde kind weer een ouderverklaring afgeven indien een aanvraag waarvoor de ouderverklaring is afgegeven wel is gemeld, maar niet is ingediend, of wanneer de aanvraag door de minister wordt afgewezen en tegen deze afwijzing geen bezwaar- en beroepsmogelijkheden meer openstaan. Als het initiatief wél van start gaat, is het niet mogelijk dat de ouder voor datzelfde kind in het daaropvolgende kalenderjaar zijn interesse voor de andere school kenbaar maakt. Een initiatiefnemer kan via het digitale portaal tussen 1 juli en 14 oktober zien hoeveel ouderverklaringen er zijn afgegeven. Deze kunnen tot 15 oktober echter nog ingetrokken worden. Het definitieve aantal geldige ouderverklaringen zal vanaf 15 oktober door DUO aan de initiatiefnemer beschikbaar worden gesteld. Daarnaast regelt dit artikel de data waarop DUO het benodigde cijfermateriaal ter beschikking stelt.

De formule om het te verwachten aantal leerlingen te berekenen, wordt geïllustreerd aan de hand van enkele voorbeelden:

Voorbeeld 2. school voor mavo met ouderverklaringen

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring is afgegeven (y): 225

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 7.300

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 2.300*3,90= 8.970

Correctiefactor (z): 0,7

 

(225/7.300*100%)*8.970*0,7 =194 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm voor een school voor mavo is 260 leerlingen (artikel 64, eerste lid, WVO). De school uit dit voorbeeld voldoet met 194 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag niet aan de stichtingsnorm.

Voorbeeld 3. Scholengemeenschap mavo, havo en vwo met ouderverklaringen

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

School voor mavo:

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor mavo is afgegeven (y): 225

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 7.300

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 2.350*3,90= 9.165

Correctiefactor (z): 0,7

 

(225/7.300*100%)*9.165 *0,7 =198 te verwachten leerlingen voor mavo

 

School voor havo:

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor havo is afgegeven (y): 250

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 7.300

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren havo (w): 2.350*5,40= 12.690

Correctiefactor (z): 0,7

 

(250/7.300*100%)*12.690*0,7 = 304 te verwachten leerlingen voor havo

 

School voor vwo:

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor vwo is afgegeven (y): 230

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 7300

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren vwo (w): 2.350*5,70 = 13.395

Correctiefactor (z): 0,7

 

(230/7.300*100%)*13.395*0,7 = 295 te verwachten leerlingen voor vwo

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnormen voor een scholengemeenschap voor een scholengemeenschap voor mavo, havo en vwo zijn: 195 leerlingen voor mavo, 244 leerlingen voor havo en 293 voor vwo. De scholengemeenschap uit dit voorbeeld voldoet voor alle drie de gewenste schoolsoorten aan de stichtingsnorm.

Voorbeeld 4. Nevenvestiging mavo met ouderverklaringen

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring is afgegeven (y): 330

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 7.300

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren nevenvestiging mavo (w): 2.300*1,96= 4.508

Correctiefactor (z): 0,7

 

(330/7.300*100%)*4.508*0,7 = 143 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm voor een nevenvestiging mavo is 130 leerlingen. De nevenvestiging uit dit voorbeeld voldoet met 143 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.

Artikel 10. Uitzonderingssituaties toepassing marktonderzoek

Het marktonderzoek is alleen bij uitzondering toegestaan als methode voor het meten van de belangstelling. Er zijn twee situaties waarin bij uitzondering het marktonderzoek is toegestaan. De eerste betreft situaties waarin er sprake is van dermate sterke demografische groei dat er op grond van ouderverklaringen een minder goede voorspelling van de belangstelling op de lange termijn kan worden gemaakt. Het percentage groei in de leeftijdscategorie 10- tot en met 12-jarigen tussen het kalenderjaar van marktonderzoek en het tiende kalenderjaar daarna is daarbij vastgesteld op 19%. Hiervoor is gekeken naar de absolute toename van de woningvoorraad die valt binnen de top 5% van alle gebieden van Nederland. Binnen die groep is de mediane procentuele toename voor de betreffende leeftijdscategorie vastgesteld. De keuze voor een relatieve toename van het aantal kinderen brengt mee dat het kan voorkomen dat in sommige gebieden de relatieve toename zeer hoog is, terwijl de absolute toename laag is. Dit kan ook andersom voorkomen; de relatieve toename is vrij laag, terwijl de absolute toename hoog is. Dit zal uitzondering zijn. De relatieve toename is voor een aanvrager een duidelijk en goed toepasbaar criterium.

