Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 7 augustus 2020, nr. WJZ/20188404, houdende een regeling voor de subsidie ter bijdrage aan de financiering van de vaste lasten voor getroffen ondernemingen in Caribisch Nederland in verband met de bestrijding van Covid-19 (Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1 (begripsbepalingen)

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    ambulante onderneming:

    onderneming die vanwege de aard van haar werkzaamheden niet gebonden is aan een vaste standplaats en derhalve geen omvangrijke vaste vestigingskosten heeft, maar wel andere omvangrijke vaste kosten heeft, die voortvloeien uit de aard van haar werkzaamheden;

    Belastingdienst/Caribisch Nederland:

    Belastingdienst/Caribisch Nederland als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a2, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003;

    getroffen onderneming BES:

    onderneming BES die voldoet aan artikel 2, tweede lid, onderdelen b en c;

    minister:

    Minister van Economische Zaken en Klimaat;

    omzet:

    opbrengst uit levering van goederen en diensten uit de onderneming in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen;

    omzet in de referentieperiode:

    omzet als bedoeld in het derde lid;

    omzetverlies:

    omzetverlies als bedoeld in artikel 2, derde lid;

    onderneming BES:

    op Bonaire, Saba of Sint Eustatius gevestigde onderneming, niet zijnde een overheidsbedrijf;

    overheidsbedrijf:

    onderneming waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon in staat is het beleid te bepalen, of waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

    vestiging:

    hoofdvestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Handelsregisterwet 2009 BES, of nevenvestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Handelsregisterwet 2009 BES.

  • 2. In de artikelen 2, derde lid, en 3 staat:

    • A voor de omzet in de referentieperiode, uitgedrukt in USD;

    • B voor de som van de omzet in de maanden maart, april, mei en juni van 2020, uitgedrukt in USD;

    • C voor de ratio tussen de vaste lasten en omzet, zijnde 0,29.

  • 3. De omzet in de referentieperiode is voor:

    • a. een getroffen onderneming BES die op 1 maart 2019 of eerder is gestart met haar activiteiten: de som van de omzet in de maanden maart, april, mei en juni van 2019;

    • b. een getroffen onderneming BES die na 1 maart 2019 en uiterlijk op 12 november 2019 is gestart met haar activiteiten: de omzet in de periode na de dag van de start van de activiteiten tot en met 31 december 2019 gedeeld door het aantal dagen waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met 365 en gedeeld door drie;

    • c. een getroffen onderneming BES die na 12 november 2019 en uiterlijk op 13 maart 2020 is gestart met haar activiteiten: de omzet in de periode na de dag van de start van de activiteiten tot en met 13 maart 2020 gedeeld door het aantal dagen waarvan de omzet in aanmerking wordt genomen, vermenigvuldigd met 365 en gedeeld door drie.

  • 4. Tot de omzet worden voor de toepassing van deze regeling niet gerekend subsidies, tegemoetkomingen of steun in andere vorm die de getroffen onderneming BES heeft verkregen van een bestuursorgaan in verband met, of mede in verband met, de gevolgen van de bestrijding van de verspreiding van COVID-19.

Artikel 2 (verstrekking subsidie)

  • 1. De minister verstrekt eenmalig een subsidie aan een getroffen onderneming BES om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de periode van juni, juli, augustus en september van 2020.

  • 2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een onderneming BES:

    • a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;

    • b. die op 13 maart 2020 belasting- of aangifteplichtig was voor de opbrengstbelasting, loonbelasting, inkomstenbelasting of algemene bestedingsbelasting en aldus bekend was bij de Belastingdienst/Caribisch Nederland als actieve onderneming voor de belasting; en

    • c. die voor zover het een onderneming BES, niet zijnde een ambulante onderneming, betreft:

      • 1˚. ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de onderneming BES; of

      • 2˚. een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de onderneming BES en voorzien is van een eigen opgang of toegang.

  • 3. Het omzetverlies wordt uitgedrukt in hele procenten en berekend op de volgende wijze:

    ((A – B) / A) x 100%.

Artikel 3 (hoogte subsidie)

De subsidie bedraagt ten hoogste USD 55.000 en wordt berekend op de volgende wijze:

(A – B) x C x 0,5.

Artikel 4 (afwijzingsgronden)

De minister beslist afwijzend op een aanvraag, indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

  • b. het omzetverlies van de getroffen onderneming BES uitgedrukt in procenten minder bedraagt dan 30%;

  • c. de uitkomst van de berekening, bedoeld in artikel 3, minder dan USD 500 bedraagt;

  • d. de getroffen onderneming BES in staat van faillissement verkeert, dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de onderneming is ingediend.

