Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 16 juli 2020, kenmerk ACM/19/036598 tot wijziging van voorwaarden als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998, over de implementatie van Verordening (EU) 2016/1388 van de commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een Netcode voor aansluiting van verbruikers

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

ARTIKEL I

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 2.5, onderdeel b, wordt ‘vijfde lid’ gewijzigd in: ‘zesde lid’

B

In artikel 2.6, onderdeel b, wordt ‘vijfde lid’ gewijzigd in: ‘zesde lid’

C

In artikel 2.9, onderdeel b, wordt ‘vijfde lid’ gewijzigd in: ‘zesde lid’

D

In artikel 2.25, tweede lid de onderdelen a en b, wordt ‘5,5 kVA’ gewijzigd in: ‘5,75 kVA’

E

In artikel 2.33, eerste en tweede lid, wordt ‘5,5 kVA’ gewijzigd in: ‘5,75 kVA’

F

Hoofdstuk 4 komt als volgt te luiden:

HOOFDSTUK 4 AANSLUITVOORWAARDEN VOOR VERBRUIKSINSTALLATIES

§ 4.1 Nadere voorwaarden voor verbruiksinstallaties aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet

Artikel 4.1

De tijdsduur van de bedrijfsperiode voor frequenties in de band van 47,5 Hz tot 48,5 Hz en de tijdsduur van de bedrijfsperiode voor frequenties in de band van 48,5 Hz tot 49,0 Hz, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), is 30 minuten.

Artikel 4.2
  • 1. Voor verbruiksinstallaties met een nominale spanning kleiner dan 300 kV is de tijdsduur van de bedrijfsperiode voor spanningen in de band van 1,118 pu tot 1,15 pu, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), 60 minuten.

  • 2. Voor verbruiksinstallaties met een nominale spanning groter dan of gelijk aan 300 kV is de tijdsduur van de bedrijfsperiode voor spanningen in de band van 1,05 pu tot 1,10 pu, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), 60 minuten.

  • 3. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie komen voorwaarden en instellingen voor automatische ontkoppeling bij specifieke spanningswaarden, als bedoeld in artikel 13, zesde lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), overeen en deze worden vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel 4.3
  • 1. In afwijking van artikel 2.13 wordt de maximale kortsluitstroom, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), in de aansluit- en transportovereenkomst vastgelegd.

  • 2. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet informeert de aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie en overlegt met hem voor zover van toepassing bij eerste aansluiting en bij latere wijzigingen van het net omtrent:

    • a. de minimum en maximum waarde van de kortsluitstroom, als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), tijdens de normale bedrijfstoestand;

    • b. de wijze van sterpuntsbehandeling;

    • c. de isolatiecoördinatie;

    • d. de netconfiguratie;

    • e. de bedrijfsvoering.

  • 3. De aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie specificeert de drempelwaarden, als bedoeld in artikel 14, derde, vierde, vijfde en zesde lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC). Deze waarden worden vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

  • 4. De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet specificeert de drempelwaarden, als bedoeld in artikel 14, achtste en negende lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC). Deze waarden worden vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel 4.4
  • 1. Indien de aangeslotene geen nadere contractuele afspraken heeft gemaakt met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet over het uitwisselen van blindvermogen met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, varieert de arbeidsfactor, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), in afwijking van artikel 2.27, in het overdrachtspunt van de aansluiting van een verbruiksinstallatie:

    • a. zonder lokale elektriciteitsproductie tussen 0,9 (inductief) en 1.0;

    • b. met lokale elektriciteitsproductie tussen 0,9 (capacitief) en 0,9 (inductief).

  • 2. Een overeengekomen afwijking van dit blindvermogensbereik wordt vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel 4.5
  • 1. In afwijking van artikel 2.13 informeert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de aangeslotene en bereikt overeenstemming met hem voor zover van toepassing bij eerste aansluiting en bij latere wijziging van het net over de beveiligingsfilosofie, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC).

  • 2. Voor zover de in het eerste lid genoemde gegevens nodig zijn voor de bedrijfsvoering van de aangeslotene, worden deze in de aansluit- en transportovereenkomst vastgelegd.

Artikel 4.6

In de aansluit- en transportovereenkomst worden concepten en instellingen van de verschillende regelingen van de verbruiksinstallatie die van belang zijn voor de systeemveiligheid, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), vastgelegd.

Artikel 4.7
  • 1. Verbruiksinstallaties aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet beschikken over de mogelijkheid tot automatische belastingafschakeling bij lage frequentie, als bedoeld in artikel 19 van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), op de wijze zoals gespecificeerd door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op grond van de Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER).

  • 2. Het ontkoppelsignaal voor automatische belastingafschakeling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), wordt gespecificeerd op basis van lage frequentie.

  • 3. In de aansluit- en transportovereenkomst worden de functionele mogelijkheden voor het blokkeren van de trappenschakelaar bij lage spanning, als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), opgenomen.

  • 4. In de aansluit- en transportovereenkomst worden de instellingen van synchronisatieapparaten, als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel b, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), vastgelegd.

  • 5. In de aansluit- en transportovereenkomst worden de ontkoppelapparatuur en de vereiste tijd voor ontkoppeling op afstand, als bedoeld in artikel 19, vierde lid, onderdeel c, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), vastgelegd.

Artikel 4.8
  • 1. In de aansluit- en transportovereenkomst worden de eisen ten aanzien van de simulatiemodellen, als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), opgenomen.

  • 2. In de aansluit- en transportovereenkomst worden de eisen ten aanzien van de uitvoering van de registratie, als bedoeld in artikel 21, vijfde lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), opgenomen.

§ 4.2 Nadere voorwaarden voor verbruiksinstallaties die vraagsturing leveren aan een netbeheerder

Artikel 4.9
  • 1. De netbeheerder verstrekt desgevraagd aan een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie die vraagsturing levert aan een netbeheerder per vraagsturingleverende verbruikseenheid een EAN-code ter identificatie van de desbetreffende vraagsturingleverende verbruikseenheid en legt deze vast in het register als bedoeld in paragraaf 13.4.

  • 2. De tijdsperiode waarbinnen de vermogensaanpassing, na instructie door de regionale netbeheerder of de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, wordt aangepast, als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel f, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), wordt vastgelegd in de overeenkomst met de aangeslotene of met de partij die vraagsturing aanbiedt namens verbruikseenheden gezamenlijk als onderdeel van een aggregatie.

  • 3. De bijzonderheden van de kennisgeving waarmee de aanpassing van de capaciteit van de vraagsturing wordt medegedeeld, als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel i, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), worden vastgelegd in de overeenkomst met de aangeslotene of met de partij die vraagsturing aanbiedt namens verbruikseenheden gezamenlijk als onderdeel van een aggregatie.

  • 4. De maximale waarde van de frequentiegradiënt waarbij niet van het net mag worden ontkoppeld, als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onderdeel k, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), is: 2 Hz/s.

