Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 28 augustus 2020, nr. VO/5375953, houdende regels voor de voorzieningenplanning bij scholen in het voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland (Regeling voorzieningenplanning vo CN 2020)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 123, tweede lid, 124, vierde lid, 124a, eerste, derde en zevende lid, 126, 127g, 157, eerste lid, 188, eerste lid, 189, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES;

Besluit:

HOOFSTUK 1. VOORZIENINGENPLANNING

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

bevoegd gezag dat bij de minister een aanvraag indient voor bekostiging van een openbare of een bijzondere school;

belangstellingsmeting:

belangstellingsmeting als bedoeld in artikel 124a van de wet;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in de wet;

bijzondere school:

bijzondere school als bedoeld in de wet;

DUO:

Dienst Uitvoering Onderwijs;

havo:

hoger algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 14 van de wet;

mavo:

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 15 van de wet;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

Rijksvertegenwoordiger:

Rijksvertegenwoordiger als bedoeld in de wet;

school:

school als bedoeld in de wet;

scholengemeenschap:

scholengemeenschap als bedoeld in de wet;

vbo:

voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 17 van de wet;

voedingsgebied:

voedingsgebied als bedoeld in artikel 124a, tweede lid, onderdeel b, van wet;

vwo:

voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 13 van de wet;

wet:

Wet voortgezet onderwijs BES.

Artikel 2. Stichtingsnormen school

  • 1. Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de wet, bedraagt voor een school per schoolsoort op Bonaire:

    • a. 210 leerlingen voor een school voor vwo;

    • b. 175 leerlingen voor een school voor havo;

    • c. 140 leerlingen voor een school voor mavo;

    • d. 140 leerlingen voor een school voor vbo met één profiel;

    • e. 80 leerlingen voor elk profiel van een school voor vbo, indien meer dan één profiel binnen de school voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht; of

    • f. 60 leerlingen voor praktijkonderwijs.

  • 2. Op Sint Eustatius en Saba kan uitsluitend een nieuwe scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking komen.

  • 3. Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de wet bedraagt voor een scholengemeenschap op:

    • a. Sint Eustatius 170 leerlingen;

    • b. Saba 65 leerlingen

Artikel 3. Stichtingsnormen nevenvestiging

  • 1. Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 120, vierde lid, onderdeel a, van de wet, bedraagt voor een nevenvestiging per schoolsoort op Bonaire:

    • a. 105 leerlingen voor een nevenvestiging voor vwo;

    • b. 105 leerlingen voor een nevenvestiging voor havo;

    • c. 70 leerlingen voor een nevenvestiging voor mavo;

    • d. 70 leerlingen voor een nevenvestiging voor vbo met één profiel;

    • e. 40 leerlingen voor elk profiel voor vbo indien meer dan een profiel binnen de nevenvestiging voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht;

    • f. 24 leerlingen voor praktijkonderwijs.

  • 2. Op Sint Eustatius en Saba kan uitsluitend een nevenvestiging van een scholengemeenschap voor bekostiging in aanmerking komen.

  • 3. Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 120, vierde lid, onderdeel a, van de wet bedraagt voor een nevenvestiging op:

    • a. Sint Eustatius 28 leerlingen;

    • b. Saba 11 leerlingen.

Artikel 4. Opheffing of beëindiging bekostiging

Het aantal leerlingen, bedoeld in artikel 188, eerste lid, van de wet, bedraagt voor een school of scholengemeenschap 75% van het aantal genoemd in artikel 2, eerste lid en derde lid.

Artikel 5. Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging

  • 1. Het bevoegd gezag maakt melding van een voorgenomen aanvraag als bedoeld in artikel 123, tweede lid, van de wet, van 1 juni tot en met 30 juni in het kalenderjaar van de aanvraag, bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de wet.

  • 2. De melding bevat de volgende gegevens:

    • a. naam van de contactpersoon;

    • b. correspondentieadres;

    • c. telefoonnummer van de contactpersoon;

    • d. e-mailadres van de contactpersoon;

    • e. KVK-nummer van de rechtspersoon;

    • f. naam van de rechtspersoon;

    • g. naam van het eiland dat de beoogde plaats van vestiging omvat;

    • h. methode van de belangstellingsmeting;

    • i. voorgenomen naam van de school; en

    • j. korte beschrijving van het onderwijskundig concept van de school in ten hoogste 2000 tekens.

  • 3. De gegevens in het tweede lid, onderdelen f tot en met j, worden openbaar gemaakt op de website www.duo.nl.

  • 4. Publicatie op de website www.duo.nl geschiedt slechts indien de gegevens voor 1 juli volledig zijn aangeleverd.

  • 5. De melding van de voorgenomen aanvraag tot bekostiging wordt gedaan met een formulier dat is bekend gemaakt op de website www.duo.nl.

Artikel 6. Aanvraag tot bekostiging

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de wet, bevat naast de gegevens, genoemd in artikel 124, eerste, tweede en derde lid, van de wet de volgende gegevens:

    • a. naam van de contactpersoon;

    • b. correspondentieadres;

    • c. telefoonnummer van de contactpersoon;

    • d. e-mailadres van de contactpersoon;

    • e. naam van de rechtspersoon;

    • f. statuten van de rechtspersoon;

    • g. namen van de bestuurders;

    • h. namen van de leden van het interne toezicht;

    • i. naam van de school;

    • j. naam van het eiland dat de beoogde plaats van vestiging omvat;

    • k. gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel; en

    • l. beschrijving van het onderwijskundig concept in ten hoogste 3.000 tekens.

  • 2. Uit het document, bedoeld in artikel 124, tweede lid, onderdeel c, van de wet, blijkt dat in de periode van 15 september in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 15 september van het kalenderjaar van de aanvraag de in dat artikel bedoelde partijen zijn uitgenodigd om te overleggen.

  • 3. De aanvraag tot bekostiging wordt ingediend met een formulier dat is bekendgemaakt op de website www.duo.nl.