Artikel 5 (informatieverplichtingen bij aanvraag)

  • 1. Een aanvraag wordt per e-mail, verstuurd aan tegemoetkomingEZK@rijksdienstcn.com, ingediend, met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. Een aanvraag omvat in ieder geval:

    • a. gegevens over de getroffen onderneming BES, waaronder het post- en bezoekadres, het rekeningnummer en, indien van toepassing, het nummer waarmee de getroffen onderneming BES geregistreerd is bij één van de Kamers van Koophandel en Nijverheid van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

    • b. gegevens over de contactpersoon bij de getroffen onderneming BES, waaronder de naam, het telefoonnummer en het e-mailadres;

    • c. indien van toepassing, een verklaring dat de getroffen onderneming BES een ambulante onderneming is;

    • d. indien van toepassing, een verklaring dat de getroffen onderneming BES een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de onderneming, en voorzien is van een eigen opgang of toegang;

    • e. een opgave van de omzet in de referentieperiode;

    • f. een opgave van de omzet in de maanden maart, april, mei en juni van 2020.

  • 3. Indien de uitkomst van de berekening op grond van artikel 3 USD 6.000 of meer bedraagt, gaat de aanvraag vergezeld van een verklaring van een onafhankelijk en ter zake kundig persoon over de getrouwheid van de opgaven, bedoeld in het tweede lid, onderdelen e en f.

Artikel 6 (aanvraagperiode)

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 11 augustus 2020 tot en met 12 november 2020.

  • 2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.

Artikel 7 (verplichtingen subsidieontvanger)

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat de ontvanger voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen.

  • 2. De administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt tot zeven jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaard.

  • 3. De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

Artikel 8 (subsidievaststelling)

  • 1. De minister stelt de subsidie op aanvraag vast zonder voorafgaande verlening.

  • 2. De minister besluit binnen drie weken na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag. Indien niet binnen deze termijn kan worden beslist, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing wel kan worden genomen.

  • 3. De subsidiebeschikking vermeldt in ieder geval de hoogte van de subsidie.

Artikel 9 (hardheidsclausule)

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van die bepaling of bepalingen wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met deze regeling te dienen doelen.

Artikel 10 (terugvordering)

De verstrekte subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd van de subsidieontvanger indien deze ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt of indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 7, is voldaan.

Artikel 11 (gegevensuitwisseling)

  • 1. De RCN Unit-SZW levert aan de Belastingdienst/Caribisch Nederland gegevens over de subsidieaanvragers met het oog op het verkrijgen van de voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijke vaststellings- en controlegegevens met betrekking tot de omzet van de aanvrager.

  • 2. De Belastingdienst/Caribisch Nederland maakt de voor de uitvoering van deze regeling noodzakelijke vaststellings- en controlegegevens met betrekking tot de omzet van de aanvrager bekend aan de RCN Unit-SZW.

Artikel 12 (staatssteun)

De subsidie, bedoeld in artikel 2, bevat geen staatssteun.

Artikel 13 (inwerkingtreding en vervaldatum)

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aanvragen om subsidie die uiterlijk 12 november 2020 zijn ingediend en op subsidies die voor 1 januari 2021 zijn verleend.

Artikel 14 (citeertitel)

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 7 augustus 2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Inleiding

In de Kamerbrief ‘Noodpakket banen en economie’1 van 17 maart 2020 heeft het kabinet maatregelen aangekondigd, bedoeld om de eerste acute en breed verspreide economische schok ten gevolge van het coronavirus en de ingestelde crisismaatregelen te dempen. Ook werd aangekondigd dat, parallel aan de maatregelen die het kabinet neemt om ondernemingen in Europees Nederland te ondersteunen, voor Caribisch Nederland maatregelen worden uitgewerkt die passen bij de problematiek en de lokale context op deze eilanden. In de Kamerbrief van 25 maart 2020 over de effecten van corona op Caribische delen van het Koninkrijk2, zijn deze maatregelen voor Caribisch Nederland nader uiteengezet. In de Kamerbrief ‘Noodpakket 2.0’3 van 20 mei 2020 heeft het kabinet aangekondigd diverse maatregelen uit het eerste noodpakket met drie maanden te verlengen en in sommige gevallen uit te breiden en aan te vullen.