Artikel 4.10
  • 1. De bandbreedte van de dode band, als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), is 0,2 Hz hoger en lager ten opzichte van de nominale systeemfrequentie.

  • 2. De maximale frequentie-afwijking van de nominale waarde van 50,0 Hz, als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel e, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), is 1,0 Hz voor lage frequenties en 1,5 Hz voor hoge frequenties.

  • 3. De snelle respons, als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel g, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), is 0,5 s.

G

Onder het vernummeren van artikel 5.1 naar het eerste lid, wordt in artikel 5.1 een tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De voorwaarden in paragraaf 4.1, met uitzondering van artikelen 4.4 en 4.5, zijn van overeenkomstige toepassing op distributienetten, als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC).

H

Artikel 5.4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De netbeheerders bereiken, na onderling overleg, bij eerste aansluiting en bij latere wijziging van het net overeenstemming omtrent de toe te passen beveiligingsconcepten, als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC).

In artikel 5.4, tweede lid, komt te vervallen: ‘Het beveiligingsconcept van de transformator wordt bepaald door de beheerder van de transformator.’.

Artikel 5.4, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. De eventuele regeling van de blusspoelinstelling, als bedoeld in artikel 16, vierde lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC) wordt door de betrokken netbeheerders in onderling overleg bepaald.

I

Artikel 5.6 komt te luiden:

Distributienetten, aangesloten aan het landelijk hoogspanningsnet, zijn in staat de stationaire bedrijfstoestand op het aansluitpunt in stand te houden binnen het blindvermogensbereik, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), dat gespecificeerd is als:

  • a. maximaal 48% van de maximale importcapaciteit of van de maximale exportcapaciteit, naar gelang welke het grootst is, tijdens de import van blindvermogen;

  • b. maximaal 48% van de maximale importcapaciteit of van de maximale exportcapaciteit, naar gelang welke het grootst is, tijdens de export van blindvermogen.

J

Onder het vernummeren van artikel 5.7 naar het eerste lid, wordt in artikel 5.7 een tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De voorwaarden in paragraaf 4.2 zijn van overeenkomstige toepassing op gesloten distributiesystemen die vraagsturing leveren aan een netbeheerder.

K

In artikel 8.6 wordt na ‘artikel 5.9, ’ ingevoegd: ‘artikel 4.9, eerste lid, ’

L

In artikel 13.1, eerste lid onderdeel i sub 4°, wordt ‘zonnepark’ gewijzigd in: ‘elektriciteitsproductie-eenheid bestaande uit meerdere zonnepanelen’

M

In artikel 13.2, eerste lid onderdeel d, wordt de afsluitende ‘.’ vervangen door: ‘;’

N

Na Artikel 13.2, eerste lid onderdeel d, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

  • e. in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid bestaande uit meerdere zonnepanelen: het totale vermogen van alle zonnepanelen van de elektriciteitsproductie-installatie en het totale vermogen van de omvormers van de elektriciteitsproductie-installatie.

O

Artikel 13.2, tweede lid, onderdeel e, sub 3°, wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

  • 3°. in geval van een elektriciteitsproductie-eenheid bestaande uit meerdere zonnepanelen is subonderdeel 2° niet van toepassing;

P

In de titel van paragraaf 14.2 wordt na ‘verbruiksinstallaties’ ingevoegd: ‘en gesloten distributiesystemen’.

Q

In de artikelen 14.2, eerste lid, 14,3, eerste lid, 14.4, eerste lid, en 14.5, eerste lid, wordt ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 14’ vervangen door: ‘Onverminderd het bepaalde in artikel 14.1’.

R

In artikel 14.4, eerste lid, wordt ‘eerste lid’ vervangen door: ‘tweede en derde lid’.

S

Artikel 14.6 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

  • 1. Op verbruiksinstallaties waarop overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC) deze NC DCC niet van toepassing is, is hoofdstuk 4 niet van toepassing.

  • 2. Op gesloten distributiesystemen waarop overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC) deze NC DCC niet van toepassing is, zijn artikel 5.1, tweede lid, en artikel 5.7, tweede lid, niet van toepassing.

T

Artikel 15.1 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt:

  • 1. Als, door een wijziging van deze code aan een of meer bepalingen van deze code op het tijdstip van inwerkingtreding ervan redelijkerwijs niet wordt voldaan, en de netbeheerder daardoor zijn wettelijke taken niet kan uitvoeren, treedt de netbeheerder met de aangeslotene, of treden de gezamenlijke netbeheerders onderling, in overleg om vast te stellen welke aanpassingen noodzakelijk zijn en binnen welke termijn deze dienen te zijn doorgevoerd.

  • 2. Voor zover in deze code wordt verwezen naar technische normen geldt dat indien een nieuwe versie daarvan wordt vastgesteld die nieuwe norm geldt. Indien deze norm wordt neergelegd in een wettelijke regeling dan wordt deze toegepast zodra deze van kracht wordt.

U

Onder vernummering van artikel 15.2 tot en met artikel 15.4 naar artikel 15.3 tot en met artikel 15.5, komt het nieuwe artikel 15.2 te luiden:

  • 1. De netbeheerder stelt na overleg met de aangeslotene vast in hoeverre zoveel als technisch, economisch en binnen welke termijn aan deze code kan worden voldaan bij renovaties en modificaties van:

    • a. aansluitingen;

    • b. elektriciteitsproductie-eenheden;

    • c. verbruiksinstallaties;

    • d. distributienetten en gesloten distributiesystemen;

    • e. overige installaties.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing wanneer artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG), artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), of artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC) van toepassing is.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 16 juli 2020

De Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

TOELICHTING

1 Samenvatting

  • 1. Met dit codebesluit wijzigt de ACM op voorstel van de gezamenlijke netbeheerders de Netcode elektriciteit. De wijzigingen gaan over de regels voor het aansluiten op het elektriciteitsnet van aangeslotenen met een verbruiksinstallatie. Het omvat het toevoegen van bepalingen aan de Netcode elektriciteit ter invulling van de eisen voor algemene toepassing voor aansluiting van verbruikers1 (hierna NC DCC) en het aanpassen van bestaande bepalingen in de Netcode elektriciteit voor zover die niet in overeenstemming zijn met de inhoudelijke bepalingen van de NC DCC. Daarnaast worden enkele ambtshalve wijzigingen van de Netcode elektriciteit doorgevoerd.

2 Aanleiding en gevolgde procedure

  • 2. Netbeheer Nederland en TenneT hebben bij brief van 7 september 2018 een voorstel* ingediend tot het wijzigen van de Netcode elektriciteit. Het betreft een codewijzigingsvoorstel zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998. De aanleiding van deze codewijziging is artikel 6, vierde lid van de NC DCC. Hierin is bepaald dat TenneT uiterlijk op 7 september 2018 een voorstel voor eisen voor algemene toepassing ter goedkeuring bij de ACM moet indienen.