Artikel 7. Verklaring omtrent het gedrag

  • 1. De verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in artikel 124, tweede lid, onderdeel d, van de wet, is afgegeven volgens het screeningsprofiel onderwijs.

  • 2. De verklaring omtrent het gedrag wordt zowel met het formulier langs digitale weg als bedoeld in artikel 6, derde lid, als in originele vorm aan DUO verstrekt.

Artikel 8. Verblijfsjaren

  • 1. Het aantal verblijfsjaren, bedoeld in artikel 124a, derde lid, onderdeel a, letter w en onderdeel b, letter w, van de wet, is voor de schoolsoort:

    • a. vwo: 5,70;

    • b. havo: 5,40;

    • c. mavo: 3,90;

    • d. vbo, de profielen bouwen, wonen en interieur, produceren, installeren en energie, mobiliteit en transport, media, vormgeving en ICT, maritiem en techniek, dienstverlening en producten: 3,90;

    • e. vbo, de profielen economie en ondernemen en horeca, bakkerij en recreatie: 3,80;

    • f. vbo, het profiel zorg en welzijn: 4,10;

    • g. vbo, het profiel groen: 4,00;

    • h. het praktijkonderwijs: 4,80.

  • 2. Het aantal verblijfsjaren voor een nevenvestiging als bedoeld in artikel 127c van de wet is voor de schoolsoort:

    • a. vwo: 2,96;

    • b. havo: 2,96;

    • c. mavo: 1,96;

    • d. vbo, de profielen bouwen, wonen en interieur, produceren, installeren en energie, mobiliteit en transport, media, vormgeving en ICT, maritiem en techniek: 1,96;

    • e. vbo, de profielen economie en ondernemen en horeca, bakkerij en recreatie: 1,97;

    • f. vbo, het profiel zorg en welzijn: 2,04;

    • g. vbo, het profiel groen: 2,00;

    • h. vbo, het profiel dienstverlening en producten: 1,99.

  • 3. Het aantal verblijfsjaren voor de afdeling havo, bedoeld in artikel 14, onderdeel b, van de wet, is 2,00.

Artikel 9. Nadere regels belangstellingsmeting

  • 1. De correctiefactor, bedoeld in artikel 124a, derde lid, onderdeel a, letter z en onderdeel b, letter z, van de wet, is 1.

  • 2. Bij een overlappend voedingsgebied als bedoeld in artikel 124a, zesde lid, van de wet, voert de minister de vermindering na 1 november van het kalenderjaar van de aanvraag uit en wordt dit opgenomen in het besluit, bedoeld in artikel 123, vierde lid, van de wet.

  • 3. De aantallen, bedoeld in artikel 124a, derde lid, onderdeel a, letters x en w, en onderdeel b, letter w, van de wet, stelt DUO vanaf 1 juli in het jaar van aanvraag beschikbaar aan de aanvrager.

Artikel 10. Nadere regels ouderverklaringen

  • 1. De ouderverklaring, bedoeld in artikel 124a, eerste lid, onder a, van de wet, wordt door de ouder ingediend bij de afdeling OCW Caribisch Gebied, ondergebracht bij de Rijksdienst Caribisch Nederland in de periode van 1 juli tot en met 15 oktober in het kalenderjaar van de aanvraag.

  • 2. Na indiening van de aanvraag kan daarvoor geen ouderverklaring meer worden ingediend.

  • 3. De ouder kan de ouderverklaring uiterlijk op 15 oktober, bedoeld in het eerste lid, intrekken. Deze maakt dan geen onderdeel meer uit van de belangstellingsmeting.

  • 4. Na indiening van de aanvraag kan de ouderverklaring niet meer worden ingetrokken.

  • 5. Indien de aanvrager een melding van een voorgenomen aanvraag intrekt, vervallen de hierbij behorende ingediende ouderverklaringen.

  • 6. De ouder kan in een volgend kalenderjaar opnieuw een ouderverklaring als bedoeld in artikel 124a, eerste lid, van de wet, indienen ten aanzien van hetzelfde kind, indien de aanvraag waarvoor eerder een ouderverklaring is ingediend:a. wel is gemeld, maar niet is ingediend; ofb. onherroepelijk is afgewezen.

  • 7. Vanaf 15 oktober in het jaar van de aanvraag stelt DUO aan de aanvrager het aantal geldige ouderverklaringen beschikbaar.

Artikel 11. Uitzonderingssituaties toepassing marktonderzoek

  • 1. Een marktonderzoek als bedoeld in artikel 124a, eerste lid, onderdeel b, van de wet is uitsluitend toegestaan indien:

    • a. op het eiland van de plaats van vestiging een groei van ten minste 19% in het aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar wordt verwacht tussen het kalenderjaar waarin het marktonderzoek plaatsvindt en het tiende kalenderjaar daaraanvolgend; of

    • b. met een beroep op artikel 122 van de wet een aanvraag tot bekostiging van een openbare school of scholengemeenschap wordt ingediend.

  • 2. Bij het aantonen van een groei als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gebruikt het bevoegd gezag in ieder geval gegevens verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en een voorspelling ten aanzien van de woningbouw van het eiland.

Artikel 12. Nadere regels marktonderzoek

  • 1. Een marktonderzoek als bedoeld in artikel 124a, eerste lid, onderdeel b, van de wet, wordt schriftelijk uitgevoerd, waarbij de anonimiteit van de ondervraagden wordt gegarandeerd.

  • 2. Per individuele leerling vult de ouder een vragenlijst in.

  • 3. Het marktonderzoek inventariseert de voorkeur van de ondervraagden voor een school en schoolsoort, doordat de ondervraagden een keuze kunnen maken uit het reeds bestaande scholenaanbod binnen het voedingsgebied aangevuld met de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft. Het reeds bestaande scholenaanbod omvat alleen scholen die de schoolsoort aanbieden waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4. Het marktonderzoek heeft als hoofdvraag ‘Op welke gepresenteerde school en schoolsoort zou u uw kind inschrijven?’.