De tweede uitzondering betreft de situatie waarin een beroep gedaan wordt op de garantiefunctie openbaar voor het onderwijs. Bij een beroep op de garantiefunctie openbaar onderwijs wordt reeds door ouders een behoefte voor openbaar onderwijs bij gemeente en/of gedeputeerde staten en/of de Minister verklaard. Met het marktonderzoek heeft de gemeente de mogelijkheid om de behoefte aan openbaar onderwijs breed te onderzoeken.

Artikel 11. Nadere regels marktonderzoek

In dit artikel zijn nadere regels opgenomen over het doen van een marktonderzoek. Het marktonderzoek wordt schriftelijk uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Schriftelijk omvat zowel papier als digitaal, maar mondeling onderzoek wordt hiermee uitgesloten. Indien ouders meerdere kinderen in de onderzochte leeftijdscategorie hebben, kunnen ze voor elk kind een aparte keuze maken voor een gewenste school en schoolsoort. Scholen moeten op vestigingsniveau worden gepresenteerd aan ouders, met een vestigingsnaam. In de resultaten moeten de bestaande vestigingen wel herleidbaar zijn tot het correcte registratienummer van de onderwijsinstelling. Dit kan bijvoorbeeld door een bijlage aan het onderzoek toe te voegen met een lijst van vestigingsnamen gekoppeld aan registratienummers. De nieuwe school, scholengemeenschap of nevenvestiging heeft nog geen registratienummer.

De verstrekte informatie per school is noodzakelijk, omdat het marktonderzoek de schoolkeuze van ouders nabootst. Door het verstrekken van informatie per school kunnen ouders hun keuzes op basis van die informatie maken.

De hoofdvraag voor het marktonderzoek wordt in de regeling voorgeschreven, zodat alle onderzoeken dezelfde hoofdvraag kennen. Hierdoor onderzoeken alle marktonderzoeken dezelfde vraag en worden ze beter onderling vergelijkbaar. Uit de hoofdvraag volgt dat ouders binnen het marktonderzoek voor slechts 1 school hun voorkeur kenbaar mogen maken.

Om het marktonderzoek te kunnen beoordelen wordt voorgeschreven welke elementen van het marktonderzoek beschreven moeten worden in het onderzoeksrapport. Daarnaast zorgen de voorgeschreven elementen ervoor dat verschillende marktonderzoeken onderling vergelijkbaar zijn.

Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek zijn ten minste 5 positieve reacties nodig, dit is de y uit de formule. Voor een geldig marktonderzoek is ten minste een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De grond hiervoor is gelegen in artikel 68, zevende lid, onderdeel b.

Deze berekeningsmethodiek wordt geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden.

Voorbeeld 5. school voor mavo met marktonderzoek, grote onderzoekspopulatie

Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat in totaal 7.300 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 10 t/m 12 jaar. Als 10% daarvan moet reageren, zou dat uitkomen op 730 reacties. Omdat dit meer is dan 500, is in dit geval een minimum van 500 reacties voldoende.

 

Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat deze ten minste 5 is. Dat betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief moeten zijn gegeven.

 

Dit ziet er als volgt uit in de formule:

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling is voor de school (y): 5

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x): 500

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 2.300*3,90= 8.970

Correctiefactor (z): 0,7

 

(5/500*100%)*8.970 *0,7 = 63 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het marktonderzoek in dit voorbeeld voldoet aan de vereisten voor het minimale aantal positieve reacties en het minimale aantal reacties op het onderzoek. Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag is echter lager dan de stichtingsnorm. Om de stichtingsnorm te halen zal er in dit voorbeeld een veel groter aantal positieve reacties nodig zijn dan minimaal vereist.

Voorbeeld 6. school voor mavo met marktonderzoek, kleine onderzoekspopulatie

Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat in totaal 2.500 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 10 t/m 12 jaar. Als 10% daarvan moet reageren, komt dat uit op 250 reacties.

 

Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat dit ten minste 5 is. Dat betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief moeten zijn gegeven. In dit voorbeeld zijn er 25 positieve reacties gegeven.

 

Dit ziet er als volgt uit in de formule:

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling is voor de school (y): 25

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x): 250

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 1.800*3,90= 7.020

Correctiefactor (z): 0,7

 

(25/250*100%)*7.020*0,7 = 491 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het marktonderzoek voldoet aan de vereisten voor het minimale aantal positieve reacties en het minimale aantal reacties op het onderzoek. Het te verwachten aantal leerlingen in dit voorbeeld is hoger dan de stichtingsnorm.