  • 3. De ACM stelt op grond van artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998 regelgeving vast voor de energiemarkt. Dit besluit is tot stand gekomen op basis van het voorstel van Netbeheer Nederland en TenneT. Met dit besluit worden de Netcode in lijn gebracht met de eisen uit de NC DCC.

  • 4. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de stukken die daarop betrekking hebben ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. Van de terinzagelegging is kennisgegeven in de Staatscourant van 18 oktober 2019. De ACM stelt belanghebbenden in de gelegenheid om binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.

  • 5. Zienswijzen zijn ingediend door Newmotion2, Smart Energy Europe3, De Vereniging voor Energie, Milieu en Water4 (hierna: VEMW) en door Netbeheer Nederland.5 Omdat Newmotion niet kan worden aangemerkt als een representatieve organisatie, zoals bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de E-wet, beschouwt de ACM Newmotion als niet ontvankelijk. De ACM betrekt echter hun zienswijze wel bij de beoordeling van het ontwerpbesluit.

  • 6. De ACM heeft op 14 februari 2020 Netbeheer Nederland een wijzigingsopdracht6 gestuurd. Hierin werd Netbeheer Nederland opgedragen de voorwaarden te wijzigen voor het kunnen leveren van frequentie ondersteunende diensten binnen de dode band, zoals bedoeld in artikel 4.9 van de netcode elektriciteit. Op 16 maart 2020 heeft Netbeheer Nederland een reactie op de wijzigingsopdracht7 ingediend.

  • 7. Netbeheer Nederland heeft bij brief van 7 november 2019 een voorstel8 ingediend tot het wijzigen van de Netcode elektriciteit. Het betreft hier een codewijzigingsvoorstel zoals bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998. In dit verzamelcodevoorstel worden diverse onderwerpen uit de Netcode elektriciteit gewijzigd. Drie onderwerpen uit dit codevoorstel worden met dit besluit ambtshalve gewijzigd.

  • 8. De voorwaarden van dit besluit zijn in ontwerp niet ter notificatie aangeboden omdat het gaat om de implementatie van Europeesrechtelijke voorschriften.9

3 Beoordeling

3.1 Procedureel

  • 9. De ACM stelt vast dat de voorstellen in overleggen op 28 juni 2018 en 29 augustus 2019 met representatieve organisaties zijn besproken. In beide voorstellen is een verslag opgenomen van het overleg. De indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

3.2 Inhoudelijk

  • 10. Deze codewijziging regelt de aansluitvoorwaarden voor elektrische verbruiksinstallaties. Deze zijn een aanvulling op de ‘algemene’ aansluitvoorwaarden in Hoofdstuk 2 van de Netcode elektriciteit. Deze codewijziging dient ter implementatie van de NC DCC. In deze Verordening zijn eisen vastgelegd voor de netaansluiting van nieuwe:

    • a. transmissiegekoppelde verbruiks-installaties;

    • b. transmissiegekoppelde distributie-installaties;

    • c. distributiesystemen;

    • d. verbruikseenheden die worden gebruikt om diensten voor vraagsturing te leveren.

    Hierover zijn in deze verordening twee soorten bepalingen opgenomen.

Rechtstreeks werkende bepalingen
  • 11. De rechtstreeks werkende bepalingen in de NC DCC schrijven bepaalde eisen of functionaliteiten voor. Deze hoeven niet in de Nederlandse codes te worden opgenomen. Bepalingen in de Nederlandse codes die in strijd zijn met de rechtstreeks werkende bepalingen in de NC DCC, moeten in de Nederlandse codes geschrapt worden. De ACM maakt uit het voorstel op dat hiervan geen sprake is.

Bepalingen met eisen van algemene toepassing
  • 12. De NC DCC schrijft voor dat de relevante transmissie-systeembeheerder voor bepaalde onderdelen uit deze verordening de eisen of functionaliteiten nationaal nog nader moet invullen. Dit moet eventueel binnen een bandbreedte gegeven door deze verordening. Het gaat hier om eisen van algemene toepassing. Dit worden ook wel “niet-limitatieve eisen” genoemd. De invulling van deze eisen vindt plaats in de Netcode elektriciteit. Met deze codewijziging worden in paragraaf 4.1 van de Netcode elektriciteit de niet-limitatieve eisen voor de aansluitvoorwaarden van verbruiksinstallaties nader ingevuld. Het gaat daarbij om de eisen voor volgende onderdelen:

    • a. bedrijfsperioden voor bepaalde frequentie- en spanningsbandbreedtes;

    • b. kortsluitstroom-eisen;

    • c. eisen voor de arbeidsfactor;

    • d. beveiligingsfilosofie;

    • e. concepten en instellingen van de regelingen;

    • f. automatische belastingsafschakeling;

    • g. simulatiemodellen;

    • h. vraagsturing en frequentie-afwijkingen.

  • 13. Met deze codewijziging worden in paragraaf 4.2 van de Netcode elektriciteit de niet-limitatieve eisen ingevuld voor verbruiksinstallaties die vraagsturing leveren aan een netbeheerder. Het gaat dan om de volgende eisen:

    • a. de tijdsperiode waarbinnen de vermogensaanpassing plaatsvindt;

    • b. de kennisgeving waarmee de aanpassing van de capaciteit van de vraagsturing wordt medegedeeld;

    • c. de waarde van de frequentiegradiënt;

    • d. de bandbreedte van de dode band;

    • e. de maximale frequentie-afwijking;

    • f. de snelle respons.

  • 14. Met deze codewijziging worden in paragraaf 5.1 van de Netcode elektriciteit de niet-limitatieve eisen ingevuld voor gesloten distributiesystemen. Het gaat daarbij om de volgende eisen:

    • a. de eisen uit paragraaf 4.1 die ook van toepassing zijn voor GDS’en;

    • b. de beveiligingsconcepten;

    • c. de blindvermogen-eisen;

    • d. de vraagsturing.