Onderdeel van het eerste noodpakket was een tegemoetkoming aan getroffen ondernemers gevestigd op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Deze tegemoetkoming is verleend met toepassing van de Beleidsregel tegemoetkoming getroffen ondernemers COVID-19 BES. In de voornoemde brief van 20 mei 2020 is aangekondigd dat deze maatregel een vervolg krijgt en dat daarbij aansluiting wordt gezocht met de vergelijkbare opvolgers in Europees Nederland, in het bijzonder die zien op de subsidie voor vaste lasten van getroffen MKB-ondernemingen. Deze subsidieregeling betreft de uitwerking hiervan. Voor de vormgeving van deze regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de Regeling subsidie financiering getroffen MKB-ondernemingen COVID-19, die geldt voor ondernemingen in het Europees deel van Nederland, waarbij enkele aanpassingen zijn doorgevoerd om recht te doen aan de specifieke situatie in Caribisch Nederland.

Voor veel ondernemers, gevestigd op Bonaire, Saba en Sint Eustatius, zijn de vaste kosten een probleem in het licht van de economische gevolgen van de strijd tegen het coronavirus. Deze groep bedrijven is direct door de coronamaatregelen getroffen, doordat het toerisme, waar de economie op de eilanden grotendeels van afhankelijk is, erdoor wegblijft. Zij zijn daardoor vaak niet in staat om een normale omzet te genereren, laat staan het eerder geleden omzetverlies in te halen. Deze maatregel voorziet tegen die achtergrond in een subsidie voor deze vaste kosten. Doel is dat bedrijven hiermee over voldoende liquide middelen beschikken om de komende maanden de vaste lasten te kunnen blijven betalen en hun onderneming draaiende te houden, ook als zij minder omzet behalen.

Deze regeling schept het kader op grond waarvan ondernemingen aanspraak kunnen maken op financiële ondersteuning. Zo is opgenomen welke ondernemingen in aanmerking komen voor de subsidie, aan welke criteria zij moeten voldoen om in aanmerking te komen, hoe de aanvraag moet worden ingediend, en binnen welke termijn wordt beslist op de aanvraag. De onderhavige subsidieregeling bevat geen subsidieplafond, waarmee de minister van Financiën overeenkomstig artikel 3, derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies heeft ingestemd.

2. Doelgroep

2.1 Algemeen

Gezien het feit dat de economie in grote mate afhankelijk is van het toerisme, en de grote onderlinge interdependentie van ondernemingen in de kleine gemeenschappen, is het aannemelijk dat ondernemingen in alle sectoren getroffen zijn door de gezondheidsmaatregelen. Vanwege deze bijzondere voor Caribisch Nederland geldende situatie, is besloten deze regeling, net als de Beleidsregel tegemoetkoming getroffen ondernemers COVID-19 BES, niet af te bakenen tot bepaalde sectoren, maar open te stellen voor ondernemingen binnen alle sectoren, mits zij ten minste 30% omzetverlies hebben, en mits zij voldoen aan de overige voorwaarden van de regeling.

Het moet, conform de begripsbepaling getroffen onderneming BES (opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de regeling), gaan om een onderneming, gevestigd en actief op Bonaire, Saba of Sint Eustatius, die op peildatum 13 maart 2020 (datum van aankondiging van de sluiting van het luchtruim) belasting- of aangifteplichtig was voor de opbrengstbelasting, loonbelasting, inkomstenbelasting of algemene bestedingsbelasting, en aldus als actieve onderneming bekend was bij de Belastingdienst/Caribisch Nederland (hierna: B/CN). Er is gekozen voor dit criterium om te kunnen borgen dat alleen ondernemingen die daadwerkelijk actief zijn voor de subsidie in aanmerking komen.

De subsidie is bedoeld voor ondernemingen met hoge vaste lasten. Als voorwaarde is daarom opgenomen dat ondernemingen ofwel ten minste één vestiging moeten hebben met een ander adres dan het privéadres van de woning (artikel 2, tweede lid, onderdeel c, onder 1°, van de regeling), ofwel een vestiging die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de ondernemer(s), en die voorzien is van een eigen opgang of toegang (onderdeel b, onder 2°). In beide gevallen kan er immers van uit worden gegaan dat er sprake is van omvangrijke periodieke vaste lasten voor de onderneming.