  • 5. De vraagstelling en de informatie die voorafgaand en tijdens het marktonderzoek wordt verstrekt door het onderzoeksbureau, is ten aanzien van de scholen, bedoeld in het derde lid, op dezelfde wijze vormgegeven en gepresenteerd, neutraal opgesteld en op geen enkele wijze sturend.

  • 6. De informatie die wordt verstrekt per school, bedoeld in het derde lid, is in ieder geval voorzien van de naam van de school, de naam van het bevoegd gezag, een website van de school, en eiland van vestiging. De informatie voor de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft omvat tevens een korte omschrijving van het onderwijskundig concept.

  • 7. Voor controle door de minister op de juistheid van de berekeningen, levert het bevoegd gezag een volledig onderzoeksrapport aan, waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a. een beschrijving van de gebruikte onderzoeksmethode, met daarin opgenomen op welke wijze tot een aselecte groep van ondervraagden is gekomen, hoe de representativiteit van de ondervraagden is geborgd, hoe de data zijn geanalyseerd, inclusief de berekening van het belangstellingspercentage, het totale aantal ondervraagden, het totale aantal reacties, het totale aantal reacties per school en schoolsoort en de beperkingen van het onderzoek;

    • b. een beschrijving van de wijze waarop ondervraagden benaderd zijn, inclusief correspondentie aan ondervraagden;

    • c. de vragenlijst zoals voorgelegd aan ondervraagden;

    • d. de informatie over de scholen, bedoeld in het derde lid, zoals gepresenteerd aan ondervraagden; en

    • e. de periode waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden.

  • 8. Het minimale aantal leerlingen, bedoeld in artikel 124a, derde lid, onderdeel b, letter y, van de wet, ten aanzien van wie is aangegeven dat er belangstelling is voor de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft, is 5.

  • 9. Indien de onderzoekspopulatie, bedoeld in artikel 124a, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, minder dan 5.000 leerlingen bedraagt, is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 124a, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 10% van de onderzoekspopulatie. Indien de onderzoekspopulatie 5.000 of meer leerlingen bedraagt dan is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 124a, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 500.

Artikel 13. Omzetting openbare school in bijzondere school

  • 1. Het bevoegd gezag kan een aanvraag voor een omzetting als bedoeld in artikel 126, eerste lid, van de wet, indienen voor 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar van de omzetting.

  • 2. Het bevoegd gezag vraagt advies aan de Rijksvertegenwoordiger over de voorgenomen omzetting. Indien de Rijksvertegenwoordiger advies geeft, wordt dit advies met de aanvraag voor omzetting meegezonden.

Artikel 14. Omzetting bijzondere school in openbare school

  • 1. Het bevoegd gezag meldt voor 1 april schriftelijk aan DUO het voornemen om per 1 augustus daaraanvolgend over te gaan tot omzetting van een bijzondere school in een openbare school als bedoeld in artikel 126, tweede lid, van de wet.

  • 2. Bij de melding voegt het bevoegd gezag een document waaruit blijkt dat het bevoegd gezag over de omzetting overleg heeft gevoerd met de gezaghebber en gedeputeerden van het betreffende openbaar lichaam.

Artikel 15. Verplaatsing vestiging of deel onderwijsaanbod vestiging

  • 1. Het bevoegd gezag doet uiterlijk 17 weken voorafgaand aan de verplaatsing, bedoeld in artikel 127d van de wet, een schriftelijke melding aan DUO.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een document waaruit blijkt dat de eilandsraad van het openbaar lichaam met ingang van de datum van de feitelijke ingebruikneming de benodigde huisvesting ter beschikking stelt.

HOOFDSTUK 2. STARTBEKOSTIGING EN AANVULLENDE BEKOSTIGING NIEUWE SCHOLEN VOORTGEZET ONDERWIJS

Artikel 16. Startbekostiging nieuwe school of scholengemeenschap

  • 1. Voorafgaand aan de feitelijke start per 1 augustus verstrekt de minister een nieuwe school of scholengemeenschap op aanvraag eenmalig een bekostiging voor personeelskosten overeenkomstig het vijfde lid.

  • 2. Voorafgaand aan de feitelijke start per 1 augustus verleent de minister op aanvraag eenmalig een bekostiging voor exploitatiekosten ter hoogte van een derde van het jaarbedrag voor deze kosten op basis van de prognose van het aantal leerlingen in het eerste schooljaar. De in de vorige volzin bedoelde bekostiging wordt vastgesteld in december van het eerste schooljaar op basis van het werkelijke aantal leerlingen op 1 oktober.

  • 3. De startbekostiging, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt verstrekt nadat het bevoegd gezag van de school de prognose van het aantal leerlingen op 1 oktober van het eerste schooljaar heeft ingediend bij de minister.

  • 4. De in het derde lid vermelde prognose wordt ingediend nadat de nieuwe school voor bekostiging in aanmerking is gebracht.

  • 5. De bekostiging voor de personeelskosten bedraagt in USD:

    Schoolsoort

    Directie

    Onderwijsondersteunend personeel (oop)

    Totaal

    A. Categoraal mavo en praktijkonderwijs

    16042.82

    8397.11

    24439.93

    B. Categoraal, vwo, havo en scholengemeenschap vwo/havo

    19147.23

    8397.11

    27544.34

    C. Categoraal vbo en scholengemeenschap mavo/vbo

    24064.22

    12595.67

    36659.89

    D. Scholengemeenschap havo/mavo al dan niet met vwo

    37855.71

    16794.22

    54649.93

    E. Scholengemeenschap mavo/havo/vbo al dan niet met vwo

    46001.10

    20992.78

    66993.88

  • 6. De bedragen, genoemd in het vijfde lid, worden jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 17. Aanvullende bekostiging nieuwe school eerste schooljaar

  • 1. De minister verleent een nieuwe school op aanvraag personele en materiële bekostiging over de eerste vijf maanden van het eerste schooljaar op basis van de prognose van het aantal leerlingen op 1 oktober van het eerste schooljaar. Deze bekostiging wordt vastgesteld in december van het eerste schooljaar op basis van het werkelijk aantal leerlingen op 1 oktober van dat kalenderjaar.