  • 15. Als de uitgewerkte eisen netbeheerder- of locatie-specifiek zijn, worden de eisen niet in de Netcode elektriciteit opgenomen maar is in de Netcode elektriciteit bepaald dat deze eisen worden vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

  • 16. Met deze codewijziging worden ook de niet-van-toepassingsverklaringen voor bestaande verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen vastgelegd. Daardoor wordt duidelijk aan welke eisen uit de Netcode elektriciteit bestaande verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen niet hoeven te voldoen. In afwijking van het codevoorstel heeft de ACM in artikel 14.6, eerste lid, de niet-van-toepassingsverklaring voor bestaande verbruiksinstallaties vastgelegd. In artikel 14.6, tweede lid, heeft de ACM ditzelfde gedaan voor bestaande gesloten distributiesystemen. In afwijking van het codevoorstel heeft de ACM daarnaast wijzigingen aangebracht in hoofdstuk 15. In de eerste plaats is artikel 15.1 zodanig gewijzigd zodat, in het geval van een wijziging van de Netcode elektriciteit, er regels zijn over de wijze waarop aangeslotenen aan de nieuwe eisen moeten voldoen. Over artikel 15.1 merkt de ACM op, dat dit artikel zich niet alleen richt op reeds op het net aangesloten aansluitingen. Omdat op grond van artikel 1.2, tweede lid, van de Netcode elektriciteit, onder aangeslotene ook wordt verstaan, degene die om een aansluiting heeft verzocht, heeft artikel 15.1 ook betrekking op nog te realiseren aansluitingen op het elektriciteitsnet. In de tweede plaats worden artikel 15.2 tot en met 15.4 verplaatst naar artikel 15.3 tot en met 15.5. Tenslotte wordt een nieuw artikel 15.2 toegevoegd waarin de eisen zijn vastgelegd die gelden op het moment dat er sprake is van een renovatie of modificatie. Dit artikel is voor een deel gebaseerd op het oorspronkelijke tweede en derde lid van artikel 15.1. Daarnaast wordt toegevoegd dat de eisen ook gelden voor bestaande verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen.

Ambtshalve wijzigingen
  • 17. Naast de inhoudelijke wijzigingen worden drie onderwerpen ambtshalve gewijzigd. Het gaat in de eerste plaats om het wijzigingen van een verwijzing in de artikelen 2.5, 2.6, 2.9 van de Netcode elektriciteit naar de E-wet. Omdat het vijfde lid van artikel 1 van de E-wet is vernummerd naar het zesde lid, worden de verwijzingen in artikelen uit de Netcode elektriciteit hierop aangepast. In de tweede plaats wordt in artikel 2.25 en 2.33 van de Netcode elektriciteit de waarde van de aansluitcapaciteit gewijzigd van 5,5 kVA in 5,75 kVA. De reden is dat de oude waarde van het schijnbare vermogen nog stamt uit de tijd dat de nominale laagspanning in Nederland 220 Volt was. Omdat inmiddels de nominale laagspanning naar 230 Volt verhoogd is, wordt voorgesteld om de waarde van de aansluitcapaciteit evenredig te verhogen naar 5,75 kVA. In de derde plaats worden de eisen die gelden voor de informatie-uitwisseling over het vermogen van zonnepanelen en omvormers van het type A gewijzigd. Als gevolg van deze wijziging moet een aangeslotene naast het totale vermogen van alle zonnepanelen van de elektriciteitsproductie-installatie ook het totale vermogen van alle omvormers van de elektriciteitsproductie-installatie aan de netbeheerder aanleveren. Hiervoor wordt in artikel 13.2, het tweede lid, onderdeel e subonderdeel 3°, verplaatst naar het eerste lid.

  • 18. De ACM is van oordeel dat de voorgestelde wijzigingen van de Netcode elektriciteit, niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

4 Zienswijzen en wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit

4.1 Newmotion en Smart Energy Europe

  • 19. De ACM heeft op 8 november 2019 een zienswijze op het ontwerpbesluit ontvangen van Newmotion en op 28 november 2019 een zienswijze ontvangen van Smart Energy Europe. De ACM gaat hieronder in op de zienswijze van deze partijen.

Artikel 4.9 eerste lid
  • 20. In artikel 4.9, eerste lid, van de Netcode elektriciteit wordt voor verbruiksinstallaties een dode band voorgesteld met een bandbreedte van 200 mHz ten opzichte van nominale frequentie van 50 Hz. Newmotion en Smart Energy Europe geven in hun zienswijze aan dat als gevolg van deze bepaling verbruiksinstallaties binnen deze bandbreedte geen frequentie ondersteunende diensten mogen leveren. Daardoor zullen volgens hen meerdere technologieën en partijen worden uitgesloten om deel te nemen aan een markt waar zij technisch gezien wel toe in staat zijn.

  • 21. Deze zienswijze is voor de ACM de aanleiding geweest om Netbeheer Nederland een wijzigingsopdracht te geven. Dit, omdat de ACM destijds van mening was dat dit verbod voor verbruiksinstallaties in strijd is met het beginsel van het optimaliseren van de hoogste totale efficiëntie en laagste totale kosten voor alle betrokken partijen, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid onderdeel a en c, van Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC).

  • 22. In de reactie op de wijzigingsopdracht geeft Netbeheer Nederland aan dat de voorgestelde dode band een invulling is van artikel 29, tweede lid onderdeel d, van de NC DCC. Netbeheer Nederland geeft daarbij aan dat de keuze voor 200 mHz als waarde van de dode band gebaseerd is op het advies zoals dat is gegeven in een Implementation Guidance Document (IGD)10 van ENTSO-E. Daarnaast heeft Netbeheer Nederland op grond van de NC DCC de waarde van de dode band afgestemd met de overige transmissie systeembeheerders in het synchrone gebied. Daardoor kan volgens Netbeheer Nederland de waarde van de dode band niet eenzijdig worden aangepast. Tenslotte geeft Netbeheer Nederland aan dat het voor verbruiksinstallaties, met vraagsturing op basis van frequentieregeling, niet is toegestaan om binnen de dode band frequentie ondersteunende diensten aan te bieden, omdat artikel 29, tweede lid onderdeel d, van de NC DCC bepaalt dat het regelsysteem binnen de dode band ongevoelig dient te zijn voor frequentieafwijkingen. Netbeheer Nederland geeft aan gevoelig te zijn voor het argument dat het vergroten van het aantal potentiële deelnemers aan regelingen voor frequentie-ondersteuning de systeemstabiliteit ten goede komt. Netbeheer Nederland kan alleen de relevante IGD niet zonder meer naast zich neer leggen. Daarnaast zou de gevraagde afstemming met andere transmissie systeembeheerders over een andere waarde van de dode band niet binnen de reactietermijn van de wijzigingsopdracht van vier weken kunnen worden gedaan. Netbeheer Nederland stelt voor om de wijzigingsopdracht om te zetten in een opdracht om een aanvullend voorstel voor te bereiden ter aanpassing van de dode band zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel d, van de NC DCC, en het overleg hierover zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de NC DCC te starten.

Oordeel van ACM
  • 23. De ACM stelt vast dat uit artikel 29, tweede lid onderdeel d, van de NC DCC volgt dat het voor verbruiksinstallaties met vraagsturing op basis van frequentieondersteuning niet toegestaan is om binnen de dode band frequentie-ondersteunende diensten aan te bieden. De enige manier om het aanbieden van frequentie-ondersteunende diensten voor deze groep afnemers mogelijk te maken zou het verkleinen van de dode band zijn. De ACM vindt dat Netbeheer Nederland in zijn reactie het voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een dergelijke verkleining van de dode band afstemming vraagt met andere transmissie systeembeheerders en dat dit daarom niet past binnen het bereik van de wijzigingsopdracht.