Artikel 12. Voorwaarde splitsen school of scholengemeenschap

Bij de splitsing van een school of scholengemeenschap ontstaat er naast de bestaande school of scholengemeenschap een nieuwe school of scholengemeenschap. Hierbij blijft de bestaande school met dezelfde schoolsoorten, met inbegrip van alle profielen vbo, onveranderd in stand. De nieuwe school bevat dezelfde schoolsoort als de gesplitste school, maar kan in het geval van vbo minder profielen omvatten dan de bestaande school. Bij splitsing van een scholengemeenschap kan de nieuwe scholengemeenschap dezelfde schoolsoorten en profielen vbo omvatten als de gesplitste scholengemeenschap, maar ook minder. Voorbeelden:

  • Een categoraal vwo kan alleen gesplitst worden in een bestaande en een nieuwe school voor vwo.

  • Scholengemeenschap: mavo-havo-vwo-vbo(3 vbo profielen), wordt gesplitst in:

    • Bestaande Scholengemeenschap: mavo-havo-vwo-vbo(3 vbo profielen)

    • Scholengemeenschap havo-vwo

    • Scholengemeenschap mavo-vbo (2 vbo profielen)

  • Scholengemeenschap: mavo-havo-vwo-vbo(3 profielen), wordt gesplitst in:

    • Bestaande Scholengemeenschap: mavo-havo-vwo-vbo(3 profielen)

    • Scholengemeenschap vwo

    • Scholengemeenschap mavo-vbo (1 profiel)

Splitsen moet niet verward worden met afsplitsen. Als het bevoegd gezag van een scholengemeenschap een of meer schoolsoorten afsplitst, continueert deze scholengemeenschap in de versmalde samenstelling (of bestaat voort als categorale school). De afgesplitste schoolsoort of schoolsoorten kunnen zelfstandig blijven of fuseren met een andere school of scholengemeenschap. Zie de illustraties hieronder voor het verschil tussen splitsen en afsplitsen.

Afbeelding 1. Splitsen en afsplitsen

Afbeelding 1. Splitsen en afsplitsen

Artikel 13. Splitsingsplan

Een aanvraag voor bekostiging van een school of scholengemeenschap, die ontstaat na splitsing, moet voorzien zijn van meerdere gegevens. Deze gegevens komen grotendeels overeen met de gegevens die verstrekt moeten worden bij de aanvraag voor bekostiging van een nieuwe school of scholengemeenschap (artikel 5), met uitzondering van de viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging. Omdat dit al een apart onderdeel is van het splitsingsplan. Daarnaast hoeft er ook geen beschrijving van het concept opgenomen te worden, omdat de school al bestaat en het concept dus bekend is.

Voor het splitsen van een school moet het daadwerkelijke voedingsgebied verdeeld worden over de overblijvende en nieuw ontstane school. Daarbij moet worden aangetoond dat beide scholen in het elfde kalenderjaar na aanvraag voldoen aan de stichtingsnorm. Hieronder geïllustreerd met een voorbeeld. In het geval van een scholengemeenschap kan de verdeling per schoolsoort verschillen.

Voorbeeld 7. Splitsing

In het splitsingsplan moet inzichtelijk gemaakt worden hoe het van het daadwerkelijke voedingsgebied van de te splitsen School A per postcodegebied verdeeld wordt over de te splitsen School A en de nieuw te ontstane School B. Ook moet in het splitsingsplan aangetoond worden of voor beide scholen voldaan wordt aan de stichtingsnorm in het elfde jaar na de aanvraag door het per schoolsoort of profiel vbo optellen van het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied, dat is toegedeeld aan School A of School B.

 

De eerste stap is het inzichtelijk maken van het voedingsgebied van School A en het aantal leerlingen per postcodegebied. Dit beschrijft de situatie voor de splitsing.

 

Voedingsgebied en aantal leerlingen per postcodegebied School A

Gemeente

Postcode

Aantal leerlingen School A,

1 oktober van het jaar voorafgaand aan aanvraag

X

1234

89

 

1245

93

Y

3412

100

 

3434

98

 

3456

87

Z

5612

53

Totaal

 

520

De tweede stap betreft het verdelen van de postcodegebieden over de overblijvende School A en de nieuwe School B en het maken van de prognose per postcodegebied

 

Voor School A wordt de formule e= (f/g)* h, waarbij:

e= het verwachte aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag per schoolsoort of profiel vbo van de te splitsen school of scholengemeenschap per het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;

f= het aantal leerlingen van de te splitsen school of scholengemeenschap op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;

g= de basisgeneratie in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari van het kalenderjaar van aanvraag;

h= de basisgeneratie in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag.