Deze vestigingseis geldt alleen niet voor ambulante ondernemingen (zie aanhef van onderdeel c van artikel 2, tweede lid, van de regeling). Ambulante ondernemingen (zie de definitie van ambulante onderneming, opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de regeling) zijn ondernemingen in sectoren waarbij het evident is dat de ondernemers geen externe vestiging hebben, en dus met hun bedrijf staan ingeschreven op het woonadres. Kenmerkend voor deze ondernemingen is dat zij hun bedrijf niet uitoefenen vanuit een vaste vestiging, maar met ambulante bedrijfsmiddelen, die cruciaal zijn voor de bedrijfsvoering en voor hoge vaste kosten zorgen. Voorbeelden zijn rijscholen, taxibedrijven, uitbaters van foodtrucks et cetera.

Alleen ondernemingen die niet in staat van faillissement verkeren, en waarvoor geen verzoek tot surseance van betaling is ingediend, komen voor de subsidie in aanmerking (artikel 4, onderdeel d, van de regeling). Tot slot, zijn overheidsbedrijven uitgezonderd (zie de begripsbepaling onderneming BES, opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de regeling). Een overheidsbedrijf is gedefinieerd als een onderneming waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon in staat is het beleid te bepalen, of waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt (zie begripsbepaling overheidsbedrijf, opgenomen in artikel 1, eerste lid, van de regeling). Deze overheidsbedrijven zijn uitgesloten, omdat de subsidie bedoeld is voor private ondernemingen.

De subsidie is bedoeld voor ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf (maximaal 250 werkzame personen), omdat deze groep doorgaans hard getroffen wordt door omzetverlies, en daarnaast hoge vaste kosten en weinig financiële buffer heeft. Omdat er op de BES-eilanden uitsluitend ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf gevestigd zijn, is het niet nodig deze voorwaarde expliciet op te nemen in de regeling.

2.2 Omzetverlies

Om in aanmerking te komen voor subsidie, moet een onderneming ten minste 30% omzetverlies hebben (artikel 2, tweede lid, onderdeel a, van de regeling). Het doel van de regeling is om te voorkomen dat getroffen ondernemingen in liquiditeitsproblemen komen door omzetverlies. Van ondernemingen die een omzetverlies van minder dan 30% ervaren, mag worden verwacht dat zij zonder steun van de overheid liquiditeitsproblemen zullen weten te voorkomen.

De Unit Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Rijksdienst Caribisch Nederland (hierna: RCN-unit SZW) voert de regeling namens de Minister van Economische Zaken en Klimaat uit. Omdat deze organisatie een uitkeringsinstantie is, die niet primair is ingericht op het verlenen van voorschotten en het eventueel terugvorderen van voorgeschoten bedragen, is ervoor gekozen om bij het bepalen van de hoogte van het omzetverlies niet uit te gaan van omzet voor de periode van juni tot en met september 2020, maar van gerealiseerde omzet in de periode van maart tot en met juni 2020. Een belangrijk voordeel van de keuze voor deze berekeningswijze is dat de betrokken ondernemingen al kunnen beschikken over deze gegevens bij de subsidieaanvraag, waardoor de subsidie direct kan worden vastgesteld en er geen noodzaak bestaat om de subsidie achteraf vast te stellen. Ook vervalt dan de noodzaak om met voorschotten te werken. Hiermee worden de uitvoeringskosten en de administratieve lasten beperkt.

Het omzetverlies wordt bepaald door de omzet in de maanden maart tot en met juni van 2020 te vergelijken met de omzet in diezelfde maanden in 2019 (artikel 2, derde lid, van de regeling). Hoewel de periode maart tot en met juni 2020 niet één-op-één aansluit op de periode waarvoor subsidie wordt verleend (juni tot en met september 2020), is deze er wel goed mee vergelijkbaar. In tegenstelling tot Europees Nederland, waar de economie alweer voorzichtig op gang komt, is nog geen verbetering zichtbaar in de economische situatie van Caribisch Nederland. De economie van Caribisch Nederland is namelijk voor een groot deel afhankelijk van toerisme, terwijl deze markt bijna volledig is ingestort. Dit komt, naast het stilleggen van het cruisetoerisme, vooral door de sluiting van het luchtruim op Sint Eustatius en Saba, en de gedeeltelijke sluiting van het luchtruim op Bonaire. Bonaire is op 1 juli jl. weer geopend voor toeristen uit zes Europese landen, maar blijft gesloten voor toeristen uit andere landen, met name uit Noord- en Zuid-Amerika. Het toerisme uit Noord- en Zuid-Amerika vertegenwoordigt met meer dan 60% het leeuwendeel van de markt, terwijl het toerisme vanuit de zes Europese landen voor wie het luchtruim inmiddels geopend is veelal wegblijft. Dit hangt vooral samen met de vrees voor een tweede besmettingsgolf. Het ziet ernaar uit dat deze situatie in de periode waar de subsidie op ziet niet veel zal verbeteren. Daarnaast is de periode maart tot en met juni 2020 vergelijkbaar met de periode waarvoor subsidie wordt verleend, omdat de seizoenseffecten in Caribisch Nederland, anders dan in bijvoorbeeld Europees Nederland, klein zijn.