  • 24. De zienswijzen van Newmotion en Smart Energy Europe hebben niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit.

4.2 Netbeheer Nederland

  • 25. De ACM heeft op 29 november 2019 een zienswijze op het ontwerpbesluit ontvangen van Netbeheer Nederland. De ACM gaat hieronder puntsgewijs in op de verschillende onderdelen van deze zienswijze.

Verwijzingen naar artikelen 2.13 en 2.27
  • 26. Netbeheer Nederland geeft aan dat, in afwijking van het voorstel, in het ontwerpbesluit de verwijzingen in de paragrafen 4.1 en 4.2 naar de artikelen 2.13 en 2.27 door de ACM geschrapt zijn. Hierin werd het bereik van deze paragrafen vastgelegd. Doordat de verwijzingen zijn verdwenen, worden de artikelen 2.13 en 2.27 ook van toepassing op aansluitingen van verbruiksinstallaties zoals bedoeld in paragraaf 4.1 en 4.2. Netbeheer Nederland geeft aan dat daardoor een conflict ontstaat tussen artikel 2.13 en de artikelen 4.3 en 4.5 alsmede tussen artikel 2.27 en artikel 4.4. Netbeheer Nederland doet voorstellen om deze conflicten op te lossen.

Oordeel van ACM
  • 27. De ACM is van oordeel dat er inderdaad onduidelijkheid bestaat over welke bepalingen over de beveiligingsfilosofie, het kortsluitvermogen en het blindvermogen van toepassing zijn op verbruiksinstallaties als gevolg van het schrappen van de verwijzingen naar de artikelen 2.13 en 2.27 in het ontwerpbesluit. Deze zienswijze heeft geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit. In de artikelen 4.3 en 4.5 wordt een zinsnede opgenomen waarin vermeld wordt dat artikel 2.13 niet van toepassing is. In artikel 4.4 wordt ditzelfde gedaan voor artikel 2.27.

Gewijzigde titels voor de paragrafen 4.1 en 4.2
  • 28. Netbeheer Nederland geeft aan dat, in afwijking van het voorstel, in het ontwerpbesluit de titels van de paragrafen 4.1. en 4.2 door de ACM zijn gewijzigd. Doordat in de titels het woord 'nadere' is toegevoegd, krijgen volgens Netbeheer Nederland de titels een inhoudelijke betekenis. Dit is volgens Netbeheer Nederland in strijd met de Aanwijzingen voor de regelgeving. Daarnaast is dit volgens Netbeheer Nederland niet in lijn met de redactie van de paragraaftitels in hoofdstuk 6, zoals deze tot stand zijn gekomen door besluit ACM/UIT/5143896, waarmee de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC)7 in de Netcode elektriciteit is geïmplementeerd. Ook is volgens Netbeheer Nederland niet duidelijk op welke voorwaarden het woord ‘nadere’ precies doelt.

Oordeel van ACM
  • 29. Omdat de aansluiteisen voor verbruiksinstallaties in paragrafen 4.1 en 4.2 een aanvulling zijn op de algemene aansluiteisen zoals die zijn vastgelegd in hoofdstuk 2, heeft de ACM in de titels van beide paragrafen het woord ‘nadere’ toegevoegd. De ACM is van oordeel dat dit de duidelijkheid van de Netcode elektriciteit ten goede komt. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit.

Schrappen van het overdrachtspunt in artikel 4.4
  • 30. Netbeheer Nederland geeft aan dat, in afwijking van het voorstel, in het ontwerpbesluit door de ACM in artikel 4.4 wijzigingen zijn aangebracht. Aangegeven wordt dat in beide onderdelen van het eerste lid de verwijzing naar 'in het overdrachtspunt van de aansluiting' is weggelaten. Dat is volgens Netbeheer Nederland onterecht en moet in het uiteindelijke besluit hersteld worden.

Oordeel van ACM
  • 31. De ACM neemt de zienswijze van Netbeheer Nederland over en neemt in artikel 4.4, eerste lid, de verwijzingen op naar ‘in het overdrachtspunt van de aansluiting’.

Verbeteringen van de blindvermogen-eisen in artikel 4.4
  • 32. Netbeheer Nederland stelt voor om de redactie van artikel 4.4 aan te passen. De wijzigingen hebben tot doel om de blindvermogen-eisen in artikel 4.4. te laten aansluiten bij de blindvermogen-eisen zoals die zijn voorgesteld voor productie-eenheden en powerpark-modules.

Oordeel van ACM
  • 33. De ACM is van oordeel dat de voorgestelde wijzigingen zinvolle toevoegingen zijn en neemt deze over.

Toevoeging extra lid in artikel 4.5
  • 34. Netbeheer Nederland geeft aan dat, in afwijking van het voorstel, in het ontwerpbesluit in artikel 4.5 door de ACM een extra lid is toegevoegd. Inhoudelijk heeft Netbeheer Nederland geen bezwaar tegen deze toevoeging, maar geeft aan dat een nadere motivering voor deze toevoeging ontbreekt.

Oordeel van ACM
  • 35. De ACM heeft in het ontwerpbesluit in artikel 4.5 een nieuw tweede lid toegevoegd. Hierin is bepaald dat de afspraken die in het eerste lid worden gemaakt over de beveiligingsfilosofie worden vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst. Gelet op het belang van de kwaliteit van dienstverlening van de netbeheerder, is het volgens de ACM noodzakelijk dat in de Netcode elektriciteit wordt vastgelegd op welke wijze afspraken tussen netbeheerders en aangeslotenen worden vastgelegd.

Verstrekken EAN-code voor verbruikseenheden
  • 36. Netbeheer Nederland geeft aan dat in het oorspronkelijke codevoorstel geen bepaling was opgenomen die regelt dat een netbeheerder een EAN-code verstrekt voor een verbruikseenheid die deelneemt aan vraagsturing. Netbeheer Nederland doet het voorstel om in artikel 4.9 een nieuw lid in te voegen waarin dit ook voor verbruiksinstallaties geregeld wordt. Daarnaast wordt voorgesteld om een verwijzing naar dit nieuwe lid op te nemen in artikel 8.6.

Oordeel van ACM
  • 37. De ACM is van oordeel dat de voorgestelde wijziging een zinvolle toevoeging is en neemt deze over.