 

De uitkomsten van e worden daarna opgeteld. Dit getal moet hoger zijn dan of gelijk zijn aan de stichtingsnorm voor School A.

School A

Postcode

f

g

h

e

1234

89

150

175

104

3434

98

300

400

131

5612

53

75

150

106

Totaal

     

341

Vervolgens wordt voor School B de formule i=(j/k)*l, waarbij:

i= het verwachte aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag per schoolsoort of profiel vbo van de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap per het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied

j= het aantal leerlingen van de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;

k= de basisgeneratie in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari van het kalenderjaar van aanvraag;

l= de basisgeneratie in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag.

School B

Postcode

j

k

l

i

1245

93

100

150

140

3412

100

250

300

120

3456

87

150

200

116

Totaal

     

376

Voor beide scholen moet de prognose van het totaal aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na de aanvraag gelijk zijn aan of groter zijn dan de stichtingsnorm voor de betreffende schoolsoort. In dit voorbeeld wordt een school voor mavo gesplitst. De stichtingsnorm voor de mavo is 260 leerlingen. In dit voorbeeld wordt voor zowel School A als School B de stichtingsnorm gehaald.

Bij splitsing van een scholengemeenschap, moeten per te splitsen schoolsoort de bovenstaande stappen worden doorlopen.

Artikel 14 en 15. (uitbreiding) Leerwegondersteunend onderwijs mavo of vbo

Op grond van de artikelen 17a, 17a1 en 70 van de wet is het mogelijk dat een school voor vbo of mavo of een scholengemeenschap met vbo en/of mavo in aanmerking komt voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs, de zogenoemde licentie leerwegondersteunend onderwijs.

In dit verband wordt een tweetal situaties onderscheiden, namelijk de aanvraag door een school of scholengemeenschap die tot nu toe niet over een licentie beschikt, of de aanvraag voor verbreding van de bestaande licentie naar meer leerwegen of vestigingen. Voor zowel een nieuwe als de verbreding van een bestaande licentie geldt de eis dat de aanvraag vergezeld gaat van een document waaruit blijkt dat de meerderheid van de overige bevoegde gezagsorganen in het desbetreffende samenwerkingsverband instemt met de aanvraag.

Voor de gemengde leerweg kan niet apart een aanvraag voor lwoo worden ingediend. De gemengde leerweg is altijd verbonden aan een vbo en/of mavo licentie. Leerwegondersteunend onderwijs in de gemengde leerweg is gekoppeld aan de licentie voor leerwegondersteunend onderwijs aan het vbo of mavo.

Voor een school of scholengemeenschap die niet over een licentie beschiktis voor het verkrijgen van bekostiging een aantal van 40 leerlingen vereist, tenzij er sprake is van een uitzonderingsschool als bedoeld in de Beleidsregel uitzonderingsscholen VO 2013. Dit aantal van 40 leerlingen kan op twee manier worden aangetoond:

  • 1. Door middel van het aantal ingeschreven en/of doorverwezen leerlingen van de afgelopen vier jaren met een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs van het samenwerkingsverband, voorzien van de herkomstgegevens van de leerlingen voor de betreffende vestiging waarvoor de aanvraag wordt gedaan;

  • 2. Door middel van het aantal reeds ingeschreven leerlingen met een indicatie als bedoeld onder 1, voorzien van de herkomstgegevens van de leerlingen voor de betreffende vestiging waarvoor de aanvraag wordt gedaan.

Een voorbeeld van een uitzonderingsschool zijn scholen op de Waddeneilanden, waarvoor een uitzondering op de opheffingsnorm mogelijk is.1 In het verlengde daarvan heeft de minister ook de mogelijkheid om af te wijken van het minimum vereiste aantal lwoo leerlingen.

Voor beide wijzen van aantonen worden bij de berekening van het potentieel niet meegenomen leerlingen die woonachtig zijn binnen een straal van 10 kilometer van het vestigingsadres van omliggende scholen met leerwegondersteunend onderwijs van dezelfde richting en dezelfde schoolsoort als de aanvrager.

Voor verbreding hoeft geen minimum aantal leerlingen te worden aangetoond.

Artikel 16. Omzetting openbare school in bijzondere school

Bij de aanvraag voor omzetting van openbaar onderwijs naar bijzonder onderwijs moet een advies van gedeputeerde staten van de betrokken provincie worden meegestuurd, indien zij bereid zijn dit te geven. Gedeputeerde staten dragen er immers, op grond van artikel 66, eerste lid, WVO, zorg voor dat voorzien is in de behoefte aan voldoende openbaar onderwijs.

