Beleidsregel van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 25 juni 2020, nr. WJZ/19298421, in verband met het vervoer van dieren bij buitentemperaturen van ten minste 35 graden Celsius (Beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van Verordening (EG) 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005, L 3);

Besluit:

Artikel 1

Het vervoeren of laten vervoeren van dieren geschiedt in ieder geval op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005, L 3) indien het vervoer plaatsvindt bij een buitentemperatuur van ten minste 35 graden Celsius met een vervoermiddel dat niet is uitgerust met een actief koelingssysteem.

Artikel 2

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel diertransport bij hoge temperaturen.

Artikel 3

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 25 juni 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze beleidsregel wordt voor de situatie van vervoer bij hoge temperaturen een invulling gegeven aan het begrip 'vervoeren of laten vervoeren van dieren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent' uit artikel 3 van Verordening (EG) 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005, L 3) (hierna: transportverordening). Vervoer van dieren onder warme weersomstandigheden kan leiden tot hittestress en lijden en daarmee tot overtreding van dit verbod. Deze beleidsregel legt vast dat dit bij een buitentemperatuur van 35 graden of meer altijd het geval is. Deze beleidsregel is van toepassing op alle transporten in Nederland, ook wanneer zij afkomstig zijn uit een ander land of onderweg zijn naar een ander land.

2. Gevolgen hoge temperaturen voor dierenwelzijn

Onderzoek naar welzijnsrisico’s in relatie tot de temperatuur en luchtvochtigheid1 toont aan dat bij de in Nederland gangbare luchtvochtigheid, een omgevingstemperatuur van ten minste 35 graden altijd een groot risico op welzijnsproblemen geeft. Deze onderzoeken betreffen niet specifiek vervoer. Bij het vervoer van dieren is het risico op lijden van dieren bij warme omstandigheden nog groter om twee redenen. Ten eerste veroorzaakt het laden en transport extra activiteit, vaak gepaard met een stressreactie van dieren. Dieren zijn daardoor sneller verhit. Ten tweede staan dieren tijdens vervoer in het vervoermiddel dichter op elkaar ten opzichte van de situatie op stal, met minder ruimte boven de dieren voor de noodzakelijke ventilatie waardoor ze hun lichaamswarmte minder goed kwijt kunnen. Om bovengenoemde redenen is het daarom gerechtvaardigd om te stellen dat vervoer van dieren bij buitentemperaturen van 35 graden en hoger bij de in Nederland gangbare luchtvochtigheid altijd een groot risico op onnodig lijden oplevert.

Met deze beleidsregel wordt verduidelijkt dat vervoer van dieren vanaf een buitentemperatuur van 35 graden in ieder geval niet mag plaatsvinden. Dat neemt niet weg dat ook bij buitentemperaturen onder de 35 graden onnodig lijden als gevolg van hittestress kan optreden bij dieren die worden vervoerd. Dat risico is volgens het eerder genoemde onderzoek en andere wetenschappelijke rapporten, zoals die van de Europese Food Safety Authority (EFSA)2, zeker aanwezig. De NVWA voert, zoals beschreven in het Nationaal plan voor veetransport bij extreme temperaturen3, vanaf 27 graden in De Bilt extra controles uit en treedt handhavend op als er sprake is van hittestress en lijden van dieren door het vervoer onder warme omstandigheden, en daarmee van overtreding van artikel 3 van de transportverordening.

3. Planning door organisator van vervoer

De transportverordening benadrukt dat een goede planning van belang is voor het vervoer van dieren. Artikel 5.3 schrijft voor dat organisatoren van het vervoer van dieren er voor elk transport voor dienen te zorgen dat het welzijn van de dieren niet in het gedrang komt door onvoldoende coördinatie van de verschillende onderdelen van het transport en dat rekening wordt gehouden met de weersomstandigheden. Er moet dus anticiperend worden gehandeld. Dat wil zeggen dat een diertransport in ieder geval beter niet kan plaatsvinden als er een risico is dat een transport onderweg in een situatie komt dat de buitentemperatuur 35 graden of hoger is. Ook bij verwachtingen van temperaturen onder de 35 graden moet, gezien de kans op welzijnsproblemen bij die temperaturen, goed overwogen worden of een transport doorgang kan vinden.

Vindt een transport toch plaats bij buitentemperaturen van 35 graden of hoger, dan is het voor het welzijn van de dieren belangrijk dat het transport niet lang wordt opgehouden en indien nodig naar een geschikte plaats wordt geleid waar de dieren uitgeladen en ondergebracht kunnen worden. Dat in die gevallen het vervoer dus – zo beperkt mogelijk – wordt voortgezet, laat uiteraard onverlet dat sprake is van een overtreding van artikel 3 van de transportverordening en derhalve handhavend zal worden opgetreden.

4. Vervoermiddelen met een koelsysteem

Omdat het uiteindelijk om de omstandigheden voor de dieren in het transportmiddel gaat, geldt deze beleidsregel alleen voor wagens die niet zijn voorzien van een actief koelsysteem. De aanwezigheid van (mechanische) ventilatie is onvoldoende om aan te kunnen nemen dat er sprake is van een koelsysteem in de zin van deze beleidsregel, omdat met ventilatie warme buitenlucht naar binnen wordt geblazen. Dit is wellicht aangenamer voor de dieren, maar de temperatuur bij de dieren zal niet worden verlaagd, waardoor het risico op lijden ongewijzigd blijft. Vooral tijdens momenten dat de veewagen stil komt te staan, bij mogelijke files of rusttijden van de chauffeur, loopt de hitte in wagens zonder actieve koeling snel op en dat wordt met ventilatie niet voorkomen. Diertransporten die vanwege de aanwezigheid van een actief koelsysteem niet onder deze beleidsregel vallen, moeten uiteraard nog steeds voldoen aan de bepalingen van de transportverordening, wat onder meer inhoudt dat de dieren tijdens het vervoer geen onnodig letsel of lijden berokkend mogen worden.

5. Regeldruk

Deze beleidsregel heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

6. Notificatie

Ter voldoening aan richtlijn 2015/1535 (notificatierichtlijn) is de ontwerpregeling genotificeerd bij de Europese Commissie onder nummer 2020/0129/NL. Gedurende de zogeheten notificatietermijn van drie maanden zijn er door de Europese Commissie of andere lidstaten geen opmerkingen geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Xin, Hongwei, and Jay D. Harmon. ‘Livestock Industry Facilities and Environment: Heat Stress Indices for Livestock.’ (1998).

X Noot
2

EFSA, 'Scientific Opinion Concerning the Welfare of Animals during Transport', EFSA J., vol. 9, no. 1255,

Naar boven