De niet-van-toepassingsverklaring
  • 38. Netbeheer Nederland geeft aan dat, in vergelijking met het voorstel, in het ontwerpbesluit de voorgestelde formulering in het tweede lid van artikel 14.6 afwijkt van de formuleringen zoals die gehanteerd worden in de reeds bestaande artikelen in hoofdstuk 14. Uit oogpunt van redactionele consistentie wordt er voor gepleit om dezelfde formulering te gebruiken. In de tweede plaats wordt aangegeven dat de plaats van de niet-van-toepassingsverklaring voor bestaande verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen niet juist is. Dit, omdat de bepalingen onderdeel zijn van de paragraaf die geldt voor productie-eenheden. In de derde plaats wordt aangegeven dat artikel 14.6, tweede lid onderdeel b, een kringverwijzing bevat, waardoor de bepaling onduidelijk is. In de vierde plaats wordt aangegeven dat bestaande gesloten distributiesystemen geen onderdeel zijn van de niet-van-toepassingsverklaring. Netbeheer Nederland geeft aan dat het uitgangspunt van het codevoorstel is geweest dat de niet-van-toepassingsverklaring voor hoofdstuk 5 betrekking heeft op bestaande distributiesystemen. In de vijfde plaats wordt aangegeven dat er een overgangsbepaling moet komen voor bestaande verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen voor de periode tussen het moment van inwerkingtreding van de NC DCC (op 17 augustus 2019) en het moment van inwerkingtreding van dit besluit.

Oordeel van ACM
  • 39. De zienswijze van Netbeheer Nederland over de niet-van-toepassingsverklaringen in artikel 14.6 is voor de ACM aanleiding geweest om, artikel 14.6 te wijzigen. De zienswijze over het ontbreken van een overgangsbepaling voor bestaande verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen, voor de periode tussen het moment van inwerkingtreding van de NC DCC en het moment van inwerkingtreding van dit besluit, is voor de ACM aanleiding geweest om ook artikel 15.1 en 15.2 te wijzigen.

  • 40. De opbouw van de Netcode elektriciteit is zodanig dat hoofdstuk 14 het onderscheid maakt tussen eisen die gelden voor aansluitingen waarop de Europese netcodes van toepassing zijn, en eisen voor aansluitingen waarop deze Europese netcodes niet van toepassing zijn. Dit onderscheid kan nog voor zeer lange tijd bestaan. Hoofdstuk 15 beschrijft de overgangsregelingen bij wijziging van de Netcode elektriciteit, de installatie of in de Netcode elektriciteit aangehaalde normen.

  • 41. Volgens de ACM vallen de aansluitingen die door de Europese Netcodes als nieuw worden beschouwd, maar waarvoor door de ACM tot inwerkingtreding van dit besluit nog geen eisen zijn vastgesteld, onder het bereik van artikel 15.1. De aangeslotene hoefde ten tijde van de aansluiting niet aan de eisen te voldoen die bij dit besluit worden vastgesteld. Artikel 15.1 regelt dat de netbeheerder in overleg kan treden met de afnemer. De ACM heeft hierop het ontwerpbesluit aangepast.

Redactioneel
  • 42. Netbeheer Nederland maakt over het ontwerpbesluit enkele redactionele opmerkingen.

Oordeel van ACM
  • 43. De ACM is van oordeel dat de voorgestelde wijzigingen juist zijn en neemt deze over.

4.3 VEMW

  • 44. De ACM heeft op 3 december 2019 een zienswijze over het ontwerpbesluit ontvangen van VEMW. De ACM gaat hieronder puntsgewijs in op de verschillende onderdelen van deze zienswijze.

Vastleggen eisen in Aansluit- en transportovereenkomst
  • 45. VEMW geeft aan dat in deze codewijziging bepaalde eisen niet in de technische codes maar in de aansluit- en transportovereenkomst worden vastgelegd. Zij is van mening dat dit tot rechtsongelijkheid leidt tussen partijen die al dan niet een aansluit- en transportovereenkomst hebben ondertekend. VEMW acht dit voorstel in strijd met het principe van non-discriminatoire behandeling zoals o.a. volgt uit artikel 6, derde lid letter a van de NC DCC. Volgens VEMW volstaat het om deze waarden op te nemen in een schriftelijke overeenkomst.

Oordeel van ACM
  • 46. Over de vraag welke voorwaarden wel en welke niet in de technische codes moeten worden opgenomen, is de ACM van oordeel dat alleen algemene eisen in de technische codes worden vastgelegd. Voor aansluiting-specifieke eisen, of eisen die voor een bepaald netgebied gelden, is dit niet wenselijk omdat dan alle aansluitingen aan strenge eisen moeten voldoen, terwijl dit niet nodig is. Deze eisen moeten daarom in de aansluit- en transportovereenkomst worden opgenomen. Hierdoor kan er ook geen sprake zijn van rechtsongelijkheid tussen aangeslotenen die wel over een aansluit- en transportovereenkomst beschikken en aangeslotenen die daar niet over beschikken. De ACM is van oordeel dat hier in het codevoorstel in voldoende mate rekening mee is gehouden. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

Onduidelijkheid van de kwalificatie van nieuwe aansluiting
  • 47. VEMW geeft aan dat er onzekerheid bestaat over de kwalificatie van een nieuwe aansluiting onder de definitie van de NC DCC. Een gevolg daarvan is dat een wijziging in de technische capaciteit van een aansluiting, vanaf een bepaalde significantiedrempel, tot gevolg kan hebben dat een bestaande aansluiting vervalt en dit een nieuwe aansluiting zoals bedoeld in de NC DCC wordt. VEMW is van mening dat de NC DCC zo moet worden gelezen dat een wijziging van de gecontracteerde capaciteit niet kan leiden tot het vervallen van een oude aansluiting en het realiseren van een nieuwe aansluiting, en de toepassing van daarbij behorende verplichtingen.

Oordeel van ACM
  • 48. De ACM stelt vast dat op grond van artikel 4, eerste lid, van de NC DCC, de eisen uit deze Verordening in beginsel niet van toepassing zijn op bestaande verbruiksinstallaties. Wel is het een lidstaat toegestaan om eisen uit de NC DCC ook van toepassing te verklaren op bestaande verbruiksinstallaties. Uit het gewijzigde artikel 14.6, eerste lid, van de Netcode elektriciteit blijkt welke eisen uit de Netcode elektriciteit niet van toepassing zijn op bestaande verbruiksinstallaties. De ACM stelt vast dat het daarmee duidelijk is aan welke eisen bestaande verbruiksinstallaties moeten voldoen. De ACM heeft in het openbaar besluit11 van 27 november 2018 bepaald dat verbruiksinstallaties als bestaand worden beschouwd wanneer deze voor 18 augustus 2019 met het elektriciteitsnetwerk verbonden waren. In datzelfde besluit is ook bepaald dat verbruiksinstallaties waarvoor een koopovereenkomst is afgesloten tussen 7 september 2018 en 18 augustus 2019, ook als bestaand worden beschouwd. Alle overige verbruiksinstallaties worden beschouwd als nieuw. De ACM stelt vast dat het daarmee duidelijk is wanneer een verbruiksinstallatie als bestaand wordt beschouwd.