  • 2. De minister verstrekt in het eerste schooljaar eenmalig een aanvullende bekostiging ten bedrage van eenmaal de landelijk gemiddelde personeelslast die op 1 augustus van dat kalenderjaar geldt voor leraren van de schoolsoortgroep waartoe de school behoort. Deze aanvullende bekostiging wordt in een keer in de maand augustus van het eerste schooljaar uitbetaald.

Artikel 18. Aanvullende bekostiging nieuwe school in tweede en volgende schooljaar

  • 1. Het bevoegd gezag van de nieuwe school kan vanwege leerlingengroei een aanvraag indienen voor een aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 155, tweede lid, van de wet.

  • 2. De leerlingengroei wordt vastgesteld door het verschil te berekenen tussen het aantal geprognosticeerde leerlingen in het lopende schooljaar en het aantal leerlingen op 1 oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. De aanvullende bekostiging wordt berekend door het verschil, bedoeld in het tweede lid, te vermenigvuldigen met een bedrag per leerling. Het product wordt vervolgens vermenigvuldigd met 32%. De in de vorige volzin bedoelde bekostiging wordt vastgesteld in december van het lopende schooljaar op basis van het werkelijke aantal leerlingen op 1 oktober.

  • 4. De in het eerste lid genoemde aanvraag kan betrekking hebben op het tweede schooljaar of daaropvolgende schooljaren tot en met het schooljaar waarin aan de school onderwijs wordt gegeven in alle leerjaren van de toegestane schoolsoorten.

  • 5. De aanvullende bekostiging wordt slechts verleend indien de financiële positie van het bevoegd gezag van de nieuwe school daartoe blijkens de jaarrekening over het voorafgaande kalenderjaar aanleiding geeft.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 19. Intrekken Regeling voorzieningenplanning vo BES 2019

De Regeling voorzieningenplanning vo BES 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2020.

Artikel 21. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorzieningenplanning vo CN 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

I. Algemeen

Aanleiding voor een nieuwe regeling

Op 1 november 2020 treedt de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen voor het voortgezet onderwijs in werking. In de kern wijzigt deze wet de systematiek van de WVO BES voor het stichten van nieuwe scholen. De oude systematiek ging uit van een veronderstelde belangstelling op basis van erkende richtingen. De richting waartoe een school behoorde was doorslaggevend bij de beoordeling van een aanvraag voor de stichting van een nieuwe school of scholengemeenschap. De nieuwe systematiek gaat uit van het aantonen van belangstelling van ouders middels ouderverklaringen of door een marktonderzoek. Richting verliest haar doorslaggevende rol bij de stichting van scholen. Om een omvangrijke en onoverzichtelijke wijzigingsregeling te vermijden wordt de Regeling voorzieningenplanning vo BES 2019 in zijn geheel ingetrokken en wordt deze nieuwe Regeling voorzieningenplanning vo BES 2020 vastgesteld.

Wat is voorzieningenplanning?

Voorzieningenplanning is het geheel van wet- en regelgeving over de voorwaarden voor:

  • het voor bekostiging in aanmerking brengen (stichten) van een nieuwe school of scholengemeenschap of het splitsen;

  • een nieuwe nevenvestiging van een school of scholengemeenschap; en

  • het wijzigen van het onderwijsaanbod van bestaande scholen en scholengemeenschappen (inclusief het eindigen van dat onderwijsaanbod).

Het doel van de voorzieningenplanning is het tot stand brengen en in stand houden van een goed bereikbaar, toegankelijk en doelmatig netwerk van scholen en scholengemeenschappen voor voortgezet onderwijs met een goede kwaliteit.

Reikwijdte van de regeling

Deze regeling heeft betrekking op het voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland.

Voorzieningenplanning Caribisch Nederland

Voor het stichten van scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland heeft de wetgeving voor Caribisch Nederland eenzelfde uitgangspunt als de wetgeving voor Europees Nederland. Het gaat in beide wetten om scholen van een omvang die onderwijs van voldoende kwaliteit mogelijk maakt. In Europees Nederland is dit uitgewerkt in het noemen van minimum leerlingenaantallen. Ook voor Caribisch Nederlands is dit nu voor alle eilanden uitgewerkt in concrete aantallen. Gezien de omvang van de bevolking op de eilanden zijn de concrete aantallen in Caribisch Nederlands lager en voor alle drie de eilanden verschillend.

Bonaire

Voor Bonaire, met ongeveer 1.200 vo-leerlingen, kan een tweede school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs worden gesticht, indien wordt voldaan aan de in deze regeling gestelde concrete aantallen. De aantallen zijn gebaseerd op 35 leerlingen per leerjaar per schoolsoort. Bij de vaststelling van dit aantal is het huidige aantal leerlingen op Bonaire als uitgangspunt genomen. Er zitten op de Scholengemeenschap Bonaire ongeveer 50 leerlingen per schoolsoort per leerjaar, 75% hiervan is 35 leerlingen per schoolsoort per leerjaar. Voor praktijkonderwijs geldt een iets lagere norm, omdat in deze onderwijssoort, net als in Europees Nederland, over het algemeen met kleinere klassen wordt gewerkt.

De opheffingsnorm op Bonaire bedraagt 75% van de aantallen benodigd voor stichting. De opheffingsnormen resulteren erin dat het niet in de verwachting ligt dat op Bonaire meer dan twee scholen bekostigd zullen worden, tenzij een groei van het aantal inwoners zal plaatsvinden.