Het besluit over de opheffing van een openbare school is voorbehouden aan de gemeenteraad (artikel 42a, derde lid, WVO en artikel 42b, vijfde lid WVO). Daarom is op grond van de WVO ook een afschrift van het besluit van de gemeenteraad noodzakelijk bij de omzetting van een openbare school in een bijzondere school.

Artikel 17. Omzetting bijzondere school in openbare school

Bij de aanvraag voor omzetting van bijzonder onderwijs naar openbaar onderwijs moet een document zijn toegevoegd waaruit blijkt dat bevoegd gezag overleg heeft gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente, aangezien het openbaar onderwijs onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt.

Artikel 18. Samenvoeging

Bij een aanvraag voor samenvoeging van twee scholen of scholengemeenschappen wordt aangetoond dat ten minste een bepaald percentage van de leerlingen van een vestiging van de ene school of scholengemeenschap woonachtig is in hetzelfde postcodegebied als de leerlingen van een vestiging van de andere bij de samenvoeging betrokken school of scholengemeenschap. Indien meer dan twee scholen of scholengemeenschappen worden samengevoegd, geldt genoemde eis ook voor een vestiging van de derde en volgende school of scholengemeenschap. De gemeenschappelijkheid van postcodegebieden waar leerlingen woonachtig zijn, wordt ook wel de overlap van de voedingsgebieden genoemd. Het vereiste percentage overlap in de voedingsgebieden bij fusie was in het verleden 20% en is bij de Regeling voorzieningenplanning vo 2018 van 4 september 20182 verlaagd tot 1%. Deze verlaging heeft de leerlingdaling als reden.

Met ingang van 2018 is de leerlingendaling in het voortgezet onderwijs landelijk ingezet. Tot 2033 zal het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs gemiddeld met zo’n 12% dalen, en krijgt ongeveer 80% van de besturen met leerlingendaling te maken. Het gevolg van deze daling is dat scholen of vestigingen steeds kleiner worden, soms te klein om levensvatbaar te zijn. Om het onderwijsaanbod in een regio bij leerlingendaling in stand te kunnen houden, is samenwerking tussen of samenvoeging van scholen noodzakelijk.

In de praktijk wordt zichtbaar dat scholen binnen enkele jaren soms sterke leerlingendaling gaan ondervinden en een geïsoleerde ligging kennen, waardoor het voorheen geldende percentage van 20 als vereiste overlap in de voedingsgebieden een beletsel is gaan vormen voor fusie. Daarom is dit percentage tot 1 teruggebracht. Daarmee blijft er sprake van enige overlap in de voedingsgebieden tussen fuserende scholen. Fusies tussen scholen of scholengemeenschappen die op grote afstand van elkaar gelegen zijn en daardoor organisatorisch en onderwijsinhoudelijk niet of nauwelijks tot één geheel gesmeed kunnen worden en zodoende geen efficiencyvoordeel opleveren, worden daarmee voorkomen.

Voorbeeld 8. berekeningsmethodiek overlap bij samenvoeging

School A en B vragen een samenvoeging aan voor school A met B. School A heeft de vestigingen A1 en A2, school B de vestigingen B1 en B2. Dan kan aan het criterium van voldoende overlap van de voedingsgebieden van school A met school B worden voldaan, door bijvoorbeeld aan te tonen dat ten minste 1% van de leerlingen die op vestiging A1 staan ingeschreven uit dezelfde postcodes afkomstig zijn als leerlingen die op vestiging B2 staan ingeschreven (en ook vestiging B2 een overlap in de postcodes vertoont van ten minste 1% met de vestiging A1).

Artikel 19. Tijdelijke nevenvestiging

De tijdelijke nevenvestiging voorziet in een tijdelijke huisvestingsbehoefte. Bij een nieuwe tijdelijke nevenvestiging kan worden volstaan met melding bij DUO. Op grond van artikel 73d WVO is een tijdelijke nevenvestiging toegestaan indien er sprake is van een hemelsbreed gemeten afstand van minder dan drie kilometer van een bestaande hoofd- of nevenvestiging.

Bij de melding aan DUO van een nieuwe tijdelijke nevenvestiging geeft het bevoegd gezag tevens aan voor welke vestiging de tijdelijke huisvesting is bedoeld. Dat maakt het mogelijk dat aan die tijdelijke nevenvestiging onderwijs kan worden verzorgd in dezelfde schoolsoorten, in dezelfde vbo-profielen als bedoeld in de artikelen 10b en 10d van de wet, en in dezelfde leerjaren als op de hoofdvestiging of nevenvestiging. Zodra de tijdelijke vestiging wordt gesloten blijft alleen het recht om onderwijs te verzorgen bestaan voor de oorspronkelijke vestiging.