De hiervoor beschreven berekening van de omzet is – voor wat betreft de omzet in de referentieperiode – niet toepasbaar op ondernemingen die na 1 maart 2019 zijn gestart met hun activiteiten. Voor deze ondernemingen schrijft de regeling een andere referentieperiode voor die het mogelijk maakt om hun omzetverlies op een reële wijze vast te stellen (artikel 1, derde lid, onderdelen b en c, van de regeling).

De omzet in de referentieperiode (hierna ook wel de referentieomzet genoemd) en de omzet in maart tot en met juni 2020 worden ook gebruikt om de hoogte van de subsidie te bepalen. Dat wordt hieronder verder uitgewerkt (zie paragraaf 3 van deze toelichting).

De subsidieaanvrager moet op grond van artikel 5, tweede lid, onderdelen e en f, van de regeling zijn omzet in de referentieperiode en die in de maanden maart tot en met juni 2020 bij de aanvraag opgeven. Op basis van deze omzetbedragen wordt bepaald of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie, en wordt de hoogte van de subsidie bepaald.

De definitie van het begrip “omzet” in artikel 1, eerste lid, van de regeling is gebaseerd op hetgeen onder “netto-omzet” wordt verstaan in artikel 2:377, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Het Burgerlijk Wetboek BES Boek 2 bevat geen definitie van netto-omzet, vandaar dat gebruik wordt gemaakt van de in het Europese deel van Nederland geldende definitie. Deze definitie is ook op de BES-eilanden goed bruikbaar. Een groot deel van de ondernemingen die in aanmerking komen voor subsidie betaalt over haar omzet algemene bestedingsbelasting op grond van de Belastingwet BES. De in die wet gebruikte definities sluiten aan bij de definitie van omzet die in onderhavige regeling wordt gebruikt.

In artikel 1, vierde lid, van de regeling is ten slotte bepaald dat subsidies, tegemoetkomingen of andere steun van de overheid in verband met de bestrijding van de verspreiding van COVID-19, waaronder bijvoorbeeld subsidies verleend op grond van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN, geen deel uitmaken van de omzet bij de toepassing van deze regeling. Op deze wijze is zeker gesteld dat er geen ingewikkelde wisselwerking tussen deze subsidieregeling en andere vormen van steun ontstaat.

3. Hoogte subsidie

Het doel van deze subsidieregeling is om ondernemingen BES te steunen bij het bekostigen van de vaste lasten. De hoogte van de subsidie wordt daarom gebaseerd op het omzetverlies (zie paragraaf 2.2 van deze toelichting over hoe het omzetverlies wordt bepaald). Hoe meer omzetverlies een onderneming lijdt, hoe minder zij in staat zal zijn om de vaste lasten te bekostigen.

De vaste lasten van de onderneming worden bij benadering bepaald. De meest zuivere manier zou zijn om uit te gaan van de daadwerkelijke vaste lasten van de ondernemingen in de periode van 1 juni tot en met 30 september 2020. De daarbij horende bewijslast acht het kabinet echter onevenredig in het licht van de aard van de doelgroep (getroffen ondernemingen BES) en de relatief beperkte hoogte van de subsidie (maximaal USD 55.000). Bovendien zou de subsidie dan niet direct vastgesteld kunnen worden (zie paragraaf 2.2 van deze toelichting). Er is daarom voor gekozen om de vaste lasten te bepalen aan de hand van de omzet in de referentieperiode. Dit bedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met de gemiddelde ratio tussen vaste lasten en omzet.