Saba en Sint Eustatius

Ook voor Sint Eustatius en Saba kan een nieuwe scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs worden gesticht, indien wordt voldaan aan de in deze regeling gestelde concrete aantallen. De aantallen liggen, gezien het aantal leerlingen op Saba en Sint Eustatius, lager dan die van Bonaire. Bij de vaststelling van de aantallen is uitgegaan van het huidige aantal leerlingen op Sint Eustatius ongeveer 250, en op Saba ongeveer 100. Deze concrete norm betekent in de praktijk dat zowel op Sint Eustatius als op Saba er één school voor voortgezet onderwijs is. Om te voldoen aan artikel 23 van de Grondwet is het mogelijk om een nieuwe scholengemeenschap op te richten. Wel is het zo dat als er een tweede scholengemeenschap wordt opgericht, dit op de langere termijn, mede gelet op de opheffingsnorm, consequenties heeft voor een van beide scholengemeenschappen. Een van beide scholenscholengemeenschappen zal na verloop van tijd moeten worden opgeheven omdat er te weinig leerlingen staan ingeschreven.

Nieuw in deze regeling is dat voor alle drie de eilanden stichtingsnormen voor een nevenvestiging zijn opgenomen. Als uitgangspunt zijn de stichtingsnormen voor de eilanden gehanteerd. Voor Bonaire is per schoolsoort berekend hoeveel dat voor de onderbouw per betreffende schoolsoort zou zijn (resp. de eerste twee of de eerste 3 leerjaren). Bij praktijkonderwijs is uitgegaan van dat 5 jaar met een onderbouw van 3 jaar. Voor Sint Eustatius en Saba is uitgegaan van een derde (1/3) van de stichtingsnorm van de scholengemeenschap op het betreffende eiland.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1

Artikel 2. Stichtingsnormen

Voor Bonaire zijn de stichtingsnormen gelijk gebleven aan de regeling voorzieningenplanning vo BES 2019.

Voor Saba en Sint Eustatius zijn concrete normen opgenomen. Deze aantallen zijn gebaseerd op 75% van het totaal aantal leerlingen dat nu in het voortgezet onderwijs is ingeschreven. Daarnaast is bepaald dat op Saba en Sint Eustatius enkel een scholengemeenschap kan worden gesticht, vanwege de norm dat er voldoende leerlingen moeten zijn om onderwijs van voldoende kwaliteit te kunnen bieden.

Artikel 3. Stichtingsnormen nevenvestiging

Nieuw ten opzichte van de regeling voorzieningenplanning vo BES is dat er nu stichtingsnormen zijn opgenomen voor een nevenvestiging. Deze aantallen zijn gebaseerd op de stichtingsnormen voor een nieuwe school of scholengemeenschap.

Artikel 4. Opheffing of beëindiging bekostiging

Artikel 188 van de wet bepaalt dat een school wordt opgeheven indien in drie achtereenvolgende jaren het aantal leerlingen minder is dan de opheffingsnorm. De opheffingsnorm is, net als in de Europees Nederlandse systematiek, gerelateerd aan de stichtingsnorm.

Artikel 5. Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging

Voorafgaand aan een definitieve aanvraag moet de aanvrager van 1 juni tot en met 30 juni melden dat hij na 30 juni en vóór 1 november een aanvraag tot bekostiging gaat indienen. De gegevens voor deze melding zijn vermeld in het tweede lid. Bij een melding voor een nevenvestiging is geen nieuwe naam van een school vereist. De algemene introductie in ten hoogste 2000 tekens kan ook vergezeld gaan van een verwijzing naar een website voor verdere informatie. Aangezien ouders die een ouderverklaring willen indienen inzicht moeten hebben in de initiatieven, is in dit artikel ook bepaald dat de naam van de rechtspersoon, het eiland van beoogde vestiging, de naam van de school of scholengemeenschap en de algemene introductie van ten hoogste 2000 tekens openbaar worden gemaakt. Daarmee kunnen ouders zich een beeld vormen van de school op basis waarvan zij hun mogelijke steun voor een initiatief met een ouderverklaring kenbaar kunnen maken.

Voor de melding dienen de vereiste gegevens, beschreven in het tweede lid, volledig te zijn ingevuld. Als niet alle gegevens zijn ingevuld, dan wordt de melding geweigerd. De consequentie van incompleetheid is dat ook geen aanvraag voor bekostiging kan worden ingediend voor 1 november daaraanvolgend.

Artikel 6. Aanvraag tot bekostiging

Om een aanvraag te kunnen indienen moet de initiatiefnemer voor 1 juli zijn initiatief bekend maken via de pre-registratie. Dit gaat via het indienen van een formulier bij DUO (de afdeling OCW bij de Rijksdienst Caribisch Nederland kan deze procedure nader toelichten). Op 30 juni (23.59u Atlantic Standard Time) sluit de pre-registratie en wordt het voor ouders wier kind in de juiste leeftijdscategorie valt, mogelijk hun belangstelling kenbaar te maken voor een van de initiatieven. Op 15 oktober (23.59u Atlantic Standard Time) sluit de periode om belangstelling voor een nieuw initiatief kenbaar te maken. Voor 1 juni in het daaropvolgende kalenderjaar neemt de minister, op basis van de aanvraag en het advies van de inspectie, een besluit om de nieuwe school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te brengen. Indien dit besluit positief is, kan de school per 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit starten.

Een gedeelte van de verplichtingen bij een aanvraag tot bekostiging zijn geregeld op wetsniveau, een gedeelte wordt nader geregeld in dit artikel. Op wetsniveau is geregeld dat een aanvraag vermeldt:

  • - de schoolsoort of schoolsoorten;

  • - of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft;

  • - naam van het eiland dat de beoogde plaats van vestiging omvat.

Daarnaast zijn de aanvullende gegevens, opgenomen in het eerste lid, noodzakelijk. Deze gegevens dienen ingevuld te worden als onderdeel van de aanvraag via een formulier bij DUO. De statuten van de rechtspersoon worden als bijlage bij de aanvraag gevoegd.