Voor een school of scholengemeenschap die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten voor doordecentralisatie van de gelden voor onderwijshuisvesting op grond van artikel 76v WVO, en voor een verticale scholengemeenschap, geldt een regeling die afwijkt van het tweede lid. Immers, deze scholen of scholengemeenschappen zijn zelf verantwoordelijk voor de uitgaven voor uitbreiding en nieuwbouw. Dat betekent dat zij zelf kunnen vaststellen of er sprake is van een tijdelijke huisvestingsbehoefte, dat wil zeggen een behoefte voor een periode korter dan 15 jaar van een specifieke vestiging, uitgaande van de normen zoals die in het Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO zijn opgenomen. Het document waarin dat is vastgesteld, wordt bij de melding meegestuurd. Het voornemen tot ingebruikname van een tijdelijke nevenvestiging kan ook worden gemeld bij DUO.

Artikel 20. Percentage leerlingen nieuwe nevenvestiging

Bij een aanvraag voor een nieuwe nevenvestiging in het kader van een RPO wordt aangetoond dat 20% van de leerlingen van een bestaande hoofd- of nevenvestiging woonachtig is in postcodegebieden gelegen binnen een straal van hemelsbreed gemeten 10 kilometer rond het vestigingsadres van de nieuwe nevenvestiging.

Artikel 21. Uitbreiding onderwijsaanbod vestiging binnen hemelsbreed drie kilometer

De melding van uitbreiding van het onderwijsaanbod op een vestiging is toegestaan op voorwaarde dat:

  • a. op de desbetreffende vestiging onderwijs in de eerste drie respectievelijk twee leerjaren van de desbetreffende schoolsoort is toegestaan; en

  • b. de desbetreffende vestiging ligt binnen een hemelsbreed gemeten afstand van 3 kilometer van een andere vestiging waar onderwijs vanaf het vierde respectievelijk derde leerjaar van de desbetreffende schoolsoort wordt verzorgd.

Wordt aan een of beide voorwaarden niet voldaan, dan moet de uitbreiding van onderwijsaanbod worden aangevraagd in het kader van een RPO.

Artikel 22. Verplaatsing vestiging of deel onderwijsaanbod vestiging binnen hemelsbreed drie kilometer

Verplaatsing van mavo en vbo geschiedt met inbegrip van toegestaan leerwegondersteunend onderwijs. Dit is van overeenkomstige toepassing op verplaatsing als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, onderdeel a, van de wet (over een grotere afstand).

Artikel 23. Aanvraagprocedure onderwijsvoorzieningen deelnemers RPO

In dit artikel is opgenomen welke gegevens een bevoegd gezag bij aanvraag van een onderwijsvoorziening als bedoeld in artikel 74b, eerste lid, onderdelen a tot en met f, van de wet moet verstrekken.

Een bevoegd gezag kan met ten minste een ander bevoegd gezag een voorziening aanvragen, zoals bedoeld in artikel 74b, eerste lid, WVO, middels een RPO. Een RPO heeft een looptijd van vijf jaar en moet worden ingediend op het formulier dat op de website van DUO staat. De aanvraag moet worden ondertekend door alle bevoegde gezagen en met de gemeente moet op overeenstemming gericht overleg zijn gevoerd (artikel 74a, vijfde lid, WVO). De aanvrager dient te verklaren dat met de gemeente op overeenstemming gericht overleg is gevoerd. Dit overleg is vereist, omdat een RPO huisvestingsgevolgen kan hebben, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is.

De vbo-profielen Media, Vormgeving en ICT (MVI) en Maritiem en Techniek (MAT) kunnen niet via het RPO worden aangevraagd. Krachtens de wet zijn de uitbreidingsmogelijkheden via een RPO voor een aoc beperkter dan voor een school voor vo. Een school voor of scholengemeenschap met vbo voor de toevoeging van het profiel groen is aan nadere voorschriften voor de betrokkenheid van een aoc onderworpen (zie artikel 28 van het Inrichtingsbesluit WVO). Aan de toevoeging van het profiel dienstverlening en producten aan een aoc geldt de voorwaarde als genoemd in artikel 28a van het Inrichtingsbesluit WVO, namelijk dat het onderwijs in dat profiel voorbereidend beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel betreft.