Omwille van de uitvoerbaarheid door de RCN-unit SZW, die samenhangt met het feit dat niet goed te bepalen is binnen welke sector een bedrijf valt, is ervoor gekozen om uit te gaan van één vaste ratio voor alle ondernemingen BES. Uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek is gebleken dat de kostenratio voor de totale economie van Caribisch Nederland gemiddeld op 0,2 ligt, en die voor de horeca op 0,29. Omdat deze laatste categorie de belangrijkste is binnen de toeristische sector, waarbinnen het grootste deel van de getroffen ondernemers valt, is de vaste ratio vastgesteld op 0,29 (artikel 1, tweede lid, van de regeling). Bij de berekening zijn de volgende kostensoorten beschouwd als vaste lasten: de afschrijvingen op vaste activa en de overige bedrijfskosten. Onder de afschrijvingen op vaste activa wordt door het CBS verstaan de waardevermindering van duurzame productiemiddelen, zoals machines, gebouwen, vervoermiddelen en software, als gevolg van normale slijtage en voorzienbare economische veroudering. Onder de overige bedrijfskosten vallen de bedrijfskosten die niet betrekking hebben op de inkoopwaarde van de omzet, de arbeidskosten en de afschrijvingen op vaste activa.

De uitkomst van de berekening van de vaste lasten van de onderneming heeft in beginsel geen relatie met het bedrag aan vaste lasten dat de onderneming betaalt in de subsidieperiode. Ondernemingen hoeven het bedrag van de vaste lasten in die periode dan ook niet aan te tonen. Opgemerkt wordt wel dat als een subsidieontvanger gedurende de subsidieperiode stopt met zijn activiteiten en ook zijn vaste lasten tot nul brengt, de subsidieontvanger oneigenlijk gebruik maakt van de subsidie. Hij handelt dan immers in strijd met het doel van de subsidie, het bijdragen aan de financiering van de vaste lasten van getroffen ondernemingen BES (artikel 2, eerste lid, van de regeling).

Inherent aan de gekozen systematiek is dat voor sommige ondernemingen de verhouding tussen omzet en vaste lasten die van toepassing is te hoog zal zijn, en voor andere ondernemingen in vergelijking met de daadwerkelijke verhouding te laag. Het belang van uitvoerbaarheid en beperking van de administratieve lasten wegen voor het kabinet op dit punt echter zwaarder.

Er is voorts voor gekozen om maximaal 50% van de vaste lasten te subsidiëren. Het kabinet acht dit reëel om liquiditeitsproblemen te voorkomen. Ondernemingen hebben bijvoorbeeld ook andere mogelijkheden tot financiering of om de vaste lasten omlaag te brengen. Dit betekent dat de subsidie ten hoogste 50% van de totale vaste lasten bedraagt (bij het volledig wegvallen van de omzet) en ten minste 15% van de totale vaste lasten (bij het halen van de drempel van het omzetverlies van 30%).

De subsidie wordt als volgt bepaald:

omzetverlies in USD x ratio vaste lasten en omzet x 50%.

In de regeling is dit weergegeven als (A – B) x C x 0,5 (artikel 3 van de regeling). De betekenis van de elementen A, B en C is opgenomen in artikel 1, tweede lid, van de regeling.

Met het oog op een verantwoorde besteding van de beschikbare overheidsmiddelen heeft de subsidie een bovengrens. Deze bovengrens is USD 55.000 voor de volledige vier maanden (artikel 3 van de regeling). Hiermee worden tevens mogelijkheden voor misbruik en oneigenlijk gebruik gemitigeerd.

De subsidie heeft ook een ondergrens. Deze ondergrens is gesteld op USD 500 voor de volledige vier maanden. Indien uit de berekening van de hoogte van de subsidie een bedrag komt dat lager is dan deze USD 500, wordt de aanvraag afgewezen (artikel 4, onderdeel c). Dit betekent een drempel van gemiddeld minimaal USD 862 aan omzetverlies per maand om in aanmerking te komen voor de regeling, hetgeen dicht in de buurt komt van het in de TOGS BES geldende minimale omzetverlies van gemiddeld USD 750 per maand. Op deze wijze wordt voorkomen dat er op grond van de regeling kleine bedragen moeten worden uitgekeerd, hetgeen de uitvoerbaarheid en de effectiviteit van de subsidie ten goede komt.

4. Aanvraag subsidie

De aanvragen voor een subsidie kunnen vanaf 11 augustus 2020 worden ingediend bij de RCN-unit SZW, via het e-mailadres tegemoetkomingEZK@rijksdienstcn.com (artikel 5, eerste lid, van de regeling). Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van het formulier dat hiertoe via de RCN-unit SZW ter beschikking is gesteld op zijn website (www.rijksdienstCN.com).