In dit artikel is tevens een nadere specificatie opgenomen over de periode waarin een uitnodiging voor gesprek is gedaan aan de het openbaar lichaam van het eiland wat de beoogde plaats van vestiging omvat en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en vestigingen binnen het voedingsgebied van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging. Door het voeren van een dergelijk gesprek kan er samenwerking ontstaan tussen het nieuwe initiatief en de bestaande schoolbesturen. Ook biedt het gesprek het openbaar lichaam van het eiland dat de beoogde plaats van vestiging omvat vroegtijdig de kans om te zoeken naar geschikte huisvesting voor de mogelijke nieuwe school. Deze termijn ligt tussen 15 september van het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 15 september van het kalenderjaar van aanvraag. Deze termijn is zo ruim genomen om de initiatiefnemer en de betrokken partijen voldoende gelegenheid te geven om desgewenst met elkaar in gesprek te gaan over het voorgenomen initiatief en na te gaan of het doel van de initiatiefnemers ook op een andere wijze kan worden bereikt dan door het stichten van een nieuwe school. Door het voeren van een dergelijk gesprek kan er samenwerking ontstaan tussen het nieuwe initiatief en de bestaande schoolbesturen. Ook biedt het gesprek het openbaar lichaam vroegtijdig de kans om te zoeken naar geschikte huisvesting voor de mogelijke nieuwe school.

De verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en intern toezicht vormen, maakt onderdeel uit van de aanvraag die op elektronische wijze wordt ingediend. Aanvullend is in dit artikel opgenomen dat de originele verklaring omtrent het gedrag eveneens per post naar DUO moet worden gezonden. Dit is noodzakelijk omdat de echtheid van de verklaring omtrent het gedrag moet worden vastgesteld. De originele verklaring omtrent het gedrag is onderdeel van de aanvraag en dient dan ook voor 1 november te worden toegezonden aan Dienst Uitvoering Onderwijs t.a.v. MRvNS, Postbus 30205, 2500 GE Den Haag.

Aanvragen die op of na 1 november worden ingediend, worden afgewezen. De aanvrager kan in het daarop volgende kalenderjaar dan een nieuwe aanvraag indienen, waarbij – indien van toepassing – het actuele statistisch materiaal moet worden gebruikt.

Alleen volledig ingevulde aanvragen worden in behandeling genomen. Aanvragen die onvolledig zijn of waarbij geen gebruik is gemaakt van het (actuele) statistische materiaal, kunnen binnen een door DUO gestelde termijn worden aangevuld. Als de aanvraag niet binnen die termijn is aangevuld, kan de minister besluiten de aanvraag niet te behandelen.

De minister besluit, als de aanvraag volledig en tijdig is ingediend, voor 1 juni van het kalenderjaar volgend op datum waarop de aanvraag is ingediend. Indien het besluit niet voor 1 juni genomen kan worden, stelt de minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 7. Verklaring omtrent het gedrag

Een verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en het intern toezicht vormen dient te voldoen aan de eisen/voorwaarden van het screeningsprofiel onderwijs bedoeld in het document ‘Screeningsprofielen’, te vinden op www.justis.nl. De verklaring omtrent gedrag wordt niet bewaard, maar na controle vernietigd. Dit is een nadere uitwerking van de reeds opgenomen verplichting in de wet tot het overleggen van een verklaring omtrent het gedrag.

Artikel 8. Verblijfsjaren

Het aantal verblijfsjaren per schoolsoort of nevenvestiging is van belang om het verwachte aantal leerlingen te kunnen berekenen op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag. Het aantal verblijfsjaren geeft de landelijke verhouding tussen het totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 per schoolsoort of nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft. Na inwerkingtreding van de regeling wordt gemonitord of de in deze regeling vastgestelde verblijfsjaren niet teveel afwijken van de gemonitorde werkelijke verblijfjaren. Afwijking kan een reden zijn om de regeling op dit punt aan te passen.

Artikel 9. Nadere regels belangstellingsmeting

De correctiefactor wordt gebruikt in de formule om het verwachte aantal leerlingen op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag te kunnen berekenen. Deze correctiefactor is opgenomen omdat uit de bestaande praktijk blijkt dat het aantal leerlingen dat na de start van de gewenste nieuwe school de school ook daadwerkelijk gaat bezoeken, doorgaans lager uitvalt dan uit de belangstelling naar voren komt. Aangezien er in Caribisch Nederland sprake is van een beperkte keuze voor voortgezet onderwijs, is dit in de praktijk niet van toepassing. Daarom is de correctiefactor op 1 gezet. Tevens biedt de wet de mogelijkheid om in geval van overlappende voedingsgebieden, waarbij de belangstelling voor een initiatief meer dan 100% is, een correctie uit te voeren. De grondslag om deze zaken te regelen is gelegen in artikel 124a van de wet. De correctie van de overlappende voedingsgebieden wordt hieronder geïllustreerd.

Voorbeeld 1. Correctie overlappende voedingsgebieden

Het kan voorkomen dat de voedingsgebieden van verschillende initiatieven bij gebruik van marktonderzoek overlappen. Waardoor in de betreffende postcodegebieden meer dan 100% belangstelling wordt aangetoond. In deze gevallen wordt voor het betreffende voedingsgebied een correctie toegepast, waarbij de belangstellingspercentages naar rato verminderd worden tot ze samen 100% zijn. In dit voorbeeld staat een berekening voor de belangstelling voor School A.

 

In dit voorbeeld zijn er drie initiatieven voor een nieuwe school binnen het voedingsgebied.

Initiatief A heeft een belangstellingspercentage van 30%.

Initiatief B heeft een belangstellingspercentage van 60%.

Initiatief C heeft een belangstellingspercentage van 65%.

 

Deze percentages tellen op tot een totaal van 155%. Daarom is een correctie nodig.

Deze correctie is als volgt.