De minister kan een aanvraag voor een voorziening op grond van artikel 74b, tweede lid, WVO die niet is opgenomen in het RPO, honoreren. Daarvoor dient het formulier dat op de website van DUO staat gebruikt te worden. Daarbij hoeft geen op overeenstemming overleg gevoerd te worden met de gemeente, omdat voor die voorzieningen geen huisvestingsgevolgen zijn te voorzien. Het verplaatsen van een vestiging zoals bedoeld in artikel 75b, eerste lid onderdeel a, is daarvan uitgezonderd, omdat daarvoor wel huisvestingsgevolgen zijn te voorzien waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Aan een school voor vbo kan een profiel worden toegevoegd voor de duur van vijf jaar, hetgeen overeenkomt met de looptijd van een RPO. Daarbij volstaat dat de aanvraag voorzien is van de handtekeningen van de overige bevoegde gezagsorganen (artikel 74b, tweede lid, WVO).

Bij aanvragen in het kader van een RPO is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dat houdt in dat de minister het ontwerpbesluit met de daarbij behorende stukken (aanvraag, RPO) gedurende zes weken ter inzage legt (artikelen 3:11 en 3:16 Awb). Binnen die termijn kunnen belanghebbenden hun zienswijze naar voren brengen bij de minister. De belanghebbenden dienen hun zienswijze te onderbouwen met de informatie die benodigd is voor de beoordeling van de aanvraag, zoals gegevens over het verwachte leerlingverlies bij de vestiging van de belanghebbenden. De terinzagelegging wordt aangekondigd in de Staatscourant (artikel 3:12, tweede lid, Awb). Belanghebbenden kunnen hun zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren brengen en de aanvrager wordt zo nodig in de gelegenheid gesteld op de zienswijzen te reageren (artikel 3:15 Awb).

Artikel 24. Berekening leerlingverlies

De verplaatsing van (een deel van het onderwijsaanbod op) een vestiging leiden in het algemeen tot wijziging van de leerlingstromen. De reden daarvoor is dat de afstand tussen het woonadres van een leerling en de (vestiging van een) school een van de belangrijkste motieven vormt bij de schoolkeuze. Met andere woorden: leerlingen van een bestaande school kiezen wellicht voor een nieuwe vestiging van een school – met dezelfde schoolsoort(en) – als die laatste school dichter bij hun woonadres gelegen is. Voor de bestaande school levert de nieuwe vestiging of uitbreiding van het onderwijsaanbod mogelijk leerlingverlies op.

Een nieuwe nevenvestiging, verplaatsing van (deel van het onderwijsaanbod op) een vestiging over hemelsbreed gemeten een afstand van 3 kilometer of meer of uitbreiding van het onderwijsaanbod komen tot stand in een RPO. Het bevoegd gezag van de mogelijk benadeelde school die niet deelneemt aan het RPO, kan zijn bedenkingen tegen de voorgenomen nieuwe onderwijsvoorziening kenbaar maken (zie artikel 74c van de WVO). Het voornoemde bevoegd gezag moet het leerlingverlies aantonen. Bedraagt het leerlingverlies meer dan 10%, dan wordt de aanvraag voor de nieuwe voorziening in het RPO door de minister afgewezen, tenzij het betrokken bestuur heeft verklaard met het leerlingverlies in te stemmen. De minister zal de geuite bedenkingen pas meewegen in zijn besluit als het adres van de nieuwe nevenvestiging of van de verplaatste vestiging vaststaat. Zo lang dat niet het geval is, kan een exacte verliesberekening immers niet plaatsvinden. Overigens behoeven verplaatsing van een (deel van het onderwijsaanbod op) een vestiging en de uitbreiding met de bovenbouwleerjaren op een bestaande vestiging hemelsbreed gemeten binnen 3 kilometer afstand van de reeds bestaande vestiging waar de betreffende bovenbouwleerjaren al worden aangeboden, niet in een RPO te worden aangevraagd. De betreffende school of scholengemeenschap kan dan volstaan met een melding aan DUO. In deze gevallen wordt het niet aannemelijk geacht dat de bestaande leerlingstromen wijzigen en is bezwaar op grond van artikel 74c WVO, zodoende niet aan de orde. Dat is evenmin het geval bij de aanvraag voor een nevenvestiging buiten het eigen RPO-gebied waarvoor immers de wettelijke voorwaarde geldt dat geen van de besturen in de andere regio bezwaar heeft tegen de nieuwe vestiging.

Op basis van hemelsbreed gemeten de kortste afstand rekent men de leerlingen van de betreffende schoolsoort(en) per groep uit hetzelfde postcodegebied (dus niet individueel) toe aan de bestaande of nieuwe vestiging. Voor de bepaling van de afstand gaat men uit van het middelpunt van het postcodegebied. Het bestuur van de bestaande school of vestiging kan informatie inwinnen over aantallen leerlingen per schoolsoort per postcodegebied alsook over de hemelsbreed gemeten afstand vanuit een postcodegebied tot bepaalde adressen, bij:

Dienst Uitvoering Onderwijs, OND/ODS

Postbus 30205

2500 GE Den Haag.

Uitbreiding met afsluitend onderwijs, gemengde leerweg of een profiel vbo heeft formeel slechts gevolgen voor de leerjaren in de bovenbouw. De veronderstelling is echter dat een dergelijke uitbreiding ook aanzuigende werking heeft op de leerjaren in de onderbouw. Vandaar dat ook leerlingverlies in de onderbouw mag worden meegerekend.

Bij een (vestiging van een) categorale school wordt het leerlingverlies berekend op basis van alle leerjaren. Dit wil zeggen dat alle leerlingen van die bepaalde schoolsoort die (vanwege de kortere afstand) voor de nieuwe vestiging zouden opteren, bij elkaar worden opgeteld. Dat totale leerlingverlies wordt afgezet tegen het totaal aantal leerlingen van de (betreffende vestiging van de) categorale school en in het leerlingverliespercentage uitgedrukt.

Voorbeeld 9. Berekening leerlingverlies

Stel school A wil op vestiging 01 (A01) een uitbreiding met havo afsluitend onderwijs. Op korte afstand ligt vestiging 02 van school B (B02) waar – naast vwo – ook havo wordt aangeboden. Vestiging B02 kent de volgende samenstelling van leerlingen:

B02: onderbouw

B02: bovenbouw

B02: totaal

havo/vwo 360

havo 200

vwo 100

660

Gelet op de kortste afstand kan het leerlingverlies voor de vestiging B02 voor havo, leerjaren vier en vijf, berekend worden op 34 van de in totaal 200 havo-leerlingen in de bovenbouw van B02, zijnde 17% (artikel 24, derde lid onderdelen a en b).

 

Vervolgens wordt aangenomen dat ook voor de leerjaren één en tot en met drie van het havo op vestiging B02 een leerlingverlies van 17% geldt (stap 3 onder b). Het aantal leerlingen havo in de onderbouw bedraagt in de verhouding havo-vwo in de bovenbouw: 2/3 x 360 = 240 leerlingen. Het leerlingverlies havo voor de onderbouw is dan 17% van 240 = 41 leerlingen (stappen 4a en b onder b). Daarmee komt het totale leerlingverlies voor het havo op 75 leerlingen (stap 6 onder b).

 

Vestiging B02 omvat in totaal 660 leerlingen. Het leerlingverliespercentage voor de vestiging met havo en vwo is 11% (75 gedeeld op 660). Het leerlingverlies wordt namelijk berekend over het totaal aantal leerlingen van alle goedgekeurde schoolsoorten op vestiging B02 (stap 7 onder b).

 

Daarvan wordt, als de bestaande vestiging B02 van een andere richting is dan het aangevraagde havo afsluitend onderwijs, 25% afgetrokken (zie d). Het leerlingverliespercentage is dan 8%. Eventuele bedenkingen van het bevoegd gezag van school B tegen de uitbreiding worden dan niet meegewogen in het besluit, omdat het leerlingverlies kleiner is dan 10%.

 

Zou B02 van dezelfde richting zijn als het aangevraagde havo afsluitend onderwijs dan wordt de aanvraag afgewezen (verliespercentage is 11% en dus hoger dan de grens van 10%).

 

Bij een afsplitsing die niet gepaard gaat met een verplaatsing is leerlingverlies niet aannemelijk. Als de afsplitsing gepaard gaat met een verplaatsing over een afstand van meer dan drie kilometer hemelsbreed gemeten is het gestelde onder b van toepassing.

Artikel 25. Gebruik gegevens van leerlingprognose bij regionale samenwerking

Onderdeel van een RPO is een prognose van het aantal leerlingen dat in de toekomst verwacht wordt. Aangezien onderwijsvoorzieningen voor de lange termijn zijn, moet deze prognose laten zien hoeveel leerlingen er in het tiende kalenderjaar na het RPO verwacht worden op de vestigingen. Dit heeft tot doel dat het RPO de prognose van de leerlingenaantallen meeneemt in de overwegingen ten aanzien van de gemaakte afspraken. Gelet op de leerlingendaling in het voortgezet onderwijs heeft de prognose betrekking op het tiende kalenderjaar na het vaststellen van het RPO. Op die manier is voor alle betrokkenen inzichtelijk in hoeverre leerlingendaling of leerlingengroei impact heeft op de onderwijsvoorzieningen in de regio.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Beleidsregel uitzonderingsscholen VO 2013

Naar boven