Bij de aanvraag dient de onderneming de in artikel 5, tweede lid, van de regeling genoemde gegevens aan te leveren, zoals de naam, het adres, en het KvK-nummer van de onderneming BES (indien van toepassing) en de gegevens van de contactpersoon. Daarnaast dient een ondernemer, indien de onderneming staat ingeschreven op zijn privéadres, te verklaren dat hij ofwel een ambulante onderneming heeft, ofwel een fysiek van de privéwoning afgescheiden vestiging, voorzien van een eigen opgang of toegang. De subsidieontvangers dienen een zodanige administratie te voeren dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat de subsidieontvanger voldoet aan de bij de regeling gestelde eisen (zie artikel 7, eerste lid, van de regeling). Deze administratie moet tot zeven jaar na subsidievaststelling bewaard worden (artikel 7, tweede lid, van de regeling). Uit deze administratie moet dus ook duidelijk blijken waar bovengenoemde verklaring op gebaseerd is.

De aanvraag kan worden ingediend tot en met 12 november 2020 (artikel 6, eerste lid, van de regeling), in lijn met de einddatum van de openstellingsperiode voor de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN. De RCN-unit SZW toetst de binnengekomen aanvragen aan de in de regeling opgenomen voorwaarden.

De RCN-unit SZW controleert bij alle aanvragen of de onderneming op 13 maart 2020 al dan niet actief was. De RCN-unit SZW zal dit doen door bij B/CN na te gaan of er sprake is van een recente belastingaangifte. Op deze wijze kan worden voorkomen dat niet-actieve bedrijven subsidie krijgen. Daarnaast raadpleegt de RCN-unit SZW indien nodig en mogelijk, ter controle dat de onderneming inderdaad aan de voorwaarden van deze regeling voldoet, bij de Kamers van Koophandel en Nijverheid BES het uittreksel van de onderneming die de subsidie aanvraagt.

Ondernemingen moeten bij de aanvraag opgave doen van hun omzetverlies. Omdat de B/CN nog niet alle omzetgegevens over de referentieperiode tot zijn beschikking heeft, en om fraude te voorkomen, geldt voor aanvragers die recht hebben op een relatief hoge subsidie (hoger dan USD 6.000), de eis dat de aanvraag vergezeld dient te gaan van een verklaring omtrent de getrouwheid van de opgaven (artikel 5, derde lid, van de regeling). Deze verklaring moet worden afgegeven door een onafhankelijk en ter zake kundig persoon. Dit kan bijvoorbeeld een boekhouder of een accountant zijn. Indien willens en wetens een verkeerde opgave van het omzetverlies wordt gegeven, en de persoon die over de getrouwheid daarvan heeft verklaard dit wist of behoorde te weten, kan ook tegen deze persoon aangifte worden gedaan van valsheid in geschrifte. Indien ondernemers een valse opgave van het omzetverlies afgeven, kan de subsidie worden ingetrokken of herzien (artikel 10 van de regeling).

De subsidie wordt voorts direct vastgesteld; er vindt geen voorafgaande verlening plaats (artikel 8, eerste lid, van de regeling). Vanwege de nood bij de getroffen ondernemingen, wordt zo snel mogelijk op de aanvraag beslist, maar uiterlijk binnen drie weken. In het geval waarin een beslissing binnen drie weken niet haalbaar is, wordt de aanvrager hiervan op de hoogte gesteld, en wordt een redelijke termijn gegeven waarbinnen de aanvrager de beschikking wel tegemoet kan zien (artikel 8, tweede lid, van de regeling).

Tot slot is in de regeling een hardheidsclausule opgenomen, op grond waarvan de RCN-unit SZW namens de minister een of meer bepalingen van de regeling buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing daarvan wegens bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de doelen die deze regeling dient (artikel 9).

5. Gegevensuitwisseling

De omzet van de aanvrager speelt een grote rol in de onderhavige subsidieregeling (zie paragrafen 2.2 en 3 van deze toelichting). De aanvrager dient in zijn aanvraag opgave te doen van zijn omzet. Het uitgangspunt van de regeling is, dat de aanvrager verantwoordelijk is voor de informatie die hij bij zijn aanvraag verstrekt. Voor de verificatie van de door de aanvrager verstrekte omzetgegevens zal de RCN Unit-SZW gebruik maken van gegevens van de B/CN. Ook wordt gebruik gemaakt van de gegevens van de B/CN om te controleren of de onderneming een actieve status heeft.

De gegevens van de B/CN dienen ter controle en betreffen de bij de dienst bekende gegevens over de omzet van de aanvragers, waarbij het, naast het bedrag van de omzet, bijvoorbeeld ook kan gaan om de vraag of de aanvrager vrijgesteld is van het afdragen van algemene bestedingsbelasting. De B/CN beschikt over deze gegevens vanwege de heffing en inning van onder meer de algemene bestedingsbelasting.