School A: 0,3/1,55= 0,19, belangstellingspercentage 19%.

School B: 0,6/1,55 = 0,39, belangstellingspercentage 39%.

School C: 0,65/1,55 = 0,42, belangstellingspercentage 42%.

De nieuwe belangstellingspercentages tellen op tot 100%.

 

School A

School A is een initiatief voor een school voor mavo. Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag wordt vastgesteld. Dit ziet er als volgt uit in de formule:

Het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

Gecorrigeerde belangstellingspercentage in voedingsgebied basisschool A (y/x*100%): 0,19

Gemiddelde aantal 12- en 13- jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 250*3,90= 975

Correctiefactor (z): 1

 

Te verwachten aantal leerlingen basisschool A = 0,19*1.000*1 = 185

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm voor de mavo is 140. De school uit dit voorbeeld voldoet met 185 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.

Artikel 10. Nadere regels ouderverklaringen

In dit artikel wordt geregeld dat een ouder een ouderverklaring kan indienen van 1 juli tot en met 15 oktober in het kalenderjaar van aanvraag. Ouders kunnen per kind uitsluitend voor één initiatief interesse kenbaar maken. Indien ouders meerdere kinderen in de betreffende leeftijdscategorie hebben, kunnen ze voor elk kind apart een ouderverklaring indienen. Wanneer ouderverklaringen eenmaal zijn indienen, kunnen ouders tot en met 15 oktober (of tot het moment dat de aanvraag is ingediend) de ouderverklaring weer intrekken. De ouder kan eventueel tot en met 15 oktober een ouderverklaring afgeven voor een ander initiatief.

Na 15 oktober kan de ouder eventueel in een volgend kalenderjaar voor hetzelfde kind weer een ouderverklaring afgeven indien een aanvraag waarvoor de ouderverklaring is afgegeven wel is gemeld, maar niet is ingediend, of wanneer de aanvraag door de minister wordt afgewezen en tegen deze afwijzing geen bezwaar- en beroepsmogelijkheden meer openstaan. Als het initiatief wél van start gaat is het niet mogelijk dat de ouder voor datzelfde kind in het daaropvolgende kalenderjaar zijn interesse voor de andere school kenbaar maakt. Daarnaast regelt dit artikel de data waarop DUO het benodigde cijfermateriaal ter beschikking stelt.

De formule om het te verwachten aantal leerlingen te berekenen wordt geïllustreerd aan de hand van enkele voorbeelden:

Voorbeeld 2. school voor mavo met ouderverklaringen

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring is afgegeven (y): 15

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 150

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 200*3,90= 780

Correctiefactor (z): 1

 

(15/150*100%)*780*1=78 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm voor een school voor mavo is 140 leerlingen. De school uit dit voorbeeld voldoet met 78 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag niet aan de stichtingsnorm.

Voorbeeld 3. Scholengemeenschap mavo, havo en vwo met ouderverklaringen

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

School voor mavo:

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor mavo is afgegeven (y): 30

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 155

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 250 *3,90= 975

Correctiefactor (z): 1

 

(30/155*100%)*975 *1 = 189 te verwachten leerlingen voor mavo

 

School voor havo:

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor havo is afgegeven (y): 15

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 155

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren havo (w): 250*5,40= 1.350

Correctiefactor (z): 1

 

(15/155*100%)*1.350*1 = 131 te verwachten leerlingen voor havo

 

School voor vwo:

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor vwo is afgegeven (y): 7

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 155

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren vwo (w): 250 *5,70 = 1.425

Correctiefactor (z): 1

 

(7/155*100%)*1.425*1 = 64 te verwachten leerlingen voor vwo

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnormen voor een scholengemeenschap voor een scholen gemeenschap voor mavo, havo en vwo zijn 140 leerlingen voor mavo, 175 leerlingen voor havo en 210 voor vwo. De scholengemeenschap uit dit voorbeeld voldoet niet voor alle drie de gewenste schoolsoorten aan de stichtingsnorm.

Voorbeeld 4. Nevenvestiging mavo met ouderverklaringen

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring is afgegeven (y): 330

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 7.300

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren nevenvestiging mavo (w): 2.000*1,96 = 3.920

Correctiefactor (z): 1

 

(330/7.300*100%)*3.920 *1 = 177 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm voor een nevenvestiging mavo is 130 leerlingen. De nevenvestiging uit dit voorbeeld voldoet met 177 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.

Artikel 11. Uitzonderingssituaties toepassing marktonderzoek

Het marktonderzoek is alleen bij uitzondering toegestaan als methode voor het meten van de belangstelling. Er zijn twee situaties waarin bij uitzondering het marktonderzoek is toegestaan. De eerste betreft situaties waarin er sprake is van dermate sterke demografische groei dat er op grond van ouderverklaringen een minder goede voorspelling van de belangstelling op de lange termijn kan worden gemaakt. Het percentage groei in de leeftijdscategorie 10- tot en met 12-jarigen tussen het kalenderjaar van marktonderzoek en het tiende kalenderjaar daarna is daarbij vastgesteld op 19%. Binnen die groep is de mediane procentuele toename voor de betreffende leeftijdscategorie vastgesteld. De keuze voor een relatieve toename van het aantal kinderen brengt mee dat het kan voorkomen dat in sommige gebieden de relatieve toename zeer hoog is, terwijl de absolute toename laag is. Dit kan ook andersom voorkomen; de relatieve toename is vrij laag, terwijl de absolute toename hoog is. Dit zal uitzondering zijn. De relatieve toename is voor een aanvrager een duidelijk en goed toepasbaar criterium.

De tweede uitzondering betreft de situatie waarin een beroep gedaan wordt op de garantiefunctie voor het openbaar onderwijs. Bij een beroep op de garantiefunctie openbaar onderwijs wordt reeds door ouders een behoefte voor openbaar onderwijs bij het openbaar lichaam of de minister verklaard. Met het marktonderzoek heeft het openbaar lichaam de mogelijkheid om de behoefte aan openbaar onderwijs breed te onderzoeken.