  • 49. In artikel 15.2 worden met dit besluit de regels vastgesteld die gelden wanneer een bestaande verbruiksinstallatie wordt gewijzigd. Hierin wordt geregeld dat, in het geval van renovaties en modificaties van een bestaande verbruiksinstallatie, de netbeheerder in overleg met de aangeslotene vaststelt in hoeverre aan de eisen uit de NC DCC kan worden voldaan. De ACM is van oordeel dat alleen een wijziging van het gecontracteerde vermogen van een aansluiting geen reden is om een bestaande aansluiting aan de eisen die volgen uit de NC DCC te laten voldoen. Daarvoor moet er tenminste sprake zijn van een renovatie of een modificatie van de aansluiting of de verbruiksinstallatie. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

Artikel 4.2, eerste lid; spanningsbereik en tijdsperiode
  • 50. VEMW maakt bezwaar tegen het voorgestelde spanningsbereik en tijdsperiode waarbinnen een verbruiksinstallatie binnen een vastgesteld spanningsbereik met het net verbonden moet blijven, zoals vastgelegd in artikel 4.2, eerste lid. VEMW geeft aan dat de maximale spanningswaarden van 1,118 en 1,15 pu volgen uit bijlage II van de NC DCC. De waarde van 1,15 pu bij een spanningsniveau van 150kV betekent volgens VEMW dat de spanning maximaal 172,5 kV mag bedragen. VEMW geeft aan dat standaardapparatuur in Nederland op dit spanningsniveau een toegekende spanning van maximaal 170kV heeft. Dit is tevens de maximale spanning waar de apparatuur langer dan 1 minuut aan mag worden blootgesteld. Volgens VEMW zal dit in het geval van een modifictie of renovatie van een bestaande aansluiting of installatie tot de volgende problemen leiden:

    • a. Alle bestaande componenten die niet kunnen voldoen aan het gestelde spannings-tijdsbereik moeten worden vervangen. Ook wanneer deze componenten geen onderdeel uitmaken van de modificatie en nog niet zijn afgeschreven.

    • b. Daardoor zullen aangeslotenen met een bestaande aansluiting een prikkel hebben om investeringen uit te stellen.

    • c. Het gelijke speelveld tussen nieuwe en bestaande aansluitingen wordt aangetast, omdat een nieuwe aansluiting aan een strenger spannings-tijdsbereik moet voldoen dan een bestaande aansluiting. Er wordt volgens VEMW een investeringsdrempel opgeworpen waardoor het voorstel niet voldoet aan de non-discriminatievereiste.

    VEMW geeft tenslotte aan dat het voorgestelde tijdsbereik de zwaarst mogelijke norm bedraagt, namelijk 60 minuten. Dit in plaats van het mogelijke minimum van 20 minuten.

Oordeel van ACM
  • 51. De ACM stelt in de eerste plaats vast dat op grond van artikel 3, eerste lid onderdeel a, van de NC DCC, de eisen uit artikel 4.2 alleen van toepassing zijn voor aansluitingen met nieuwe verbruiksinstallaties. De ACM is van oordeel dat er bij het ontwerp van nieuwe verbruiksinstallaties in voldoende mate rekening kan worden gehouden met het voorgestelde spannings-tijdsbereik uit deze codewijziging. Bij bestaande aansluitingen hoeft alleen aan het gestelde spannings-tijdsbereik te worden voldaan wanneer er sprake is van een renovatie of modificatie van de verbruiksinstallatie. De ACM stelt vast dat in artikel 15.1, tweede lid, van de Netcode elektriciteit is bepaald dat bij de beoordeling of in dit soort situaties moet worden voldaan aan de nieuwe eisen, in overleg tussen netbeheerder en aangeslotene wordt bepaald in hoeverre de aansluiting of installatie moet voldoen aan de nieuwe eisen uit de Netcode elektriciteit. De ACM is van oordeel dat het feit dat nieuwe aansluitingen aan andere eisen moeten voldoen dan bestaande aansluitingen in beginsel niet discriminerend is. Wanneer nieuwe aansluitingen redelijkerwijs kunnen voldoen aan nieuwe regels, acht de ACM dit doelmatig. Doordat men bij een nieuwe aansluiting op voorhand kan voldoen aan de nieuwe regels, vindt de ACM deze aansluitingen ook niet vergelijkbaar met bestaande aansluitingen. Daardoor mogen er voor nieuwe aansluitingen ook andere regels gelden dan voor bestaande aansluitingen. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

Artikel 4.4, eerste lid; blindvermogen-eisen
  • 52. VEMW geeft aan dat de voorgestelde blindvermogen-eisen in artikel 4.4, eerste lid, in strijd zijn met het principe dat de netbeheerder verantwoordelijk is voor de blindlasthuishouding. Dit volgt volgens VEMW uit artikel 3.9 van de Tarievencode elektriciteit. De aangeslotene betaalt de netbeheerder conform artikel 3.9.1 voor het faciliteren van de blindlasthuishouding. Volgens VEMW worden door het ontwerpbesluit deze gesocialiseerde kosten onterecht geïndividualiseerd. Dit druist in tegen de verdeling van taken zoals volgt uit de tarievencode, waardoor een taak van de netbeheerder tot een probleem voor de aangeslotene wordt. Het huidige vereiste voor aangeslotenen is begrensd op 0,85 maal de arbeidsfactor, zowel inductief als capacitief. Verschillende aangeslotenen beschikken over verbruiksinstallaties die uitsluitend aan de huidige 0,85 eis kunnen voldoen en door deze wijziging zullen moeten investeren in compensatietechnieken achter de aansluiting. Het vasthouden aan de huidige grens van 0,85 zou daarmee voor aangeslotenen aanzienlijke kosten besparen. De keuze voor het aanhouden van 0,9 maal de arbeidsfactor in het ontwerpbesluit vereist een onderbouwing, omdat ook dit leidt tot discriminatie.

Oordeel van ACM
  • 53. De ACM is van oordeel dat artikel 4.4, eerste lid, niet in strijd is met het beginsel dat de netbeheerder verantwoordelijk is voor de blindvermogenshuishouding in zijn netwerk. De netbeheerder is er voor verantwoordelijk dat het blindvermogen zodanig gecompenseerd wordt dat het spanningsniveau op de aansluitingen voldoet aan de eisen. Dit betekent alleen niet dat er voor aangeslotenen geen eisen hoeven te gelden over de opname of de levering van blindvermogen op de aansluiting. De ACM stelt vast dat er door de codewijziging strengere blindvermogen-eisen voor verbruikersinstallaties gelden in vergelijking met de oude voorwaarden. De ACM maakt uit het voorstel op dat deze eisen een gevolg zijn van het feit dat er door de toename van duurzame productiemiddelen minder blindvermogen-compensatie beschikbaar is dan in het verleden het geval was. De ACM vindt het doelmatig om dit voor een deel op te lossen door bij afnemers een zwaardere eis voor de arbeidsfactor neer te leggen. Zoals eerder al aangegeven zijn de nieuwe eisen van de Netcode elektriciteit alleen van toepassing op nieuwe aansluitingen en verbruiksinstallaties. Bij het ontwerp van de verbruiksinstallatie kunnen aangeslotenen rekening houden met deze nieuwe strengere eisen. Voor bestaande aansluitingen en verbruiksinstallaties blijven de oude eisen van toepassing, waarbij een arbeidsfactor van 0,85 geldt.

  • 54. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassingen van het ontwerpbesluit.

Artikel 4.4, tweede lid; afwijkende blindvermogen-eisen
  • 55. VEMW geeft aan dat artikel 4.4, tweede lid, aangeslotenen geen rechtszekerheid biedt wanneer zij willen afwijken van de voorgestelde waarden. Volgens haar moet eenduidig worden opgenomen onder welke voorwaarden een aangeslotene recht heeft op het afwijken van de voorgestelde waarden. Uit artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de NC DCC volgt volgens haar dat de aangeslotene recht heeft om te mogen afwijken indien technische of financiële systeemvoordelen kunnen worden aangetoond die door de transmissiesysteembeheerder worden geaccepteerd. Het is voor de rechtszekerheid van aangeslotenen, en om te kunnen voldoen aan het non-discriminatievereiste, van belang dat is vastgesteld onder welke voorwaarden een transmissie systeembeheerder deze afwijking zal accepteren.

Oordeel van ACM
  • 56. De ACM stelt vast dat blindvermogen-compensatie altijd een lokaal karakter heeft. Deze lokale omstandigheden maken dat het op voorhand niet mogelijk is om specifiek vast te leggen onder welke voorwaarden kan worden afgeweken van de voorwaarden uit de Netcode elektriciteit. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een wijziging van het ontwerpbesluit.

Artikel 4.8; rechtsongelijkheid simulatiemodellen
  • 57. VEMW maakt bezwaar tegen de eis in artikel 4.8 van de Netcode elektriciteit dat de simulatiemodellen worden opgenomen in de aansluit- en transportoverkomst. VEMW is van mening dat deze eisen moeten worden uitgewerkt en als bijlage aan de Netcode elektriciteit worden toegevoegd. Volgens haar is daardoor de juridische status duidelijk en is de inhoud kenbaar. Door deze simulaties op aansluitniveau te bepalen en eisen in de aansluit- en transportoverkomst op te nemen, vindt VEMW dat er risico bestaat op een rechtsongelijkheid tussen aangeslotenen en dat de eis daarom discriminatoir is.

Oordeel van ACM
  • 58. De ACM maakt uit het voorstel van Netbeheer Nederland op dat de details van de simulatiemodellen altijd locatie-specifiek zijn. Als gevolg daarvan is het niet mogelijk om hierover algemene eisen op te stellen en deze eisen vervolgens op te nemen in de Netcode elektriciteit. De ACM vindt het daarom juist om de details van de simulatiemodellen op te nemen in de aansluit- en transportovereenkomst. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

Artikel 4.9, eerste lid; waarde frequentiegradiënt
  • 59. VEMW vindt het onduidelijk waarop de waarde van de frequentiegradiënt van 2 Hz in artikel 4.9, eerste lid, van de Netcode elektriciteit gebaseerd is. Deze nieuwe eis is door de netbeheerders in het ontwerpbesluit of de bijlagen niet onderbouwd. Hiertoe wordt enkel verwezen naar de mogelijkheid die uit de NC DCC volgt voor de TSB om deze waarde te specificeren. Zonder onderbouwing is ook hier sprake van een onnodige drempel voor nieuwe aangeslotenen.

Oordeel van ACM
  • 60. De ACM stelt vast dat alleen nieuwe verbruiksinstallaties aan deze waarde van de frequentiegradiënt hoeven te voldoen. Als gevolg van deze eis moeten nieuwe verbruiksinstallaties met het netwerk verbonden blijven tot een waarde van de frequentiegradiënt van 2 Hertz per seconde. Bestaande verbruiksinstallaties hoeven niet aan deze eis te voldoen. De ACM stelt vast dat er geen voorbeelden van nieuwe verbruiksinstallaties kunnen worden genoemd die problemen hebben om met het net verbonden te blijven bij deze waarde van de frequentiegradiënt. Er kan vanuit worden gegaan dat nieuwe verbruiksinstallaties redelijkerwijs in staat moeten zijn om aan de eis te voldoen. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

Artikel 4.9, tweede lid; vraagsturing
  • 61. VEMW geeft aan dat in artikel 4.9, tweede lid, van de Netcode elektriciteit wordt verwezen naar een overeenkomst waarin de afspraken worden vastgelegd met de aangeslotene of met de partij die vraagsturing aanbiedt. Volgens VEMW is het onduidelijk welke overeenkomst hier bedoeld wordt.

Oordeel van ACM
  • 62. De ACM stelt dat artikel 4.9, tweede lid, van de Netcode elektriciteit gaat over de eisen die gelden voor partijen die vraagsturing aanbieden aan de netbeheerder van het landelijk elektriciteitsnet. Doordat deze afspraken niet gelden tussen de regionale netbeheerder en de aangeslotene, maar tussen de landelijk netbeheerder en de aangeslotene, ligt het niet voor de hand om deze afspraken in de aansluit- en transportovereenkomst vast te leggen. Omdat de aansluit- en transportovereenkomst in niet alle gevallen met de landelijke netbeheerder wordt afgesloten, is het naar het oordeel van de ACM verstandig om deze afspraken afzonderlijk vast te leggen. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

Artikel 4.9; dubbele nummering
  • 63. VEMW geeft aan dat als gevolg van het ontwerpbesluit artikel 4.9 twee keer voorkomt in de Netcode elektriciteit.

Oordeel van ACM
  • 64. De ACM stelt vast dat artikel 4.9 twee keer voorkomt. De ACM is van oordeel dat dit onjuist is en heeft daarom het tweede artikel 4.9 vernummerd naar artikel 4.10.

’s-Gravenhage, 16 juli 2020

De Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid


X Noot
1

Verordening (EU) 2016/1388 van de commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een Netcode voor aansluiting van verbruikers.

XNoot
*

Kenmerk: BR-2018-1418.

X Noot
2

Datum: 8 november 2019

X Noot
3

Datum: 28 november 2019

X Noot
4

Kenmerk: E19b16, datum, 3 december 2019

X Noot
5

Kenmerk: BR-2019-1665, 29 november 2019

X Noot
6

Kenmerk: ACM/UIT/525746

X Noot
7

Kenmerk: BR-2020-1711

X Noot
8

Kenmerk: BR-2019-1631

X Noot
9

Zoals bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/1535 van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

X Noot
10

ENTSO-E guidance document for national implementation for network codes on grid connection: "Demand Response – System Frequency Control", 11 October 2017.

X Noot
11

Openbaar besluit als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de RfG Verordening en artikel 4, tweede lid, van de DCC Verordening RfG Verordening

Naar boven