Om deze gegevensverstrekking mogelijk te maken, bevat artikel 11 van de regeling hiertoe een grondslag. Deze grondslag vormt, samen met de grondslag voor de regeling, te weten artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, het wettelijke voorschrift in de zin van artikel 8.21, tweede lid, onderdeel a, van de Belastingwet BES, dat de B/CN verplicht tot bekendmaking van de gegevens. De geheimhoudingsplicht van de ambtenaren van de B/CN wordt op deze wijze doorbroken om deze gegevensverstrekking mogelijk te maken.

6. Regeldruk

De regeldruk voor de aanvrager behelst het kennisnemen van de subsidieregeling, en het invullen van de aanvraag. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de kennisneming een half uur kost en de invulling van de complete aanvraag door de onderneming een kwartier aan inzet kost, dus in totaal 0,75 uur per onderneming. Ondernemingen die op basis van de berekening een subsidie van USD 6.000 of hoger kunnen aanvragen, moeten tevens een verklaring overleggen van een onafhankelijk en ter zake kundig persoon over de getrouwheid van de opgaven. Deze verklaring is opgenomen bij het aanvraagformulier. De aanvrager moet contact opnemen met een persoon die de verklaring kan ondertekenen. Indien de aanvrager zijn boekhouding niet extern laat controleren, zal de aanvrager ook de omzetcijfers moeten meesturen. Dit zal gemiddeld genomen 0,75 uur kosten bovenop de bovengenoemde inzet voor de aanvraag.

Van de totale doelgroep wordt globaal ingeschat dat circa 50 procent een aanvraag zal doen. Uitgaande van 1.500 ondernemingen die, tegen een gemiddeld uurtarief van USD 21,50 een aanvraag zullen doen, komen de regeldrukkosten voor de ondernemingen op circa USD 24.188 uit. Ervan uitgaande dat 35 procent van de aanvragen een subsidie van boven de USD 6.000 betreft, betekent dat dat er voor 525 ondernemingen aanvullende regeldrukkosten zijn van 0,75 uur. De totale regeldrukkosten komen daarmee uit op USD 32.654.

De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden dat de ontvanger voldoet aan de bij deze regeling gestelde eisen. Bij een eventuele controle achteraf kan ondernemingen gevraagd worden om inzage te verlenen in deze administratie. Doordat op dit moment niet duidelijk is om hoeveel ondernemingen dat zal gaan, kunnen de totale kosten hiervan niet worden ingeschat. De kosten per onderneming komen uit op circa USD 10,75.

7. Staatssteun

Caribisch Nederland wordt, evenals de Caribische landen binnen het Koninkrijk, vanuit Europeesrechtelijk perspectief, gekwalificeerd als landen en gebieden overzee (LGO). Voor de LGO geldt op grond van het LGO-besluit (Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (PbEU 2013, L 344)) een bijzonder regime. De LGO maken geen deel uit van de interne markt van de Europese Unie. Dit brengt onder meer met zich dat voor de LGO de staatssteunregels niet gelden. Dat betekent dat de staatssteunregels dus ook niet voor Caribisch Nederland gelden. Dit is alleen anders wanneer er subsidie vanuit Nederland wordt verstrekt voor ondernemingen in Caribisch Nederland, voor zover dit gevolgen kan hebben op de interne markt.

Enkel ondernemingen die gevestigd zijn op Bonaire, Saba en Sint Eustatius komen in aanmerking voor de subsidie. Dit zijn allen mkb-ondernemingen, die over het algemeen geen activiteiten verrichten op de interne markt van de Europese Unie. Gelet op het soort ondernemingen dat in aanmerking komt voor subsidie en de hoogte van de subsidie, leidt de subsidie, voor zover er al sprake zou zijn van enige activiteit op de interne markt, niet tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer en vervalst deze niet de mededinging binnen de interne markt. Derhalve is er geen sprake van staatssteun als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

8. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat een snelle inwerkingtreding van de subsidieregeling aanmerkelijke nadelen voor de doelgroep voorkomt. Gelet op het tijdelijke en eenmalige karakter van de regeling vervalt deze op 1 januari 2021. Bestaande verplichtingen op grond van deze regeling blijven echter in stand.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 2.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 5.

X Noot
3

Kamerstukken II 2019/20, 35 420, nr. 38.

Naar boven