Artikel 12. Nadere regels marktonderzoek

In dit artikel zijn nadere regels opgenomen over het doen van een marktonderzoek. Het marktonderzoek wordt schriftelijk uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Schriftelijk omvat zowel papier als digitaal, maar mondeling onderzoek wordt hiermee uitgesloten. Indien ouders meerdere kinderen in de onderzochte leeftijdscategorie hebben, kunnen ze voor elk kind een aparte keuze maken voor een gewenste school en schoolsoort. Scholen moeten op vestigingsniveau worden gepresenteerd aan ouders, met een vestigingsnaam. In de resultaten moeten de bestaande vestigingen wel herleidbaar zijn tot het registratienummer van de onderwijsinstelling. Dit kan bijvoorbeeld door een bijlage aan het onderzoek toe te voegen met een lijst van vestigingsnamen gekoppeld aan het registratienummer van de onderwijsinstelling. De nieuwe school, scholengemeenschap of nevenvestiging heeft geen registratienummer.

De verstrekte informatie per school is noodzakelijk, omdat het marktonderzoek de schoolkeuze van ouders nabootst. Door het verstrekken van informatie per school kunnen ouders hun keuzes op basis van die informatie maken.

De hoofdvraag voor het marktonderzoek wordt in de regeling voorgeschreven, zodat alle onderzoeken dezelfde hoofdvraag kennen. Hierdoor onderzoeken alle marktonderzoeken dezelfde vraag en worden ze beter onderling vergelijkbaar. Uit de hoofdvraag volgt dat ouders binnen het marktonderzoek slechts voor één school hun voorkeur kenbaar mogen maken.

Om het marktonderzoek te kunnen beoordelen wordt voorgeschreven welke elementen van het marktonderzoek beschreven moeten worden in het onderzoeksrapport. Daarnaast zorgen de voorgeschreven elementen ervoor dat verschillende marktonderzoeken onderling vergelijkbaar zijn.

Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek zijn ten minste 5 positieve reacties nodig, dit is de y uit de formule. Voor een geldig marktonderzoek is ten minste een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De grond hiervoor is gelegen in artikel 124a, zevende lid, onderdeel b, van de wet.

Deze berekeningsmethodiek wordt geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden.

Voorbeeld 5. school voor mavo met marktonderzoek, grote onderzoekspopulatie

Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat in totaal 7.300 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 10 t/m 12 jaar. Als 10% daarvan moet reageren, zou dat uitkomen op 730 reacties. Omdat dit meer is dan 500, is in dit geval een minimum van 500 reacties voldoende.

 

Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat deze ten minste 5 is. Dat betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief moeten zijn gegeven.

 

Dit ziet er als volgt uit in de formule:

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling is voor de school (y): 5

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x): 500

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 2.300*3,90= 8.970

Correctiefactor (z): 1

 

(5/500*100%)*8.970 *1 = 90 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het marktonderzoek in dit voorbeeld voldoet aan de vereisten voor het minimale aantal positieve reacties en het minimale aantal reacties op het onderzoek. Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag is echter lager dan de stichtingsnorm. Om de stichtingsnorm te halen zal er in dit voorbeeld een veel groter aantal positieve reacties nodig zijn dan minimaal vereist.

Voorbeeld 6. school voor mavo met marktonderzoek, kleine onderzoekspopulatie

Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat in totaal 2.500 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 10 t/m 12 jaar. Als 10% daarvan moet reageren, komt dat uit op 250 reacties.

 

Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat dit ten minste 5 is. Dat betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief moeten zijn gegeven. In dit voorbeeld zijn er 25 positieve reacties gegeven.

 

Dit ziet er als volgt uit in de formule:

Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z

In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.

 

Aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling is voor de school (y): 25

Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x): 250

Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo (w): 1.800*3,90= 7.020

Correctiefactor (z): 1

 

(25/250*100%)*7.020 *1 = 702 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.

 

Het marktonderzoek voldoet aan de vereisten voor het minimale aantal positieve reacties en het minimale aantal reacties op het onderzoek. Het te verwachten aantal leerlingen in dit voorbeeld is hoger dan de stichtingsnorm.

Artikel 13. Omzetting openbare school in bijzondere school

Bij de aanvraag voor omzetting van openbaar onderwijs naar bijzonder onderwijs moet een advies van de Rijksvertegenwoordiger worden meegestuurd, indien de Rijksvertegenwoordiger bereid is dit te geven. De Rijksvertegenwoordiger draagt er immers, op grond van artikel 122, eerste lid, WVO BES, zorg voor dat voorzien is in de behoefte aan voldoende openbaar onderwijs.

Artikel 14. Omzetting bijzondere school in openbare school

Bij de aanvraag voor omzetting van bijzonder onderwijs naar openbaar onderwijs moet een document zijn toegevoegd waaruit blijkt dat bevoegd gezag overleg heeft gevoerd met de gezaghebber en gedeputeerden van het betreffende openbaar lichaam, aangezien het openbaar onderwijs onder de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam valt.

Artikel 15. Verplaatsing vestiging of deel onderwijsaanbod vestiging

Verplaatsing van een vestiging is toegestaan. De melding van de verplaatsing gaat vergezeld van een document van de eilandsraad van het openbaar lichaam dat ook de benodigde huisvesting beschikbaar is.

Hoofdstuk 2

Deze artikelen hebben betrekking op de startbekostiging van nieuwe scholen. De inhoud is ontleend aan de in Europees Nederland geldende regels op dit punt. Artikel 15, zesde lid, regelt het jaarlijks indexeren van deze kosten. Het betreft hier de bekostiging voor personeelskosten. Deze bedragen worden geïndexeerd op basis van de kabinetsbijdrage voor loonkosten. Op deze wijze stijgt de bekostiging voor personeelskosten mee met de gemiddelde stijging van de lonen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven